Stadsnieuws. Allerlei. bclaug van verhoogde volkskracht en er is dus geen enkele reden denkbaar, waarom niet de gemeenten dit werk krachtig zouden steunen, en aldus aan een breede schare van kinderen, die thans nog moeten uitgesloten worden, de voordeden van een verblijf in een gezondsheidskolonic zouden verschaffen. V. D. Stemming voor de Tweede Ivauicr te JLeidcu. De uitslag der gisteren gehouden stem ming voor een lid der Tweede Kamer in het district Leiden is de volgende: Aantal kiezers 5904. Aantal uitge brachte geldige stemmen 5181. Vol strekte meerderheid 2591. De volgende candidateu kregen het achter hun naam vermelde aantal stem men: Dr. J. Th. de Visser (ehr.-hist.) 2757, II. Paul (lib.) 197G, jhr. mr. H. Smissaert (lib.) 119, mr. M. Mondeis (soc. dem.) 329. Gekozen: Or. J. Tli.de Visser. Als in een roman. Plus minus 30 jaar geleden poetste uit Maastricht een man zijn naam doet niets ter zake do plaat, met achterlating van oen vrouw en 0 jeug digen kinderen. De aanleiding tot zijn met-de-Noor- derzon verdwijnen? Sinds eenigen tijd had hij in huis zijn schoonmoeder over de vloer ge kregen en met deze dame kon hij 't dan ganschelijk niet bolwerken. Gevolg: hij koos, zoo al niet de wijste, dan toch de meest practischc partij om aan allo geharrewar een eind te maken hij eclipseerde. Sinds hoorde men absoluut niets meer van hem. De achtergebleven vrouw, die zich met behulp der schoonmoeder, zoo goed en zoo kwaad als 't ging door de wereld sloeg, liep echter op een goeden dag, 10 jaar na 't verdwijnen baars gemaals tegen een man aan, die haar evengoed aanstond als zij het hem deed. Een en ander met deze finale, dat met toestemming der rechtbank daar aangenomen werd dat de eerste man niet meer tot het rijk der levenden behoorde een tweede huwelijk plaats greep. Bij de 6 spruiten uit haar eerste huwelijk, werd de vrouw met nog een tweetal kinderen gezegend, welke allen nu nog in leven zijn. De kinderen van den eersten man zijn zelfs reeds alle 6 gehuwd. Inmiddels stierf do tweede man en andermaal bleef de vrouw zonder levens gezel achter. Nu gebeurde liet een paar maanden geleden, dat een der dochters uit 't eerste huwelijk, welke een café houdt in een dichtbij Maastricht gelegen dorpje, een vreemdeling binnen zag stappen, die een glas bier bestelde. Met de woorden: asjeblief mijnheer", bood zij hem 't glas hier aan; doch dc man haar scherp aankijkend zcide: „Jc behoeft tegen mij geeu „mijnheer" to zeggen, ik ben jc vader." Achtereenvolgens: verbazing, uitleg ging, herkenning en vreugde. De vrouw onmiddellijk met den weergevonden papa naar haai andere zusters en vervolgens de geheele ver zameling naar dc nog in Maastricht wonende moeder. Om al te grooten schrik te voor die, in spijt van de scheiding, altijd een troost voor hem was geweest, werd hem nu een kwelling. Er zou geen sehoone toekomst aan breken, een toekomst waarover hij zoo dikwijls had gepeinsd, zij was nu de vrouw van een ander en hij mocht niet langer aan haar denken als aan zijne verloofde. Hij zag dat 't leven een lange strijd voor hem worden zou, en na lang aarzelen, besloot hij haar te ontmoeten als een vriend, te trachten haar van dienst te zijn zooveel hij kon en geen schaduw te werpen op haar huwelijks zeg. Maar was zij gelukkig? Was zij niet gedwongen aan den wen6cli van haar te gehoorzamen. Graaf Carossa had wellicht haar eerste weigering niet beslissend gedacht. Was zij tegen haar wil gedwongen hem aan te neuien? Of had hij werkelijk haar hart veroverd, en vond zij 't verlcdene nu een meisjes