No. 96. Zaterdag 1 December 1906. 3e Jaargang. Wees U Zelf! Sint Nicolaas. Liberaal Orgaan voor Amersfoort en Omstreken Uitgave van de Vereeniging „DE EEMLANDER". t BIJVOEGSEL. DE EEMLANDER. Verschijnt Woensdags en Zaterdags. Bureau Hendrik van Viandenstraat 28. Abonnementsprijs Per jaarf 3.00 Franco per post- 3.50 Per 3 maanden- 0.75 Franco per post- 0.90 Prijs der ailvertentiën Van 1 tot 5 regels0.40 voor iederen regel meer0.08 (Bij abonnement aanmerkelijke korting.) Terwijl het kindermeisje boven Truus kleedde, waren bij de jonge vrouw, die in het salon den heilige zat te wachten, de gedachten weer losgebroken als een hoog gezwollen rivier, die door de dijken heenbreekt. Ze had alles gedaan precies als de vorige jaien, toen haar man nog bij haar was; ze had Piet, den bode, weer genomen, om voor den goeden Sint te komen spelen; ze had gedacht, dat dair geen gevaar bij was dat Willem Piet toch nooit meer zag. Wat was hot nu geweest dat Piet wou zeggen, vanmiddag, toen hij,kwam vragen of hij om zeven uur mocht komen, in plaats van half acht? Hij bediende zooveel families, bij was er gezocht als Sint Niklaas, en hij haalde er een aardig duitje uit. Nu had mevrouw Poeldijk er beslist op gestaan, dat hij bij haar om half acht zou komen. Dus was hij vanmiddag nog even aan- gcloopen om te vragen of het zeven uur mocht zijn. Goed, zij vond het goed, het was haar hetzelfde. Ze had alleen half acht gezegd, omdat hij, toen Willem nog bij haar was, ook om half acht kwam, ieder jaar. Maar wat was hot toch geweest, dat Piet had willen zeggen, toen hij zich versprak? Hij had haar man gezien, dat kon ze wel eruit begrijpen. Haar wat had Willem van hem noodig gehad? Zou hij hem kadeautjes hebben gegeven voor kleine Truus? Piet had zich ver sproken, en zij had niet verder willen vragen. Ze mocht nu niet meer belang stelling hebben, voor haar man. Neen! nooit meer! En ze wilde ook niet Hij had zoo van Truus gehouden, al tijd! Toen hij wegging had hij gezegd: Ik laat jou het kind, dat is beter en billijker. Maar geloof dat het hard is en stel die laatste opoffering van mij niet op te lagen prijs! Als ik ooit op mijn besluit terug zal komen, zou het zijn om het kind! Toch wel mooi was het geweest van hem! Eerlijk was hij altijd geweest; dat was zijn cenige, maar dan ook zijn grootc en volkomen deugd. Je kon er van hem opaan, als hij iets zei, dat hij 't meende De man echter bromde. Het was laat en 't paard was moe. Nita drukte hem twee goudstukken in de hand. „Spoed, spoed," riep ze. „Ge krijgt een derde als ge hard rijdt." Toen leunde zij in 't rijtuig terug, elk oogenblik verwachtend Comerio te zien. De rit scheen eindeloos, ten laatste was Casa Bella bereikt, zij sprong uit 't rijtuig en vroeg naar Signor Donati. „Hij is hier niet, signora," zeide de oude Dino, haar nieuwsgierig aanziende. „Hg is hier in 't geheel niet geweest." Nita gaf een gil, die elkeen deed toe snellen. Zij brachten haar in de rozenkamer en kregen bij gedeelten de geheele ge schiedenis te hooren. Francesca werd doodsbleek, doch voor kapitein Britton of zijn broeder iets konden besluiten, waB zij weggesneld, blootshoofd, naar 't telegraafkantoor. Carlo was in gevaar, zg moest hem redden, 't Kantoor was nog open en zonder een oogenblik aarzelen, schreef zij een depeche aan den hoofdcommissaris van