"Vrijzinnig: Orgaan voor Amersfoort en Omstreken. KERSTMIS. Nol 119. DINSDAG 24 DECEMBER 1907. 4e JAARGANG. Uitgave van de Naaml. Vennootsehap „DE EEMLANDEB". Veipsehijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond. FEUILLETON. DE KLEINDOCHTER. DE EEMLANDEB 9 Directeur R. G. RIJKENS. Abonnementsprijs Per jaarf 3.00 Franco per post- 3.50 Per 3 maanden- 0.75 Franco per post- 0.90 Afzonderlijke nummers- 0.05 Bureau: BREEDESTRAAT 20. Telefoon Interc. 62. Prijs der Adverténtiën: Van 1 tot 5 regelsf 0.40 Voor iederen regel meer- 0.08 (By abonnement belangrijke korting.) Lang voordat onze voorvaderen waren gekerstend, vierden zij om dezen tijd van het jaar het feest van het licht. Het christendom, dat hun werd ge predikt, sprak van een ander licht idat in de duisternisse blinckt.» Het sprak hun van een kind, dat geboren was in een land, ver in het Oosten, een gewijd land, waar dichters en profeten voorlang zijn komst hadden voorspeld. Dat kind zou vrede en ver zoening brengen aan het menschdom. Engelen hadden bij zijn komst gejubeld, van vrede gezongen en van welbehagen in de menschen. Dat was de groote gebeurtenis, die aan de volkeren werd verkondigd met de blijde boodschap van licht en vrede. Wat er ook van het geloof voor velen onzer moge zijn heengedreven op des twijfels vloed, gebleven is de bekoring van het verhaal, dat de christenpredikers verkondigden aan onze voorvaderen en dat zij geloofden, het vertolkende naar hunne opvatting, naar hunne wijze van denken en gevoelen. Gebleven is de blijde boodschap van het licht en van den vrede, die komen zullen. Wanneer Het licht is reeds opgegaande wereld heeft niet stilgestaan sedert het christen dom op den gewijden grond van Pale stina ontsproot, een plant besproeid met het bloed van martelaren, onschul dig als de kinderen van Bethlehem, en opgegroeid tot een reusachtigen boom. De volken, die de wereld beheerschen, zijn de christenvolken, van verschillende belijdenis wel is waar, verdeeld, maar éen in 't geloof aan den geest, die levend maakt. De beschaving heeft veroveringen gemaakt, de wetenschap deed gewichtige ontdekkingen. De mensch der twintigste eeuw weet meer, Door M. Böhme. '5). Hoe ouder zij werd, hoe kritischer zij hare huwelijks-candidaten beschouwde. Op haar zes-en-twintigste jaar ver loofde zij zich met majoor Reichenberg, wiens groot vermogen en onberispe lijk karakter haar de beste waarborgen voor zijn onzelfzuchtigheid schenen. Als de huwelijken, waarover niets te zeggen valt, de beste zijn, was dat van Beata met den majoor wel een ideaal- huwelijk. Zij leefden in eendracht naast elkaar en gewenden zich zoo aan el kaar, dat Beata werkelijk treurde, toen haar echtgenoot na vier jaren stierf. Hertrouwen wilde zij nietals zij goed nadacht, vond zij het leven alleen toch aangenamer als met z'n tweeëneen deel van je zelfstandigheid ging er altijd door verloren. Maar geheel tevreden voelde zij zich ook niet. Soms was zij vreemd onrustig. In zulke tijden kon zij uren lang in den tuin loopen om de perken, of In huis van de eene kamer in de andere. Iets ontbrak haar, dat haar het genot bedierf, het inner lijk evenwicht, het besef, haar plaats n het leven te vervullen, en daarmee vermag meer, dan zelfs de zeer ont wikkelden uit de dagen, toen het christendom ontstond. In vroeger ge heel onbekende landen heeft de be schaving zich baan gebroken. Haar licht stijgt steeds hooger en dringt door, ook in het donkerste werelddeel. Nog staan wij niet in het volle, heldere daglichtnog houdt de strijd aan tus- schen licht en duisternis, tusschen vrij heid van geest en den geest in boeien kluisterende dogma's, maar de dag zal zeker komen. Maar de vrede, hoe staat het daar mee? Wie spreekt van den vrede op aarde waarvan volgens den tekst van het Kerstfeest de engelen zongen, wekt. zooal geen ironisch glimlachen, dan toch zeker tegenspraak. Het