droom, bedwelmend doch niet geheel zoet? Hij wist niet welk van die twee mogelijkheden hem 't meest deed lijden, hij bekeek nu de eene dan de andere, tot de onzekerheid hem bijna krankzin nig maakte. En toen trof een nieuwe gedachte hem met een dubbele pijn. Die gruwelijke laster, twee jaar geleden uitgestrooid, die onvermijdelijk nog voortwoekerde en natuurlijk nog erger werd. komen, ging een der dochters vooruit om dc komst des doodsgewaanden vaders zachtjes aan mede te deelcn. Maar jawel, moeder wilde er niets van weten, wilde geen vader zien, hoe zeer men er ook op aandrong, en eindigde niet zich in huis te ver stoppen. Troosteloos trok de man aanvankelijk af, doch ging weldra nog eens een ver zoeningspoging wagen en nu niet meer succes. Bij zijn vrouw toegelaten, smeekte hij deemoedig om vergiffenis, ja, trok oen revolver te voorschijn, bood dit moord tuig zijn 30 jaar geleden verlaten eega aan met de woorden: „schiet mij er maar mee voor den kop ik heb 't ver diend." Echter, zoo bloeddorstig was de vrouw- niet, en hoe wel de herinneringen aan den man, die haar met de bloedjes van kinderen liet zitten, nu niet bepaald van de alleraangenaamste waren, kwam kaar goed hart boven en liet zij genade voor recht gelden Sedert zijn man en vrouw weer knusjes bijeen. Maar.. ..helaas, overal is een „maar" bij. De zaak is namelijk dezen. Toen manlief 30 jaar geleden het hazenpad koos voor dc schoonmoeder, heeft hij zich linea recta naar la ville lumière begeven, waar hij jaren lang als schilder in zijn onderhoud voorzag. Te Parijs ovenwei komen evengoed ougelukken voor als elders, en zoo is 't gedeurd, dat hij aan de boorden van de Seine op een futaleu dag met een doffen slag van eon dak is komen afzeilen en sinds onbekwaam was voor zijn werk. Men pensionneerde hein echter. Doch en dat is de „maar" dat pensioen moet in Frankrijk verteerd worden op poene van anders geen cen time te krijgen. Dilemma derhalve: „met vrouw en kinderen in Maastricht zonder pensioen" of „zonder vrouw en kinderen in Parijs met pensioen". Immers de vrouw vindt alles nu wel, doch naar Parijs gaan, daar voelt ze voorloopig bitter weinig voor. Natuurlijk ligt hot onder gegeven om standigheden op de weg van den man om te pogen zijn wcorgevonden gemalin over te halen hem naar Parijs te volgen. En in deze pogingen is hij reeds in zoo verre geslaagd, dat de vrouw zich heeft laten bepraten met man en kroost eens een kijkje in die verre stad te gaan nemen. Van dit slippertje zijn ze echter weer teruggekeerd, en in de woning te Maas tricht wordt nu sedert dagen 't vóór en tegen gewikt en bewogen van een zich metterwoon vestigen in de Eranscke wereldstad. De naam en woonplaats dor cchtge- nooten wc herhalen het doen niets ter zake; genoog zij dat het geval historisch is. (L. K.) Het beroemde lied van .0, Suzauna" wordt overal gehoord en zoowel in dorpen als in steden, kermis of geen kermis, bezingt dc lieve jeugd de schoon heid van het leven onder aanroeping van de beminnelijke Suzanna. Maar niet alleen de jeugd blijkt de Suzanna- koorts te hebben, ook bij onderen van dagen schijnt dit „nieuwe lied op een aangename" wijs een diepen indruk te hebben gemaakt. Niet zoo zeer is liet echter Suzanna, waarom zich bij ouderen de gedachten concentrecren, dan wol om liet „drupske." Dat dit noodlottige gevolgen kan hebben, bleek dezer dagen Erancesca had er van gehoord. Eurico had 't hen) geschreven en zij zelf op Meiiobank had er op gezinspeeld. Eerst had zij er geen geloof aan geslagen, doch nu 't praatje in ieders