Gemengd^
Allerlei.
voor te bepalen op 10 maanden wegens
do schaarschte aan buizen.
Het schrijven van de Utrecbtscbe
Waterleiding-Maatschappij luidt als volgt:
In antwoord op uwe geëerde missive
dd. 9 Juni 1.1., afd. I, uo. 1169, heb
ben wij de eer UEdelAchtbaren het
volgende mede te deelen:
1. Het komt ons voor dat het tijd
stip van lieden bezwaarlijk gunstig mag
worden geacht om te onderhandelen over
eene eventueele overname onzer onder
neming door de Gemeente.
Eonden wij een volledig complex
van werken en bezittingen aanbieden,
eene complcete waterleiding uitmakende,
dan zou tegen de bevestigende beant
woording der eerste vraag geen bezwaar
bestaan, maar waar, zoo als in het
onderhavige geval, het fundamcnteele
beginsel van elke waterleiding, de pri6e
d'eau, niet kan worden overgedaan,
schijnt ons voor het oogenblik de be
spreking van dit punt onvruchtbaar.
2. Wij nemen de vrijheid te doen
opmerken, dat wij niet dan met groote
moeite er in geslaagd zijn een terrein
te vinden, dat ons volledige waarborgen
geelt voor zijne geschiktheid om tot
prise d'eau voor uwe gemeente te
dienen.
Al moge ook thans het terrein aan
de gasfabriek zuiver drinkwater in vol
doende hoeveelheid leveren, iets dat wij
met het oog op het groote gewicht der
zaak niet zonder nader grondig onderzoek
kunnen aannemen, zoo zouden wij het
nochthans zeer onraadzaam achten om,
zelfs bij voor het oogenblik gebleken
geschiktheid, een terrein in zulke om
geving en dat daarenboven bestemd
schijnt binnen korten tijd geheel te
worden ingesloten door woningen, voor
een prise d'eau aan te wijzen.
In de daar aanwezige zandgronden,
door geen beschermende laag afgesloten,
kan onder dergelijke omstandigheden
eene infectie van den bodem en dus ook
van het grondwater niet uitblijven, eene
infectie niet alleen te duchten van do
gasfabriek met hare nevenproducten,
maar, gevaarlijker nog, door infiltratie
van onreinheden, afkomstig van de om
liggende bewoonde terreinen.
Wij kunnen niet met te veel nadruk
wijzen op de hooge ernst van de keuze
eeuer prise d'eau en wij zouden de
keuze van het aangegeven terrein een
waagstuk achten, waarvoor wij in geen
geval de verantwoordelijkheid zouden
durven aanvaarden.
Met het bovenstaande bedoelen wij
niet te zeggen, dat wij een geschikt
terrein, door de Gemeente aan te wijzen,
niet als prise d'eau zoude i willeu aan
nemen, doch wij zijn er niet in geslaagd,
een zoodanig terrein elders te vinden
dan op de door ons voorgestelde plaats.
3. Keeds nu kan, mot inachtneming
van eenige voorzorgen, water uit onze
leiding worden geleverd in huizen, welke
op het hoogste gedeelte van den Berg
gevestigd zijn, nl. in reservoirs, waaruit
het dan vervolgens in de huizon zelve
kan worden opgepompt.
Zonder twijfel zal deze toestand veel
gunstiger worden, indien wij door eene
afzonderlijke pompmachine voor uwe
Gemeente in staat worden gesteld het
water onder aanmerkelijk hoogeren druk
te leveren, dan waartoe w ij nu bekwaam
zijn. Ook zal het dan mogelijk zijn,
op den Berg of elders op een hoog
punt in de Gemeente een watertoren te
stichten, waardoor het water dan te
bedoehler plaatse onder druk kan wor
den geleverd.
Doch wij moeten hieraan aanstonds
binnentreden van den tooneelknecht met
de boodschap, dat Gigi te Merlebank
bleef lunchen en dat Miss Claremont hem
in den namiddag met het rijtuig zou
terugbrengen. Nita was bevredigd en
vroeg aan Carlo haar te accompagnee-
ren terwijl zij een nieuw lied instudeer
de zij scheen haar eersten indruk, dat
hij ziek was vergeten te hebben, ge
raakte verdiept in de muziek en vergat
de mogelijkheid dat Carlo ziek kon
worden en dat C'omerio terug kon komen.
