Vrijzinnig1 Org*aan voor Amersfoort en Omstreken. No. 26. ZATERDAG 29 FEBRUARI 1908. 5e JAARGANG. Uitgave van de Naaml. Vennootsehap „DE EEMLANDEH". Vepsehijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond. TROONOPVOLGING. BUITENLAND. BINNENLAND. FEUILLETON. DE KLEINDOCHTER. Directeur B>. G. RIJKENS. Abonnementspr ij s Per jaarf 3.00 Per 3 maanden- 0.75 Franco per post- 0.90 Afzonderlijke nummers- 0.05 fik Bureau: BREEDESTRAAT 20. Telefoon Interc. 62. Frljs der Advertentiën: Van 1 tot 5 regelsf 0.40 Voor iederen regel meer- 0.08 Buiten het Kanton Amersfoort per regel - 0.10 (Bij abonnement belangrijke korting.) Tot de plaatsing van advertentiën en reclames van buiten het Kanton Amersfoort in dit blad is uitsluitend gemachtigd het Nederlandsch Advertentiekantoor PEEREBOOM en ALTA te Haarlem. Het j.l. Woensdag gebeurde in den Haag met het Koninklijk rijtuig in de Park- itraat, heeft eens weer de waarheid be wezen van het oud Hollandsch gezegde „een ongeluk zit in een klein hoekje." Het voorval is door het flink optreden van den wagenvoerder Rever, gelukkig goed afgeloopen, maar het had ook anders kunnen zijn. Deze laatste overweging brengt ons als van zelf op het onderwerp der Troon opvolging, voor het geval onze Koningin kinderloos komt te overlijden. Indien deze opvolging niet nader wordt [eregeld, dan zou het geval zich kunnen oordoen dat we hier een aan allen Teemden vorst zouden krijgen, terwijl Joch ieder Nederlander, die voor den monarchalen regeeringsvorm is, liever zou zien dat de kroon zou overgaan op een der vorstelijke personen, die thans der Koningin het naast staan. Mr. van Houten heeft, nog niet zoo heel lang geleden, in een zijner Staat- ;undige Brieven de aandacht opnieuw ip dit ontwerp gevestigd. Hij schreef bij lie gelegenheid o.a.: „Het schijnt mij een goed tijdstip, om de wenschelïjke verandering in de Grond wet te maken, nu de uitoefening van mogelijke aanspraken nog ver verwijderd schijn!." Het ongeval van j.l. Woensdag heeft ech ter in herinnering gebracht, dat eiken dag, elk oogenblik iets kan gebeuren, tenge- ■olge waarvan „mogelijke aanspraken" .erstond kunnen worden gemaakt. Daarom dient de quaestie der troon opvolging zoo spoedig mogelijk onder de oogen te worden gezien. In de eerste troonrede, onder verant oordelijkheid van het Kabinet-de Meester litgesproken, heette het o.a: „Ten einde den grondwetgever vrijheid te geven bij de regeling der kiesbevoegdheid, zal u eene herziening worden voorgesteld van de daarover handelende bepalingen der grondwet." Maar er werd bijgevoegd, dat dit voorstel niet zou inkomen dan nadat vooraf was onderzocht, „welke andere wijzigingen nog in de grondwet moeten worden gebracht." Mocht men toen hopen, dat ook de quaestie der troonopvolging door de staatscommissie zou worden voorbereid, en deze zaak dus zou worden behandeld, de troonrede van 1907 sloeg aan die hoop den bodem in. Immers het luidde daar„Voorstellen tot het brengen van veranderingen in het derde en in het vierde hoofdstuk van de grondwet zullen u eerlang bereiken." Dat beteekende, dat van een meer algeheele herziening niets zou komen. Binnen korten tijd zullen wij de Regee- ringsverklaring van het nieuwe Kabinet hooren en dan zullen wij weten of ook dit ministerie een grondwetsherziening op zijn programma heeft. Is dit het geval, dan hopen we tevens te vernemen, dat het ook in het plan ligt de artikelen betreffende de troonopvolging aan eene herziening te onderwerpen. Want dit onderwerp is werkelijk zeer urgent. EEN GEVAARLIJK HOEKJE. Alsof er nog geen onrust voldoende was op aarde, spreekt men in den laatsten tijd weer van een nieuw conflict tus- schen Turkije en Perzië en van minder aangename verhoudingen tusschen Rus land en Turkije, ontstaan door een ver schil van meening omtrent het gebied van beide landen in Azië. Het is eene onrustige streek tusschen de