No. 20. 4e Jaargang. Zaterdag 9 Maart 1907. Liberaal Orgaan voor Amersfoort en Omstreken Uitgave van de Vereeniging „DE EEMLANDER". Zuivering der politieke ver houdingen. FEUILLETON. De visites van eene engel, Waanzin, misdaad en religie. DE EEMLANDER. Verschijnt Woensdags en Zaterdags. Bureau Kortegracht 1. Abonnementsprijs Per jaarf 3.00 Franco per post- 3.50 Per 3 maanden0.75 Franco per post- 0.90 l'rijs der advertentiën Van 1 tot 5 regels0.40 voor iederen regel meer0.08 (Bij abonnement aanmerkelijke korting.) Wanneer één ding duidelijk is|geble- ken uit de politieke crisis vau het •oogenblik, dan is het zeker wel dat ingrijpende hervormingen van ons staats wezen dringend noodzakelijk zijn, wil niet telkens en telkens weer de wet gevende machine worden stop gezet (■Dat onze politiek in het doodc punt staat, is zeker voor een goed deel te danken aan de antithese, aan het kunst matig coaliseercn der confcssioneele partijen op vage en onderling voort durend bestreden geloofsbegrippen. ;'-n Maar die antithese-politiek zelf is op haar beurt wederom het gevolg van de omstandigheden, dat bij de bestaande regeling van ons kiesrecht de partijen ieder voor zich in de Volksvertegen woordiging niet in die inate tot hun recht kunnen komen, als uit het totaal der stemmencijfers zou zijn op te maken. Hg Het is geen verschijnsel van ons land alle en, dat hot staatkundig leven moer en meer wordt bchcerscht door coalities bij de stembus, die uiteraard leiden tot meer of minder hechte bondgenoot schappen tusschen partijen, die niet of niet voldoende bij elkaar behooren, die zelfs ten opzichte van hoogst belangrijke vragen van wetgeving elkanders antipoden zijn. De zucht om tot eiken prijs aan het bewind te komen, dwingt dan zoo veel water in den wijn te doen, dat de kleur totaal verloren gaat. Waartoe dit leidt, hoe groot bederf voor het politieke leven en voor de wetgeving daarvan het gevolg is, leert juist het huidig tijdsgewricht. Zonder den steun der katholieken zou de anti revolutionaire partij vermoedelijk slechts een weinig beteekenendc fractie in de kamer kunnen zijn. En nu worden de katholieken die een nuchtere Real- politiek plegen te voeren, wion het er om te doen is uit allerlei tijdelijke com- Vele menschen stellen de deugd meer in het bornuw hebben over fouten dan in het vermijden ervan. DOOR W. W. JACOBS. 2 „Het zal toch nooit netjes worden vóór wc een nieuw haardkleedje hebben", zei- de zij het hoofd schuddend. „D'rligter een bij Jackson, dat hier juist zou pas sen; en ze hebben d'r ook nog een paar prachtige, roze vazen, die heel mooi op onzen schoorsteenmantel zouden staan. Ze gaan vandaag nog voor een prikje." |c Jobbling verzonk in een diep gepeins en vroeg na eenig brommen en knorren naar den prijs. Tien minuten later reeds vertrok juffrouw Jobbling met het geld in de hand in een toestand van half woe de en half blijdschap. Een oogenblik promisson zooveel mogelijk munt te slaan, bereid gevonden hun gewaardeerde hulp te verlcenen. Voor de winst voor het katholieke geestelijk onderwijs be haald, was men gaarne bereid tot steun aan de voorheen fel bestreden Calvinisten. En omgekeerd werd die winst waar schijnlijk slechts noode gegund aan het, uit protcstantsch gezichtspunt, volkomen verwerpelijk roomsch onderwijs, maar de hulp bij de stembus kon niet worden gemist. Zoo is ons politiek leven gebracht in een toestand zóó deplorabel, dat krachtig ingegrepen dient te worden, wil niet de toch reeds bedenkelijke achterstand op allerlei gebied een gevaarlijken omvang gaan nemen. Want wel wordt er aan de rechterzijde druk gepraat over sociale wetgeving, maar dat de samenwerkiug van katholieken, christelijk-historischen en