Hij werd afgelost en ging met haar
lunchen, veinsde iets te eten en hoorde
met genoegen, dat er een rijtuig zou
worden gehuurd om naar de races te
gaan, wat hem een rustige namiddag
beloofde.
Maar de uren gingen voorbij en hij
werd steeds erger, rust noch eenzaam
heid gaf hem kracht voor den avond.
Hij zat gehurkt bij 't vuur, 't hoofd in de
handen, toen Domenica Borelli in de kamer
trad. Zij was groot en statig en had iets
edels in haar gelaat en haar wijze van doen,
een vrouw, die men moest eerbiedigen
als men haar kende. Zij was eenige
jaren ouder dan hij en als zij niet op lt
tooneel was, kon men zien, dat zij de
dertig voorbij was.
„Ik meende dat ge misschien Dun-
que io Son" eens met mij wildot rope-
teeren", zeide zij, de kamer inkomend,
doch toen zij zijn gelaat zag, zeide zij,
„maar ik geloof, dat ge ziek zijt, ge
toevoegen, dat de koeten van den bouw
van een dergelijken watertoren te groot
zijn dan dat hij zou kunnen worden
opgericht ten behoeven van slechts enkele
pereeelen. Zoodra echter de behoefte er
aan zich genoegzaam uitgebreid zal doen
gevoelen, zal het belang der Maat
schappij zelve medebrengen, dat zij uit
eigen beweging tot den bouw van een
watertoren daar ter plaats overgaat, iets
waartoe zij reeds nu in beginsel be
reid is.
Met de meeste hoogachting,
De Directeur der Utrechtsche
Waterleiding-Maatschappij,
P. E. RIJK.
De andere voorstellen bestaan voor
een groot deel in vaststelling van ver
schillende begrootingen en benoemingen.
Wat de verbetering van de zgn. Kruis-
kamp betreft houden B. en W. zich
aan het standpunt indertijd ingenomen
ten opzichte van den Bisschopsweg.
Ecnige eigenaren zijn echter niet bereid
tot bijdrage in de kosten, de eigenaar
van het oubebouwde gedeelte is tot
kostelooze overdracht bereid, terwijl de
eigenaar van het grootste gedeelte van
de bebouwde zijde eveneens tot over
dracht bereid is en tot bijdrage van
deel der kosten.
B. en W. stellen daarom voor, kos
teloos over te nemen het gedeelte van
den weg, gelegen aan de onbebouwde
pereeelen en het gedeelte van den weg,
gelegen aan de bebouwde pereeelen,
voor zoover de eigenaar bereid is 7,
der kosten te betalen van het verhoogde
voetpad.
Het gedeelte van den weg, grenzende
aan de bebouwde pereeelen, wier eige
naren niet wenschen bij te dragen in
de kosten, zal dan niet overgenomen
worden, terwijl aldaar geen voetpad zal
worden aangelegd. Bij punt 10 is door
B. en W. het volgende schrijven ge
voegd.
Aangezien de loopende lniur van de
twee woningen aau de Kamperbinnen
poort in den aanvang van het volgende
jaar zal eindigen hebben wij reeds in
Januari 1900 den Minister van Binnen-
Iandsche Zaken opmerkzaam gemaakt op
de mogelijkheid van verbreeding van de
Kamperbinnenpoort in verband met eene
eventueele afbraak van de bestaand torens.
Hoewel wij dezer dagen een antwoord
van den Minister mochten ontvangen,
laat het zich aanzien, dat mogelijke plan
nen, wegens de daartoe noodigc voorbe
reiding en het nog te plegen overleg,
in het jaar 1907 nog wel niet tot uitvoer
gebracht zullen kunnen worden.
Onder deze omstandigheden komt het
ons wcnsclielijk voor, dat Uwe vergade
ring ons machtigt, de bedoelde pereeelen
nogmaals onderhands te verhuren telkens
voor den tijd van éen jaar. Wij verkla
ren ons ten opzichte der verbreeding
diligent en zijn niet voornemens, over te
gaan tot verhuring, indien het waarschijn
lijk geacht kan worden, dat eene der
gelijke verhuring de beoogde verbreeding
zal tegenhouden.
»i: ri:i,i;i oMSTi,.
