No. 7. Woensdag 23 Januari 1907. 4e Jaargang. Liberaal Orgaan voor Amersfoort en Omstreken Uitgave van de Vereeniging „DE EEMLANDER". Nogmaals: de Eerste Kamer en het Arbeidscontract. FEUILLETON. De hoogste post. MLANDER. Verschljut Woensdags en Zaterdags. Bureau Hendrik van Viandenstraat 28. Abonnementsprijs Per jaar f 3-00 Franco per post- 3.50 Per 3 maanden- Q.75 Franco per post- 0.90 l'rijs der advertentiën Van 1 tot 5 regels0.40 voor iederen regel meer0.08 (Bij abonnement aanmerkelijke korting.) In een vorig artikel beloofden wij, to zullen terugkomen op verschillende be zwaren, in het Voorloopig Verslag der Eerste Kamer tegen het Arbeidscontract geopperd, bezwaren die voor het meeren- deel het zwartgallige der Eerste Kamer aantoonen, zoodra de belangen der economisch zwakken door den wetgever worden ter hand genomen. Reeds wezen wij op de onjuistheid van bet bezwaar, dat de voorbereiding van het wetsontwerp eenzijdig zou zijn geweest; Mr. Drucker had het immers reeds gereed in 1894, vóórdat hij tot afgevaardigde der Tweede Kamer was gekozen; terwijl hij in 1S98, toen hij het aan den toenmaligen Minister van Justitie aanbood, ook nog niet „leider eener invloedrijke politieke groep" was geworden. En nu meent de Eerste Kamer wel dat op de gedragslijn der opvolgende Ministers van Justitie moeilijk buiten invloed kan zijn gebleven de omstandig heid, dat zij bij aanneming van het ont- werp-Drucker van een niet te licht te hoog te waardeeren steun verzekerd waren, daarentegen bij verwerping dier beginselen hun een niet minder krachtige weefstand te wachten stond. Dit motief is echter ten eenenmale onaannemelijk ten aanzien van Minister Loeff. Zou men meenen, dat deze, bij de sterke meerderheid van rechts welke de Tweede Kamer tijdens het Kabinct- Kuyper telde, zich er zoo bijzonder om zou bekreund hebben, van het ontwerp- Drucker ook ten aanzien der hoofdbe ginselen aftcwijken, indien hij het met die beginselen niet eens was geweest? Voor den tegenstand van het kleine groepje vrijzinnig-democraten in de Kamer (eerst 9, later slechts 8) behoefde hij toch waarlijk niet beducht te zijn. Maar dat hij en gelijk later, bij Hoeveel menschen zijn er nietdie zich over het ongeluk van anderen troosten met de vreugde dat wel voorspeld te hebben. Nuar 'f Fransch. Met de kepi scheef op en een woe dend gezicht stormde de dienstdoende Bergcant de kazerne binnen. .Wachtdienst voor morgen, den 1 sten April", riep hij uit. Toen las hij met gebiedende, alles overschreeuwende stem, onder algemeene aandacht ecnige namen van soldaten en posten op. Aan het slot van de lijst gekomen, staken ze allen de hoofden op bij het hooren van één naam „Paponnet!" „Hier", antwoordde een dik, rood boerengezicht, waarin groote, blauwe oogen erg naïef rondzagen. Met groote moeite zijn lachlust be dwingende, sprak de sergeant ernstig: „Zelfmoorderswacht, op de Julizuil!" Een onderdrukt gelach brak onder de soldaten uit. Degenen die nog te bed lagen, verstopten hunne vroolijke gezich- de behandeling der zaak in de Kamer bleek een groot deel der rechterzijde zich met de beginselen van het outwcrp-Drucker vcrccnigde, bewijst toch wel, dat onder de „eenzijdigheid" dei- voorbereiding de bruikbaarheid en de wetenschappelijkheid dor ontworpen rege ling hoegenaamd niet had geleden. Een nieuw bewijs, hoe bij aanhangers van onze richting, welke geheel op weten schap en ervaring gebaseerd is, een zijdigheid wel het minst te vreezen is. Maar de Eerste Kamer wil blijkbaar de zaak niet en zoekt daarom mot Argusoogen naar bezwaren, vaak van den meest futiclen aard. Zoo lezen wij: „Als een bezwaar tegen de inlassching (der regeling) in het Burgerlijk Wetboek werd nog aangovoerd, dat tusschen de met cijfers genummerde artikelen een lange reeks artikelen zouden voorkomen, genummerd met letters en zelfs met dubbele