No. 55.
Woensdag 11 Juli 1906.
3e Jaargang.
Xdces U Zelf!
Liberaal Orgaan voor Amersfoort en Omstreken
Uitgave van de Vereeniging „DE EEMLANDER".
Het gemeentelijk
beheer.
FEUILLETON.
Dolende Ridder.
ZIONISTISCHE POLITIEK l).
DE EEMLANDER.
Verseliijut
IVoenwdag* en Zaterdags.
Itiii'cau
Heudrik van Viandenstraat 28.
Abonnementsi>ri|H
Per jaarf 3.00
Franco per post- 3.50
Per 3 maanden- 0.75
Franco per post- 0.90
I'rijN der ndvertcntieu
Van 1 tot 5 regels0.40
voor iederen regel meer0.08
(Bij abonnement aanmerkelijke korting.)
De burgemeester der residentie is een
zeer hoffelijk en tevens een zachtmoe
dig man. ik verdenk er hem dan ook
geen oogenblik van dat hij, een nieuw
lid gelukwenschende bij de intrede in
de Raadszaal, aan de. overige leden van
den Raad een spiegel heeft willen voor
houden, zooals de Haagsche bladen, die
met de samenstelling van den Gemeen
teraad der residentie niet dwepen, wel
hebben gemeend. Ik geloof eer, dat
de heer Sweerts de Landas, die eiken
dag ziet, hoe de gemeente zich hoe
langer hoe meer ontwikkelt tot een
hoogst belangrijk organisme, aan de
kiezers heeft willen voorhouden, dat
weldra de hoogste eischen nog niet hoog
geuoeg zullen zijn van de raadsleden en
wellicht aan 's Lands Regeering heeft
willen aanduiden, dat zij toch hare aan
dacht moge schenken aan een betere
regeling van de huishouding der groote
gemeenten.
„Waar de gemeentelijke inrichting",
zoo sprak burgemeester Sweerts, „waar
de gemeentelijke inrichting steeds meer
en meer in den werkelijken zin wordt
een gemeentelijke huishouding, daar
worden ook de eischen, welke aan de
Bestuurders te stellen zijn, steeds grootcr.
Zij moeten zijn bekwaam om de voor
stellen, die hun op zoo onderscheiden
gebied worden voorgelegd, te waardee-
ren en om, zoo noodig, zeiven voorstel
len te kunnen doen; zij moeten toewij
ding bezitten om den daartoe vereischten,
dikwijls veelomvattenden arbeid te
verrichten; zij moeten eindelijk en
zulks zeker niet in de laatste plaats
het karakter hebben om hun woord te
bepalen naar de waarde der voorstellen,
wel lettende op hetgeen daarover van
andere zijde wordt gezegd, doch niet
eenvoudig do ingebrachte adviezen vol
gende."
Weinig philosophic leidt tot een min
achten van geleerdheidveel tot een
waardeeren ervan.
Dit het Engelsch
van
EDNA LYALL.
52.)
Zij hadden nu den tuin verlaten, en
waren nu in t boschje. Sardoni wierp
zich op den grond onder een oude olm
boom.
„Zoudt ge willen, oude jongen?" vroeg
hij met gebroken stem.
Carlo wilde juist heengaan, toen 't
hem inviel dat hij zich „die eigenaardige
naam die Sardoni had genoemd niet meer
herinnerde.
„Het is dom van mij, doch ik kan
mij je naam niet te binnen bren
gen. Zeg 't nog eens en wat lang
zamer."
„Postlethwaijte," zeide Sardoni zonder
zich om te keeren.
Welke ontzaglijke eischen bij het
groote gebied, dat langzamerhand de
gemeentelijke huishouding bestrijkt.
Waar moet een gemeenteraadslid al-
zoo al verstand van hebben?
Van belastingleer en belasting-politiek,
van het beheer van industrieele onder
nemingen, van grondpolitiek, van ge
meentelijke administratie, van onderwijs,
van verkeerswezen, van ja, van wat
niet al.
Men zal misschien zeggen, dat als
het maar gelukt om cenige bekwame
mannen tot wethouders te kiezen, de
zaken nog zoo slechts niet zullen gaan,
want dat de Raadsvergaderingen dan
wel wat lang kunnen duren, maar het
gezond verstand der meerderheid toch
wel voor dwaasheden bewaart.
