Zaterdag 20 Juli 1907.
4e Jaargang.
Liberaal Orgaan voor Amersfoort en Omstreken
Uitgave van de Vereeniging „DE EEMLANDER".
Wees 11 Zelf
Twee kerkelijke
districten.
FEUILLETON.
De .nieuwe hoed.
DE EEMLANDER.
Verschijnt
Woeimdags en Zaterdags.
Bureau
Kortcgraelit 1.
Abonnementsprijs
Per jaarf 3.00
Franco per post- 3.50
Per 3 maanden- 0.75
Franco per post - - 0.90
Prijs «Ier advertentiën
Van 1 tot 5 regels0.40
vooi iedercn regel meer §P0.03
{Bij abonnement aanmerkelijke korïing.)
District II was tot nu toe „het" ker
kelijke district.
Thans kunnen wc de zaak omkeeren
en zeggen: District T is „het" vrijzin
nige district.
Hoe lang nog!
"Wij doen niet te kort aan onzen
grooten eerbied voor de stoere werkers
van Woensdag en van voorafgaande
dagen, wanneer wij beweren, dat de
vrijzinnigen het verdiende loon hebben
voor hun in-trcurige laksheid.
Hocvelen zijn er nog thuisgebleven,
die eenvoudig niet geen middelen te
bewegen waren, naar de stembus te
trekken.
En om wat voor redenen dikwijls?
Zij voelen niet hoe thans ons onder
wijs gevaar dreigt in al zijne vertak
kingen.
Zij zien niet in, dat thans zoo lang
zamerhand de reactie hoogtij gaat vieren
in onze goede stad. En het zal nog
erger, veel erger worden, zoolang bij
ons het verkiezingswerk overgelaten
wordt aan enkelen En aan die „enke
len" nogmaals een ccresalut!
Zoolang mannen van betcekenis zich
stelselmatig onttrekken aan de politiek,
zoolang allerlei persoonlijke
r e d e n e n nog zooveel gewicht in de
schaal leggen, zoolang is er op geen
beterschap te hopen.
Er ontbreekt een veelomvattende
organisatie, er ontbreekt eenheid en
samenwerking.
Waarom wilden velen niet op de
heeren Donker en v. d. Wal stommen?
Omdat zo die heeren niet voldoende
kennen, omdat ze mijnheer A. en B.
geschikter kandidaten achten en derge
lijke onbenullige moticveu meer.
Men denke aan de kandidatuur
Jebbink.
Aan velen der stellers van die kan-
sfc
Menigeen zou eene andere wereldbe- j
schouwing hebbenwanneer hij de wereld
goed beschouwd had.
Hij had lang nieuw kunnen blijven,
die hoed, omdat mevrouw Yervaasdonk
icderen koer dat ze hem in de kanier
van haar man zag liggen, herhaalde:
Wat is dat toch voor een idee
geweest om nóg een hoed te koopen!
Itij ligt daar nu al veertien dagen in
het papier, waarin hij gekomen is!
Ik zet hein niet op, antwoordde
Verdaasdonk dan, omdat je me altijd
aan de ooren zanikt, dat mijn oude hoed
nog goed genoeg is.
Als je ook al zeven-en-twintig
hoeden hebt, die je niet meer draagt
en die je daar maar in je rommelkamer
opstapelt, waar ze onder het stof be
graven liggen. Gooi ze weg!
De „rommelkamer" was het zooge
naamde kantoor van mijnheer.
Ze weggooien? En als er een
didatuur mogen de kerkdijken wel een
ovatie brengen, want behalve aan hun
werken, hebben ze aan dat slag
liberalen hunne mooie overwinning
te danken.
Laat die heeren, wanneer het men-
schen van stavast zijn nu eens voor
den dag komen en toonen, dat ze door
ernstige motieven bezield zijn en dat ze
niet, zooals we het niet onaardig hoor
den verklaren „een acute aanval van
dwarsdrijverij" gehad hebben.
Als de kwaal maar niet chronisch ia.
In allen gevalle kunnen die lieden in
hun vuistje lachen.
Hun doel is bereikt.
Want dat hun doel zou geweest zijn
den heer Jebbink te doen verkiezen,
dat gelooft niemand, en dat wisten do
heeren zelf wel beter.
Den boel in t!e war sturen, daar was
hot hun om te doen en dat is gelukt.
Er moet ons nog iets van het hart
en dat is, de aandacht te vestigen op
een vuil pamflet, dat door de „Chris-
telijken" 's avonds voor de stemming
is verspreid.
Hoe of de nienschcn, die zulke gore
verkiezingsmiddelen niet versmaden, zich
nog Christelijk durven noemen, be
grijpen we niet.