politie te Napels. „Vanmiddag is signor Carlo Donati op weg naar Pozzuoli opgelicht en sedert is niets moer van hem gehoord. Het complot iB beraamd door den zanger Giovanni Comerio. Laat hem dadelijk aanhouden." Intasschen maakte Comerio, die er in 't geheel niet aan dacht welk een loop de zaken genomen hadden, met de Maar ze mocht niet meer aan hem denken. Ze had nu bijna een jaar ge leefd, zonder aan hem te denken. Hoe kwam ze nu opeens zoo vol herinnering? Enzachtheid? Hun huwelijk was een vergissing ge weest. Zooals het nu was, was het goed. En billijk. Geheel?Kom, ze mocht niet denken. Ofhaar geluk? Ze wist het niet meer. Kom, hoe kwam ze van avond toch zoo weifelend en onzeker van haarzelf? Ze was toch een jaar lang zeker van alles geweest! Neen! neen! neen! boos schreeuwde ze het zichzelf toe: ze wist het zeker, en ze wou er nu niet meer over tobben, aarzelen: het was goed, zooals het was, en dat denken en dat dweepen die, illusies en die utopieën, ze mocht er niet meer mee spelen, want ze waren haar ongeluk geweest, van den eersten dag af aan, haar noodlot, allemaal Haar man dacht niet, béd nooit ge dacht. Hij dééd. Hij was een nuchter zakenmensch. Misschien was het beter? Stellig practischer in het nuchtere, practisch leven Maar tusschen hen had het de kloof gevormd, die ieder jaar iedere maand, iederen dag op 't eind van haar mislukt huwelijksleveu, breeder gaapte en weer breeder, tot hij niet meer te overbruggen was een kloof van volmaakt antipathieke, elkaar-af- stootende levensopvattingen niet meer te overbruggenzelfs door hun kind. Toen waren ze van elkaar gegaan. Ge woon zonder veel opzien zonder officieele scheiding. Ze waren 't zoo vol komen eens om te gaan, en ze zouden toch niet meer trouwen. Voor zulke nicn- sclien is stadhuis-scheiding een onkiesche komedie. Hij was gaan reizen. Latei- had zij gehoord, dat hij in Den Haag was gaan wonen. En nu die vreemde ontmoeting met Piet Ze voelde zich onrustig. Er hing iets in de lucht, dat naderde en haar vraag drukte. Piet had nog méér geweten! Dat zag ze aan zijn kleur dat hoorde ze aan zijn gestotter. Maar, God, wat zou het zijn wat naderde er danGod, wat?! Ze wrong zich de handen, zenuwach tig. Maar ze trachtte zich te bedaren. Er was niets. Willem was veel te nuch ter om iets geks te doen! Ze trachtte zich in te praten, dat hot maar alleen het verzoek zon zijn geweest om het een of ander pakje aan Frans te geven, Het was het eerste Sint-Nicolaasfeest meeste kalmte zijn toebereidselen. Eerst ging hij naar den agent van Brancaleone, dio in een der beruchtste wijken woonde. Hier deponeerde hij de witte zakdoek, die het teeken moest zijn en eeu pakje banknoten om den rooverhoofdman te betalen. Toen zorgde hij voor 't rijtuig, dat hem uit Napels moest wegvoeren en toen ging hij den tijd, dien hij over had, gebruiken om een flesch champagne te drinken. Terwijl hij daar aan 't marmeren tafeltje zat, dacht hg glimlachend aan 't succes, dat hij dien dag gehad had. Hij genoot bij de gedachte hoe hij Donati had gestraft en die gedachte was nog aangenamer voor hem dan het denkbeeld Anita te hebben gewonnen. Terwijl hij uit 't café slenterde en nog over zijn geluk peinsde, was hij niet weinig verbaasd toen een voorbijganger hem een briefje in de hand stopte en snel heen ging. Hij las 'tonder de