Vrijzinnig* Orgaan voor Amersfoort en Omstreken.
No. 91.
ZATERDAG 19 OCTOBER 1907.
4e JAARGANG
Uitgave van de Naaml. Venaootsehap „DE EEMLANDEB".
Vepsehijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond.
De Interpellatie-Veis Heyn.
FEUILLETON.
OOM WILLY.
L.2i)
BUITENLAND.
BINNENLAND.
STATEN GENERAAL.
DE EEMLANDEB
Directeur B. G. RIJKENS.
Abonnementsprijs
Per jaarf 3.00
Franco per post3.50
Per 3 maanden- 0.75
Franco per post- 0.90
Afzonderlijke nummers- 0.05
Bureau: BREEDESTRAAT 20.
Telefoon Interc. 62.
FrljB der Advertentlön:
Van 1 tot 5 regelsf 0.40
Voor iederen regel meer- 0.08
(Bjj abonnement belangrijke korting.)
Wij zullen onzen lezers wel niet be
hoeven te verzekeren, dat we met in
genomenheid kennis hebben genomen
van het antwoord van den Voorzitter
van den Gemeenteraad op de vragen
van den heer Veis Heyn, gedaan in de
vergadering van i October jj.
Niet, dat we een ander antwoord
hadden verwacht, maar ook het hoofd
motief, door den Burgemeester aange
voerd in deze zaak, schijnt ons een zeer
gelukkig te zijn.
Met ter zijde stelling van alle per
soonlijke gevoelens omtrent Zondags
rust en heiliging van den Zondag,
heeft ondergeteekende, zich plaat
sende op het standpunt dat hij ge
roepen is de belangen van alle
ingezetenen te behartigen en ver
storing der openbare orde te voor
komen, zijne toestemming tot het
houden van een optocht op Zondag
den 29 September 1.1. verleend, om
dat hij van oordeel was, dat het be
lang van de Gemeente zulks vorderde
en verstoring van de openbare orde
niet te vreezen was.»
Dat is het juiste standpunt: waken
voor de belangen van alle ingezetenen.
En dit is tevens het groote verschil
met het standpunt van den interpellant
en zijn partijgenooten. Dezen willen
de belangen van hen, die in geloof-
zaken anders denken dan zij, onder ge
schikt maken aan hunne ideeën.
Zij weten zeer goed, dat het ver
bieden op Zondag van feesten als het
bovengenoemde, is: dit feest onmoge
lijk maken. Immers velen, zoo niet de
meesten van hen, die er aan deelnemen,
hebben geen anderen vrijen dag tot
hunne beschikking. Had men aan het
comité moeilijkheden in den weg ge
legd, waarschijnlijk zou een andere
plaats gekozen zijn voor het Gymna-
stiekfeest en vele Amersfoortsche nering
doenden zouden deze gelegenheid om een
klein wintsje te maken, hebben moeten
derven.
Nu weten wij wel, dat interpellant
c. s. meenen, dat die neringdoenden dan
geen schade geleden zouden hebben
aan hunne ziel, maar zij moesten deze
meening niet op willen dringen aan
andersdenkenden.
Trouwens, door de belangen-quaestie
aan te roeren, is de Burgemeester ge
heel in de lijn gebleven van de vorige,
zoogenaamd Christelijke, Regeering.
In 1903 werd in de troonrede aan
gekondigd de medewerking der Staten-
Generaal te zullen inroepen om de
viering van den wekelijkschen rustdag
beter tot haar recht te doen komen.
En toen zij geïnterpelleerd werd over
het loopen van zooveel treinen op Zon
dag, erkende de Regeering, «dat men
a's bewindsman niet alles kon doen wat
men als mensch wenschte, omdat reke
ning is te houden met algemeene
belangen. Beperking van treinenloop
was niet goed doenlijk gebleken. Op
heffing van den besteldienst zou wel
licht het gevolg kunnen wezen van de
Zondagswet, maar had toch ook be
zwaren.» enz. enz.
Als er door het gehouden feest of
door den optocht een of andere
godsdienstoefening was gestoord,
zoodat de aandacht der daar aan
wezigen was afgeleid, dan was het iets
anders, maar de Burgemeester zou zoo
iets hebben weten te voorkomen. Want
hij zal mede de belangen behartigen
van hen, die ongestoord hun godsdienst
oefeningen wenschen te houden, maar
niet enkel van dezen alleen.
Ferm is dan ook de uitdrukking aan
het einde, dat Z.E.A. er niet aan denkt,
algemeen geldende maatregelen te
nemen tot beperking van openbare
feesten op Zondag.
