No. 65.
Woensdag 14 Augustus 1907.
4e Jaargang,
Wees U Zelf
Liberaal Orgaan voor Amersfoort en Omstreken
Uitgave van de Vereeniging „DE EEMLANDER".
Onder den Wijnslei
Eene clienenhisleri
e.
FEUILLETON.
Uit de Pers.
Een afscheid.
Veracliijnt
Woensdag* en ïaterilags,
DE EEMLANDER.
Bureau
Kortegraeht 1.
Abonnementsprijs
Per jaarf 3.00
Franco per post- 3.50
Per 3 maanden- 0.75
Franco per post- 0.90
Prijs der advertentlëu
Van 1 tot 5 regels0.40
vooi iederen regel meer0.08
(Bij abonnement aanmerkelijke korting.)
Vriendelijke idylle: de Judeeër en de
Israëliër gezeten onder hunnen wijnstok.
De ranken niet rijpende vrucht beladen,
klimmend lings de staken, kruipend
over liet latwerk dat ze boven verbindt,
vormen bier en daar op de helling van
den heuvel een kunsteloos prieël, waar
't gezin blijde samenzit. Beeld allereerst
van de onbezorgdheid en de welvaart
in Salonio's voorspoedige tijden; allengs
van vrede en landelijke genieting daar
nevens.
Vele eeuwen scheiden ons van Micha,
den profeet, van den schrijver van het
eerste boek der Koningen die ons
deze idylle tcekcncn. En vèr weg 111
het Oosten ligt het land van melk en
honig, dat in zijn wijnbergen en vijgen-
tuinen en olijvengaarden roemde.
Waar zit men in het Westen, in deze
onze dagen, „onder den wijnstok"? Waar
toch?
Zoo uien ergens „onder den wijnstok"
zitten moest, dan zou liet zijn ter
Vredesconferentie in den Haag, maar
ook hier hapert iets aan de juistheid
van liet zinnebeeld. De grafelijke ridder-
zaai is toebereid als lustpriëel van hen,
die de zwaarden tot ploegscharen, de
speren tot sikkelen willen omsmeden.
Maar luidde men van den voorzitter, die
een paar weken geleden deze tweede
Conferentie opende, cene statistiek gc-
eisckt van de zwaarden en speren die
tot ploegscharen en zeisen zijn omge
werkt sedert men in 1899 ter eerste
Conferentie samenkwam, inen zou van
lieui meer gevraagd hebben dan hij
geven kon. De wijnbouwer en de land
man hebben de werktuigen voor hun
vreedzamen arbeid van elders moeten
laten komen. De oude zwaarden en
speren zijn in den grooten smeltoven
gegaan, waaruit het staal voor de Dread-
1) Micha 4:4 1 Kon. 425
Hunt wordt door ioederhaat steeds meer
aangevuurd, en lean daarentegen ilaor
liefde worden uitgebliiseht.
13. de Spinoza.
(AT aar het franse li)
doolt
II. V. JL.
2)
Dan, svie weet, was de meid niet de
medeplichtige var dezen man! Benige
redenen tot wantrouwen, die Madame
Abry tot nog toe zich had ontgeven,
kwamen haar in dit oogenblik weder
levendig in de herinnering.
Het maken van al deze overwegingen
had haar minder tijd gekost dan wij
noodig hadden ze te beschrijven. Ontnid-
delijk had zij haar besluit genomen.
Onder cenig voorwendsel zal zij de
meid uitzenden. „Gij kent", zeide zij.
zonder dat hare stem zelfs maar in het
minst bewogen was, „gij kent de spijzen,
die mijn echtgenoot gaarne eet, Hij 2al
noughts en de snelvuurkanonneu tfc
voorschijn kwam.
Een onzer bladen herinnerde er on
langs aan, dat de Spaansche filosoof
Fray Luis de Leon, toen hij 11a een
langjarig oponthoud in den kerker der
Inquisitie weder voor zijn leerlingen stond
en niet snijdende ironie wilde toonen,
dat die jaren voor hem niet bestonden,
aldus zijn lessen aanving.' „Deciamos
ayer we zeiden gisteren". Ook de
tweede Conferentie kon met deze woor
den aanvangen, heenstappend over de
jaren die üisschen haar en hare voor
gangsters liggen.