Vroeger was „Christelijk" een eere
naam.
Ter wille van de curiositeit laten we
hier dat roerend gewrocht van anti
revolutionaire lievigheid voor de Room-
sclien volgen.
Zie naar Frankrijk!
Ik moet u waarschuwen, mijn lezer!
Er dreigt gevaar. En dat gevaar moet
ge eerst helder zien, vóór ge er u tegen
wapenen kunt. Men heeft zoo menigmaal
gezegdDe strijd, onzer dagen gaat over
de vraag, of er een God is, ja, dan neen.
Hebt ge dat ook geloofd? Hebt ge dat
ook ingezieni Zoo neen, wil dan een
oogeublik uw aandacht wijden aan een
land, dal niet ver van het onze ligt en
dat u waarschuwend toeroept: Doe niet
als ik.
stukje van oen gebruikte lucifer over
blijft, dan gooi jij liet ook niet weg,
omdat je niet wilt, dat er iets verloren
zal gaan
-- Neen, ik wil ook niet. dat er iets
verloren gaat. Maar om daar maar die
oude hoeden te laten liggen, die voor
niets nut zijn, terwijl zoo'n massa men-
schen geen kousen en schoenen aan de
voeten hebben
-Maar ze kunnen toch die hoeden
niet aan hun voeten doen!
Je begrijpt heel goed wat ik zeggen
wil. Roep een oudkleerkooper en ver
koop ze.
Ik denk er niet aan.
Waar denk je wel aan? Ik heb
er nooit iets van gemerkt. Maar doe
maar wat je wilt. Koopt hoeden en zet
ze op of laat ze staan, wat kan mij
het schelen! Je verveelt me!
En daarmee ging mevrouw Vervaas-
donk naar haar kamer eii wierp de deur
dicht.
Waarop Vervaasdonk deze alleen
spraak hield:
Kjjk, dat is nu inijn leven! Wat
ik ook doe, ik ben er zeker van, dat
mijn vrouw het niet goed vindt en doe
ik een volgenden keer het tegenover
gestelde, dan vindt ze het weer niet
goed! Daar heb je nu dien hoed, bij
voorbeeld. Als ik hem niet opzet, zegt
ze: „'t Is nogal de moeite waard om
hem te koopen, als je hem toch niet
Ge begrijpt al, dat ik Frankrijk op
het oog heb. Nu, dat verwondert u niets,
want, immers, Frankrijk is 'oij uitnemend
heid het land van het ongeloof. Dut weet
ge wel. Die Fransche Revolutie, waar
van we reeds op school hebben gehoord,
met al haai rauipen en ellenden, was
niets dan de verwezenlijking van de
boozc leuze: Geen God en geen Meester!
Maar is die Fransche Revolutie dan
al niet lang bedwongen? Ach ja, die
omwenteling in haar ruwen vorm is ge
stuit, maar de beginselen, waarvau ze
uitging, zijn iu de harten der menschen
blijven voortwerken en ze houden nog
steeds de geesten gevangen.
Zie naar Frankrijk! Het land van
het ongeloof, bij uitnemendheid! Wat is
er van geworden? Ik wil u slechts
drie dingen opnoemen.
Onder de Ministers van Frankrijk
behoort ook Viviani, een socialist. Deze
Minister sprak in de Fransche Tweede
Kamer zulke godlasterlijke woorden, dat
eene siddering bij het lezen er van door
onze leden vaart. Hoor slechts!
„Wjj hebben aan de volksziel het
geloof aan een ander leven ontrukt,
het geloof aan bedriegelijke en on
wezenlijke henielvisioenen. Wij hebben
gezegd, dat achter de wolken slechts
hemelsche hcrschenschiinmcn vertoe
ven, en met een heerlijk gebaar heb
bon wij daar in den hemel de lichten
uitgedaan, die niet meer aan zullen
gaan."
Wat zegt ge van zulk een taal?
Merkt ge wel, dat de geest der om-
wenteliug nog steeds bezig is, God
van den troon te stooten, om zelf, zoo
mogelijk, op den troon des Aliuachtigen
zich neder te zetten? Ge hoopt nog,
dat het Fr. volk zich met afgrijzen
van zulk een man zou afkoeren.
Doch ook dat is niet zoo. Zelfs nam
de groote meerderheid der afgevaar
digden het besluit, de rede overal in
het geheele land te laten aanplakken.
Zoo keert zich het Fransche volk af
van dien God, door Wien een volk
alleen gelukkig zijn kan. Is het dan zoo
ten onrechte, dat ik u waarschuwend
toeroep: „Zie naar Frankrijk
Maar daar is meer. De Fransche
regeering heeft allen band met de Kerk
verbroken. Nu, scheiding van Kerk en
Staat willen er meer, ook in ons land.