Ziehier het antwoord van Manford
Savage uit Champaign, 111., op den toost,
die op de vergadering van den „Illinois
Telefoon-Maatschappij" te Peoria op de
telefoniste werd uitgebracht 19 Juni 1906,
door oen welwillende hand voor de
Nederlandsche pers vertaald:
zijt niet in staat om op te zijn."
„Ik zou 't duet nu liever niet zingen,
als ge er niet op tegen hebt, zeide hij.
„Spreek er niet over met de anderen,
morgen zal ik wel beter zijn."
„Maar ge moet een dokter laten
halen," zeide zij, „ge moet rust hebben,
daar ben ik zeker van. Signor Mei-lino
moet trachten een plaatsvervanger voor
u te krijgen, tot ge weer zingen kunt,
en Fasola niet in staat is uw rollen te
vervullen."
„Zoover zal 't moeten komen," zeide
hij met een zucht, die op een smart
kreet geleek. „Ik wenschte wel dat er
een tweede baritou was, die mijn plaats
nu en dan kon innemen."
Domenica Borelli was een slimme
vrouw, zij begreep dadslijk de geheele
geschiedenis, die geschiedenis, waarvoor
Morlino blind en doof was ofschoon 't
hem zoo na betrof.
Voor de eerste maal verstond zij
Carlo.
Tot nu toe had zij van hem gehou
den als een m'ede-artist, nu gevoelde
zij, dat zij gaarne hem tot vriend zou
hebben.
„Is er iets dat ik doen kan om u te
helpen? zeide zij en er was iets in haar
vriendelijke, rustige, bedaarde stem, dat
hem van hare groote vriendschap over
tuigde die hoewel vele 't ontkennen,
zoo goed tusschen mannen en vrouwen
kan bestaan.
Dagelijks worden wij aan de waarheid
van het gezegde herinnerd, dat vrouwe
lijke ingeving (intuïtie) menigmaal ver
heven is boven het oordeel van den man.
De snelheid, waarmede zij uitvoering
geeft aan die intuïtie, is dikwijls van
ingrijpenden gunstigen invloed geweest
op het leven van een man of op de ge
schiedenis van een volk. De telefoon
stel ik een oogenblik gelijk met een
slang, en hoewel een tuiuslangetje even
onschadelijk is als een jonge kat, is bijna
een ieder geneigd haar dood te slaan.
De meeste menschen denkon ook zoo
over de telefoon. En de man van zaken
is nog het onredelijkste.
Kom ik des Zaterdagsavonds in den
kruidenierswinkel op een oogenblik, waar
op alle bedienden druk bezig zijn om de
vele klanten te bedienen en vraag ik
beleefd en dringend om mij het eerst
te helpen, dan wordt mij geantwoord,
dat ter wille van de orde alle klanten
in den winkel rijk en arm op hun
beurt geholpen worden, gerekend naar
het oogenblik van binnenkomem. Dit is
de eenige manier om onaangenaamheden
te voorkomen, en die door een ieder
gebillijkt dient te worden. „Als gij een
oogenblikje wacht", wordt er kalmeerend
bijgevoegd, „zult gij snel geholpen
worden".
Toch word ik kwaad en vraag hem
op hoogeu toon, waarom hij niet vol
doende personeel neemt om zijn klanten
vlugger te bedienen. Het blijkt echter,
dat hij genoeg hulp heeft; doch het gaat
niet aan een half dozijn bedienden meer
te betalen, alléén om te voorzien in de
drukte van een paar uren op Zaterdag
avond.
En toch zal diezelfde koopman tegen
de telefoniste opstuiven als het druk is
op haar kantoor, de lampjes bij tientallen
gelijk beginnen te gloeien, waardoor het
haar onmogelijk is zijn oproep onmid
dellijk te beantwoorden.
Hij roept de chef-telefoniste op en
dreigt met een klacht bij den gemeente
raad, als hij voortaan niet vlugger be
diend wordt. Hij zet de bedreiging
kracht bij met de verzekering, „dat hij
meer gebruik maakt van de telefoon dan
iemand anders in de stad" (d. w. z. dat
hij meer voordeel van zijn abonnement
heeft dan iemand anders).
