Vrijzinnig: Orgaan voor Amersfoort en Omstreken. No. 75. DONDERDAG 12 SEPTEMBER 1907. 4e JAARGANG. Uitgave van de Naaml- Vennootsehap „DE EEMLANDER". Vepsehijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond. FEUILLETON. OOM WILLY. Kerkgeloof en Politiek. BUITENLAND. DE EEMLANDER Directeur R. Cr. RIJKENS. Abonnementsprijs Per jaarf 3.00 Franco per post- 3.50 Per 3 maanden- 0.75 Franco per post- 0.90 Afzonderlijke nummers- 0.05 Bureau: B REEDES TRA AT 20. Telefoon Interc. 62. Prijs der Advertöntlën: Van 1 tot 5 regelsf 0.40 Voor iederen regel meer- 0.08 (Bjj abonnement belangrijke korting.) Uit het Duitsch van Jassy Torrund - 3) Er werd geklopt. Onmiddellijk daarop werd de deur geopend zoo zacht en behoedzaam als Kathe het in haar heele leven niet klaar gekregen had en mevrouw Heinzius trad binnen. Achter haar stond het kind, bleek als de dood. De oogen door 't weenen opgezwollen, de armen slap neerhan gend een beeld van stomme ver twijfeling. ■g Kathe, wilde hij roepen het woord stokte hem in de keel geen Kathe, die hem om den hals vloog en haar tranen-nat gezichtje aan zijne •schouders drukte? Toen zonken ook zijne reeds opge heven armen neer Hij meende het plotseling te begrijpen dit kind had zijn thuis hier, waar de meesteres weg gedragen was, verloren. Toch was hij nog niet] zeker van deze gedachte en hij wachtte vol angst op wat nu komen zou. Mevrouw Heinzius geheel in den rouw kwam op hem toe en begon dadelijk over al 't mogelijke te spreken. Van de heerlijke kransen en de groote deelname, van de mooie troostrijke rede van den dominee en het koude regenweer, dat gelukkig tegen den avond weer opklaarde en dat men nu werkelijk schoon noemen moest. Hij hoorde nauwelijks wat zij zei en verstond zeer zeker geen enkel woord. Wat wilde die hier. Waartoe was zij meegekomen. Kon zij hem het kind niet een kwartiertje alleen overlaten? En waarom stond Kathe daar als versteend. Waarom kwam zij niet op hem af en wierp zich in zijne armen Hij schoof een stoel voor mevrouw Heinzius en toen hij zich omwendde, was de plaats waar Kathe gestaan had, leeg. Zij was stil de deur uitge- loopen. Mevrouw Heinzius praatte nog maar steeds en daar zij, voor hetgeen zij den bergraad wilde vertellen, niet de rechte woorden kon vinden, geraakte zij al meer en meer in de war. Eindelijk gaf zij haar voornemen geheel op. Er was immers nog tijd genoeg toe. Hij zat stom tegenover haar en had geen anderen wensch dan: Houd op, houd op, en geen andere gedachte, dan weg te gaan en zijn klein verweesd meisje op te zoeken en in zijne armen te sluiten. Ten slotte zei ze, zijne gedachten half radend: Ik kon Kathe hier niet alleen heen laten gaan zij was wat te opge wonden. Ik heb ai die dagen wat met haar te stellen gehad en bovendien wilde ik hier toch nog eens komen zien hoe of alles zooal ging. U is wel vriendelijk, antwoordde hij lusteloos en herademde toen zij wegging en buiten met Minna begon te praten. Dadelijk opende hij de deur van het salon. Kathe? Maar de kamer was leeg. De vol gende eveneens. Eindelijk in de derde, de woonkamer zijner vrouw, vond hij het kind op haar knieën voor de sofa liggen. In denzelfden hoek, waar zijne vrouw het laatst gezeten had, de armen op de zitting geleund en het gezicht erop gedrukt. Zoo vertwijfeld snikte zij, zoo harts tochtelijk in de onbeteugelde smart harer achttien jaren, die tot nog toe geen smart gekend hadden en nu bij den eersten aanval allen levensmoed, alle hoop vertwijfeld van zich geworpen hadden, zoodat zij zijn komen in 't ge heel niet hoorde. Hij bleef naast haar staan en keek stom op haar neer. En zijn hart kromp samen van medelijden en erbarmen. Even troosteloos als hij misschien nog wel meer, omdat een onbeproefd jong hart de eerste groote smart zooveel weerloozer, zooveel in tensiever ondervindt. regeerlngsperlode, kan