Kaspische en de Zwarte Zee. Het is zeer onrustig met name in het Turksche vilajet Van en zijne omstreken, in de buurt van den eerbiedwaardigen berg Ararat, waar volgens het verhaal van den zondvloed de ark van Noach strandde. Daar ontstaan ieder oogenblik geschillen tusschen de drie aangrenzende rijken Rusland, Turkije en Perzië. De Russen heerschen hier over een uitgestrekt ge bied, dat door verschillende stammen bewoond is Georgiërs, Tataren, Ar- des daags te veel denkt aan de Jong- Turken. Het scheen niet onwaarschijnlijk, dat hij zijne troepen, die reeds op Per zisch grondgebied waren, wilde gebruiken om korte metten te maken met de slechte Perzische revolutionnairen. Maar Rusland wantrouwde de plannen van Turkije en de onverwachte troepen beweging. De berichten zeggen nu dat de Turken zich terugtrekken. Het is mogelijk. Maar, hoe het zij, het zal zaak zijn het oog te houden op wat in dit gevaarlijke hoekje van de wereld gebeurt. PRUISEN. Het lot van de wet tegen de Polen is bezegeld; de oppositie inhetHeeren- huis was niet voldoende om „de dwang- wel" tegen te houden en het voorstel Addickes (om de wet aan te nemen zooals de regeering voorstelde, zonder de veranderirgen der commissie uitliet Heerenhuis) is met 143 tegen 111 stem men aangenomen. Zoo is thans het ontwerp zoo goed als wet geworden. De Pruisische regeering zal dus in het vervolg de bevoegdheid hebben om de aan Polen behoorende landgoederen in de oostelijke provincies te onteigenen tegen vergoeding, tot een maximum van 70,000 hectaren. PORTUGAL. Dat de tegenwoordige regeering nog steeds bang is voor ongeregeldheden en pogingen tot omwenteling, blijkt uit een der schijnbaar onbeteekenende maatrege len welk zij heeft genomen. Bij alle pandhuishouders is namelijk onderzoek gedaan naar personen, die na den koningsmoord wapenen in beleening hebben gegeven en deze weder hebben ingelost. Ook is aan de pandhuishouders mede gedeeld dat zij elke voor de beleening van een wapen gevraagde som gerust kunnen geven. Zij kunnen dit geld van de regeering terugbetaald krijgen. Daar entegen is het verboden om eenmaal in beleening genomen wapenen weer te laten inlossen. Het bericht, dat wij in een buiten- landsch blad vonden, ziet er nogal won derlijk uit. Men stelle zich voor welk een gouden tijd er zou aanbreken voor een ieder, die in het bezit was van een wapen, wanneer hij er zich slechts mede bij een bank van leening heeft te ver voegen om zooveel geld als hij zelf verkiest er voor te krijgen uit de Por- tugeesche schatkist I PERZIË. Er is een aanslag gepleegd op den Sjah. Gisterenmiddag werden te Teheran in een nauwe stiaat, van het dak van een huis, 2 bommen geworpen naar den stoet, waarin de Sjah zich bevond, die naar Dosjantepeh reed, waar hij eenige dagen wilde doorbrengen. De eene bom sprong in de lucht, de andere kwam in de nabijheid van de automobiel van den Sjah op den grond en ontplofte daar 3 voorrijders werden gedood, de chauf feur en een twintigtal anderen gewond. De Sjah zat niet in de automobiel, maar in het rijtuig, dat op eenigen afstand daarachter volgde. De Sjah steeg uit en begaf zich naar het dichtst bijzijnde huis, vanwaar hij ongedeerd het paleis bereikte. De Tweede Kamer zal onmiddellijk na haar openbare zitting op 10 Maart a.s., een reeks van wetsontwerpen in de af- deelingen onderzoeken, waaronder dat tot wijziging van de wetboeken van strafrecht en strafvordering tot vereen voudiging van de procedure voor het Kantongerecht, het ontwerp Schepenwet, dat omtrent de dekking van het tekort Rijksverzekeringsbank, dat omtrent de toepassing van de algemeene akte van Algeciras, en nopens het gebruik van phosphorus, het wetsontwerp-Van Kol op de mijnontginning enz. Zooals te verwachten was, heeft dr. Kuyper voor de hem aangeboden candidatuur voor de Tweede Kamer te Sliedrecht bedankt. Naar het „Utr. Dbl." verneemt, heeft de Staatsspoor plannen om het Centraalstation te Utrecht belangrijk te verbouwen. Er zal o. a. een toegang gemaakt worden direct van de stad naar de perrons, zonder dat men de wacht kamers behoeft door te gaan. Ook be staat het plan om op het 2e en 3e perron wachtlokalen te doen plaatsen. Hiermede zal zeker aan de wenschen van vele reizigers tegemoet worden ge komen. Door M. Böhme. 