De slager klaagt over de onoplettende
telefoniste en maakt zich erg driftig, als
zij hem met een verkeerd nummer aan
sluit. Zal hij voortaan een toon lager
zingen, als ik hem vertel, dat ik bij
thuiskomst mijn vrouw in tranen vond,
omdat zij het vleesch, dat zij tegen zóó
laat bestelde, niet ontvangen had, daal
de onoplettende loopjongen het elders
gebracht had? Nn zat ze verlegen-.net
de gasten.
Ilij verzoekt mij niet onbillijk te zijn,
hij verzekert zich de beste hulp, die te
krijgen is, doch vergissiugen kunnen ge
beuren.
Diezelfde man denkt niet aan de mo
gelijkheid, dat 100 abonnès tegelijk
willen tclefoneeren; ze hebben daarop
immers recht; zelfs des nachts. Het
schijnt hem onmogelijk om de telefoon
op dezelfde manier te beoordeclcn als
zijn eigen zaak.
De telefoniste heeft het hard te ver
antwoorden. Op haar wordt het dikwijls
verhaald, als een gesprek niet gevoerd
kan worden omdat de opgeroepene niet
thuis is; als één van de honderden
schroefjes, die aan de geleidingen en
toestellen bevestigd zijn, los is; als de
koorden van een schakelbord slijten en
onbruikbaar zijn; als er storing ontstaat
door storm, ijzel, te sterken electrischen
stroom, of door onweer; als de te laat
In zijn groote verslagenheid was 't
juist hare hulp, waaraan hij behoefte
had.
„Dat kunt ge, inderdaad," zeide hij
niet tranen in de oogen. „Als ik soms
verplicht mocht zijn den troep te ver
laten, als ik ziek word, wilt ge dan eene
vriendin, voor mijne zuster en Gigi zijn?"
Die vraag was zeer moeielijk voor
haar, want zij hield' in 't geheel niet
van Nita, maar wijl zij de reden van
zijn verzoek gisle, kon zij hem moeie
lijk weigeren.
„Er is nog iets," zeide hij, „ik ben
ongerust over Sardoni, ik geloof, dat
hij verdriet heeft, Wees ook zijn
vriendin, zooals ge de mijne zijt."
Zij kleurde, daar ze er zeker van
wa6, of Sardoni wel de man er naar
was, om tot vriend te hebben.
„Ik begrijp Signor Sardoni niet,"
zeide zij twijfelend.
„Ik ook niet op dit oogenblik, maar
hij is een goed vriend voor mij ge
weest, ge zoudt zijne goede engel kun
nen zijn als ge iets meer van hem af
wist."
Zij beloofde niet bepaald, doch iets
in haar gelaat stelde Carlo tevreden.
„En gij?" vroeg zij. „Wilt ge bepaald
gaan zingen
Wordt vervolgd.
aangekondigde trein toch op tijd is; als
de naaister de japon niet heeft laten
bezorgen; als de brandweer te laat ge
waarschuwd is. In één woord, zij krijgt
de schuld van alles, wat op, onder en
boven de aarde het humeur van den
abonné kan verstoren.
Dat is ten naastenbij de indruk dien
men krijgt als de abonné aan zijn
brommend humeur over de telefoon
lucht geeft; hij schijnt te vergeten dat
de telefoniste ook mcnscli, dame is, die
hard voor haar dagelijksch brood werkt;
dat zij dezelfde neigingen en hetzelfde
plichtsbesef bezit als anderen.
Wij vergeten dat de telefoon als
regel goed werkt; doch we herineren
ons uitstekend als 't niet goed ging.
En zoo vergeten wij ook de vele tege
moetkomingen, de hulpvaardigheid en
de diensten, die de telefoniste ons
bewijst, en waartoe zij niet verplicht is.
Men neme de gewone beleefdheid in
acht tegenover de telefoniste, als tegen
over ieder auder persoon!
Wij drinken daarom van ganscher
harte het welzijn van do telefoniste, van
do beambte, die het meest werk doet en de
meeste onaangenaamheden moet dulden
voor 'tgeld, datzij verdient; zij, diediensten
bewijst, die niet gewaardeerd worden
door hen, wien zij ten voordeel strek
ken, die voor fouten gestraft wordt en
over wier goede daden men zwijgt; die
den mensch beter kent dan de
socioloog en beter over de vrouw kan
oordeelen dan de strijdsters voor vrou
wenrechten; en die iederen heer en
dame weet te wonen. Zij is te vinden
in alle landen en alle klimaten en spreekt
alle talen.