worden opgevat. Roosevelt heeft daar, bij gelegenheid van eene eerste steen-legging van een gedenkteeken voor de zooge naamde Pelgrimsvader, puriteinen, een rede gehouden, waarin hij het Puri tanisme stelde tegenover het kapita lisme. En in deze rede heeft hij, niet voor het eerst, den oorlog aan de kapitalistische instellingen, die men trusts en monopolies noemt, verkondigd. Zij zijn zijne speciale vijanden en men weet, hoe hij ze door middel van de justitie doet vervolgen wegens de misbruiken en de wetsovertredingen, waaraan zij zich schuldig maken. Hij heeft zich zeer sterk uitgelaten hij zal den strijd door zetten en zal niet rusten. Dat doende kan hij rekenen op de instemming van velen en van de beste burgers. De democraten hadden reeds van de leuze «tegen de trusts» eene verkiezingsleuze gemaakt. Roosevelt neemt die aan beveling van hunne beginselen van hen overhij zelf zal voortgaan met de groote kapitalisten te bestrijden met al het gezag van zijne positie en van zijn naam. Intusschen is zijne minister van Oor log, de heer Taft, ook op reis gegaan, en deze heeft ook gesproken. Voor het geval dat de Amerikanen bezwaar mochten maken tegen een derde presi dentsschap van den heer Roosevelt, zou Taft in aanmerking kunnen komen. Maar men gelooft, dat, zoo hij inderdaad eene candidatuur mocht aannemen, hij die op een geschikt oogenblik en als de openbare meening genoegzaam is voorbereid, zal laten varen, om dan Roosevelt te ondersteunen. Een manoeuvre dus. Duister Rusland. Heeft minister Stolypin nog iets te zeggen, of is men overgeleverd aan de «echte Russen», aan de zwarte benden, vraagt men zich af, als men de berichten omtrent de afschuwelijke moorden in Odessa leest. Een telegram uit Petersburg meent, dat het pogrom te Odessa, waar deze benden weer hebben gewoed, geroofd en gemoord, door andere zullen gevolgd worden. Het is voorspeld, dat de reactie in den verkiezingstijd ongeregeldheden en Jodenvervolgingen zou uitlokken, om de kiezers te verschrikken en hunne vrijheid nog meer te beperken. Thans verklaart in de zeer conservatieve «Grasdanin» de redacteur, prins Mesjt- sjerski, ronduit dat tal van vereeni- gingen en organisaties bestaan, die zich ten doel stellen pogroms te verwekken en hij kan het weten. De moord- en roofpartij te Odessa trouwens was de uitvoering van een wel overlegd plan. De vroegere gouver neur, Grigorief, handhaafde de orde, maar hij werd tegengewerkt en ging naar Petersburg om zich over die tegen werking bij den minister Stolypin te beklagen. Hij zelde, dat hij, als de toestand niet veranderde en met name generaal Kaulbars, die de man is van de «echte Russen», niet werd in be dwang gehouden, niet voor de veilig heid der stad kon instaan. En wat antwoordde de minister Dat ook hij werd tegengewerkt en wel bevelen kou geven aan de gouver neurs-generaal, maar niet kon Instaan voor de opvolging daarvan. Dat reeds schijnt bijna onmogelijk. Het is niet te begrijpen, Waarom Stolypin minister blijft, als hij zoo machteloos is en er met zijn bevelen denspotwordt gedreven. Maar wat verder wordt meegedeeld, klinkt geheel ongelooflijk en moet toch waar zijn. Grigorief, heet het, ging na de teleurstellende audiëntie bij den minister tot den Czar en deze ontving hem ook, maar de klagende gouverneur begreep onmiddellijk, dat hij geen ge hoor zou vinden voor zijne uiteenzetting van den toestand en zijne klachten over de «zwarte benden», want de Czar droeg op zijn uniform een lintje, dat het insigne is van dat tuig, van de «echt Russische mannen». Hoe onge looflijk het klinken moge, men verzekert, dat het waar is en te Petersburg wordt het verhaal geloofd, omdat men daar de hofkringen tot alles in staat acht en den Czar beschouwt als geheel onder den invloed staande van zijne omgeving. Hoe het zij, Grigorief