mond was, was 't juist door hare onschuld en weinige wereldkennis zeer goed moge lijk. dat zij het voor waar aannam en hoe spoedig de kapitein 't gelooven zou nu 't een operazanger betrof, wist Carlo maar al te goed. Hoe meer hij er over dacht, des te waarschijnlijker kwaui het hem voor, want hij kon niets anders bedenken, dat hem Eraucesca's liefde kon ontrooven. Want als allen rond haar hem schuldig geloofden en hein uitmaakten voor een huichelaar, die onder 't masker van zijne zuster te beschermen zijne eigen lusten ging bot vieren, waarom zou zij die laster dan niet gelooven. Eu 't geloof aan zooiets moest onvermijdelijk allo liefde dooden. Een poosje verdiepte hij zich in die gedachte, tot zijn verstand er tegen in opstand kwam. Neen, dat was onmoge lijk. Zij zou altijd in hem gelooven, zou hem altijd beminnen, niet om eenige verdienste in hem zelveu, doch wegens de waarheidsliefde en de zuiverheid van haar eigen geest. Weer verviel hij in gepeins over dat huwelijk, dat een doodslag gaf aan zijn hoop en liem doemde om alleen tc leven. Want hij moest voortgaan met leven te Zalt-Boinmel, waar een juffrouw ter sluiks een „drupske" dacht te nemen. Zii dronk echter hij vergissing uit een flesch met bijtend vocht, met het nood lottig gevolg, dat zij na een smartelijk lijden eenige uren daarna overleed. Niet altijd heeft een „drupske" zoo'n in-droevigen invloed, ofschoon er velen, 'tzij direct of indirect hun leven bij het gebruik ervan inboeten. Maar er is soms ook nog een komische zijde aan. Zoo a.a. te Winterswijk, waar een bruiloft was geweest. Een gast had zich zóó te goed gedaan, dat hij al tastende den weg moest houden. Ton slotte moest hij over een breede beek. Voorzichtig stak hij zijn parapluie vooruit maar voelde geen grond. Nu aan den anderen kant gestooten, maar waar hij ook stak, telkens oen peillooze diepte. Meenende dat hij reeds in het water stond, begon hij luidkeels om hulp te roepen. De bewoners uit hunne rust opgeschrikt, kwamen weldra met een brandende lantaarn, en zagen nu den man midden op den weg staan, alleen met den knop in de hand; de parapluie was er hij den eersten stoot afgevallen! Gerustgesteld en tevens ontnuchterd door den schrik, kon hij nu zijn weg vervolgen. Dat is te begrijpen, als je denkt, dat je verdronken bent en je blijkt dan toch springlevend te zijn, dan moet je wel weer geheel op je verhaal komen. Och ja, als de eerste schrik maar voorhij is, dan weet je tenminste wel zoo'n beetje wat je doen moet. Dat bleek ook nog te Haarlem met een paar jongens. Het „Haarl. Dhl." meldt n.l. als historisch: Door het hek van een Ilaarlemsche tuinbouw-inrichting heen stoken twee kleine kwajongens de gretige handen en trachten roode hessen te plukken, die hun aandacht hebben getrokken. Toevallig komt de eigenaar langs, die waarschuwend zegt: „denkt er om jongens, ze zijn vergiftig!" Intussclien is een van die hengels al op de vlucht geslagen. De ander, die is blijven staan, roept hem na: „Jo, ze biune vergiftig! En daarop zich tot den eigenaar wendend, laat hij er dadelijk op volgen: „Meheer, mag ik er eentje voor de meester vau 't school?" Zoo toen het ventje bemerkte dat het niet zoo erg was, al kwam de eigenaar er aan, herstelde hij zich en zou graag zoo'n giftige bes hebben voor den meester. Dat ventje bedoelde daarmee natuurlijk niets kwaads. O, neen, de heilige een voud van de reine kinderziel, deed hem zoo spreken. Maar van heilige eenvoud gesproken, daar lees ik nog oen aardig staaltje van. Dc plaats der handeling is het post kantoor