God zegene haar!
A'a regen komt zonneschijn. Dinsdag
is te Elsene eene maatschappij gesticht
van verlaten echtgenooten. Talrijke
bijtreders hadden den oproep geant
woord. Het doel der maatschappij is:
alle weken bijeen te komen en elkander
te troosten als het noodig is.
Op de eerste vergadering is goed ge
lachen en vooral goed gedronken, zoodat
de onderlinge troostmiddelen eigenlijk
niet noodig waren. Volgens de stand-
regelen wordt ieder lid, dat naar zijne
vrouw terugkeert of hertrouwt, buiten
do maatschappij gesloten.
(Hdbld, v. Antw.")
De gestolen fiets. - W oensdag
is 't gebeurd op den Zeedijk te Amster
dam. Hij, de matroos, in actieven dienst,
was uit passagieren, liep te slenteren
van de eene kroeg naar de andere.
Totdat-ie een anderen krijgsmakker ont
moette. Toen vroolijkte ons Jantje heele-
maal op, en met den oud-matroos
thans „rustend" burger die öök wel
wou werd de „dienst" voortgezet.
Veel borrels dronken ze samen en
toen werd de matroos „die uit was" en
alles betaalde, intiem tegen zijn terug
gevonden vriend. Hij vertelde van alles,
ook dat zijn rijwiel zoolang in een café
in de buurt stond...
Toen ze 's morgens wakker werden in
het logement, waar ze gelogeerd hadden,
moest de burgervriend éven weg.
Hij is naar het café gegaan en heeft
de fiets opgehaald en is er spoorloos
mee verdwenen. Zooveel ondank kon de
matroos in actieven dienst niet verdra
gen. En terwijl de burger-matroos op de
gestolen karos peddelde, marcheerde
Janmaat naar het politiebureau, ont met
knoopen zich te beklageu over zooveel
„vriendschap"
Jeugdige avonturiers. -Men
meldt uit Delfzijl aan het „Nieuwsblad
van het Noorden":
Met den trein, die hier Dinsdagmiddag
om 3 uur aankwam, arriveerden een
2 tal 15-jarige knapen, afkomstig uit
Leeuwarden, die het voornemen hadden
opgevat van hier uit naar Duitschland
uit te wijken
Na eenigen tijd langs de haven te
hebben gewandeld, huurden zij eene
roeiboot om naar hun zeggen wat te
gaan spelevaren.
Inmiddels echter was do burgemeester
telegrafisch gewaarschuwd, met verzoek
de jongens te doen aanhouden en over
brengen. De politie kwam dan ook nog
juist bijtijds om de vluchtelingen in te
rekenen. Op 't gemeentehuis gekomen,
bleken het echte avonturiers te zijn. Zij
voerden met zich mede 2 dekens, 2
revolvers met patronen, 2 zware messen,
2 pond zout, lucifers, eenige woorden
boeken, 2 ijzeren staken om vleesch te
roosteren, en hengelsnoeren voor de
vischvangst.
Zij wilden met de boot den overkant
trachten te bereiken en zich dan in het
Teutoburgerwoud eenigen tijd verbergen,
waar zij van het wild, dat zij met
hunne revolvers zouden schieten, dachten
te leven.
Van daai zou dan de reis door
Duitschland en Italië naar Afrika gaan
en hoopten zij vervolgens Transvaal te
bereiken, waar zij hun fortuin wenschten
te maken.
Eene groote teleurstelling voor de
jongens, nu weer naar 't ouderlijke hub
te worden getransporteerd.
De ouders zijn nette burgerlieden.
Bedriegers. Voor een raam
van een grooten winkel stonden twee
not gekleede heeren, die de uitgestalde
waren bekeken. Hun gesprek werd
steeds levendiger; het werd een twist
en eindigde hiermede, dat de eene heet
door de groote spiegelruit werd geduwd.
Terwijl de dader snel om den hoek
verdween, werd de ander door den win
kelier en zijn bediende gegrepen en
mede naar binnen genomen, waar men
eischte dut hij de ruit, ter waarde van
10S gulden, zou betalen.