Gunstig staat het voorloopig niet ge
schapen. Engeland, dat ter vorige Con
ferentie wat zenuwachtig was van wege
zijn juist voorgenomen hap naar de
Transvaal, kan thans rustiger zijn. Het
is er ditmaal tijdiger bij geweest. Precies
vóór de Conferentie had liet zijn entente's
met Spanje en Frankrijk in orde. Zijn
vertegenwoordiger kon ze aan den
eersten gezellige» maaltijd aan de Duit-
sclie afgezanten voorzetten als een sma
kelijk hors <x oeuvre. E11 Rusland zorgde
voor een andere verrassing, een hurs
cl'oeuvre, heusoh, in den werkelijke» ziu;
immers wat heeft de binnculandsche
staatkunde niet de buitenlandsche van
doen? Nauwelijks had Minister van Tets
gezegd dat „de Regeering der Neder
landen hem opdroeg van deze plaats
hare gevoelens te betuigen van diepen
eerbied 011 van oprechte erkentelijkheid
jegens den Doorluchtige» Vorst, die het
initiatief heeft genomen tot de conferen
tie", of de bladen meldden dat dezelfde
Doorluchtigheid de tweede Doema had
ontbonden, zijn beloften brak en weer
veranderde van koers.
Wij laten de hceren ouder hun ge
ïmproviseerde» wijnstok. Voor zooveel
in hun vermogen is al gaat 't buiten
hun eigenlijke opdracht om iets te
doen ter leniging van do nooden der
wijnbouwers aan Rhone of Gironde,
evenals aan die van Riju en Moezel,
wel in zijn schik zijn, geloof ik, dat
men er heden aan gedacht heeft voor
het souper. Ik had liét vergeten u te
zeggen. Ga ze dadelijk halen, ga dade
lijk en wijd er uwe zorgen aan'.
„Maar', antwoordde de meid, „heeft
Madame mij dan niet noodig zooals ge
woonlijk?" „Neen, neen, ik zal alles
zelf doen. Mijnheer zou ik bon er
zeker van ontevreden zijn, als hij
bij zijue thuiskomst van zoo'u langen
tocht door zulk afschuwelijk weder, niet
een souper vond naar ziju smaak." Na
cenig dralen, dat bij Madame Aabry
den angst verdubbelde, die zij verplicht
was 111 te houden, verliet de meid de
kamer. Het geluid barer schreden stierf
weg op der, trap. Madame Aabry be
vond zich thans alleen met haar kind
en de twee voeten, die half uit de
schaduw tredende, onbewegelijk op hun
post waren.
Zij was bij de schoorsteen gebleven,
aldoor haar kind op de knieën houden
de en voortgaande met haar bijna werk
tuigelijk teedere woordjes toe te spreken,
terwijl hare oogen het verschrikkelijk
visioen niet verlieten. Het kind schreeuwde
ziek van de slaap, maar de wieg was
bij de alkoof, bij de twee dreigende
voeten. Hoe zou zij ze durven naderen
groote God! De jonge moeder ver
mande zich krachtig. „Komaan, kom,
kindje!" zeide zij. Zij stond op, met
haar zoon in hare armen, zich ternan-
daar zullen ze wel geen bezwaar tegen
hebben. Prosit Conforcntiae
Het Russische staatkundige en parle
mentaire leven, een kind dat nog in alle
opzichten moot worden, groeien, loeren,
en dus aan niets grootcr behoefte heeft
dan aan gestadigheid, verstandige te
rechtwijzing en gelegenheid 0111 zich te
oefenen, is ruw van school genomen en
op straat gezet. Dat is de mijl op zeven.
De moeilijkheden voor dc Regeering
keeren in anderen vorm terug. De derde
Doema komt, ietwat anders saamgestcld
misschien, maar zij komtwederom
uit het volk, dat niet alleen in de
revolutionaire lagen naar vrijheid snakt
en van den vrijheidsboom gegeten
heeft. Een gedweeë Eijksdoema is een
innerlijke tegenstrijdigheid. Men kan
de werf waar het Schip van Staat op
stapel staat tijdelijk slnitcn, in en 0111
de trekschuit wordt het des te ruuioc
riger.
Intusschen, hoe men over de Russische
toe8tauden denke, de Tsaar zelf zit niet
„onder den wijustok". Stoffelijke weelc e
moge zijn deel zijn, -wat geeft zij den
bezitter, van der jeugd af aan haar ge
wend, dan een hoogst armelijke ver
goeding voor de onrust en de kwelling
die verbonden zijn aan het schijn-
absolutisine eens zwakken monarchs?
