No. 43. Woensdag 30 Mei 1906. 3e Jaargang. Wees U Zelf! Liberaal Orgaan voor Amersfoort en Omstreken. Uitgave van de Vereeniging „DE EEMLANDER". De Liberale Leer. FEUILLETON. Dolende Ridder. Verschijnt Wienadagt en Zaterdags. DE EEMLAKDER. Bureau Ilendrik van Viandenstraat 28. Abonnementsprijs Per jaarf 3.00 Franco per post- 3.50 Per 3 maanden- 0.75 Franco per post- 0.90 Prijs der advcrteutiön Van 1 tot 5 regels0.40 voor iederen regel meer0.08 (Bij abonnement aanmerkelijke korting.) i. De heer Léon Paschol heeft in La Flandre Libérale een artikel geschreven over bovenstaand onderwerp, waarvan het Vaderland de volgende vertaling geeft Onder de gezichtspunten, waaronder zich de strijd tusschen partijen voordoet, is er een, dat in menig opzicht een diepgaander en langduriger belang aan biedt, dan ieder ander. "VVe meeuen nl. het conflict tusschen de leerstelsels, welke die partijen vertegenwoordigen. De Ouden wisten te verhalen, dat de goden in de wolkeu 6treden, terwijl op de aarde de legerscharen der volkeren slag leverden een god die triumpheerde, kende ook aan zijn volk de overwinning toe. Evenzoo is het in den strijd der par tijen. Boven de twisten der partijen staan de elkander tartende en bevechtende leerstelliugen. De kracht van een leer hangt af van het overwicht, dat deze in staat is te oefenen op de gevoelens en het verstand der menschen. Er bestaat een liberale leer, een ultramontaansche en een socialistische. De geschiedenis van een politieke leer vindt steeds haar verklaring in de ge schiedenis van de philosophische leer, waaraan zij nauw verwant is. Eenmaal verklaard wat een leer is, behoort men te zeggen wat haar belang rijkheid is. Geen leer, geen partij. Het essentieele van de partij is het hebben van 'n regeeringsprogram. Dit program is slechts dan afdoende, wanneer het gegrond is op beginselen, die het moge lijk maken van elders alle vraagstukken op te lossen, en niet alleen de oecono- mische vraagstukken, die door hun dringend karakter het belangrijkst schij nen te zijn, maar alle problemen, die zich kunnen voordoen, welke ook. Zonder geldige leer geen chefs. Zij marcheeren aan het hoofd hunner troepen, maar dan is het ook noodig, dat ze weten, welke Als men in de uitgaande wereld wil behagen moet men genegen rijn zieh vele dingen die men reeds weet, te laten leeren door lieden die ze niet weten. Uit het Engelsch van EDNA LYALL. 41.) „Er is nn niets meer aan voor mij, Signor," zeide de oude man. „Zij eindigde voor mij met uw dood. Ik zal mijn boot aan de Piliero nemen en naar huis roeien." „Dan wandel ik een eindje met je mee", zeide Carlo. En met Piale ter andere zijde, wan delden zij op. Hij dronk met diepe tuigen de koele nachtlucht en met een onmiskenbare verluchting gevoel de hij, dat de ellende, die hij had doorleefd, niet in werkelijkheid be stond. Nooit te voren had hij zijn hoop zoo wegen in te slaan, welk doel te bereiken. Zonder leerstelsel geen chefs, zonder chefs geen partij. Wij zullen hier niet trachten te ont wikkelen het program van de nieuwe liberale partij, zooals die zich in zijn eenheid heeft geconstitueerd, maar de beginselen, waarop dat program berust, en de leer, waarvan die beginselen op hun beurt den grondslag vormen. Men kan zich de liberale leer niet duidelijk verklaren dan in tegenstelling met de ultramontaansche en de socialistische leer. Wij zullen eerst die laatste geven; door contrast met hun gebrekkigheid en hun nietigheid zal met nog meer helder heid blijken hoe aannemelijk en gezond de beginselen zijn, waarop hot liberalisme steunt. De ultramontaansche leer is geheel en al gebouwd op een opvatting van den mensch, die misschien vroeger gangbaar was, maar waartegen zich heden ten dage de moderne geest verzet. De mensch zou, van nature, een wezen