te II. Do directeur, do klerk en de ge- agreëerde hebben zooals wel meer 't geval is, niets te doen. Het loket is gesloten. Er wordt geklopt. Geen der bedoelde personen hoort het. Ze zijn met wat anders bezig. Weer wordt er geklopt cn nu fortissimo, zoodat het glas er van rinkelt. Een der heeren vliegt nu van zijn krukje naar het loket en nu ontspint zich liet volgende gesprek: ,'k Docht werempel, dat de heeren 't zoo druk harren, dat zp mie nait beurden." Aldus spreekt een oude vrouw, „vrouwe Burema" of wel kreupele Oaren- tie gehceten. „Wel nee, mensch, maar we dachten, dat je wel niet niet den sneltrein zou behoeven." „Haif 'k ook nait, maar 'k heb meer te doun als dat hier te bekieken. mien en die gedachte in 't gelaat zien. In zijn gezond brein kwam geen gedachte aan dood hij licni op, hoewel 't leven er verlaten genoeg voor hem uitzag. Met eenige moeite dacht hij aan zijn dagwerk. "Vanavond Rigolctto, dc nood zaak dadelijk te gaan dineeren en de vrees dat zijn verdriet een schaduw zou werpen op 't geluk van zijn beste vrienden Sardoni en Domenica en hij besloot hen zoo mogelijk van alles onkundig te laten tot na hun huwelijk. Met dit besluit keek hij in den spiegel on daar 't verdriet duidelijk op zijn gelaat te lezen stond, ging hij in een restaurant dineeren om de opmerkzaam heid te ontgaan. Op de trap ont moette hij Nita, zij keek hein schuw aan. „Praat er met niemand over," zeide hij fluisterend, „vooral niet met Sardoni of Domenica. Laat 't in elk geval onder ons blijven." Zij beloofde liet, hoewel zij de be weegredenen niet begreep cn Carlo ging niet een bezwaard hart verder en wan delde Broad Street af. Hij herinnerde zich hoe vrecselijk eenzaam hij zich had gevoeld, toen hij na 't vertrek van de Pelgrim langs de Strada Nuova naar Palazzo Forti was gewandeld doch hoe verkwikkend kwam hem dat gevoel voorbij 't geen hij thans leed. Nu scheen 't hem dat hij leefde eu toch dood was, dat alles in uiterlijk zijn dagelijksche gang zou gaan, doch dat arten en boonen ('t mensch is groen- teuverkoopster) mien arten en boonen waoren van zuls nait groot; moar van 't ain op 't aner, 'k mout 'n braifkoart hemmen." Dc klerk neemt een en zegt „als 't je blieft." „Als 't je blieft, wat als 't je blieft, 'k mout 'n braifkoart hemmen." „Zeker, dit is een briefkaart." „Wat 'n braifkoart? ie wait'n ja nait ains, man, woar e hèn mout en wat'ter op inout, .wat ben j'veurboarig!" „Dat behoef ik ook niet tc weten." „Dat mout ie wel waiten, ik kan nait schrieven, maar ie toch wel." „O, dus tl wou, dat ik hem schreef? Best, waar moet de kaart heen?" „Noar mien zeun ien Valthermond." „Iloe heet die zoon?" „Jans", „Dus aan den heer Jans Burema te Valthermond." „Nee, Roffel hait e, Jans Roffel en „meester" mout er bie stoan." „Best, en wat moet hij weten. „Hai liaift niks waiten, moar ik wol waiten, wanneer of e komt en loat he mie dan ook even schrieven hou 't mit Gccske en heur jongen is". „Zoo is je dochter bevallen van een zoon?" „Ha, ha, ha! 'k wol 't zoo was, 'k wol 't zoo was! nee man, ik zeg Geeske en heur jongen; Geeske is mien olie kat, die 'k heur verleden gaf, omdat ze zoo- veul moezen hadden." „Och zoo, nog meer? „Nee, niks meer; hoeveul bin 'k joe schuldig?" „Drie cent voor de briefkaart." „Da's 'n beetjen, nou hier hé je twee halve stuvers, holt dei moar!" „Neon, vrouw, fooien neem ik niet aan, hier zijn twee centen." „Nou ie zollen ze moar gerust hollen, ie binnen zoo hlaik eu hoonel, ie bin nen zeker van 'n dikke koppel, och joa, hou meer zienen, hoe dunner draank, koop moar gerust'n stoetje bie bakkerW." „Nee, vrouw, ik doe 't niet." „Nou dan veural bedankt en dat de zun oet Zion joe bestroal! Dag meneer." „Dag Antje!" De directeur grinnikte en het andere personeel proestte van het lachen. Agenda voor de openbare vergadering van den Raad der Gemeente Amersfoort op Dinsdag 30 October 1906, des namiddags te half 2 ure. Te behandelen ouderwerpen: 1. Voorstel van Burgemeester en Wet houders tot het geven van eervol ontslag aan de onderwijzeres H. Hulstijn. (Meisjes school.) 