anti-revolutionairen zou kunnen leiden tot waarlijk ingrijpende hervormingen, mag ernstig worden betvvijfejd door wie zich nuchter rekenschap geeft van de uiteenloopende inzichten dezer groepen op dit gebied. Inzichten die zelfs ver schillen in den boezem der partijen zeiven. Zoo is het hoogste, dat met redelijke gronden verwacht kan worden, een stumperige halfslachtige wetgeving. Daarmede zijn wij echter niet gehol pen. Noodig is dat het groote en in afzienbaren tijd nooit voltooide werk van maatschappelijke hervorming breed en diep worde beschouwd, opdat niet zooals het ministerie-Kuyper wilde aan de arbeidende klassen met de eene hand in den vorm van zwaar drukkende belastingen worde ontroofd, wat door de andere hand als voorziening in vele nooden wordt gegeven. Zoo ooit van machteloosheid kan worden gesproken, dan zeker ten opzichte der plannon vau het „christelijk" kabinet, dat, door de sociale wetten vast te koppelen aan een protectionistisch stelsel onbekwaam bleek inderdaad aan de te zwaar gedrukten in de maatschappij kreeg zij hevige aanvechtingen om het geld voor iets anders te gaan gebruiken cu met een nieuwen hoed op en een nieuwe mantel aan voor Jobbling te ver schijnen. Maar het bleef bij aanvechtingen, want haar 25-jarig huwelijks-leven had haar wel geleerd rekening te houden met Jobbling'6 humeur. Juffrouw- Robinson kwam den volgen den dag, toen zij aan de thee zaten. Jobb ling, die weer in zijne hemdsmouwen zat, had nog juist tijd genoog om weg te komen. Zijn vrouw liet haar binnen en na eenige opmerkingen over het weer gewis seld te hebben, zat ze met een grimmig genot te luisteren naar de pogingen van Jobbling om zijn jas te krijgen Eindelijk vond hij hem onder een stoelkussen en kwam met een rood gezicht de kamer in om de bezoekster te groeten. Het gesprek vlotte eerst niet. De oogen vau het meis je namen de gehecle kamer aandachtig op en bleven toen met blijkbare bewonde ring rusten op de roze vazen. Ook het nieuwe haardkleedje wekte bewondering. „Ja, ze zijn netjes", zei Jobbling vol daan. „Prachtig zijn ze", zei het meisje. „Hoe heerlijk om geld te hebben", ging ze peinzend voort. „Nou, ik kon wel wat gebruiken", zei Jobbling grappig. Hij nam wat brood en boter en begon ecu gesprek over het hebben van geld en hoe het te gebruiken. Zijne lievelingswensch bleek ontheffing van lasten te bezorgen. Het Ministerie-De Meester het moet tot zijn eer gezegd bewoog zich ten deze langs een gansch andere, langs de democratische lijn, in de lijn van geleidelijke wegruiming van te groote sociale tegenstellingen. Wie de voordeden van de sociale wetgeving wil laten be talen door de arbeiders zeiven, gaat niet in de goede richting. Onmiskenbaar is dat ook in ons land de democratische idee veld wint. Maar in gelijke mate dat ter linkerzijde een opschuiving naar de democratie valt waar te nemen, pogen de reclitsche leiders hun groepen achterwaarts te dirigeeren. Dit moge tijdelijk gelukken, er zijn in hot reclnsche kamp teeke nen, dat dit op den duur toch niet zal kunnen gelukken. Reeds nu openbaart zich in de katholieke gelederen een jeugdigere frisschere geest en komen jongeren naar voren die iets voelen van do groote en grootsche roeping van onzen tijd: mode te arbeiden aan de wegneming der sociale euvelen waar onder de arbeidende klasse gebukt gaan. En de antirevolutionaire leiders hebben rekening te houden met de mannen van „Patrimonium" die zich maar niet voort durend met schoouc, maar ijdele frazen en zoet-klinkende beloften laten paaien. De hervorming van ons staatswezen behoort klaarblijkelijk ernstig ter hand te worden genomen. Bij de huidige politieke constellatie ligt daar in waar heid het zwaartepunt. Er