nam na het bezoek aan Petersburg zijn ontslag en daarop hadden de ellendelingen in Odessa vrij spel en het pogrom kon beginnen. Wij hebben bij de jongste verkiezin gen kunnen zien, hoe de clericale leiders en bladen, weer druk bezig zijn geweest, alle sociale belangen op den achtergrond schuivend, de antithese nogmaals aan de kiezers voor te houden. Dit tot nadeel van de eenheid der natie en tot ergenis van een ieder, die zijn God te hoog stelt, om Hem «uit te dragen» in de politieke wereld. Die tegenstelling heeft gemaakt, dat in het tijdvak van igoi 1905 het volk zich meer en meer ging splitsen in twee groepen, op grond van verschil van geloofsovertuiging. Van de geioofs- leuze werd misbruik gemaakt en dit oefende op den geest des volks een betreurenswaardigen invloed uit, die de verdeeldheid in den lande aanwakkerde. Die tegenstelling werd als een wig in ons volksleven gedreven en dreigde het geheele politieke en maatschappe lijke leven te ontwricht en te ver derven. Plompweg werd door Dr. Kuyper vóór de verkiezingen geleeraard: «De vraag is welke geest er zal heerschen, de geest van den Pinksterdag of de geest des verderfs.» Orthodoxen zelf ging dit te ver. Dr. Wagenaar uit Leeuwarden aarzelde niet, te verklaren, dat hij ook de liberalen en zelfs de socialisten onder de Christe nen rangschikte, en een gelukkig ver schijnsel noemde hij het, dat de heele linkerzijde eenstemmig den scheldnaam van paganisten van zich wierp. De tegenstelling tusschen geloof en onge loof achtte Dr. W. Iten slotte gevaarlijk voor den godsdienst zelf. Bij de stembus van 1905 heeft het Nederlandsche volk het dan ook duide lijk uitgesproken, dat het van deze antithese niets wilde weten. Toch is ze opnieuw weer verschenen als leuze bij de jongste Staten-ver- kiezingen. Waarom toch? Wij gelooven, omdat men geen andere leuze heeft van die zijde, waarmee men zooveel kiezers in het geweer kan brengen, en omdat men in de ge schiedenis niet veel punten kan aan wijzen waaruit blijkt, dat men voor de kleinen der aarde is opgekomen. Het tegendeel is waar; altijd hebben de clericalen tegengewerkt, als er een ontwerp was ingediend, waarvan de minder bedeelden konden profiteeren. In 1852 stemde Groen van Prinsterer met de geheele rechterzijde tegen de rentebelasting van Van Bosse, een wet, die tegelijk ten doel had den accijns op brood en brandstof af te schaffen. In 1855 hebben Elout en zijn club- genooten gestemd tegen de afschaffing van den broodaccijns. In 1863 hebben Groen van Prinsterer en de meeste anti-revolutionnairen ge stemd tegen de afschaffing van den accijns op turf en steenkool. In 1865 hebben alle anti-revolution nairen gestemd tegen de afschaffing der plaatselijke accijnsen. In 1871 stemden alle anti-revolution nairen tegen de wet die vrijheid gaf tot het voimen van arbeiders-vereeni- gingen. In 1872 heeft de geheele rechterzijde gestemd tegen het ontwerpv. Bosse, om de patenten en den accijns op zeep en vleesch af te schaffen. In 1881 stemde de geheele rechter zijde tegen de rentebelasting voorgesteld door Vissering. In 1887 stemden de anti-revolution nairen tegen de door Grobbé voor gestelde klassenbelasting. In 1890 stemden zij tegen de in komstenbelasting van Borgesius. Met zoo'n staat van dienst kan men natuurlijk moeilijk voor de «kleine luyden» verschijnen als er verkiezingen in zicht zijn. Daarom wordt dan steeds weer de antithese te voorschijn gehaald. Thans nu er voorloopig, naar we hopen, geen verkiezingen in 't vooruitzicht zijn, moest men eens kalm over deze dingen nadenken. Men kan het nu met een niet door verkiezingsdrukte verhit hoofd. De idee moet niet vastwortelen, dat het bij verkiezingen gaat om de geloofs- quaestie. Men blijft volkomen vrij in geloofszaken, maar bij een stembus moet worden uitgemaakt, of men alles bij het oude wil