ziet er niet naar uit of de vrede spoedig komen zal. Alle landen zijn tot de tanden gewapend. Overal is strijd op maatschappelijk gebied en overal de verdeeldheid, die den een of anderen dag kan leiden tot een bloedige worste ling. Klinkt het .vrede op aarde» dan niet als ironie Zekerde tijden, zoo zij ooit zullen komen, waarin het vreedzam lam zal neerliggen bij den bloedgierigen wolf, waarin ledereen met volkomen gerust heid zijn werk zal kunnen verrichten, zonder bezorgd te zijn, dat vijanden van buiten of van binnen, daarvan de vruchten zullen plukken, die tijden liggen in de verre toekomst. Wij kun nen het onze doen om ze voor te be reiden, maar wij kunnen niet de wereld dwingen de oorlogsfakkel te blusschen voor goedwij kunnen niet terstond de oorzaken van zooveel verdeeldheid wegnemen. Maar wat wij wel kunnen bereiken, door onzen naasten plicht te doen, dat is den vrede winnen met onze om geving. Dat reeds is niet bijzonder gemakkelijkhet eischt dikwijls zelf- het vermogen, met zichzelf te vreden te zijn, dat niet gemist kan worden in een werkelijk aangenaam leven. Die bakvischliefde was allang vergeten. In de eerste jaren had ze het zooveel mogelijk vermeden, Erwig Meier in Miesbach te ontmoeten. Dan overwon ze ook dit gevoel. Als hunne wegen zich kruisten be antwoordde zij zijn beleefden groet en ging als aan een vreemde hem voorbij. Vreemd hoe deze rozen de herinnering te voorschijn too verden. Als uit een gouden nevel rees nu alles klaar en scherpbelijnd op. Het was eigenlijk belachelijk, die bakvisch-liefde methaar sentimenteele poezie. Maar Beata lachte toch niet; ze was in denkende stem ming gekomen. En plotseling rilde zij. Was het de wind, die over den Rijn woei, die haar deed huiveren? Of was het de gedachte aan die verre, warme dagen van verliefd-zijn en het kille eenzame leven van nu? Zij wist het niet. In de opwinding voor de aankomst van haar kleindochter, had mevrouw Meier op dien avond geheel vergeten, naar den naam te vragen van den deftigen klant, die een costuum be stelde. Eerst eenige dagen later kwam zij daarop terug, en hoorde toen, dat het Frederik Mannebach was, die haar huis de eer van zijn klandizie gaf. Zij schudde afkeurend het hoofd. beheersching en veel goeden wil. Maar deze vrede is weggelegd voor wie van goeden wil zijn. En dan mogen wij hopen, dat de vrede ook eens komen zal voor de groote menschenwereld, in staat en maatschappij. DE CRISIS. Zouden de rechtsche partijen in de Tweede Kamer gehoor hebben gegeven aan de inblazingen van de a. r. „Rotter dammer"? In ons vorig nummer haalden wij een stuk aan uit dit blad van den heer Fabius, waarin o.a. deze zinsnede voorkwam „Als nu toch die 49 eendrachtig altoos op hun post waren, dan ware toch in minder dan drie weken het ministerie uit zijn lijden verlost." Het heeft geen drie weken geduurd, nadat deze ophitsende woorden waren neergeschreven of de rechtsche partijen hebben het ministerie een slag toege bracht, waardoor het zich zeer stellig tot heengaan genoopt zal voelen. Stuk voor stuk kwamen ze Zaterdag binnen in veel grooler getal dan ze de vorige dagen tegenwoordig waren ge weest, de 49, en het resultaat van deze conspiratie hebben onze lezers Zaterdag avond in ons blad kunnen lezen: de Oorlogsbegrooting is met 53 tegen 38 stemmen verworpen. Want dat het een conspiratie is ge weest, staat bij ons vast. En dat men van a. r. zijde begreep geen eerlijk spel te spelen, bewijst wel het feit, dat men den heer Lohman omtrent niets had ingelicht. Men begreep dat deze zich niet tot zooiets zou leenen en vreesde dat zijn woord misschien velen tot andere gedachten zou brengen. Daarom moest hij er buiten worden gehouden. Ook kende men hem natuurlijk genoeg, om niet te weten dat het een principe van dezen afgevaardigde is, om nooit tegen eene begrooting te stemmen om redenen daarbuiten gelegen, zooals hij