zijn, ontbloot van het heldere doorzicht, dat noodig is om de waarheid te kunnen ontdekken en niet in staat in zijn zwakheid de heerschappij van het recht in te stellen. Het geluk der schepselen ligt in hun gehoorzaamheid aan een goddelijke wet, die door de Kerk wordt voorgeschreven. In onderworpenheid aan de Kerk, moeten zij hunne rechten afstaan en zelfs is dit woord nog van onpas, aangezien zij eigenlijk heelemaal geen rechten bezitten. Beroofd van de macht, die zij vroeger had, moet de ultramontaansche partij de vrijheden, die de volkeren zich genomen hebben, wel erkennen, zonder ze even wel aan te nemen. Onwrikbaar trouw aan het beginsel van het theologisch gezag en van het goddelijk recht, dat er uit voortvloeit, heeft deze partij geen ander doelwit dan in haar voordeel aan te wenden de vrijheden, die eens zoo duur verkregen waren, en dat met het plan om daarvan een slaafsch werktuig te maken en daarop |haar vervallende gevoelen herleven als toen hij, na af scheid van Florestano te hebben geno men met Piale naar de Mercadante terugwandelde. Hij had wanhoop, don kerheid en mislukking achter zich, zij schenen met Valentino gestorven te zijn terwijl in zijn binnenste een bran dend verlangen bijna een zekerheid verrees, dat zijn werk niet ijdelzou zijn, dan Nita zou worden gered. Francesca scheen weer tot hem te zeg gen „Pazienza! Pazienza! terwijl 't eerste wat hij bij zijn binnentreden in den schouwburg hoorde 't engelenkoor was, met hunne zilveren toonen van „E salva!" Toen het eindkoor „Christo risuscito," was weggestorven, hoorde hij onder 't luide handgeklap luide kreten om „Donati," en met dat wat de. Italianen noemen „uni stretta al cuore!" leidde hij Anita voor het scherm en ontving weer de toejuichingen van zijne mede burgers. Achter 't scherm waren zelfs de timmer lieden en tooneelknechts verlangend hem geluk te wenschen; Marioni, de kapelmeester, was bereid hem een eeuwige vriendschap te zweren, Morlino keek hem goedmoedig aau; Piale stortte tranen van geluk en 't was beslist dat Carlo gedurende den eersten tijd de afgod zijn zou van het Napolitaanschc publiek. Der. volgende namiddag las hij de berichten over zijn optreden in Enrico's macht weder op te bouwen. In haar naaktheid daargesteld open baart zich deze leer als gedrochtelijk en ongerijmd. Toch is het deze leer, die de Kerk met een onbegrensde hard heid handhaaft. De plaatsing op den index laatstelijk van de werken van den ambt Loisy en van Santo de Fogazzaro toont, dat zij niet jle minste inbreuk op het beginsel van het theologisch gezag duldt. Maar deze theologische leer beperkt zich niet tot vragen van geloof of van dogma, maar strekt haar gevolgen uit tot alle domeinen van wetenschap en denken. Van dit moment aan is 't voor de ultramontaansche partij van belang ge leorde instellingen te bezitten, universi teiten waar de leer zal worden uitge werkt, ontwikkeld aan den dag gebracht, ja, als 't ware toegepast als een beginsel van leering op de geheele wetenschap. Deze ondankbare taak, welnu ze wordt vervuld door de Katholieke universiteiten, met een bewonderenswaardigen ijver en nauwgezetheid. Op 't terrein van onder vinding zijn natuurlijk geen controversen. Maar zoodra er zich uit een wetenschap meeningen kunnen ontwikkelen, die het gebouw van geopenbaard geloof en waar heid in gevaar brengen, ziet men de ultramontaansche wetenschap zich be ijveren de slagen af te weren, die on ophoudelijk do critische twijfel en het vrije onderzoek aan dat gebouw toe brengen en het dreigen te ondermijnen. De mannen, die dit onderwijs hebben genoten, verbreiden de leer weder om zich heen. Zoo verspreidt zij zich juist in die klassen van de maatschappij, van waar initiatief en invloed uitgaan. Naast dit hooge onderwijs, dat de voorvechters