Gemengd.
Stadsnieuws.
verdediging wel niet is verzwakt, maar
het soldaatje spelen beperkt wordt!
.Men kan daarom dat heengaau niet
betreuren, al is hij ook een knap offi
cier. Zijne opzienbarende daad is dit
alleen door het gekwaak in den poli-
tieken vijver. Zoodra dit water weer
rustig is, blijft onze defensie met of
zonder generaal Smeding slecht. Wij
hopen, dat weldra dit ware landsbelang
ter sprake komt en men in de Kamers
zal inzien, dat men schijn en wezen niet
moet verwarren.
Mocht dit door deze ontslagaanvrage
aan de orde komen, dan zou die toch
nog eene nuttige zijde hebben.
V. D.
Nu Minister Staal van zoo vele kau-
teu wordt aangevallen om de afschaffing
van het blijvend gedeelte van de lich
ting, kan het zijn nut hebben om ook
eens een voorstander van 's Ministers
plannen het woord te geven.
Gaarne verleenden wij dan ook een
plaatsje aan een artikel over dit onder
werp, ons door Y. D. toegezonden.
Red. EemJ.
()VH>:i.R IX HUIS.
Kou, reiziger spelen is geen baantje,
vooral niet als je moet trachten sigaren
aan den man te brengen. Je mag de
fijnste pakking laten zien de lui ver
trouwen je niet en zeggen, dat het uit
de lengte of breedte komen moet, in. a. w.
dat je sigaren dan niet deugen; en laat
je ze werkelijk fijne sigaren proeven,
dan klagen ze over de pakking en
meeuen, dat het oog ook wat moet
hebben. Geloof me, waarde lezer, een
reiziger in sigaren is een gepatenteerde
bedelaar. Hij moet zijn tong bewaken
en toch moet die zelfde tong geen oogen-
blik stilstaan. En als hij dan duizend
sigaren noteeren mag, te leveren over
drie maanden en te betalen over negen
dito, dan komt er zoo waar nog een
glimlach op zijn magerere tronie.
Je moet dan ook weten wat een listen
hij al niet aanwendt om zijne fijne waar
aan den man te brengen. Hij moet den
heelen dag traetccren, maar mag niet
dronken worden. Drinkt hij kwast, dan
scheldt men hem voor „blauwe knooper",
neemt hij een fatsoenlijk glaasje Catz
voor het eten, dan is hij een „lap". Om
den gezeten winkelier te spreken te
krijgen, moet hij bijua wouderen kunnen
doen. Als men hem in de verte ziet
aankomen, wordt de boodschap al aan
de winkeljuffrouw gegeven, dat mijnheer
niet thuis is, niets noodig heeft, een
depftt heeft, en van anderen niet koopen
mag, kortom, dan wordt de heele
leugen-machine in volle werking gezet.
Maar ik had 't daar over de w inkel
juffrouw en dat brengt me weer in her
innering de angstige oogenblikken, die
ik eens heb doorleefd. Het was mijn
gewoonte goede maatjes te worden met
de winkeljuffrouw. Ik bracht steeds
bonbons mee of een doosje chocolade
of wat anders en had ze daarom allemaal
op mijn hand. Het spreekt van zelf, dat
de lieve schepsels op hare beurt mij
ontschatbare diensten bewezen. Had ik
een nieuw merk sigaren of een fijne
sigaret, die ik wenschte in te voeren,
dan zorgde de juffrouw, dat er „gevraagd"
werd naar het artikel en heel toevallig
had ik het altijd bij me, als de „baas"
het bestellen wou. Op een mooien dag
was ik in een stad in het zuiden. Het
sierlijk bewerkte offerkistjes, bestemd
voor een of andere kerk en kruisbeelden
bij dozijnen omdat daar altijd veel vraag
naar was.
Lionbruno had twee kaarsen aange
stoken en werkte oogenschijnlijk traag,
doch met een wondervol effect aan een
crusefix.
Eenige oogenblikken staarde Carlo op
't werk, toen kwam een lichtende straal
in zijne gedachten. Was 't meer dan
iemand kon verdragen, wat hem was
overkomen?