letters". Verschrikkelijk, iuder- daad! Maar men komt met gewichtiger, principieeler bedenkingen aandragen. Het ontwerp gaat uit. „van het onjuiste beginsel, dat in het contractenrecht par tijen zich moeten richten naar de be grippen des wetgevers, niet de wet den wil van partijen moet doen eerbiedigen." Onzerzijds zeggen wij hiertegenover, dat de wet den wil der partijen slechts heeft te doen eerbiedigeu, voorzoover deze niet strijdig is niet de openbare orde of de goede zeden. Zóó wil het ook ons Burgerlijk Wetboek. En in aansluiting daarbij wil nu ook het ont- werp-arbeidscontract voorkomen, dat overeenkomsten op het terrein van den arbeid worden gesloten, die in haar wezen onzedelijk zijn en door de verbittering en den strijd, welke zij dientengevolgi wekken, aanleiding geven tot bedreiging van de rustige ontwikkeling onzer maat schappij. Slechts dóór waar elke afwijking van do bepalingen der wet zou leiden tot strijd met de openbare orde of de goede ten onder de bruine dekens, de vlijtigen die zich afbeulden aan het ledertuig hiel den zich fluks over het werk gebogen. Paponnet zelf was geheel verpletterd. „Op de Julizuil", herhaalde hij, maar wat moet ik dan daar boven beginnen?" „Het bevel luidt nu éénmaal zoo," sprak de sergeant onverstoord; „morgen is het Zondag, op dien dag beklimmen eene massa menschen de zuil. Je behoeft je er niet over te vorwonderen, ik ver zeker je, dat velen naar boven gaan met het doel zich van boven naar beneden te storten. Het is bekend, dat dit monu ment om zoo te zeggen het rendezvous van de zelfmoordenaars is. Daarom zendt de regeering een wacht, opdat deze op de bezoekers let, teneinde ze als het noodig is tegen te houden, wanneer hun de lust bekruipt naar beneden te springen." Het vollemaan's gezicht van Papon net werd plotseling bleek. „Maar mijn heer de sergeant, dan is er misschien wel gevaar bij?" „Och zoo'n beetje. Het is een eerepost die men je daar toevertrouwt, het is de hoogste van Parijs." „Zal men mij dan ook mijn soep brengen?" „Ja zeker; doch die vervloekte zuil is zoo hoog, dat het tamelijk lang duurt, alvorens ze aankomt. Je doet in elk ge val goed, je kommiesbrood mee te nemen. Om acht uur wordt ge afgelost, begrepen „Jawel, mijnheer de sergeant." zeden, bevat het ontwerp-arbeidscontract dus dwingende regelingen; voor het overige dwingt het partijen allerminst, bevat het slechts aanvullend recht, ten einde op het terrein der arbeidsovereen komst de rechtszekerheid te brengen welke thans ontbreekt. Daarom ook verliest het bezwaar alle beteekenis, dat het ontwerp te veel op de rechten van den arbeider lette, maar te weinig op die van den werkgever. De laatste toch, niet de arbeider, maakt in den regel de arbeidsovereenkomst en zorgt dan wel dat lijn rechten duidelijk vaststaan, terwijl daarentegen behalve ten aanzien van het loon, over de rechten van den arbeider niet veel wordt ge sproken, waardoor de rechtsonzekerheid, waarin het ontwerp had te voorzien, veeleer aan den kant van den arbeider dan aan dien van den werkgever was te vinden. Dat „de ontwerper" wordt hier do heer Drucker bedoeld of de Regeering? de toestanden ten plattelande in het bijzonder van den landbouw niet heeft gekend, wellicht niet eens daaraan heeft gedacht, is óók een bezwaar van de Eerste Kamer. Wij aarzelen niet, dit oen hoogst unfaire beschuldiging te noemen. Bij de discussiën in de Tweede Kamer naar aanleiding van de amende menten der „agrariërs" (de leden uit landbouwende districten) is afdoende ge bleken dat èn de heer Drucker èn de Regecring van die toestanden uitnemend op de hoogte waren. Over de „inbreuk op het huwelijks recht", door het ontwerp gemaakt, waarin „onderscheidene leden" een „ernstig bezwaar" zagen, zullen wij geen woord verliezen. Dergelijke bezwaren typeeren slechts den aarts-conservatieven, ante