2. Voorstel van Burgemeester en Wet houders tot liet geven van eervol ontslag aan de onderwijzeres L. C. Oerlemans. (School Koningstraat.) 3. Benoeming van een onderwijzer aan de Openbare Jongensschool Ie soort (Hee- renstraat.) 4. Voorstel van Burgemeester en Wet houders tot het geven van verlof aan den onderwijzer H. van Gelder (School Helle straat. 5. Voorstel van Burgemeester on Wet houders tot vaststelling van de jaarwedde van de onderwijzeres M. B. Eijkelboom. 6. Voorstel van Burgemeester en Wet houders betrelfeude de voorziening in de vacature, ontstaan door het eervol ontslag van den onderwijzer L. A. Slot. 7. Vaststelling van jaarwedden en pen sioensgrondslagen voor personeel, verbonden aan de Burger avondschool en H. B. School. S. Benoeming van 2 leden en twee plaats vervangende leden van liet stombureau voor de verkiezing van do Kamer van Koop handel. 9. Voorstel van Burgemeester en Wet houders tot het geven van eervol ontslag 't innerlijke verwoest was, en dat niets lt weer kon herstellen. Als in een droom keek hij naar de voorbijgangers en peinsde er over of zij in hun zorgeloos gesnap ook misschien iemand zijn goede naam ontroofden en in deze wereld het werk des duivels volvoerden. Een toornig gevoel rees in zijn binnenste, hij wandelde sneller, de kleur kwam terug op zijn gelaat en zijn heet, zuidelijk bloed begon te koken, hij zou in staat zijn dc lasteraar te dooden als hij tegenover hem had gestaan. Weer klonken Nita's bittere woorden in zijn oor. „Door de wet goschei- deu te zijn van degene die ge lief hebt. „Och!" zoo sprak de verleider, „jaagt ge niet naar 't onmogelijke? Waarom zoudt gc aan haar denken, als aan de vrouw van iemand anders, als die gedachte je kwelt? Wat, wilt ge geen gedachten voeden, dan zulke, die ge aan haar en haar man kunt vertellen? Dwaas! Denk daar niet aan! Dat kan immers niet!" Excuseer, dat ik u ophoud, sir," zoo sprak een bekende stem naast hem. Ilij keek op en zag Adamson, de tooueel- knecht. „Ik wilde u alleen spreken en in de schouwburg zijn er altijd, die luisteren, en ik dacht, dat het u genoe gen zou doen als ge hoordet, dat alles in orde is gekomen." Wordt vervolgd). aan Mevrouw M. H. C. Vos—geb. Cartier van Dissel als Regentes van het Burger Weeshuis. 10. Voorstel van Burgemeester en Wet houders tot het doen rooien van twee hoo rnen nabij de Meisjesschool. 11. Voorstel van Burgemeester en Wet houders betreffende een adres van den heer J. Huisinga om hem tot makelaar te benoemen. 12. Voorstel van Burgemeester en Wet houders tot wijziging der Gemeente-be grooting voor 3906 en tot belegging van gelden, van het fonds tot onderhond van wegen, straten en gronden. 12a. Voorstel van Burgemeester en Wet houders tot aanvulling van enkele posten der gemeente-begrooting, dienst 1906 uit den post voor „Onvoorziene Uitgaven". 13. Voorstel van Burgemeester en Wet houders tot het geven van een recht van toegang naar een spoelsteiger in de Beek over Gemeente terrein. 