Hij kon zich niet onderwerpen aan
noodelooze* pijn en opoffering, maar
kon ook hij niet zijn troost zoeken in
God, zooals de Goddelijke mensch voor
hem had gedaan. Hij gevoelde, dat
't mogelijk was. In zijn binnenste was
iets waarop hij steunen kon, een onein
dig grootere kracht, dan dit najagen
van de genietingen van het leven, grooter
ook dan zijne liefde voor Franceses, die
hem deed beven bij de gedachte aan
hare smart. Carlo was geen Godge
leerde, op eenvoudige wijs geloofde hij
dat God zijn vader was, niet alleen in
naam, doch in werkelijkheid.
Hij wist, dat hij door een voortdurend
ernstig pogen met God in verbinding
kwam, en dat zijn geest daardoor zou
groeien en zich ontwikkelen.
De schokken, die hij had ondergaan
in de laatste uren, begonnen te ver
minderen, hoe meer hij zich Gods
was warm en ik had een paar winkeliers
bezocht zonder succes. Het ongeluk wi 1de,
dat het juist kermis was en er kon
van „werken" dus niet veel komen. De
juffrouw stond al met stralend gelaat
achter de toonbank, zeker als ze was
van het zakje fiikjes, dat onbescheiden
uit mijn borstzak gluurde. De begroeting
was hartelijk. Sophie was een verduiveld
aardig meisje, en, altijd er op uit de
belangen van de fabriek te behartigen,
flitsto het denkbeeld dooi mijn hoofp
niet dit aardige meisje kermis te gaan
houden. Dat zou haar zeker animecren
onze sigaren voor te zetten en de paar
guldens welke het kermishouden met
deze fee zou kosten, kwamen er honderd
voudig uit door den grooten omzet in
een spcciaal-merk. Dat droomde ik
althans.
Mijn voorstel viel in goede aarde en
wij maakten een afspraakje. Dat het
kermishouden er vroolijk naar toe ging,
spreekt vanzelf. Ik kocht nog extra
chocolade, liet haar limonade drinken,
stond stil voor een waarzeggersteiuje,
ging wijlen den beer van Chodasjewitz
kijken, mitsgaders poffertjes eten, wat
begeleid werd door de mandoline van de
bekende Saar.
Het was een maand of drie later. De
geheele kermisgeschiedenis was al lang
achter den rug, de herinnering er aan
reeds lang weg. Ik had ai weer meer
serieus werk te doen geh d. Op een
inooien dag stelde ik mijn vrouw voor
eens naar Scala te gaan en wij zaten
een paar nren later dan ook te genieten
van de grappen van Kap en de kracht
toeren van anderen. Tusschen een paar
nummers werden wij grappig bezig ge
houden door de bioscoop. Plotseling
bliksemde op het doek de aankondiging
van een nieuw tafereel „Kermis in het
Zuiden". Daar zag je je zelf eensklaps
verplaatst in Maastricht. De muziek speel
de: „Kont, Karlieneke, kom." Je zag
de paartjes hossen en dansen. Toen op
het Vrijthof. In lange slierten trok het
de sociëteit van Momus binnen. Eens
klaps stoot mijn betere helft mij aan:
„Maar, man, dat ben jij, kijk eens'"
Waarachtig, daar stond ik ook, mijn arm
geslagen om Sophie's aardig middel .Ik
keek mij zelf met eenige verwondering
aan, Kooit heb ik geweten, dat ik zoo
aardig glimlachen kon, als tegen dat
winkeljuffrouwtje. Een zwak licht ging
er bij mij op, waarom mijn vrouw mij
eigenlijk als man begeerd had. Terwijl
ik zoo filosofeerend toekeek, werd alles
donker en flitste weer de aankondiging
van een nieuw tafereel op: „Onweer in
Huis".
Dat 't dien avond noodweer was, be
hoef ik u zeker niet meer te zeggen.
Le Fumeur.
Een stemmachine.
Wij waren hier, te Botterdam, schrijft
de K. R. Ct. iu het gebouw Caledonia,
in de gelegenheid, een uitvinding te
bezichtigen van een stadgenoot, den heer
A. J. Bernoski, die een automatisch
stcmtoestcl heeft ontworpen en laten
vervaardigen. Door samenstelling van een
hoogst vernuftig en toch uiterst mecha
nisme, is de heer Bernoski er iu geslaagd
een automatisch toestel te krijgen, dat
verschillende bezwareu, aan het huidige
systeem verbonden, wegneemt. In Cale
donia was een keurig uitgevoerd model-
stemhuisjc aanwezig, welks samenstelling
ons door den uitvinder werd verklaard.