ook nog eens voor de stemming verklaarde. En de redenen hebben voor de a. r. gelegen buiten deze begrooting om. Anders had men het duidelijk moeten zeggen. Maar het eenige wat de heer Heemskerk gezegd heeft, waaruit mis- «Als oom Jerry dat hoorde, zou hij 't je erg kwalijk nemen. De verdienste, die van dien kant komt, brengt geen zegen, Erwig. Van Frederik Manne- bach's afstammelingen, moest geen enkele over onzen drempel komen». Erwig haalde de schouders op. Hij wist bij ervaring, dat alle moeite, de oude vrouw een andere opvatting in te praten, vergeefsch was. Deze oude menschen, moeder Josephine en haar broeder Jerry waren te zeer van haat doordrongen, om dien nog uit hen te krijgen. Voor hem daarentegen was Frederik Mannebach een vreemde, en in zijn eigenschappen als kooper een klant als een ander. Hun gesprek bij Frederik Mannebach's bezoek in den winkel was dan ook uitsluitend zakelijk. Wat zouden ze elkander ook te zeggen gehad hebben. De bloedverwantschap behoorde tot het verledene. Maar op een dag kwam Frederik Mannebach, om Erwig voor zijn vrien delijkheid tegenover de kleine Erika te bedanken. Het kind was opvallend veranderd, sinds het oom Erwig «ont dekt» had, veel vriendelijker, handel baarder, minder koppig en nukkig. Ze zag er ook beter uitbeslist waren de bezoeken, die zij bijna dagelijks aan Meiers tuin bracht van voordeeligen invloed op haar gezondheid. «Ik weet niet, hoe ik u mijn dank zal toonen, mijnheer Meier», zei Fre- schien iets zou zijn te trekken geweest, is de opmerking van hem, dat men den minister zijn vergissing in zake het blij vend gedeelte nog altijd zwaar aanrekent. De Roomschen hebben ten minste duidelijk doen uitkomen wat hun plan was, toen de heer Van Vlijmen namens hen ver klaarde „dat de strijdwaardigheid van onze weerkracht in geen verhouding staat lot de millioenen, die aan oorlogsuit gaven worden besteed." Behalve de a. r. conspiratie heeft ook de minister van Oorlog zelf veel schuld, door zijn houding. Als deze wat wij niet gelooven op het slagveld een even groot weifelaar was, als hij zich in de Kamer heeft getoond, dan zou het er voor zijn troepen slecht uitzien. Enfin, het geval ligt er. Wat nu? Dat zullen we weldra weten, want zoodra de Indische begrooting in de Eerste Kamer is afgehandeld, zal er wel een mededeeling worden gedaan, die we misschien nog wel in dit nummer kun nen opnemen. Heel waarschijnlijk zal het ministerie collectief de portefeuilles ter beschikking stellen. Dan zullen we niet alleen beroofd zijn van een stel eerlijke en ijverige ministers, maar ook de Grondwetsherziening en ver plichte verzekering zijn dan natuurlijk voor langen tijd van de baan. De Pers heeft reeds artikelen over de crisis en van de beschouwingen volgen hier enkele Het „Handelsblad" meent, dat de oorzaak van de stemming vermoede lijk buiten, héél ver buiten, deze be grooting moet gezocht worden. Wel heeft minister Van Rappard het zijn belagers gemakkelijk gemaakt om tegen te stem men. Maar in ander geval zou men zich toch voorloopig nog bij zijn beleid heb ben neergelegd. Onze gissing is, dat de anti-revoluti- onnairen en katholieken het op een Kamer-ontbinding onder kiesreehtparool niet hebben willen laten aankomen. Ver kiezingen onder zulk een parool toch waren voor hen niet aanlokkelijk, daar er dan allicht wat te scheuren dreigde bij hen. Terwijl bovendien de katholieken nog in 't geheel niet klaar zijn en de eenheid op dat punt onder de anti- revolutionnairen wel eens niet h»el groot derik Mannebach. «Als u wist, wat last mij dit kind al veroorzaakt heeft. Geen enkele gouvernante kon het bij haar uithouden». «Misschien lag dit niet zoozeer aan de kleine Erika als wel hieraan, dat de gouvernantes het karakter van het kind niet begrepen, en haar dus ver keerd aanpakken. U behoeft mij niet te bedanken. Ik houd van kinderen en ga er graag mee om. Zulk