Uit het Duitsch van Jassy Torrund.
Dus, als u er voor zorgen wilt,
dat mijn jongen een flink landbouwer
wordt, dan zal ik dat mooi vinden.
Met St. Michiel krijgt hij het landgoed,
dan zullen wij eens zien, wat hij
presteert.
Eenige dagen later reisde Henk van
Dobbelin naar mevrouw Heinzius en
vr"eK om de hand harer dochter.
Zij was eerst wat in de war, her
stelde zich echter snel, nadat zij Kathe's
en Jenny's brieven gelezen had, die
Henk als legitimatie meebracht. On
willekeurig richtte zij zich wat meer
op, een trotsch lachje, vloog als een
Kinestraal over het kommervolle ge
laat. Een adellijke grondbezittter nu
™m,.°°k niet? En al* schoonzoon
beviel hij haar nog veel beter dan de
bergraad. Zoo iets elegants
had hij over zich, men kon het hem
aanzien, hij had bij de garde gediend
Als de rijkdom nu maar in evenredig
heid daarmee was, nu, daarvoor zouden
Otto en Jenny toch wel gezorgd hebben.
Kathe von Dobbelin auf Schonhaide Zu
Neudorf, dat klonk waarlijk niet slecht
en was heerlijke toekomstmuziek in de
ooren van de oppervlakkige vrouw. Zij
kon niet nalaten, bij de eerste de beste
gelegenheid, tegenover den bergraad
er op te zinspelen. Hij was de voogd
maar Kathe had uitdrukkelijk ver
zocht, hem vooreerst er niets van te
zeggen. De verloving was immers ook
nog niet publiek. Hij werd zeer bleek
en zat een paar seconden als versteend
neer. Eindelijk zeide hij
U hebt toch in elk geval inlich
tingen omtrent het jonge mensch in
gewonnen
Hij is de zoon van een welgesteld
landbezitter, van ouden adel en zal het
goed eens overnemen, zei mevrouw
Heinzius trotsch.
Ik meen over zijn karakter. Of
u hem de toekomst van uwe dochter
onbezorgd kunt toevertrouwen?
Daarvoor staan mijne bloedver
wanten mij borg. En bovendien maakte
hij op mij een zeer aangenamen indruk.
Hij vroeg niets meer.
Hoe de bergraad dezen avond thuis
gekomen was, wist hij zelf niet.
Daarop, toen hij alleen was, overviel
hem een vreeselijke woede, zoo heftig,
als sedert jaren hem niet overkomen
was. En niemand was er, tegenover
wien hij zich uitlaten kon, noch een
zachte hand, die hem wist te bekoelen,
zooals Agnes dat zoo goed wist te
doen. Zoo moest zijn ziel alleen den
De interpellant zal nu dien te en zeg
gen, wat hij eigenlijk wenscht, tenzij
het hem voldoende is geweest te getuigen
maar (als hij op het o nzalig idee mocht
komen zijn wenschen in een motie te
belichamen, dan vreezen wij dat zijn
mede-raadsleden, die met hem stoelen
op denzeifden wortel des geloofs, hem
leelijk in den steek zullen laten.
De spoorwegstaking in Engeland.
In Engeland leeft men nog steeds in
angst of het tot de groote staking op
de spoorwegen zal komen, met al de
nadeelige gevolgen voor handel en in
dustrie.
Wij hebben gezien wat de aanleiding
is geweest tot die geschillende weige
ring van de besturen der spoorweg
maatschappijen om toe te geven aan
den eisch van de groote vakvereeniging
der spoorwegarbeiders, die erkenning
van deze vereeniging verlangen, met het
recht om in geval van geschil met de
directies namens de arbeiders te onder
handelen.
De man die thans vrijwel het ja of
neen, wat de staking betreft in handen
heeft is de heer Richard Bell. De oogen
van Engeland zijn op hem gericht en
de bladen geven zijn levensbeschrijving.
Het is een merkwaardig man dat
is zeker. Geboren in Wales is hij thans
48 jaren oud. Zijn vader was wat wij
veldwachter noemen en hij genoot geen
ander onderwijs dan dat van de lagere
school van zijn dorp. En dat slechts tot
zijn dertiende jaar, toen hij loopjongen
werd aan eene fabriek. Op zijn zesticn-
tiende jaar werd hij stoker en thans,
als werkman, maakte hij kennis met
de Trade Unions, met de groote Engel-
sche arbeidersvakvereenigingen. Hij nam
ook deel aan eene staking. Daarom werd
hij ontslagen maar later toch weer aan
gesteld. Hij bleef in de fabriek tot hij
geplaatst werd in zeer ondergeschikte be
trekking bij den Great Western spoor
weg. Hij wist zich weldra omhoog te
werken en in 1878 stond hij als machi
nist op een locomtief. De Almagatemed
Society of Railway Servants bestond
toen zeven jaar en tien jaar later sloot
hij zich bij haar aan. Hij deed zijn best
om nieuwe leden te werven; hij was
met hart en ziel lid van de vereeniging.