en leiders der partij moet vormen, staan nog de ontelbare; scholen de colleges. Zij gebruiken de lichtgeloovigheid van de jeugd, leggen beslag op de gevoelens en vormen later het verstand, De mensch wordt niet opgevoed in 't belang der maatschappij, noch in z'n eigou belang, kantoor, zijn vriend riep met een cynische lach uit. „Ge zult je hoofd uog ver liezen met je triomf." Eu toen zag Carlo plotseling alles weer wat hij had opgegeven. Hij was te eenvoudig, te door en door eerlijk, om zijn kunstenaarssucces niet ten volle te gemeten, doch hij dacht bij zichzel- ven dat er geen vrees behoefde te bestaan, dat de man, die Francesca Britton verloren had, verblind zou wor den door 't genot van openbare toe juichingen. ZEVENTIENDE HOOFDSTUK. Een afscheid. Het zomerseizoen in de Mercadante was voorbij. Piale en Merlino waren zeer tevreden met de uitkomsten, en de Napolitanen spraken over niets anders dan over hunnen nieuwen bariton. Zij waren met recht trots op hein en waren verstoord toen zij hoorden, dat hij hen voor een onbepaalden tijd ging verlaten. Carlo had gedurende die reeks van voor stellingen hard gewerkt, en was opge treden als Rigoletto, als graaf Rodolpho, als Plunketto, als Wilhelm Feil, als Enrico, als Figaro in de „Barbiere," als de graaf di Luna en tweemaal in zijn geliefde rol als Valentino. Het was met een weemoedig gevoel, dat hij op den morgen na zijn laatste optreden ontwaakte, bij de herinnering dat hij in maar met 't eenige doel om de leer zoo in hem te doen wortelen dat zij een iutegreerend bestanddeel worde van zijn persoon. Octave Hirbeau in Sebastien Roch, Ebtaunié in l'Empreinte, Marcel Prévost in Le Scorpion, hebben aange toond, tot welk een geestesverslapping, tot welk een verlaging van karakter deze handelwijze leiden moet. Maar wat doen die ongelukkige resul taten er toe, welke dat onderwijs voort brengt, als 't maar gewillige recruten verschaft en als 't maar geduchte troepen kan vormen. De ultramontaansche partij waakt mot des te: moer jaloezie over deze troepen, daar juist enkel eu alleen in do tucht over die scharen het geheim schuilt van haar macht. De ultramontaansche partij heeft, haar leer stempelende tot ecne van strijd, tot 'n aanvallend wap :n tegen den modernen geest, de godsdienstige gevoelens geëx ploiteerd. Bestaat er grond voor do klacht, dat de godsdienst, dien zij zelf heeft ont heiligd door haar in den strijd te halen, er mede beleedigd wordt? God liad vreemd moeten blijven aan strijdvragen, waar Hij niet mee te maken heeft. Herbert Spencer heeft oen vergelijk getrof fen tusschen wetenschap en godsdienst door de grenslijn te trekken, aan weerszijden waarvan ieder zich te houden heeft. Waarom zou dit vergelijk zich niet ver wezenlijken op het gebied van de poli tiek, waar dezelfde beginselen aanwezig en in conflict met elkaar zijn? Maar zoo heeft de ultramontaansche partij het niet gewild. De inmenging van de geeste lijkheid, van den hoogeu dignitaris tot aan den nodcrigen kapelaan, 'n inmen ging, die openlijk en m 't openbaar ge schiedt, heeft den politiekcn strijd in een godsdienststrijd veranderd. In 1863 heeft de Katholieke partij den ultramon- taanschen en clericalen weg ingeslagen door den oorlog te verklaren aan de moderne vrijheden en op haar program eischen te schrijven, die de oeconouiische langen tijd niet zou zingen voor een gehoor van stadgenootcn. Gigi, die de vervelende gewoonte had om zeer vroeg wakker te worden, had zich ecu poosje met do bloemen en kransen, die op de tafel lagen vermaakt en trachtte nu, op den randjvan het bed zittend, zich met een der lauwerkransen te kronen, die zijn pogingen echter voortdurend te leur stelde door in zijn nek te zakken. „'t Komt er niet op aan, Gigi", zeide Carlo lachend. „Ilij is te groot voor