Machtige rijksgrooten, in hun camarilla
de draden houdend, de plannen sme
dend, het rijk bestierend, zitten in de
groene loofhut. Naast haar staat een
gouden troon in een enge cel. Als de
Tsaar in oogcublikkon van oplaaiende
zelfstandigheid nog iets voelt voor het
onderscheid tusschen schijn en wozen,
schiet er niet veel anders over dau een
wanhopig meesmuilen, een machteloos
de vuist ballen tegen het lot. Daarvoor
zijt ge dan buitenaf: de Doorlucutige
Soeverein en bi unen de grenzenVader
tje, bij de Gratie Gods! Miserere ilii,
Domine\
't Is een opfrisschiug inderdaad van
Tsarskoje Selo of Peterhof naar Berlijn
wernood op hare bezwijkende beeuen
kunnende houden, 011 richtte zich naar
de alkoof. Zie! daar zijn de voeten van
den dief dicht bij! Zij legde bet kind iu
de wieg, het aldoor vleiende met hare
moederlijke stem, waarvan zij het beven
trachtte te verbergen. Zij begon te
wiegen, met de klanken van het lied,
dat zij iederen avond zong. E11 zoo, zin
gende zachtjes, het eentonige, treurige
volkslied, dat hare lippen door de kracht
der gewoonte uitbrachten, dacht zij er
aan, dat daar een dolk gereed was die
haar zou kunnen doodc», zonder hulp,
zonder verdediging. Eindelijk was het
kind ingeslapen. Madame Aabry zette
zich weder bij den schoorsteen, zij zou
niet uit de kamer gaan, dat zou de
verdenking van den dief opwekken en
van de meid, mogelijk zijne medeplichtige.
En ook, zij bleef bij haar kind. liet
was niet een dergelijk slachtoffer, dat
de moordenaar onder zijne slagen zou
doen vallen, maar in ieder geval, zij
zou het niet kunnen verlaten.
De pendule wees nog geen zeven uur
aan. Eén uur nog, één uur tot aan dc
komst van Monsieur, Aabry.
De oogen der jonge vrouw zijn als
door een soort betoovering op de twee
voeten gericht, die eene doorloopcnde
doodsbedreiging zijn. Eene diepe stilte
heerschte in de kamer. Het kind slui
mert vreedzaam voort, zijne moeder de
handen op de knieën gekruist, de lippen
op te zien. Ook diVAr, naast Wilhelm,
had zich een camarilla gevormd niet
van grootvorsten maar van zolf-gekozen
vrienden een gezellige tafelronde
„onder den wijnstok" in dc keizerlijke
parken. Zelts do voortreffelijke Homerus
soesde soms; misschien in den zwijmel
dien handige vleiers hem bezorgden als
ze zijn Elias geurig bewierookten. Ook
keizer Wilhelm heeft gevoelige plekken.
De vrome Eulenburgbent toonde zich
jarenlang een bedreven speculante op
's vorsten overtuiging van een uitver
koren werktuig te zijn der Voorzienig
heid; een vat door den pottenbakker
gekneed „tot eer". Maar hij liet zich de
oogen openen. En smadelijk joeg hij de
bende van onder den wijnstok weg, als
waren zo niet beter dan de kleine
vossen uit Japan, tegen welke de wach
tors in Californië's wijngaarden met don
stok te keer gaan.
In velerlei opzicht is het tooneel der
wereld niet bemoedigend. Het sociale
samenstel en de onderlinge verhouding
der maatschappelijke klassen bergen
vraagstukken in den schoot, wier omvang
niet te meten is (noch de tijd hunner
oplossing. Aan den hemel der inter
nationale politiek drijven wolken; 60ins
zware. Waaien ze weg, het is slechts
om de vraag te doen opkomen, wanneer
zo terugkeeren. Het zedelijk leven toont
misvormingen en ontwrichtingen, die het
christelijk optimisme brutaal zoeken terug
te dringen in zijn schelp.
Daartegenover louter ongeloovig cy
nisme te plaatsen, is te goedkoop voor
wie zijn vijf zinnen bij elkaar en het
hart op de rechte plaats heeft. Bang
worden of de oogen sluiten is kinder
werk. Getuigen en arbeiden is wat ons
rest. Verstaan de volle diepte van het
vrome: Zij die gelooven haasten niet.
Dan alleen, maar dan ook zeker, be
houden wij de vrijmoedigheid en de
blijmoedigheid beiden om na den arbeid
ons te verpoozen onder onzen wijustok.
halt geopend, de oogen starend, de
borst beklemd, is onbeweeglijk als een
standbeeld. Van tijd tot tijd deed zicli
een geluid hooien, buiten in den tuin,
dit geluid was voor Madame Aabry ecu
straal vau hoop. Dat was haar man,
dat was de bevrijding! Maar neer, zij
hoorde niets meer! Zij had zich vergist.
Geen ander geluid deed zicli hooien
dau dat van den regen, van den wind
van de boomen, die de muren zweepten.