diluviaanschen geest van deze critici Het punt is trouwens, hoe belangrijk ook op zichzelf, voor de beoordeeling van dit ontwerp in zijn geheel van zeer bijkomstigen aard. Maar de Eerste Kamer heeft zich met De onderofficier maakte dat hij weg kwam, om buiten eens ferm uit te lachen. Neen, wat was die Paponnet toch voor een schaapskop! Wat had men inet dien man al niet beleefd! De sleutel van het manoeuvreveld, de parapluie van het regiment, de macaroni-oogst, er was geen enkele kazernemop, die hij niet met de grootste lichtgeloovigheid had aanvaard. En nu zou hij morgen bij den Engel van de Bastille de zelfmoorderswacht be trekken. Ha ha, wat zouden ze lachen, als hij dat aan zijne kameraden vertelde. Keen, men mocht zeggen wat men wilde, dat was een goed geslaagde Aprilgrap. Werkelijk steeg Paponnet den volgen den morgen, nauwgezet als gewoonlijk, de emdelooze wenteltrap op, die naai den top van de zuil voerde, zijn kom- miesbrood droeg hij onder den arm „Lieve hemel," mompelde hij van tijd tot tijd, „die is duivclsch hoog, die hoog ste post van Parijs." Eindelijk bereikte hij deu top. Hij leunde tegen het cirkelvorming balkon, juisf ouder den slecht6 met zijn goud- patina bckleeden engel, die zijn vleugels uitgespreid had om naar do wolken te vliegen, terwijl hij in stomme bewonde ring het prachtige panorama aanschouwde, dat zich voor zijne blikken ontrolde. Het was tien uur, de zon wierp hare verzengende stralen op den oceaan van daken, waaruit de monumenten hier en daar met grillige lijnen zich verhieven. voorliefde op allo bijkomstigheden ge worpen, als daaruit maar oenig venijn tegen het ontwerp te zuigen viel. Uitgeplozen en ontleed heeft men de bepalingen, gevallen zijn gezocht waar aan niemand zou gedacht hebben, om het ontwerp toch maar op leemten of inconsequenticn te betrappon. Elk artikel is op een goudschaaltje gewogen. Komisch klinkt daartegenover de „van verschillende zijden" aangeheven klacht over de onduidelijkheid der wet, welke dan als volgt wordt toegelicht. „Niet juist in dien zin, dat elke der bepalin gen op zichzelve voor een rechtsgeleerden lezer meer dan gewone moeilijkheid zou opleveren" daarvan heeft de Eerste Kamer wel het tegendeel bewezen! „maar ook een rechtsgeleerde kan, hoe ernstig hij de wet moge bestudeeren. zich moeilijk op de hoogte stellen van haren inhoud. Het geheugen wordt niet ondersteund, wijl de bijzondere wetsbe palingen niet de toepassing zijn van logische, billijke, op zedelijke regelen gegronde beginselen". Welk een zotteklap! is men geneigd uitteroepen bij het kennis nemen van zulk een bestrijding. Was dan de heer Drucker, waren dan de Minister van Justitie, waven ook de Tweede-Kamer leden die een voorname rol in de dis cussies over het ontwerp hebben gespeeld niet volkomen op de hoogte van den inhoud ervan? En aau den anderen kant: vinden de heeren soms de bepalingen b.v. van het burenrecht in ons B. W. zooveel logischer en gemakkelijker te memoriseeren? Juist omdat het ontwerp zich nauw aansluit bij bestaande gebruiken en heerschende opvattingen iustedc van doctrinair uit één beginsel consequenties te deduceeren, bevat het vele niet recht streeks met elkaar verband houdende voorschriften, zonder echter daarom onlogisch of onbillijk te worden. Gaarne nemen wij aan, dat deze regelen indrui schen tegen do beginselen van logica en „Wat een boel huizen", mompelde Paponnet-, „wat een boel huizen, hè. Als dat alles eens aan een enkele be hoorde." Maar hij spon deze onwaarschijnlijke hypothese niet verder uit en dacht enkel nog aan zijn plicht. Hij gespte den stormband onder den kin, als een soldaat in dienst, die zijne plichten kent, moet doen. Daarna begou hij met kleine regel matige stappen, eene wandeling om het platvorm. Ziezoo, hij was klaar; de zelfmoorde naars behoefden maar te komen. De bezoekers waren