Het stemmen geschiedt eenvoudig door
het overhalen van een stang, welke
kracht, wijsheid, liefde en opoffering
voor oogen stelde. Hij verwonderde
zich dat de strijd in zijn binnenste
eenige oogenblikken geleden zoo bitter
was. Wat gaf het of 't scheen alsof 't
kwade een poosje den overhand had!
Was 't zoo niet altijd geweest.
Eu was 't goede toch niet altijd voort
gedrongen, overwinnend waar 'tleek,
dat 't verdrongen werd? Boven al zijn
angst en pijn kwam een wonderlijke
vreugd over hem; het zr.ivere genot
Gods wil te begrijpen en ut alle macht
trachtend ze op te volgei:. Zoo leek
de toekomst hem minder donker toe.
Hij bad, nn liever duizend dooden wil
lende sterven, dan dat Anita zou ten
onder gaan. Zoo ging de nacht voorbij
en onophoudelijk bad hij voor Kita's
veiligheid.
Het was ochtend voor hij aan zich
zelvcn dacht.
„Het moet nu Dinsdag zijn," dacht
hij, toen hij van zijn hard bed opstond.
„Morgen zal ik sterven."
De gedachte had echter alle bitterheid
voor hem verloren, want de dood be-
teekendc voor hem overwinning.
ZES EK DERTIGSTE HOOFDSTUK.
Niets zondek Gods wil.
„Ge hebt een slechte nacht gehad,
signor," merkte Lionbruno op, van zijn
verticaal is aangebracht onder het bord,
dat den naam van den gewenschten candi-
daat draag. Door een stelsel van hef-
boomen, dat inwerkt op een telrad,
worden de uitgebrachte stemmen automa
tisch gesteld, zoodat het tijdroovende tellen
van thans, met de kansen op oneenigheid
der commissarissen onderling over de
al of niet geldigheid van een stembiljet,
geheel vervalt. Het knoeien, door
bijvoorbeeld twee of driemaal achteroen
op eenzelfden candidaat te stemnen, is
onmogelijk gemaakt. Het mechanisme
is verstelbaar en kan, naar keuze, wordeu
gereedgemaakt voor stemmingen tusschen
tweei drie of moer candidaten. Bij de
zeer stevig uitgevoerde constructie is het
gebruik van veren geheel vermeden; alle
scharnieren, enz. loopen op kogeltjes.
Tegen het met bedriegelijke bedoelingen
verplaatsen van de naamborden der
candidaten is afdoende gewaakt. In het
kort de uitvinding samenvattende, komt
deze hierop neer: ieder kiezer kan niet
meer stnmmen uitbrengeu dan moet en
mag; de toestel zorg voor het opteeke-
nen der stemmen, en het stemmen zelf
wordt tot de minst denkbare moeite: het
overhalen van een hefboom, terugge
bracht.
Bij het betreden van hel stemkamertje
door lederen nieuwen kiezer herstelt het
mechanisme zich in den oorpronkelijken
stand, welk effect wordt teweeggebracht
door een trekstangen-stelsel, dat beves
tigd is aan de ingangsdeur. Want het
kamertje is in zekeren zin een doorloop
men circuleert er doorheen.
Aan de hand van teekeningen werden
door den heer Barnoski nog tal van
technische détails uitgelegd, welke op
zeer duidelijke wijze de werking van het
mechanisme verklaarden. De uitvinder
hoopt personen van invloed hier te lande
voor zijn toestel belang in te boezemen
hij meent daarin reeds gedeeltelijk te
zijn geslaagd.
Ken OOO-jarige. In een Handels
blad bericht over het 900-jarig bestaan
van den toren te Yught bij den Bosch,
wordt vermeld dat heel in de hoogte
van het eeuwenoud gevaarte van steen
is ingemetseld met het volgende opschrift:
In het jaer zestienhondert
Is deze toren omghedondert.
Wij bidden U, o lieven Heer,
Dondert deze toren niet en meer.