Het lijkt of de ongelukkige vrouw ge
heel alleeu op de wereld is, zoo diep
en zwaar is de stilte. Welk een eeuw
duurt iedere minuut! Hemel! daar be
wegen zich de voeten. Zou de man uit
zijn schuilplaats komen? Neen, het was
slechts een lichte beweging, zonder
twijfel niet vrijwillig 0111 zich te
ontspannen van een lastige houding.
Do twee voeten hebben hunne onbe
weeglijkheid hernomen. Het slaan der
klok weerklonk, doch geen tweede slag
volgde op de eersten.
Pas half acht! Deze pendule ging
toch? O! welke angsten; welke ijverige
gebeden stegen tot God, gedurende dit
doodende wachten. Madame Aabry nam
een boek vau den schoorsteenmantel
met godsdienstige overdenkingen. Zij
beproefde te lezen, vergeefsche poging!
Ieder oogenblik dwalen hare oogen van
de bladzijde, zijn de twee dikke zwaar
bespijkerde zolen niet daar? Altijd daar!
onder het bed!
Daar komt God tot ons met zijne ver
troosting en fluistert ter onzer bemoedi
ging nieuwe profetieön 011s in do ooien.
De Hervorming. de L.
De „Amsterdammer, Weekblad voor
Nederland", bracht onlangs het bericht
dat dc heer J. de Koo wegens voortdu
rende ongesteldheid zich genoopt zag
het hoofdredacteurschap neer te leggen.
Dit is door zeer velen met leedwezen
vernomen. Al kon van de geïsoleerde
stelling, die De Koo sinds jaren innam,
geen wezenlijke positieve invloed uit
gaan, het was toch altijd nog een ge
noegen 0111 zijn artikelen te lezen. Dit
is nog niet afgesloten, want De Koo
hoopt nog meermalen te kunnen optre
den als medewerker aan het door hem
dertig jaren lang geredigeerde weekblad.
In De Koo is een stuk geschiedenis
der politiek en der journalistiek be
lichaamd.
Laten wij eerst zien wat hij in en
voor de journalistiek is geweest. In dit
bestek kan de stol sleclits schetsmatig
worden behandeld.
De Koo was predikant geweest te
ingen in de Betuwe. Als zoo velen
van zijn tijdgenooten heeft hij het ambt
verlaten. Over de innerlijke beweeg
redenen kan ik niet spieken; maar liet
is wel duidelijk dat een zoo wakkere
en scherp kritische geest geen volledig
levenswerk vond in de dorpspastorie.
Hij was voor strijd aangelegd, en dus
voor een ruimer omgeving. Hij was in
'77 journalist te Amsterdam, en bericht
gever van „liet Vaderland", geredigeerd
door mr. II. Goeman Borgesius.
Toen werd daar hot „Weekblad" op
gericht, ik meen door 1111. Van Loghein
en T. H. de Beer. Maar een paar
maanden later was de redactie in han
den van De Koo eu Justus vau Muuiïk.
En het werd toen gedurende een jaar
of vijf, zes een nieuwe verschijning ut
de nog duffe Nederiandscbe journalistiek.
Eerstens door de artikelen van De
Koo over algetneene politiek en het be
gin van zijn veldtocht tegen de kliek
die de hoofdstad ten eigen bate exploi-
Maar eene gedachte, die haar doet
ijzen als van een scherp mes, trok dooi
de verbeelding der anno vrouw. Ais
haar man niet eens kwam! het weder
is zoo slecht. Hij heeft familie in het
dorp, waar zijne zaken hem riepen.
Mogelijk zou men hein dwingen, om
zich niet op weg te begeveu in den
avond, met zoo'n aanzienlijke waarde
bij zich, mogelijk zou hij verplicht zijn
toe te geven, zooals lieni rceJs eens
was overkomen in dergelijk geval
aan het vriendschappelijk geweld van
de dringende uitnoodigingen. Daarover
zou zijne vrouw zich niet verwonderen.
God, als hij eens niet kwam, dezen
avond! Acht uur heeft het geslagen.
Niemand. De veronderstelling, waarvan
wij gewaagden, nam in den geest van
Madame Aabry een meer eu meer ver
schrikkelijke waarschijnlijkheid aan. Na
twee uren van dergelijke pijniging, op
gehouden tot nu door de hoop van
naderende hulp, gevoelde dc ongeluk
kige vrouw zich haren moed en hare
krachten begeven. Zij durfde nu niet
meer haren toestand na te gaan. Plot
seling weerklonk een geluid onder de
vensters. Madame Aabry spitste de
ooien. Zg vreesde eene hoop te koes
tereu, reeds zoo dikwijls bedrogen
uitgekomen. Maar neen, dezo maal is
liet geen dwaling. De huisdeur draait
op ziju hengsels en valt weer zwaar
dicht. Een bekende Btap doet zich op