Inderdaad, bepaalde dwaasheden ge
beuren er in onze gemeentelijke huis
houdingen wellicht niet al te veel,
maar hoeveel is er niet nagelaten
Het ambt van wethouder is steeds ge
weest en nog grootendeels een eereambt
en men lean niet vergen, dat om do
veelal karige bezoldiging bekwame men-
6chen zich geheel aau dat ambt zullen
zullen geven, wanneer zij zonder eigen
fortuin zijn. De groote last van het
bestuur ligt derhalve op do ambtenaren
en de groote macht feitelijk bij de
hoofdambtenaren. Overkropt als deze
heeren dikwijls zijn met velerlei werk
zaamheden, mcerendecls reeds op een
leeftijd gekomen, waarop de eerste
kracht niet meer aanwezig is, mag men
als regel van hen ook geen élan
meer verwachten en zoo worden vele
gelegenheden verwaarloosd.
De financiën der groote steden weten
er van te spreken. Hoeveel is door
bouwgrondspeculanten gewonnen dooi
den uitleg onzer groote steden en
wie zal nu de verruiming van de binnen
stad moeten betalen door dien uitleg
noodig geworden? Wie moet de hoogere
onderwijskosten dragen, die het gevolg
zijn van den aanwas der bevolking.
„Posthelswaijtc," herhaalde Carlo met
moeite.
In spijt van zijn verdriet moest Sar
doni lachen.
„Ge wilt toch niet dat ik je zoo zal
noemen!" zeide Carlo, toen hij na veel
oefening en verbeteringen, eindelijk de
ware uitspraak had gevat:
„Neen, de naam is te halsbrekend
voor een Italiaan, en bovendien wil ik
bij den troep mijn incognito bewaren.
Maar 't moet ook niet meer Sardoni
zijn, noem mij Jack."
„Nog iets," zeide Carlo, voor hij
g'ng-
„Wat zal ik vragen?
„Vraag wanneer mijn vader heenge
gaan is, waarom en waarheen, maar
geef niet de reden voor uw vragen op.
Laat zo vooral niet merken, dat ge van
mij komt.
Carlo beloofde zijn best te zullen doen,
en het pad, hem door Sardoni aange
wezen volgend, kwam hij op 't kerkhof
en langs een muur in de dorpstraat.
Een oogenblik wist hij niet, wat nu
verder te doen en half bevreesd dat de
dorpelingen zoo'n onverstaanbaar patois
zouden spreken.
Hij ging echter kalm op een troop
groote jongens af, die stonden rond te
kijken en vroeg hen waar de koster
woonde. Hun dialect bracht hem in de
war, doch hij slaagde er in het huis uit
te vinden en het aardig tuintje met
Hoelang heeft men maar aldoor con-
cessiën uitgegeven, niettegenstaande al
te duidelijk was gebleken, dat het pu
bliek belang daarmede alles behalve
gediend was? Zou dit alles niet beter
ziju behandeld, indien men voor de
grooterc gemeenten oen ander beheer
had ingevoerd dan voor de kleine?
Is de wijze, waarop de gemeenten,
die zich, niettegenstaande de hooger-
geschecstc bezwaren, ontworsteld hebben
aan de concessies, hunne bedrijven
moeten beheeren, niet uit den booze?
Gaat het aan om het beheer van die
bedrijven eigenlijk in hoogste instantie
over te laten aan een wethouder, die
voor geheel iets anders was opgeleid,
met een commissie van raadsleden, die
wellicht van de industrie die het geldt,
niet de flauwste noties heeft?
Men zal mij antwoorden, dat bijna
allerwege de commercieele boekhouding
wordt ingevoerd, zoodat de Raad wol
dra overal de resultaten van het bedrijf
kan overzien en de deskundige directeur
toch steeds den grootsten invloed op
de leiding heeft.
Ik geef dit voor een gedeelte toe,
maar slechts voor een gedeelte, zelfs
wanneer de gemeente over een staf van
ervaren accountants beschikt, is er een
gevaar in de huidige wijze van han
delen.
Immers, de leiding van de gehcele
gemeentelijke huishouding berust in han
den van B. en W. en als het knijpt
en weer knijpt, zoodat de belasting-
schroef moet worden aangedraaid, dan
is het voor den wethouder van fiuantiën
zoo bijzonder verleidelijk om wat meer
uit de bedrijven over te houden in de
gemeentelijke schatkist en daardoor
het verhoogen van de belasting te ont
gaan.
De bedrijven moeten derhalve meer
zelfstandigheid verkrijgen en geplaatst
worden onder colleges .van ingezetenen,
wier verleden het vertrouwen kan in
boezemen, dat zij er wat van weten,
collegiën, verantwoordelijk aan de ge
meente voor hun beheer, maar die
overigens geheel zelfstandig het beheer
leiden.