Mevrouw üespard, een zuster van gene
raal French, een Engelsche k i c s r e c h t-
b e t o o g s t e r, heeft een grief tegen de
politie. Zij wil haar maar niet gevangen
nemen. Dut was al zoo bij de groote be
tooging in het Parlementsgebouw eenige
weken geleden. Als er kwaad gedaan
is, ben ik een van de ergsten geweest,
zei ze op een vergadering, maar wat ik
ook deed, de politie liet mij gaan en
nam de anderen mee. Gisteren hielden
een aantal vrouwen weer een betooging
voor het Parlementsgebouw, bij het
standbeeld van Richard Leeuwenhard.
Een harer beklom het voetstuk om een
redevoering te houden en werd inge
rekend. Mevrouw Despard deed 't ook
en de politie liet haar ongemoeid. Op
weg naar het politiebureau liep zij de
agenten gedurig in den weg, zeggende,
dat als er iemand opgebracht moest
worden, zij 't was, maar 't hielp niet.
Zij moest vrij blijven. Op een vergade
ring, kort daarna gehouden, beklaagde
mevr. Despard zich bitterlijk.
Hoe het buitenland over ons land
wordt ingelicht:
Een Amerikaansch blad, de „Musical
America", schreef onlangs
werk opziende.
„Ik heb niet geslapen," antwoordde
Carlo. „En gij?"
„Ik moest de wacht houden," zeide
Lionbruno, schouder ophalend.
Houdt ge ontsnapping dan voor
mogelijk, geketend als ik ben?"
Neen, 't is onmogelijk, zelfs al was
de uitgang onbewaakt. Doch het is
een wet van Brancaleone, dat een ge
vangene dag en nacht moet worden
bewaakt. Het zou vervelend genoeg
voor mij zijn geweest, als ik u niet voor
model had gebruikt."
Het crucifix was nu geheel gereed
en de kerver getroffen door 't gelaat,
dat hij in die lange uren tegenover zich
had, had het verwonderlijk nauwkeurig
nagebootst en de uitdrukking van smart
en hoop uitstekend getroffen, Carlo her
kende zich zelf dadelijk, hij was er door
getroffen, een zwakke glimlach lichtte
in zijn oog, en hij verviel in diepe ge
dachten.
Lionbruno had hem even alleen ge
laten en keerde nu terug met een lang
brood onder zijn arm, een flesch
chianti en een pot macaroni in zijne
handen.
„Kom," zeide hij. „laat ons gaan eten,
ik heb honger."
Zwijgend doelden zij 't voedsel. De
cel werd nu alleen door een toorts ver
licht, die een oranje schijnsel wierp, op
de kruisen en kruisbeelden en op de
„Het is zeker niet algemeen bekend,
dat Koningin Wilhelmina door haar
onderdanen genoemd wordt met den
eerenaam „koninklijke prima donna."
„Eiken avond na het diner zingt zij
voor de gasten aan de koninklijke tafel
op Het Loo.
„Zij heeft een schoone soprano stem,
en er komen velen om haar te hooien
en haar gezang te genieten. Niet zelden
hoort men in Amsterdam zeggen: Kom,
laat ons een wandeling doen naar het
Paleis, om de Koningin te hooren zingen
zoo ziet men dan ook vaak groepjes van
mcnschen bij het paleis, onder haar
venster, of in het gras, luisterende naar
de lieflijke stem van de beminde vorstin."
In het maandblad van de Yolksbond
komt het volgende voor over
snoepen en drinken.
Niet zonder reden wijst de Yolksbond
telkens en telkens op de groote waarde
van zelfbeheersching. Immers onmatig
heid is niet anders dan gebrek aan
zelfbeheersching. Wie zich niet kan
beperken, gebruikt te veel op welk
gebied 't ook zij, op dat van rooken
of alkoholdrinken of lekker eten of wat
ook.