Dat trok de aandacht van zijne chefs
en hij werd bij wijze van straf ver
plaatst naar een fgclegen station in
Cornwall, waar hij ech'.er aanstonds eene
afdeeling van de vereeniging stichtte.
Deze vereeniging hield intusschen het
oog op hem. Zij bood hem eene betrek
king aan met hetzelfde salaris dat hij
tot nu toe ontving. Zoo kon hij, die bij
ervaring alles van de spoorwegdiensten
had geleerd, zich geheel aan haar wijden
en hij deed het met zoo goed gevolg,
dat hij eindelijk algemeen secretaris
werd niet alleen, maar ook lid van het
Parlement. Hij werd in 1900 voor Derby
gekozen.
Als afgevaardigde sluit Bell zich meer
malen aan bij de liberale partij. Maar hij
behoudt zijne onafhankelijkheid. Zoo heeft
hij geweigerd lid te worden van de socia
listische party, die volgens hem, zich te
veel met politiek bemoeit. Dezepractische
man wil daarvan en van de voorspelde
revolutie niet weten. Hij tracht voor
zijne lotgenooten, zijne mede-werklieden
te verkrijgen wat te verkrijgen is. En
dat doende bouwt hij hun geene lucht-
kasteelen. Hg is, zegt men, zeer toegan
kelijk voor verstandige raadgevingen en
voorstellen. Hij is in elk geval geen on-
verzoenlijken en zal niet dan na rijp be
raad een besluit nemen, waarvan zoo
veel kan afhangen.
Uit het Vergelijk tusschen Oosten
rijk en Hongarije is vooral van belang,
dat Oostenrijk erkent dat beide landen
op handelsgebied niet meer één geheel
uitmaken, doch dat er slechts een han
delsverdrag tusschen beide bestaat, zoo
dat handelstractaten met vreemde
mogendheden niet meer door den Mini
ster van Buitenlandsche Zaken der ge-
heele monarchie zullen worden onder
teekend, maar door de Ministers van
Handel van Oostenrijk en Hongarije
afzonderlijk.
In Oostenrijk laat men zich gunstig uit
over het Vergelijk doch in de Hongaarsche
onafhankelijkheidspartij is men er niet
mee ingenomen.
Men dreigde der regeering het ver
trouwen te ontzeggen. De regeering wist
echter voorloopig den storm te bezweren,
aanval weerstand bieden en toen de
storm over haar heen geraasd was,
bleef zij verwoest en verlaten op het
bolwerk achter.
Urenlang had hij rondgedwaald, in
straten en buurten, die anders nooit
door zijn voet werden betreden. En
altijd maar deze razende woede en
haat in 't hart tegen Kathe, die
hij bemind en opgevoed, maar die hem
versmaad had en tegen den onbeken
de, die hem haar ontroofd had.
En Kathe Zoo achter zijn rug, zon
der hem ook maar om raad te vragen,
had zij over haar leven beslist.
Dat was dus de dank voor alles,
wat hij voor haar gedaan had? Het
loon voor de onzelfzuchtige trouwe
liefde, waarmee hij haar al de jaren
door verzorgd en behoed had?
Ik geef mijne toestemming niet,
sprak hij en balde de vuist. Ik als
voogd. Dan mag zij wachten tot zij
meerderjarig geworden is. Ook al be
delt zij op haar knieën voor mij, om
haar geluk.
Haar geluk. Hij knarssetandde. Een
mooi geluk zou dat zijn. Mevrouw
Heinzius had den naam niet genoemd
zeker de een of andere jonge niets
doener, die haar met fraaie woorden
het hoofd op hol brengt, zoodat zij
hals over kop op hem verliefd werd.
Ook al niet beter dan alle an
deren, ijdel, oppervlakkigheid, harteloos,
ondankbaar en ik heb ze 'k weet
niet voor wat gehouden - voor een
stuk van mijn eigen ziel. Mijn beste
heb ik haar gegeven en zij heeft het
als waardelooze rommel weggeworpen.