straatlantaren, 'tluidde: „Signor Comerio wordt door een vriend gewaarschuwd Napels dadelijk te verlaten. Ge loopt gevaar gearresteerd te worden." Hoewel hij wel iets durfde te wagen, zoo was Comerio toch een lafaard. Hij had een vriend bij de politie en twijfelde niet of deze zond de waarschuwing. Hij wist dat hij geen oogenblik te verliezen had. Toch waagde hij het naar Palazzo Forti te gaan. Misschien konden zij nog na hun scheiding. Ze wist dus nog niet, hoe hij zich dien dag voortaan gedra gen zou. Dat hij van zich zou laten hooren, was zeker: Truus meende immers, dat hij op reis was. Met haar verjaardag had hij Truus bloemen ge stuurd, een mand vol bloemen uit het Zuiden en de laugbegeerde fiets. Nu zou hij natunrlijk weer iets geven. Maar er was nog niets gekomen Wat was natuurlijker dan dat hij Piet had gevraagdHet was toch dom en gevaarlijk van haar geweest eigen lijk, dat ze den bode weergenomen had! Ze had er wel bij gedacht, maar, week hartig had ze het willen hebben net als vroeger. Ook had ze geen lust, aan een nieuweling alles uit te leggen hoe hij doen moest Zou Truus nóg niet klaar zijn? God! hoe... hoe... kon dót Had zo dan zóó zitten mijmeren? En waar bleef Piet? Piet, die nooit een minuut te laat was! Zie je nu wel, dat er wat dreigde! Zie je nu wel! Het was tien minuten over zevenen! En het iets, dat in de lucht was, na derde en naderde. Zie je nu wel, dat er wat dreigde. Och, die dwaze senti mentaliteit, die klcinzeerige herinnerin gen! Ze mocht niet denken! Ze moest nu maar eens flink door de eerste keer heen bijten, dan zou ze volgende jaren van zelf flinker zijn. Herinnering wordt immers uitgcwischt door den tijd, en wondengenezen. Ze betrapte zich op het woord! Wón den? Ze schudde zich met geweld los als uit een groep. „Ja zeker, wón den", zei ze hardop, dapper en met klem. Ze luisterde of er nog geen rij tuig aanrolde, door de stille straat. Toen stond ze op en deed de kamer deur open. „Truusje! riep ze in de gang. „Juf frouw! beneden komen, 't Is hoog tijd!" Terwijl ze riep en daarop hoorde naar 't antwoord, gleed haar blik langs den vloer, langs de kamerdeur, die ze in haar hand hield. En onwillekeurig bleef hij gericht op het onderste paneel, waar aan den benedenrand de verf geheel af was. Dat had haar man gedaan. In dit oogen blik van zenuwoverspanning herinnerde ze zich de nietigste dingen. Hoe haar man de gewoonte had gehad, waar over ze de eerste jaren, toen die grootc, ernstige vervreemding er nog niet was, vaak ruzietjes hadden gehad; die haar samen vluchten en hij waagde weinig met die laatste poging. Ademloos snelde hij de trup op en vond tot zijn verbazing de deur open. Hij sloop in de voor kamer en riep zachtjes Anita. Hij ging in de salon doch ook die was ledig. Hij klopte aan de slaapkamerdeur, doch kreeg geen antwoord. Een zwak ver moeden kwam bij hem op en tanden knersend ging hij naar Donati's kamer waar Gigi sliep. Comerio schudde hem bij den schouder en vroeg met een stem waar 't kind van schrok: „Waar is je moeder? Kunt ge niet praten? Waar is je moeder?" „Ik weet 't niet," snikte Gigi. „Accidente! Ze heeft me bedrogen!" riep Comerio. Dan plotseling de adem inhoudend, bleef hij luisteren. Geen twijfel stemmen en voetstappen naderden. Suel grendelde hij de deur, rukte 't venster open, sprong op 't balkon en