schaars op dit vroege uur, maar langzamethaud ver zamelden zich langs de leuning van het balkon een aantal op zijn Zondags uitge doste bezoekers. Paponnet verloor hen geen oogenblik uit het oog; hij vond het alleen maar jammer dat het voet stuk van den genius zoo hoog was, dat hij niet allen tegelijk kou waarnemen, die goeie Paponnet. Men moest eens hooren, hoe hij op bevelenden toon tot de bezoekers sprak: „Leun niet zoo ovei de balustrade, meneer!" Wanneer men hem nu niet binnen eene seconde ge hoorzaamde, voegde hij erbij: „U hoort toch wat ik zeg, u moet niet zoo over hangen!" Do op deze wijze aangespro kene keerde zich dan verbluft om: Waar om zou die soldaat hein verbieden over de balustrade te leunen?" Nu, de raad was ten slotte niet te verachten en in van billijkheid dor beoordeelaars. Doch in zoo een geval is natuurlijk tweeërlei mogelijk: óf de beginselen van het ontwerp deugen niet óf do fout ligt bij do bestrijders. En dat dit laatste inder daad het goval is, blijkt uit do gezochte wijze waarop zij togen het ontwerp agecren. Wilden wij dit in den breede ont wikkelen, wij zouden do ruimte van een dagbladartikel overschrijden. Thans slechts enkele staaltjes nog. Men komt op tegen de schoiding, op enkele punten van liet ontwerp tusschen do arbeiders met hooger of lager loon dan f 4.por dag gemaakt. Het cijfer wordt zuiver willekeurig geacht. Men had evengoed f3.— of f5.— kunnen nemen. Natuurlijk. Dat praatje kennen we. Elke grens heeft nu eenmaal iets willekeurigs. Maar de loongrens van f 4.d. i. f 1200.per jaar, geeft dunkt ons heel aardig aan, waar de economische zelfstandigheid van den ar beider ceuigszins tot uiting begint te komon. Doch wat stellen nu de bedillers vau een loongrens daarvoor in de plaats? Zij hadden willen zien onderscheiden tusschen: a. do arbeiders in fabrieks- en handwerksnijverheid (ook de inwo- nenden); de dienstboden; c. alle overigen in loondienst zijnde personen (behalve directeuren van naamlooze ven nootschappen en dergelijke die feitelijk als werkgevers fungeeren). En dan volgt, letterlijk: „Voor zoo ver hot onmogelijk mocht blijken, het onderscheid tusschen de eerste en de laatste categoric voldoende te omschrij ven, had men ter beslissing van grens geschillen het verschil in loonbedrag als maatstaf der schifting kunnen behou den". En iets verder lezen we, dat de be zwaren het gemakkelijkst te ondervangen zouden zijn „door te bepalen dat allen, wier vast, als minimum gegarandeerd loon minder dan f 1200per jaar be- plaats van met den voorbarigen raad gever te twisten, vergenoegde men zich, met een schouderophalen of met een spottend glimlachje te antwoorden. Er kwamen ook kameraden van andere ■egimeuten, die hem plaagden. „Waarom heb je toch den stormband om, Blauwe?" „Omdat ik dienst heb." Dit eenvoudige antwoord bracht de plagers in verwarring. Verbluft zagen ze elkander aau. Maar er kwamen in dienst wel meer wonderlijke dingen voor. Waarom kon er tenslotte op de Juli zuil ook niet een wachtpost zijn? Daar om zeiden ze bij 't afscheid nemen mede lijdend en goedhartig: „Nou, ouwe jongen verveel je maai niet te erg, hoor!" Paponnet verveelde zich niet, maat toon het tegen een uur liep begon hij ernstig ongerust te worden, zijne soep kwam nog altijd niet; 't is waar, het was wel wat hoog om naar boven te dragen. Doch het bepaalde uur was ook reeds lang voorbij, en zijn maag begon het liedje van verlangen te zingen. „Ik zal de lui die beneden dienst heb ben zeggen hoe ik heet", en hij keek naar het gewoel beneden, of hij niet ergens een soldaat ontdekte. Maar er was niets te zien. Daarenboven was het uur van do lekkere beetjes reeds lang voorbij. Beneden op het groote plein was de drukte een weinig verminderd. Overal verorberden de gelukkige Parijzc-

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1907 | | pagina 1