laten, wat beteekent achteruitgaan, dan wel of men den tijd gekomen acht voor hervormingen op staatkundig gebied. Hervormingsgezind of conservatief, dat zijn de opschriften der twee banieren, waaronder men naar een stembus moet trekken. De a.s. Presidentsverkiezing in de V. S. Wie zal de volgende President der Vereenigde Staten zijn Hoewel er nog anderhalf jaar tijd is, alvorens die vraag zal worden beantwoord, neemt men nu reeds maatregelen voor den grooten strijd, die het geheele land in beweging zal brengen. Immers de ver kiezing van een President is niet alleen een zaak van politiek, maar ook van eigenbelang. Als de democraten de thans heerschende republikeinen over winnen, volgen zij hen tevens op in allerlei ambten en betrekkingen, naar het Amerikaansche spreekwoord dat de buit den overwinnaars behoort. Roosevelt heeft een goede kans naar het schijnt, indien hij zich ten minste beschikbaar wil stellen. En er is reden om te gelooven, dat hij daarvan niet gansch afkeerig zal zijn. Hij heeft vele denkbeelden en plannen, die hij gaarne zou willen verwezenlijken. Het heeft er veel van of hij thans reeds bezig is de publieke meening te polsen. Kort geleden heeft hij te Princetown, in Massachusetts, eene rede gehouden, die als een regeeringsprogramma en dan ais het programma van eene nieuwe Toen ondervond hij het met alle kracht: verlaten en verweesd waren beiden en er lag werkelijk een troost in, een lijdensgenoot te hebben, te weten, dat ook een ander hart even heftig leed, zoo diep en doodelijk gewond was als het zijne. Een droevige, een smartelijke troost. Kathe. Hij legde de hand op haren schouder. Toen schrok zij op en keerde het met tranen overstroomde gelaat naar hem toe wat was zij in deze weinige dagen mager geworden en zag hem wezenloos aan. Hij richtte haar op, hield haar bij de banden vast en keek haar aan. Kathe, zei hij nog eens, heel zacht en innig, bijna op den toon, zooals zijne vrouw 't honderdmaal gezegd. Lieve, kleine Kathe. Toen liet zij een schreeuw hooren en wierp de beide armen om zijne schouders en snikte aan zijne borst, dat haar heele lichaam sidderde en beefde. Zoo hield hij het jonge meisje in zijn armen, dat dicht tegen hem aanleunde als zocht het hulp en steun tegen het niet-te- omvattene, dat over beiden tegelijk uit gebroken was. En 't werd hem heel wonderlijk te moede 't was ais waren jaren zijns levens plotseling verzonken en stond zijne jeugd weer voor hem op. Hij maakte de armen los en geleidde Kathe naar de sofa. Hij ging naast haar zitten, hield de kleine koude hand vast en sprak haar toe, zacht en troostend, met oneindig geduld en goedheid, als een vader tot zijn geliefd kind spreekt. Dat zij beiden het aandenken van de dierbare doode heilig houden en be proeven zouden elkaar wederkeerig te helpen en te troosten. En dat alles zoo blijven moest, als 't geweest was. Zij zijn lief pleegkind en hij haar oude oom Willy, tot wien zij in vreugde en ver driet haar toevlucht nemen moest. En dat als er maar eerst een poosje verloopen was, zij weer met elkander zouden leven en wandelen en samen de planten van de Lichtenberg-tentoon stelling zouden gaan bezien. Juist zoo, als 't altijd geweest was. Toen schudde Kathe heftig het hoofd. Neen, dat komt nooit, nooit weer terug. Hij geloofde zelf niet aan zijne trootstwoorden, gevoelend, hoe onover brugbaar de kloof tusschen het ver leden en het heden, hoe vreeselijk wijd het gat was, dat de dood in zijn leven gereten had. Toch deed hij moeite ver der te spreken. Maar waarom dan niet. Kathe? Je weet toch hoe mijne vrouw was. Zoo'n engel van goedheid en liefde dat zou zij nooit gewild hebben, dat met haar dood alles voorbij zou zijn, wat ons zoo lief was, wat zooveel zon neschijn in ons leven bracht. (Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1907 | | pagina 1