verdween in de duisternis. Gigi's eerste neiging was ouder de dekens te kruipen, doch al zijn moed verzamelend opende hij de deur, nu eens om Carlo dan om zijne moeder roepend. Yreemdc mannen kwamen do kamers binnen. „Hier is een kind," zeide een van de politiemannen, hem opnemend. „Zeg eens kleintje, wie is er in huis?" „Signor Comerio!" snikte Gigi. Santo Diavolo! waar?" riep de man uit. Gigi wees op zijn kamer. nu o! zoo kleinzielig, leken om als hij do deur in kwam, haar open te duwen met de punt van zijn voet, en als, hij er uit ging, en haar weer gesloten had achter zich, op dezelfde manier nog eens te voelen of ze wel goed dicht was. Dat teekende ook weer zijn ruwen aard. Dat, en honderd andere kleinig heden, die haar nu te binnen schoten. En toch zou zij er thans geen herrie meer overmaken. De scheiding had haar wèl zachter gestemd. Truus kwam, met de juffrouw, in haar Zondagsche kleedje de trap af. Haar kleine engel! zij was bet eenige dat ze hier nog had. Ende herinnering Maar ze waren net binnen; haar doch tertje had haar kleedje uitgespreid, zorg vuldig, aan beide kanten nevens haar op de sofa, om hot niet te kreuken, en, moe van spanning en opwinding, zich gedrukt tegen haar aan zij geloofde nu toch wel weer echt in Sint Niklaas, en dat het de levende was, en geen man maar zoo met een mombakkes voor, die dadelijk komen zou toen buiten het rijtuig aanrolde en stilhield voor het huis. Verleden jaar was haar min gegaan, maar nu ging zij snel naar de kamer deur en opende die wgd, noodend: „Kom nu binnen, meneer Sint Niklaas; van harte welkom weer in deze woning!" Zij wierp een snellen blik op de klok Ook de heilige keek. Vijf minuten voor half acht! Er moest iets gebeurd zijn! Enfin, nu was de herinnering nog vol- komener. Zooals ze het zich gcwenscht had. „"Van harte welkom!" herhaalde zij werktuigelijk. Truus zat te beven in een hoekje van de canapee. Hij struikelde over zijn kleed, dat hem veel te lang was van voren het was een ander dan verleden jaar maar het kind merkte er niets van. En het vreemde in de lucht naderde, naderde. Hij deed gewoon zijn plicht, precies als andere jaren, hij bromde in zijn baard dezelfde vragen en vermaningen, die ze verleden jaar met haar man van hem had gehoord. En tóch moest er iets gebeurd ziju. Truus, niet meer zoo bang, nu zijn stem goedig klonk, en de cadeautjes voor den dag kwamen met hoopen, naderde, dorst hem een hai_djo te geven. „Door het venster," zeide hij, in tranen uitbrekend. Voor antwoord wierp de man hem op 't bed eu sprong op 't balkon, terwijl de anderen naar beneden snelden, doch 't was te vergeefs, Comerio was ontsnapt en met de duisternis in zijn voordeel kostte het hem weinig moeite Napels te ontvluchten. Terwijl de Napelsche politie hem overal zocht, stoomde hij op de Middel- landsche zee, wetende dat hij nimmer meer in Italië kon terugkecren en in zijne liefde, als in zijn wraak was teleur gesteld. „Als ik nog maar tijd had gehad de witte doek voor de roode te verruilen, zou ik 't kunnen verdragen," peinsde hij, doch de witte doek bleef als een teeken dat de ware liefde de valsche had overwonnen. Te Casa Bella was alles in verwarring en later scheen die tijd Francesca een lange, benauwende nachtmerrie toe. Zij had een verwarde herinnering, dat zij terugkwam van 't telegraafkantoor, dat