Daar gaat ons verwijt dan ook niet
tegen. Had de Fransche Staat aan de
opzet." En neem ik hem in de hand,
als ik uitga, dan zegt ze: „Kijk,
zet je je nieuwen hoed op? De andere
is toch goed genoeg". O, ik kan zeker
zijn van zulke opmerkingen.
Een paar dagen later zei Vervaasdonk
tot zijn vrouw: „lk ga uit." „Goed",
antwoordde ze, „en waar ga je heen?"
„Wel, ik ga dien armen Maris eens
opzoeken, die is zoek." „Zoo! En
zet je je nieuwen hoed op om naar
Maris te gaan?" „Dacht ik het niet!"
zei Vervaasdonk met een spottend
lachje. „Zoo is het nu altijd. Als ik
mijn ouden opzet, zeg je, het was wel
de moeite waard een nieuwen te koopen
en als ik den nieuwen opzet, beweer
je, dat de oude nog goed genoeg is. En
nu zet ik eens mijn nieuwen op hoor,
en dien houd ik op!" „Gooi dan
den anderen in de rommelkamer!"
En \ervaasdonk nam den ouden hoed
deed een deur open en wierp het nu
voorgoed afgedankte hoofddeksel zoo
hard als het vliegen wilde zijn kantoor
binnen.
Nu is hij er en nu kun je me
niet meer vervelen met dien hoed!
Dat is acht-en-twintig, antwoordde
mevrouw, ironisch lachend.
En Vervaasdonk ging uit op wegnaar
Maris, langzaam wandelend, met een
sigaar in den mond. Kijkend voor ieder
magazijn en vooral voor de boekwinkels
die toentertijd de boeken buiten aan
Kerk de vrijheid gelaten, zich in te
richten naar den cisch van Gods Woord,
we zonden er niets van zeggen. Maar
dit land, dat van „vrijheidszin" blaakte,
heeft aan de kerk de vrijheid niet
gegund, gehoorzaam te zijn aan de be
velen van Hein, die het Hoofd der Kerk
is, maar heeft uan de Kerk zijne eigene
wetten opgedrongen. Is ook hierin Fran
krijk niet een waarschuwend voorbeeld?
Het derde waar ik u op wijzen wil,
is het treurige verschijnsel van bande
loosheid, dat zich in het van God
afkeerendo Frankrijk hoe langer hoe
meer openbaart. En kan dat ook anders?
AIh een mensch geen God incer boven
zich erkent, wat ter wereld zou hem
dan aan banden kunnen leggen? Immers,
dan wil hij vrij zijn, vrij om te doen
en te laten, wat hij zelf wil, en geen
drang is sterk genoeg, om hein te nopen
gehoorzaam te zijn aan de bevelen
zijner meet deren, die toch immers slechts
zijn gelijkenzijn.
Is mijne waarschuwing zoo te onpa
Zie naar Frankrijk?
Waarlijk mijn lezer, ik kan het tl
niet genoeg zeggen: zie goed toe, let
op al wat u omringt, want alle mogen
we dankbaar zijn dat in ons land liet
drieste ougeloof nog niet in die mate
den kop omhoog heft, daar zijn ook bij
ons zooveel tcekencn, die onrust baren
Godloochenende taal, als nog onlang6
door den oud-ininister van Houten te
Amsterdam uitgesproken werd, was zoo
mogelijk nog schandelijker dan die van
den Fr. minister Viviani.
Gaan ook ten onzent geen stemmen
op, om liet zelfstandig recht der Kerk
te betwisten?
Neemt ook onder ons de bandeloos
heid, niet alleen op straat, maar ook iu
leger en vloot, niet dag aan dag toe?
Daarom, wat ik bidden mag, let op do
teckenen der tijden. Wat bij ons wordt
afgespeeld, is gelukkig niet zoo erg als
wat Frankrijk te aanschouwen geeft.
Maar in den grond der zaak is het de
zelfde geest, die daarin werkt. Tegen
dien geest hebben we te strijden. En
steun in dien strijd moeten we vinden
in Gods woord.
Ten tweede wenschon wij onze af
keuring uit te spreken over de afbrekende
critiek van sommigen onzer partijge
nootcn over de leiding der kicsvereeni-
ging Amersfoort. Niet tegen critiek heb-
straat uitstalden en waar hij een paar
oude doorbladerde, toen op eens een
bediende uit den boekwinkel een zeil
over tic etalage kwam leggen.
Neem me niet kwalijk, meneer!
zei de jonge man, maar het regent.