een kinderziel is voor een volwassene, die er in te bladeren weet, een boek vol wijsheid.» «Erika is vaak heel ondeugend.» «Net als andere kinderen. Men moest de kinderen geen gelegenheid geven, eerst ondeugend te worden.» «Nou, mijn waarde, Frederik Mannebach lachte die opvoedings theorie zal de kleine deugnieten be vallen.» «Waarom niet Men moet de kin deren leeren zelf op te voeden, te planten en te zaaien, te verplegen en te oogsten. Men moet hun liefde en zorgzaamheid leeren, geduld en toege vendheid, en in vreugde leven.» Frederik Mannebach knikte. «U kunt wel gelijk hebben. Erika vertelde mij veel van uw wonderlijke rozen en vreemde bloemen. Ik houd ook zeer veel van bloemen. Als ik u niet lastig val, wilde ik u verzoeken, mij uw tuin eens te laten zien.» zou kunnen blijken. Het was dus zaak, het Kabinet vóór die gebeurlijkheid een been te lichten. Oorlog was daarvoor het aangewezen punt. Het was de zwakke stee in het Kabinet en de sterke bij de rechterzijde. De Statenverkiezingen had den bovendien getoond, dat men op dat punt de meerderheid des lands allerminst ministerieel kon achten. De quaestie van het blijvend gedeelte moest dus de aan leiding worden om de crisis uit te lokken. Het „Vaderland" zet een artikel over de verwerping der Oorlogsbegroo ting aanstonds met deze stelling inDe meerderheid der rechterzijde heeft het oogenblik gekomen geacht om de re geering over te nemen. Een anderen uitleg acht het blad kwalijk toelaatbaar. Opmerkelijk dus voegt hel er bij dat de heer Lohman buiten het kennelijk in stilte op touw gezette plan van aanval is gehouden. Heeft men den invloed van zijn overredend woord gevreesd? De regeering kan het gebeurde niet over zich heen laten gaan. In de Staal- crisis heeft de rechterzijde de verant woordelijkheid van zich afgeschovendat deel der coalitie, hetwelke deze Rappard- crisis in het leven heeft geroepen, zal zich thans niet aan de aansprakelijkheid kunnen onttrekken. De mogelijkheden, die te wachten staan, zijn nu de volgende: Ontbinding der Kamer door het tot tweemaal toe in zijn minister van oorlog getroffen kabinet. (Reconstructie achten wij niet mogelijk). Of weloverneming van de regeering door het Roomsch-anti-revolutionnaire deel der coalitie, waarop evenwel met het oog op de stemmenverhouding in de Kamer evenzeer ontbinding zal moeten volgen. Wat daarna gebeurt zal dan blijken. Wordt de laatste weg gekozen, dan is de heer Heemskerk de aangewezen premier, en de heer Van Vlijmen zal het Staal en Van Rappard moeten ver beteren. De „Nieuwe Ct." zegtHet votum van de Tweede Kamer is van zeer ernstigen, politieken aard. Mr. Heems kerk heeft niet getracht het te verhelen er is gestemd tegen het kabinet. Het heeft niet gehouden wat door de vrij zinnige groepen, waaruit het voortkwam, «Graag, zeer graag». Zij gingen door het huis en ont moetten aan de tuindeur mevrouw Jo sephine. Frederik Mannebach groette de oude vrouw beleefd; zij perste de lippen samen, knikte stijf en zag de beide mannen hoofdschuddend na. Dan ging ze, met moeite naar den winkel en zonk met een onderdrukten uitroep van jpijn in een stoel neer. Sinds vele jaren had ze een kwaal, wier ver- waarloozing zich in den Iaatsten tijd begon te wreken. Smartelijke aanval len kreeg ze voortdurend. Nu bijzonder hevig. Zweetdruppels parelden op haar voorhoofd, terwijl zij den kreet, die op haar lippen trad, onderdrukte. Intusschen gingen Frederik Manne bach en Erwig door den langwerpigen tuin. Bij de rozen zat Jo in den wilde- wingerdkoepel en schreef aan haar vader. Toen zij de beide heeren zag, stond ze op en bloosde, ze was zoo in haar schrijven verdiept geweest, dat zij heel niet hun aankomen gemerkt had. «Mijn nicht, juffrouw Burgard, mijnheer Mannebach» zei Erwig met een vluchtige handbeweging. (Wordt vervolgd

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1907 | | pagina 1