Voor ditmaal zou ik de aandacht
willen vestigen op- het snoepen, 't ge
vaar waarop te weinig wordt gewezen,
zelfs onder drankbestrijders. Daar zijn
er, die, op 't stuk van alkoholgebruik
matig of zich daarvan geheel onthou
dende, in hun gezin 't snoepen toelaten
en zelfs aankwecken! Wat te zeggen
van een knaap, die als iets gewoons
vertelt dat hij wel 12 kopjes chocolade
op één avond drinkt? Door het snoepen
in de kinderjaren went men zich aan,
't lekkers, waarin men trek heeft, maar
dadelijk te gaan koopen. Later is dat
lekkers helaas zoo licht drank. En zoo
wordt uit den snoeper den drinker ge
boren. Zoo de moeder, die haar vol
wassen zoon beschonken ziet thuis komen,
tengevolge zijner dronkenschap weg
gejaagd van het werk, wel eens ooit er
aan denken dat zij zelve misschien tot
het ongeluk een eerste steentje heeft
bijgedragen door hem vroeger als school
knaap een snoepcent toe te stoppen.
Altijd mocht hij zijn lust botvieren, de
kleine snoeper, die haar zoo aardig een
paar centen voor wat lekkers kon af
bedelen. Zij gaf ze, maar het snoepgoed
was vergif vergif voor de ziel van
haar kind.
Of het dan niet wreed is de kinde
ren, die toch allen van wat lekkers
houden, dat genoegen te ontzeggen? Ik
geloof het niet. Laat moeder liever van
de door haar bewaarde suoepcenten 't
heele gezin eens op een smakelijk ge
recht onthalen.
Daar wordt veel gesnoept door de
kinderen van het volk als presidente
van de Hilversumsche afdeeling van
den Ned. Kinderbond heb ik gelegen
heid het op te merken. En dan zag ik
tevens, dat het niet de gelukkigste en
de vroolijkste kinderen zijn, die het
meest snoepen. Heel natuurlijk, want
zij moeten zich daardoor immers vaak
een grooter genoegen ontzeggen. Nog
onlangs bleek het mij toen ik met een
clubje jongens naar Amsterdam wou
gaan, waarvoor zij zeiven wat moesten
opsparen. Alleen zij, die ik nimmer op
snoepen betrapte, waren in staat 't geld
ervoor bijeen te krijgen. De dcgelijkste
onder hen hadden zelfs nog wat over
voor een minder bedeeld vriendje. De
gelegenheid werd natuurlijk door mij
niet ongebruikt gelaten om op 't ver
keerde van geld-versnoepen te wijzen.
twee zoo verschillende mannen. Carlo,
uitgeput door alles wat hij had onder
gaan, zag er bleek uit, doch Lionbruno
was door zijn nachtwaken in 't geheel
niet vermoeid en at met de gulzigheid
van een schooljongen. Carlo keek hem
nieuwsgierig aan.
„Waar hebt ge zoo leeren snijden?"
vroeg hij op 't crucifix wijzend.
„Het was 't eenige nuttige ding, dat
ik de moeite heb genomen, op school
te leeren," zeide Lionbruno lachend,
„en toen ze mij zooveel geleerd
hadden, als ze er van wisten, toen
toen liep ik weg."
„Was het in Napels?"
„Neen, te Rome," ging hij voort,
zich op den hoop krullen werpend.
„Diavolo, wat ik in die jaren heb onder
gaan! Gevangen in een groot steenen
gebouw, altijd bewaakt als een meisje
en in 't vooruitzicht 't ellendige priester
leven."
„Priesterleven?" vroeg Carlo ver
baasd.
„Ja, wat een heerlijk ding hé? Een
gril van mijne moeder zaliger. Hij
maakte 't kruisteeken met onbeschrijfe
lijke vlugheid, laatste overblijfsel van
een geloof, waarmee hij had gebroken.
„Mijn vader, die haar wilde bevredigen
beloofde haar op hadr sterfbed, dat ik
priester zou worden en hij deed zijn
best om zijn woord te houden, doch 't
is onmogelijk om van een arend een
In de plaats van w(jlen den hoer G.
Prins is bij besluit van heoren Gedepu
teerde Staten der provincie Utrecht, d.d.
13 dezer, benoemd tot lid van het col
lege van zetters der directe belastingen
alhier, de hoer H. C. van Dam.
In den ouderdom van 62 jaar is te
Scheveningon overleden de gep. luite
nant-kolonel H. Th. Chappui8, vroeger
alhier in garnizoen, die zich ook op
letterkundig gebied groote bekendheid
heeft verworven. Als schrijver en als
declamator was hij in vole kringen zeer
gezien.