Verder moet het gemeentelijke veld
zooveel mogelijk worden uitgebreid.
Men heeft gezien hoe in Schotland aan
elkander grenzende gemeenten het elec-
triscli tramverkeer in het gcheele district
wisten te regelen, hoe in Zwitserland
de gemeenten de brandassurantie binnen
hun arbeidsveld trokken, hoe in Glasgow
en Hamburg gemeentelijke arbeiders
woningen zijn verrozen, men heeft de
gemeente op talrijke andere terreinen
met gunstigen uitslag werkzaam gezien.
Waarom zou wat elders mogelijk is,
ook hier niet kunuon geschieden?
Alleen omdat do regeling der gemeen
telijke huishouding thans te onzent zoo
lastig is, de machine zóó gecompliceerd,
dat bijna overal in de groote gemeenten
de colleges van B. en \V. overladen zijn
met bezigheden en de gemeenteraad be
dolven onder den achterstand?
Dit is juist eens reden om onze aau
dacht een ernstig aan deze zaak te geven
en de moeilijkheden onder de oogen te
zien.
De gemeente heeft recht op den steun
van alle ingezetenen, welaan, laat men
dan cene organisatie maken zóó, dat die
steun ook verleend kunne worden ten
bate van het algemeen.
V. D.
klokjes en dahlia's doorwandelend, klopte
hij aan de deur. Een krom oud man
netje, met een verweerd gelaat en een
vriendelijke glimlach om den tandeloozen
uiond, opende ze.
„Gij hebt de sleutels van de kerk,
heeft men mij gezegd. „Kan ik de kerk
zien?" vroeg Carlo.
„Ja, sir, zeker sir," mompelde tande-
looze oude. „Mooi weertje, sir. Kom
even binnen, sir."
Carlo trad binnen in een aardig
kamertje, dat sterk naar appelen rook.
De oude man nam een paar groote
sleutels van een spijker en trachtte met
veel moeite zijn hoed vau een haak in
de muur te krijgen.
„Sta mij toe," zeide Carlo, ze hem
op ziju vriendelijk beleefde wijze
gevend.
„Dank je, sir," zeide de oude koster,
met een vriendelijken blik op den knap
pen vreemdeling. „Er was een tijd toen
die haak in 't geheel niet te hoog voor
mij was, sir, maar ouderdom en rhcu-
matiek wel, sir, ik groei even vlug naar
onder als mijn kleinkindoren naar
boven."
„Ge zijt hier zeker heel lang geweest,"
zeide Carlo met een gevoel alsof hij
detective was.
Oh zeker sir, zeker. Wel ik ben hier
al veertig jaar koster geweest en werd
in 't dorp geboren en opgevoed! Zes
predikanten heb ik hier in de parochie
Yoor de meerderheid onzer lezers is
het Zionisme een weinig begrepen woord.
Hoogstens hebben zij geleerd er de be-
teekenis aan te hechten van een streven
in Joodsche kringen bestaande om zich
in Palestina met der woon te vestigen;
zij hebben wellicht gelezen van millioenen
door den heer Hirsch voor dat doel be-
1„Zionistische Brochures. Zionistische
Politiek", door Mr.S. Franzie Berenstein,
uitgegeven door de propaganda-com missie
van den Ned. Zionistenbond, afdeeling
„Brochurehandel".
gekeud. De zoon van onzen vorigen
predikaut placht altijd te zeggen. „Wel
Johnson ge zijt als de beek! Predikan
ten kunnen komen, predikanten kunnen
gaan, maar jij blijft altijd dezelfde. Maar
och Heer! Ik heb die vergelijking nooit
goed begrepen."
„Is er niet céu geweest die Postle
thwaijte heette?" vroeg Carlo, don
naam met loffelijke juistheid uitspre
kend.
„Wel zeker, sir. Het was juist van
onzen armen mijnheer Jack, dat ik
sprak.
Oh hij kon zoo zeldzaam leuk grappeu
maken. De arme predikant is 't nooit
te boven gekomen, dat hij heen ge
gaan is."
„Is de predikant gestorven?" vroeg
Carlo.
Oh, neen sir, hij is niet gestorven, hij
is in leven en goed gezond. Maar er
was iets niet in den haak met mijnheer
Jack de oude geschiedenis! een aardig
meisje bracht hem in de war, en dan,
toen alles uit kwam, was hij wanhopig
over de schande, kwam naar huis en
liep weg met een kleine som gelds, die
hem niet toebehoorde en niemand hoorde
meer van hem."