ons beiden. Wij moeten nog in onze kronen groeien." „Gaven ze die aan u, gisteravond? Wat zijt gij gelukkig! Ik wcnschte wel, dat men mij zulke fraaie zaken toe wierp." „Ik werp ze u toe," zeide Carlo de trofeëen féén voor één naar hot kind slingerend. Gigi lachte van pret. Zullen zij u altijd zooveel geven, deukt ge? vroeg hij angstig. „Neen, maak dus maar van de ge legenheid gebruik", zeide Caro, het kind behendig een krans om het hoofd slingerend. „Kransen en gecsdrift zul len wij buiten Napels wel niet ont moeten. Zuchtend herinnerde hij zich, dat dit de laatste dag in zijn vaderland was. Zijn hart werd bezwaard als hij er aan dacht, hoe lang het weer duren zou voor en zedelijke ontwikkeling der wereld lijke gemeenschap bedreigen. Heeft de liberale loer de deugden, die ze noodig heeft om do ultramon taansche partij te overwinnen, die sedert een zoo langen tijd regeert en waar we zooeven de leer van verkondigden? Ja. Die partij bestaat slechts door het wonderlijke van haar geestelijke en politieke discipline. Iedere geest, die zich verzet of den leiband verlaat, is een aanhanger verloren. In België hebben tactische handigheid, verkiezingsmanoeuvres, het vage vooroor deel dat zij de eenige partij was van zelfbehoud, de aantrekkelijkheid van de weldaden, die men van do machtheb benden verwacht, de laagheid van menig karakter en de momonteele verwarring der liberale ideeën, waarvan wij de voor bijgaande oorzaken zullen aantooncn, aan de ultramontaansche jpartij successen verschaft, waar we geen misbruik van zouden moeten maken; wat het is even gevaarlijk haar macht te over drijven als haar te onderschatten. Tegen de ultramontaansche loer zweren alle krachten, alle tendenties van den moder nen geest samen: aan het liberalisme om ze te concentreeren en te ordenen. Zoo de ultramontaansche leer berust op het priucipe van het theologisch ge zag, de liberale leer wordt bezield door 'n lijnrecht tegenovergesteld beginsel: het vrije onderzoek. Maar men zou gevaar loopen zich te vergissen wanneer men dat beginsel van vrij onderzoek hield voor een grondbe ginsel. Men kan het vrije onderzoek slechts begrijpen, wanneer men het be schouwt als liet onmiddelijk gevolg van de betrekkelijkheid dor wetenschappen of, indien men wil van liet betrekkelijk- hcidsbcginsel. dat aan de moderne weten schap ten grondslag ligt. Zoo is de formule van het vrije onder zoek zinledig, wanneer die zonder meer bevestigd wordt zonder te steunen op dit feit, dat, aangezien niemand, door den hij den voet weer op vaderlandschc bodem zou zetten en hij begon te be denken wat hij wel doen zou dien laatstcn dag. Nita had beloofd met haai man een van diens bloedverwanten le Sorrento te gaan bezoeken daarom was hij geheel vrij om te doen wat hij wilde. Hij lag- na te deuken wat te doen, terwijl hij tegelijk keek naar het grappige kleine wezen in het andere bed, dat turschen bloemen en kransen rondsprong. „Kom!" zoo dacht hij. „"Voor mij is 't een droevige dag, ik zal trachten het een zonnige dag voor 't kind te maken." „Gigi, ik ga vandaag naar Pozzuoli zeide hij: „Gaat ge mee?" „Gigi sprong op en voerde een pas seul uit van vreugde. Een paar uur later hadden zij het bekende stadje bereikt met zijn onregel matige witte huizen, zijne talrijke anti- quiteitenverkoopers en zijn schilderach tig vervallen toestand. Carlo wandelde door de welbekende straten, zich als een geest gevoelend, die in zijn oud te huis is teruggekeerd. Nu en dan hield een voorbijganger hem staande en ondervroeg hem of wcnschte hem geluk, doc.li de terugkeer deed hem de scheiding met zijn ver leden des te meer zien. Gigi wilde gaarne een boot zien bouwen en zij vertoefden een poosje aan 't strand, toen

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1906 | | pagina 1