zal eerst schot kunnen komen in de wetgeving, wanneer die horvorming is tot stand gebracht. De finale oplossing van het kiesrecht vraagstuk moet voorafgaan, vóórdat ons parlement in staat zal zijn zich over liet doodc punt heen te werken, vóórdat een zoodanige groepecring der partijen zal ontstaan, die goeden, wetgevenden arbeid mogelijk maakt. Oplossing van het kiesrechtvraagstuk Ook wijziging der samenstelling dei- Eerste Kamer waardoor de mogelijkheid te zijn: een aardig klein buitenhuisje. „Waarom koopt u het dan niet?" vroeg het meisje zacht. Jobbling lachte. „Gingel Watson betalen niet zulke hooge looneu," zeide hij, „dat wij buitenhuisjes kunijenkoopen. Wij doen liet werk en zij steken het geld in den zak. „Zoo is het altijd", zei het meisje ver ontwaardigd. „Zij zwemmen in weelde en de werklui leven in zorg. Maar waar heb ik den naam van Gingell Watson toch eerder gehoord of gezien?" „In de krant zeker", zei Jobbling. „Als advertentie?" vroeg het meisje. Jobbling schudde het hoofd. „Neen in een stukje over diefstal", antwoordde hij ernstig. „Verleden week stond het er in. Iemand heeft de brandkast opengebroken en is er met 9IX) pond in goud en bank papier van door gegaan." „Ja, nu herinner ik het me", zei ze knikkend. „Zijn ze gepakt?" „Neen, en er is niet veel kans op ook", was het antwooord. Juffrouw Robinson keek met haar groote oogen naif, uitdagend rond. „Nu daar ben ik blij om", zei ze. „Blij", barstte juffrouw Jobbling plot seling los, „blij?" Het meisje knikte. „Ik mag zulke slimme dieven wel?", zei ze inet een blik op Jobbling. „En bovendien hebben zij net zoo goed recht op het geld als Gingell Watson, want die verdienen van een bijkans onoplosbaar conflict als thans het ministerie-Do Meester tot aftreden dwong, wordt weggenomen, waardoor de Eerste Kamer evenzeer rechtstreeks verantwoordelijk gesteld zal worden tegenover hot volk, als thans de Tweede Kamer. Ook invoering der evenredige vertegenwoordiging, die oen eind zal maken aan monsterverbonden, aan coalities van groote politieke immo raliteit als waarvan do antithese-coalitie het beeld vertoonde. Natuurlijk zal die hervorming van ons staatswezen tijd vorderen. Maar de omstandigheden leggen het als een ge biedenden plicht op thans door een zuren appel heen te bijten. En het zal geen verloren tijd zijn, wijl eerst dan en dan alleen goede, vruchtdragende sociale wetgeving bereikbaar zal zijn. Er zal voor de ci-isis do een of andere oplossing gevonden moeten worden. Misschien is zij reeds govondeu, wanneer deze regelen onze lezers onder de oogen komen. Hoe ook die oplossing echter moge zijn, vast staat en juist de crisis heeft dit glashelder aangetoond dat de voorstanders van grondwetsherziening met meer kracht nog en met grooter ijver dan voorheen, een strijd zullen hebben aan te binden voor de verwezen lijking van het schoone doel: zuivering der politieke verhoudingen ten onzent. Y. D. Land en Yolk schrijft: De Standaard gaf dezer dagen „bijna cnrieuse cijfers" uit de Statistiek. Het was een Pruisische statistiek over 1880/1900. Zij wees uit, „dat op het aantal der krankzinnigen, wier aberra tie gevolg van drankzucht was, de per sonen, die zich op hadden gegeven als tot geen kerkelijke gezindheid te behoo ren, verreweg het sterkst vertegenwoordigd waren". Er zijn meer curieuse cijfers. Niet het ook niet." Juffrouw Jobbling had nog nooit van haar leven zoo iets gehoord en keek haai man aan om te zien, wat die er wel van zei „Zoo'n man is een dief", zeide zij vastberaden en hij zal niet veel geluk van zijn dieverij hebben." „Nou ik zeg ik zeg, dat hij er wel plezier van zal hebben," zei Jobbling, als ze hem tenminste niet pakken." „Ik zou van