14. Voorstel van Burgemeester en Wet houders betreffende een adres om subsidie van de muziekvereenigiug „Harmonie." 15. Voorstel van Burgemeester en Wet houders betreffende een adres van de „AmersfoortsChe Muziekvereenigïng" om subsidie. 16. Voorstel van Burgemeester en Wet houders betreffende een verzoek van eenige vereenigingen tot bestrijding van drank misbruik oTu subsidie. 17. Voorstel van Burgemeester en Wet houders betreffende een adres van L. Ka- mes, keurmeester van visch, tot verhooging van jaarwedde. 18. Voorstel van Burgemeester en Wet houders tot uitbreiding der politie. 19. Voorstel van Burgemeester en Wet houders tot wijziging der salarisregeling van de ambtenaren eu bedienden bij de Gemeente-Secretarie. 20. Voorstel van Burgemeester on Wet houders tot uitbreiding van het personeel werkzaam onder den Gemeente-Architect, 21. Voorstel van Burgemeester en Wet- tot uitbreiding van de gebouwen van den Reinigingsdienst en tot aankoop van een tweede sproeimachine. 22. Voorstel van Burgemeester en Wet houders tot verhooging van de loonen der concierges van de scholen 3de soort en van het Gymnasium. 23. Behandeling van de begrooting van de Gezondheids-Commissie voor 1907. 24. Behandeling van de begrooting van het Burgerlijk Armbestuur voor 1907. 25. Behandeling van de begvooting van het Bürger-Weeshuis voor 1907. 26. Behandeling van de begrooting- voor de rustende schutterij voor 1907. 27. Behandeling van de Gemeente-begroo ting voor 1907. Zondag 2S October, des morgens half elf wordt er in het Logegebouw een godsdienstoefening gehouden voor den Doopsgezinden Kring, waarin als spreker zal optreden Ds. E. M. ten Cate van Apeldoorn. Bij dc Godsdienstoefening Zondagmor gen half elf in de Remonstrantschc kerk te houden, hoopt voor te gaan Ds. II. F. Sparnaay, predikant te Arnhem. In de Luthersche kerk is morgen geen dienst. Het bureau van De Eembode is met ingang van heden verplaatst naar de Langegracht. Yoor het examen Vrije- en ordeoefe- feningen slaagden mej. J. C. Nakken cn de heer G. A. J. Kuyntjes, leerlin gen der Rijks-Normaallessen alhier. Dc officier van gezondheid 2e klasse dr. P. A. Voerman wordt 1 Dcc. a.s. overgeplaatst bij het 2e regiment veld artillerie te 's-Gravenhage. In de plaats van overste L. F. Boe- kelman is benoemd tot lid der Gezond heids-commissie de heer "W. H. van Hase- len, Rijks-veearts. De officier van gezondheid 2e klasse G. A. S. Lijnkamp, van het militaire hospitaal te Utrecht wordt 1 December a.s. overgeplaatst bij het 5e regiment infanterie alhier. De bij het leger in Ned.-Indië be noemde officier van gez. 2e kl. A. J. J. C. Niks is bij het koloniaal-werfdepot beëedigd cn in functie gesteld; hij zal in Dcc. a.s. zijne bestemming moeten volgen. Het wceklad „Dc Prins" bevat een welgelijkend portret van den heer G. J. baron van Boetzelaer, burgemeester van Hoogland, die Zondag zijn 25-jarig ambts-jabileuni hoopt te vieren. Aan P. Ising, leerling-rijwielherstel ler, is bij Kon. besluit toegekend de bronzen eeiepenuing met loffelijk getuig schrift wegens de met levensgevaar ver richte redding van twee kinderen uit de Eem op 1 Augustus 1906. Donderdagmorgen omstreeks half elf kantelde een bestelwagen der H. IJ. S. M. in de Breedestraat, toen hij wilde keeren, waardoor ook het paard kwam te vallen. Onmiddelijk werd het uitge spannen, waarna men met vereenigde krachten, ook van toegeschoten vrou wen er in slaagde den wagen weder overeind te krijgen, waarna de dienst weder kon hervat worden, als of er niets was gebeurd.

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1906 | | pagina 2