Regent liet? vroeg onze slenteraar,
zijn boek neerleggend Kijk, ja het
beginten ik heb geen paraplue bij
me en nog wel mijn nieuwen hoed op!
Op hetzelfde oogeublik brak de stort
bui, die al eenigen tijd dreigde, los.
Ik kan toch met zulk weer niet
te voet naar Maris gaan! overdacht
Verdaasdonk.
Eu hij ging schuilen onder de luifel
van een winkel, loerend op een leeg
rijtuig, dat misschien wel voorbij zou
komen, maar alle waren vol en de
koetsiers gaven zelf geen acht op hem.
Zouden ze me niet hooien? dacht
Vervaasdonk weer en daarom ging hij,
als er een aankwam, aan den kant van
liet trottoir staan, wel in den regen,
maar met de hoop eerder opgemerkt
te zullen worden.
Intusschen waren er meer menschen
onder de luifel komen staan en toen
hij na zoo'n vruchtelooze poging weer
het droge opzocht, liep hij tegen iemand
aan, vrij onzacht, zoodat zijn hoed in
aanraking kwam met een der ijzeren
stangen, welke de luifel ophouden en
het hoofddeksel rolde op straat in
den modder.
ben wij bezwaar, maar tegen met-openlijke
critiek.
Men bedenke, dat afbreken een ge
makkelijker werk is dan opbouwen.
Alleen zij, die bereid zijn om op hun
beurt de teugels in handen te nemen, alleen
iu hun mond past dergelijke critiek. Maar
in allen gevalle, breng die critiek openlijk
uit ter plaatste, waar zulks behoort.
En wat broodnoodig is:
Bezoekt de vergaderingen, van de
kicsvoreeniging. Dat is de plicht van de
leden en geen te moeilijke plicht, want
zoo vaak vergadert het Bestuur van de
kic8vereeniging niet
Die vergaderingen zijn niet amusant,
maar ge hebt gelegenheid daar met Uw
bezwaren voor den dag te komen,-daar
invloed uit te oefenen en daar is de
plaats 0111 de mannen te loeren kennen,
die niettegenstaande de groote bezwaren
onbezweken op hun post blijven.
Of er op hun leiding niets valt af te
dingen, of het niet beier kan? We willen
gaarne bekennen, dat wc ons best kun
nen voorstellen, dat er van allerlei te
verbeteren valt.
Maar- gij, die daarvan overtuigd zijt,
blijft uiet buiten staan, maar dient hen
met uw beter inzicht of meerdere erva
ring en neemt des noods hunne plaats in.
Voor buiteiHtaandcrscritiek hebben
we geen respect.
We brengen warme hulde aan du
groote gcmntighcid en aan het harde
werken van de vrijzinnig democraten.
Zij hebben ook in district III, waar
liet geen hunner mannen gold met bui-
teiigewonen ijver gewerkt.
De einduitslag is deze, dat de Vrij
zinnigen één zetel iu den Raad verloren
hebben.
Nu vermoeten we wel, dat er van de
twee antirevolutionaire kandidaten niet
veel kracht zal uitgaan, maar dat neemt
niet weg, dat zij over een stem meer te
beschikken hebben.
En duswéé ons onderwijs!
Flink zoo! zei Verdaasdonk, zijn
hoed opnemend, ik wijd hom goed in.
Wat zal mijn vrouw een pleizier hebben!
Juist op dat oogenblik kwam er een
omnibus voorbij, die den kant uitging,
waar Maris woonde en juist ook stapte
een reiziger uit. Want die vervoermid
delen waren nu niet den regen zoo
vol, dat er geen plaats in te krijgen
was, „Dat treft", dacht Verdaasdonk,
en hij spiong op de trcede, om het
opengekomen hoekje in te nemen. Maar
bovenop had een reiziger gezeten, die
liever nat dan in het geheel niet op
zijn bestemming aankwam en die aan
houdend al gekeken had, of beneden
niemand uit den omnibus zou gaan. Hij
kwam juist naar beneden, toen Ver
daasdonk de trede opging, trapte in zijn
haast op den nieuwen hoed, zoodat die
indeukte en het hoofd van den eigenaar
er dieper inging en ging naar bin
nen, terwijl Verdaasdonk zijn hoed
afnam om te zien, wat er eigenlijk ge
beurd was.
Asjeblieft, mijnheer, kwam de con
ducteur, die graag geld wilde hebben.
Kan ik ergens zitten? vroeg Ver
daasdonk.
Neen, mijnheer, alles is vol. Mam
moet u betalen voor het platform.
Dank je wel, denk je, dat ik hier
in den regen wil staan?
Nu, ga er dan af.
Wat Verdaasdonk onmiddellijk deed.