zoo'n soort man kunnen houden", verklaarde Juffrouw Robinson hardnekkig. „Ik durf wel zeggen", zei Juffrouw Jobbling, „dat hij ook van u zou houden. Soort zoekt „Nou genoeg d'r over", viel Jobbling d'r in de rede. „De hoeren kunnen het ten minste nog wel te boven komen, dat is één geluk." Hij boog zich voorover toon het meisje om nog wat suiker in de thee vroeg en toen hij nog een schepje vol ingedaan had, zei hij, niet te kunnen begrijpen, dat ze het zóó zoet kon drinken. Juffrouw Robinson ontkende toen, dat het zóó zoet was en bood houi aan zich te overtuigen en Juffrouw Jobbling zat met vuurschie tende oogen naar d'r man te zien, toen die er zijn lippen aan zette. „Zoet behoort bij zoet", zeide hij ga lant, haar het kopje terug gevend. Juffrouw Robinson trok een pruilend mondje, maar het kopje aan haar lippen brengend, keek ze hem over den rand alleen in een Pruisische, maar ook in de laatste Nederlandsche Statistiek over 1904 zijn er te vinden. Zij geeft (bl. XXXIII) het percentage van de veroordeelden, naar kerkgenoot schap. Naast een geringe verbetering voor Ncderduitsch-Hervormden en Katholie ken, en een wisselend cijfer voor „zonder kerkgenootschap of onbekend", vindt men een sterke stijging bij de Gerefor meerde kerkgenootschappen. Het verloop was van 1901 tot 1904 1,3 pCt., 2,38 pCt., 2,55 pCt. en 3,41 pOt. Curieus! sedert de zon der politieke macht deze kerkgenootschappen kwam bestralen, ziet men de criminaliteit Dezelfde gevolgtrekkfug van do S t a n- daard wordt in de „Praatjes zonder Plaatjes" van de Christen-Demo craat door Hein en Kees als volgt besproken. Hein. O, zoo! Maar dan durf ik je wel verzekeren, dat over het algemeen het drankmisbruik onder de lui die met ulle religie openlijk gebroken hebben, dat zijn dus de monschen, die bekend staan als tot geen godsdienstige ge meente te behooren heel wat mindcr is, dan onder de zoogenaamde „geloo- vigen", Ik geef je de Terzekering jongen, dat er in de Zuidelijke provinciën van ons land, waar ze dan niet met de regilie gebroken hebben, niet gedronken, maar gezopen wordt. Kees. Dut is eenvoudig niet tegen te spreken. Zelfs de voornaamste Room- sche bladen hebben nog niet zoo lung geleden daarover openlijk hun veront waardiging uitgesproken. Maar weet je wat toch misschien wél uit deze statistiek te leeren valt? Dat de monschen in Pruisen, die tot de geloovige monschen gerekend wor den, zich wat meer dan in ons land. strak aan. Jobbling voelde zich dien avond zeker weer twee en twintig jaar, want hij stal haar koekje weg, waardoor hij toen een tik niet het theelepeltje ont ving. Hij gaf er haar een terug en juf frouw Jobbling die niet in staat was iets te eten, zat daarbij in hulpeloozc woede, maar toch trachtte zij Jobbling, zooals in het begin van hun huwelijk, door lieftal lige bli kjes en gebaartjes te betooveren. Dank zij haar groote zelfsbeheersching en ook door eenige eigenaardige blikken van Jobling wist zij haar uiterlijke kalmte te bewaren, totdat hij terug kwam van de tram, waarheen hij de bezoekster bege leid had. Maar toen barstte de bom ook los. Eerst hem uitscheldend, begon ze toen met hysteriche overdrevenheid zijn ouderdom en zijn figuur te bespotten, waarna eindelijk de tranen kwamen en ze hem verzocht zich te herinneren, wat een goede vrouw zij steeds voor hem was ge weest, hem verzekerd, dat een andere hem al lang vergiftigd zou hebben. Toen ze evenwel bemerkte, dat hare tranen niets gaven en dat Jobbling er alleen nog. maar pedauter door werd, begon ze weer uit te varen en vertelde ze hem eens op ongezouten wijze hoe ze over Juffrouw Robinson dacht. (Slot volgt.)

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1907 | | pagina 1