De vreemdeling betuigde zijn spijt
over hot gebeurde, doch verzekerde, dat
hij niet bij machte was het genoemde
bedrag oogenblikkelijk te voldoen. Hij
was reiziger en had van zijn eigen geld
niet meer dan 36 gulden bij zich. Hier
van wilde hij 20 betalen en de rest zou
hij later zenden.
De winkelier was hiermede niet tevre
den. Hij gebood den reiziger hem naat
het politiebureau te volgen. De jonkman
smeekte, hem deze schande niet aan te
doen; liever wilde hij het bedrag met
het geld van zijn patroon betalen. De
winkelier moest echter op de quitantie
uitdrukkelijk schrijven waarvoor het geld
van zijn patroon gebruikt was.
In zichtbaren tweestrijd nam de reizi
ger uit zijne portefeuille een bankbiljet
van 1000 gulden, kreeg 892 gulden
terug, met de gewenschte kwitantie en
verwijderde zich met de woorden: „Dit
geld zal u geen zegen aanbrengen!"
De winkelier werd daardoor werkelijk
geroerd.
Hij besloot den jonkman het bedrag
terug te geven en hem crediet te ver-
verleenen voor de schuld.
Met dit doel ging hij naar het hotel,
dat de vreemdeling hem als zijn verblijf
had opgegeven, en hier hoorde hjj tot
zijne verbazing, dat een reiziger met den
naam, dien de glazcnbreker had opgege
ven, daar niet logeerde.
Na eenigen tijd, toen hij het biljet
wilde wisselen, bemerkte hij dat het
valsch was. Nu was het klaar en duide
lijk, dat hij het slachtoffer van twee
sluwe oplichters was geworden.
Een varken behoort nu juist niet tot
de meest lieflijke dieren der schepping
en ik kan me zeer goed begrijpen, dat
de meeste menschen een zekere afkeer
van dit dier hebben. Dat niettemin
zoo'n beestje wel eens aanleiding kan
geven tot een allerkoddigst tafereeltje
zullen we gelooven, wanneer we het
volgende verhaal lezen dat De Gelder
lander dezer dagen meedeelde.
Hij moest overgeladen worden van
een waggon in een slagerswagen, en dat
in den vroegen morgen en hoogstwaar
schijnlijk met nuchtere maag.
Begrijpelijk, dat ie (een zwijntje van
een 250 a 300 pond naar schatting)
daaraan 't land had, want als een slagers-
wagen, met een varken daarin, den weg
naar 't slachthuis inslaat, dan...
Enfin... een kolossale slager aan den
staart, een jongen aan 't rechteroor,
„daar gaat ie", zegt de slager, maar
och, plotseling,daar krabbelt 't
vette beest (aan den kant van zijn oor,
dat niet vastgehouden wordt) de hellende
treeplank af; de slager, goed aan
't staartje vasthoudend, vliegt met een
ruk de varkenscoupé uit, laat van schrik
los, houdt een bosje haar in zijn hand,
enonze dikhuid kuiert er van door.
Nog al gemoedelijk draaft-ie rond,
niet weg. De slager heeft hem vlug
weer te pakken aan 't achtereind, de
jongen weer aan 't oor, maar 't beest
bezit een kolossale kracht en loopt, een
keel opzettend, zooals alleen een varken
dat kan, met slager en jongen naar
alle kanten heen, behalve naar den
wagen. De varkensinenners zweeten er
van, roepen „koes, koes, koes", en dik
huid spert den bek open van benauwd
heid, maar luistert niet naar hun gevlei.
Daar komt-ie op een draf den kant
uit van onzen zegsman, die om 't ver
makelijke hardop staat te lachen,
's Mans lachbui gaat plotseling over in
angst, en terwijl hij zich in alle haast
verdekt opstelt achter een 10 duim dik
boompje, slingert de dikhuidige vier
voeter slager en jongen in 't rond, den
boom haast omver, zoodat de toeschou
wer als een kakkerlak heen en weer
springt.
Het varken verandert van tactiek.
Terwijl onze zegsman opnieuw begint
te lachen (nu van zenuwachtigheid),
dringt 't beest zich met geweld door de
nauwe opening tusschen con waggon en
een hek en opnieuw zien slager en
slagersmaatjc zich genoodzaakt 't beest
zijn vrijheid te laten.
't Wordt nu toch minder vermakelijk,
't Duurt te lang, ten minste voor slager