Indien Carlo's beroep hem niet had
geleerd om zijne gelaatstrekken iu
bedwang te houden, had hij bezwaarlijk
de onverschilligheid van een vreemdeling
kunnen veinzen. Hij was blij dat i.
schikbaar gesteld, van rumoerige ver
gaderingen tor bespreking van het onder
werp, maar zonder zich verder ingedacht
te hebben in deze beweging, welker be-
teekenis ook voor eigen land en volk
hun ontsnapt.
Toch verdient do Zionistische beweging,
welke verband houdt met een der be
langrijkste en moeilijkste problemen van
onzen tijd, ten volle, dat men er ernstige
aandacht aan wijdt en, zooals reeds boven
werd aangeduid, ook buiten de uitsluitend
Joodsche kringen. Immers slaagt de be
weging ten volle, in dien zin nl. dat
Palestina weder wordt een Joodsch rijk
met eigen Staatsvorm, het hernieuwde
vaderland der omstreeks elf millioen
Joden thans over nagenoeg geheel de
wereld verspreid, dan rijst voor die cul
tuurlanden waar de Joden als gelijkge
rechtigden deelnemen aan het burgerlijke,
maatschappelijke, intcllectueelc en indu
strieele leven, de vraag hoe zij het
verlies van dit op velerlei gebied toon
gevende element zouden te boven kunnen
komen.
Wie geen vreemdeling is in de be
schavingsgeschiedenis, desnoods alleen
van eigen land, staat verbaasd over de
hooge plaats door onze Joodsche mede
burgers ingenomen in het intellcctueele
loven. Kan die plaats, thans door Joodsche
hoogleeraren, rechtsgeleerden, staatslie
den, schrijvers toonkunstenaars, tooneel-
spelers enz. ingenomen, ledig komen te
staan, zonder onherstelbare schade voor
onze samenleving?
Toch zal men in tal van landen ge
heel of ten deele voor de beantwoording
dier vraag komen te staan, indien hot,
thans nog niet tot iu de uiterste konsc-
kwenties geformuleerde, maar volkomen
verklaarbare streven der Zionistische be
weging in vervulling komt. Want eerst
aan de dan ontstane leegte zal men
bespeuren wat verloren ging en niet
naar waarde werd geschat bij het bezit,
liet lijkkleed over het geestelijk leven
van het Spanje onzer dagen uitgespreid,
waar de iutellectueele invloed van het
Joodsche element door middel van
brandstapels, kerkcring en verbanning
werd vernietigd, strekt te leering.
De belangrijkheid van het onderwerp
zal dan ook velen met belangstelling
kennis doen nemen van do Zionistische
brochures uitgegeven doordePropaganda-
Commissie van den Ned. Zionisten Bond,
waarvan dd. de eerst verscheen onder bs.
koster even zweeg toen deze de sleutel
in de zware eikenhouten deur stak*
„Dat is een treurige geschiedenis,"
zeide hij eindelijk. „Wat is er van dien
armen predikant geworden?"
„Hij kon hier niet blijven, sir, hij
trok zich de schande te erg aan en hij
giug op reis naar 't buitenland, en ik
voor mij, sir, ik geloof dat hij hoop had
mr. Jack terug te vinden, ofschoon
anderen er weer anders over spraken.
Ik hoorde evenwel nooit, dat zij
elkaar ontmoet hebben en de predikant
is nu weer naar Engelaud terug en ik
wenschte wel dat wc hem weer hier
hadden. Niet dat mr. Stanley op zijn
wijs niet goed is, doch hij is niet zooals
onze oude predikant en niots kan hen
zoo maken."
„Is hij ergens anders gaan wonen?"
vroeg Carlo.
„Ja, sir, sedert deze zomer is hij
gevestigd in de parochie Oleevcring in
Mountshire. Nu, sir, moet ge ons gc-
deukteeken zien. Dat is Sir Gerald
Fitsgcrald, die in den burgeroorlog
sneuvelde, te Nasebv of Marston Moor,
geloof ik, iu alle geval in den laatsten
veldslag voor koning Karei gevangen
werd genomen. Misschien weet gij
't nu wel, sir, ik ben niet erg ge
leerd."
„Ik ook niet," zeide Carlo, die niet
wenschte te geexamineerd te worden in
Engehsche geschiedenis eu die zich