Bij Kou. besluit is goedgekeurd, dat
mr. H. Th. 's Jacob thans burgemeester
der gemeente Loosdrecht, is benoemd
tot secretaris dier gemeente
De jury van de Internationale Pluim-
veetentoonstelling der Twentschc pluim
veeclub, bestaat uit de hh. G. Muys, te
Amersfoort; Oswald Hepke, tcGütersloh;
D. Pel, te Arnhem, en John C. W.
Smits te Utrecht.
Naar men verneemt, kan een wijzi
ging der postwet o.a. in dezen geest
worden tegemoetgezien, dat het gewicht
van een brief van enkelvoudig gewicht
wordt verhoogd van 15 tot 20 gram.
Nu een langdurige ziekte is Zaterdag
te Utrecht overleden mej. Anna Fles,
tot voor korten tijd leerares in den So
lozang aan de Muziekschool alhier.
De overledene heeft voor de ont
wikkeling van de zangkunst ten onzent
veel gedaan. Hot bekende boekje „Van
Spreken en Zingen", had zij onder den
schuilnaam „Eldar" in het licht gege
ven. Bovendien schreef Anna Fles ook
verschillende verzen die door Catharine
van Rennes op muziek gezet zijn.
Op letterkundig gebied maakte zij
zich verdienstelijk door een vertaling
van Van Eedens Kleine Johannes in
het Duitsch.
Op de lijsten, welke zijn aangeboden
in verband met de stichting van een
derde r.-k. kerk met pastorie en school
is voor een jaarlijksch bedrag van
f 3500 geteekend.
De bouwcommissie is van oordeel dat
weldra over voldoend kapitaal zal kun
nen beschikt worden om tot den bouw
over te gaan.
Een teekening is aan den aartsbis
schop van Utrechl aangeboden.
Morgenavond, te 8 uur precies, zal
de zangvereenigiug van Toonkunst haar
62ste uitvoering geven in Amicitia,
ouder leiding van den heer M. W. Petri.
Solisten: dames C. v. Ravenhorst uit
's Hertogenbosch, v. G. en W. (sopraan),
en H.M. (alt) te Amersfoort, en de
heeren Rud. van Schaik, (tenor) uit
Utrecht, Bram van der Stap, (baryton)
uit Delft, en De L., (bas) te Amersfoort.
Pianobegeleiding: Mej. J. L. Wolter.
Zigeunerleben, liederen voor Sopraan
en voor Baryton. Des Sangers fluch:
Der Rose Pilger Fahrt van Rob. Schu
mann.
De heer J. A. Bergmeijer van Dor
drecht zal hier a.8. Zondag in de Toekomst
Bpreken over de verhoudingderS.D.A.P.
tot de vakbeweging. De vergadering
begint om 5 ure.
kanarievogel te maken. Ik hield 't uit
tot mijn zeventiende jaar, toen ontsnapte
ik op een nacht, werd bijna weer ge
vangen, doch kwam eindelijk thuis op
Corsika, uitgehongerd doch vrij, een
prins te rijk."
„Zijt ge dan Corsikaan?"
„Insoinna! Daar heb ik mijn mond
voorbijgepraat en vergeten, dat ge
morgen vrij kunt zijn en ons kunt ver
raden."
Hij zag er bijna toornig uit.
„Wees maar niet bang," zeide Carlo.
„Dit is mijn laatste dag en zelfs al wilde
ik dan zou ik uw schuilplaats niet kun
nen verraden."
Ge schijnt de dood vrij kalm op
te nemen, doch er is meer kans dat ge
vrij zult zijn.
Carlo schudde zijn hoofd.
„Als ik vrij kom, zou mijn geheele
leven hebben gefaald. Er wordt mij
ingefluisterd, dat het niet zoo is. Daarom
moet ik wennen aan de gedachte om
te sterven, Eu nu wij er over praten,
zeg mij eens hoe zal ik sterven. Word
ik doodgeschoten?"
Lionbruno's groote zwarte oogen staar
den hem verbluft aan.
„Neen," zeide hij, „dat kan niet."
Wat dan, doorstoken?"
(Wordt vervolgd).