zij Kate eu Clare over de bewustelooze Nita gebogen zag, dat zij met oom George en haar vader naar Napels reed en met Gigi op haar schoot terugkeerde en van iwee vreeselijke dagen en nachten, toen heel Napels doorzocht werd. Intusscheu lag Nita in de logeerkamer en dokter en priester kwamen vele malen daags. „Waarom komen die mannen zoo ver- Zij was toch dapperder geworden, dit jaar, het kinderlijk geloof zou gauw gedaan zijn. Piet was een beetje schor; een oogenblik bleef hij steken, kuchend en schrapend. Zij glimlachte, maar het miesje keek met groote vertrouwende oogen naar hen beiden op. „En dit", bromde hij, „is van paatje" zij huiverde, het kwam to plotseling; er was iets, o! er was iets „paatje die ergens heel ver op reis is, maar mij een brief geschreven hoeft, of ik je dit geven wou", hij schraapte wéér „als je nog even zoet was als vroeger en nog altijd even lief voor je maatje. Hij vroeg mij ook, je te zeggen, dat je altijd aan hem moet denken, dat je hem nooit en nóóit moogt vergeten, ook al blijft hij nóg zoo lang op reis Zal je dat niet?" „Nee, mijnheer Sint Niklaas". „Eu ten slotte, vroeg hij me, je har- telij k te groeten, jou en u ook mevrouw". Hij boog zich over haar om haar to kussen. Maar Truus, zenuwachtig van blijdschap en spanning piet het groote pak, liep al weg. Toen giug hij heen En de moeder -staarde hem na. Dio woorden en zij hadgeméénd! Opeens luid ze gedacht onmogelijk. Ze was geschrokken van de gedachle! Ze moest gaan zitten. Terwijl ze, voor haar schemerende oogen, hem naar de deur zag gaan, zonk ze neer op een stoel Maar ze vermande zich. Ach, onzin! En het was zondig, daaraan te denken! En toch naderde het iets, het vréémde, naderde, zwaarder, kneep haar keel biina dicht.... J De Sint aarzelde hoen te gaan. En ineens voelde ze, dat het waür was! Maar hij, stond al in de deur, deed haar achter zich toe en schopte er even, héél even tegen mot de punt van zijn voet.... Toen stortte zij hem na, wierp zich in de gang aan zijn voeten. En ze kreet van ontsteltenis èu van blijdschap: „Man! Willem! Mijn man!" Hij nader komend, struikelde over zijn tabbaard. N. A. Ct LEO FAUST. schrikkelijk dikwijls?" vroeg Gigi aan Sibyl. „Wel Dino zegt, dat je moeder gaat sterven," zeide Sibyl. „Maar Gigi, ik mocht 'tje niet zeggen, praat er niet met de anderen over." „Maar zij zal niet sterven," zei Gigi met nadruk. „Niet voor oom Carlo terug is." En zoo wachtten ook de twee kinderen, meest aan elkaar overgelatep, met angst Carlo's terugkomst af. ACHTENDERTIGSTE HOOFDSTUK. Op Casa Bella. Donderdagmorgen vroeg ontwaakte kapitein Britton uit een onrustige slaap door stemmen op de trap. „Hoe gaat het met mevrouw Merlino?" vroeg hij in 't voorhuis tredend, waar hij juist den dokter ontmoette. „Op't oogenblik iets beter," antwoordde deze. „Maar 't zal niet lang meer duren, de schok is te hevig geweest en die on zekerheid is 't ergste. Zij heeft kaar moeders gestel eu als 't hart aangedaan is, dan is 't doodelijk." Francesca ging bij de sprekers weg om hare tranen te verbergen on Captain Britton ging met den dokter naar buiten, verheugd even zijn huis te kunnen ver laten Francesca, die wist dat vader Christoforo bij de zieke was, bleef bij de open deur staan. 'I'or-" rcrrolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1906 | | pagina 5