En die daar, die op geen andere
verdienste wijzen kan, dan dat hij de
zoon is van een landgoedbezitter en
van ouden adel, die, die
Verder kwam hij niet, omdat hij
blind en doof in zijn toorn op een of
anderen hoek der straat tegen een vracht
wagen aanliep, zoodat de hoed hem
van het hoofd vloog.
Toen bezon hij zich, zocht zijn weg
en ging naar huis loodzwaar als een
moede verwonde man.
Zijn toorn was verdwenen.
Toen hij thuis kwam en de trapop-
ging klonk boven reeds een deur.
Het was Fanny Melzer, die hem
had zien komen en als toevallig de
voordeur voor hem had geopend. In
alle bescheidenheid zag en hoorde en
wist zij steeds alles. Elke schrede, die
hij deed.
Anders had het hem meermalen ge-
ergerd. Thans had hij er slechts een
schouderophalen voor over. Dat zou
nu altijd zoo blijven. Dat was nu zijn
lot tot het einde toe. Tot het einde.
Boven ging hij met een korten groet
haar voorbij en naar zijn kamer. In 't
voorbijgaan viel zijn blik in den spiegel.
Hij zag er wel tien, twintig jaren ouder
door jte beloïen, dat zij op een ver
gadering der partij zou bewijzen, hoe
voordeelig de overeenkomst is voor Hon
garije.
Tweede Kamer.
Zooals gisteren reeds per bulletin door
ons in de stad is bekend gemaakt, heeft
de Tweede Kamer het voorstel tot het
stichten van een fonds ter spoedige af
werking van de stelling Amsterdam met
47 tegen 38 stemmen verworpen.
Dit is geschied nadat er gisteren en
ook reeds eergisteren een geheime ver
gadering over het punt was gehouden.
Aangezien van die besprekingen niets
openbaar wordt, kunnen we daarover
geen beschouwingen houden en rest ons
alleen na te gaan of dit votum ook
publieke gevolgen kan hebben.
Een partijstemming is het niet ge
weest, dit blijkt terstond als men het
lijstje nagaat der vóór- en tegenstem
mers.
Voor stemden de vrije liberalen, be
halve de heer Van Foreest; de liberale
Unieleden op zes na, vijf Roomschen (Van
Vuuren, Kooien, de Stuers, Duynsteeen
Kolkman), enkele antirevolutionairen (Van
Alphen, Van Citters, Van Heemstra,
Malefijt, Brummelkamp, De Ridder en
Duymaer van Twist) en de christelijk-
historischen Lohman, Van Byland, Schok
king en De Visser.
Tegen: alle sociaal-democraten en
alle vrijzinnig-democraten, de Roomschen
op de bovengenoemde vijf na, de anti
revolutionairen Van Vliet, Asch van
Wijck, Okma, Talma, Van de Velde.de
christelijk-historischen Van Dedum, Van
Wassenaer en Van Veen, de Unieleden
Jannink, Thomson, Roodhuyzen, Patijn,
Van den Bergh (Rotterdam) en de
Klerk, benevens de heer Van Foreest.
Zooals men ziet is hier voor de
Regeering geen aanknoopingspunt voor
hare houding.
De eenige vraag is, of de minister
van Oorlog, die reeds voor den tijd van
zijn ministerschap, zich in geschriften een
vurig voorstander van de spoedige af-
uit. Thans werkelijk een ouden man.
En zoo vermoeid.
Zij heeft toch gelijk, mompelde
hij, jeugd behoort bij jeugd.
Hij wierp zijn hoed op een stoel.
Zoo was nu werkelijk alles voor hem
ten einde.
In dezen nacht stond hij voor den
tweeden keer aan het geopende graf
van zijn eigen leven en daarin
lagen al zijn laat ontwaakte, langzaam
ontkelkte verwachtingen vermoord
door gedachtenlooze, lichtzinnige, on
trouwe kinderhanden.
Zooals over een laat in bloei staan-
den boom de nachtvorst glijdt en al het
leven en bloeien onbarmhartig doodt.
Nu eerst, aan deze bijna onverdrage-
lijke smart, voelde hij, hoe sterk en
diep en heimelijk toch nog de hoop,
haar te verwerven, In hem had geleefd.
En dat hij haar nu eerst voor eeuwig
verloren had. En dat hij dezen laatsten,
hardsten slag nooit overkomen zou.
Nooit.
Werken, zei een stem.
Hij lachte hard op. Al nam hij ook
allen arbeidslast hemelhoog op zijne
schouders, om zijn vreeselijke zielepijn
te verdooven hoe kon hij haar lief
gezichtje, dat hem jarenlang toege
lachen had, ooit vergeten?
(Wordt vervolgd)