44). De vrouwen snikten, de mannen gingen stil, ernstig heen en weer. Aan 't hoofdeinde van 't bed stond Erwig en wischte met een zakdoek de koude zweetdruppen van het voorhoofd der stervende. Langzaam als een schaduw kroop de wijzer van de klok vooruit. «Dat is Jo's werk, dat kan zij zich toeschrijven,» jammerde Lisa handen wringend met gedempte stem, maar toch wel zoo luid, dat allen het hoorden. «Wees stil, beet Gerard haar toe.» «Ach, moeder verstaat het toch niet Imeer,» zei Agnes. «En waar is het, zooals Lisa zegt. Als moeder deze op winding niet gekregen had zou het niet zoo gebeurd zijn.» «Stil,» riep Max bevelend, «nu geen twistgesprekken. Jerry Mannebach wilde weten, wat er gebeurd was. Lisa fluisterde het hem toe. Bijna verachtelijk was zijn gebaar van afweren. «Vrouwengekiets. Dat heeft Jo niet omgeworpen. Daarvoor ken ik haar te goed.» Tot het schemeren van den ochtend duurde de doodsstrijd. Dan ging haar adem immer zachter, tot de eerste vale lichtschijn van den Kerstmis-morgen op de witbesneeuwde daken gloordetoen werd haar hart stil. Erwig drukte haar de oogen toe. Haar trekken stonden beweegloos in een laatsten vredigen glimlach. Jo ging dagenlang als in een droom. Zij kon niet begrijpen, er over komen, dat grootmoeder boos van haar geschei den was. Een weinig troostte haar de glimlach op 't gelaat der doode vrouw. Wie in zijn laatste levensoogenblikken zoo lacht, gaat niet met bittere gedach ten in den dood. De beide tantes behandelen haar met ijzigkoele verachting, maar zij merkte dit nauwelijks. Op den dag dpr begrafe nis lag zij ziek te bed en kon dus den lijkstoet niet volgen. Den volgenden dag ging zij naar het versche graf. Op den weg naar het kerkhof, die langs de Mannebachsche villa's leidde, trof zij Frederik Mannebach aan. Hij verzocht haar te mogen vergezellen. Mevrouw Gotze had het niet noodig geoordeeld, de gebeurtenis bij de Meiers geheim te houden. Door den dood der oude vrouw werd de zaak dramatisch getint, en zoo'n voorval was een aan gename afwisseling in het eentonige bestaan dezer kleine stad. Frederik Mannebach zocht een poos meniërs. Tataren en Armeniërs nu kun nen elkander niel uitstaanzij behandelen elkander ongeveer als de strijdende volksstammen in Macedonië gewoon zijn te doen. De Tataren zeggen, dat de Russen de Armeniërs voortrekken en zien altijd over de grens, hopende op den steun van hunne Mohammedaansche geloofsgenooten. Men weet dat van hun nen kant de Armeniërs in het Turksche vilajet aan den voet van den Ararat telkens in verzet zijn tegen het Turksche gezag. Dan komen geregelde en liefst ongeregelde Turksche troepen en de wereld spreekt eens weer van de Ar menische gruwelen. Bij al deze onrust in dit rumoerige hoekje van de wereld komt nu de quaestie der Turksch-Perzische grens. De grens is niet goed geregeld. Telkens doen Turksche troepen invallen op het gebied, waarop de Perzen aanspraak maken en de commissie tot regeling van de grens kan het maar niet eens worden. De Russen zien die talrijke overtredingen met bezorgdheid aan. Zij vreezen het ontstaan van een Panislamistische be weging, waarin de Tataren en over 't geheel de Mohammedanen onder de Russische heerschappij, zouden worden betrokken. Zoo heeft men zich dan onlangs eens weer bezorgd gemaakt toen de bladen zeiden, dat Turksche troepen naar de Perzische grens waren opgerukt, dat zij die grens hadden overschreden, dat zij begonnen zich daar huiselijk in te richten. Het heette, dat de Porte het oogenblik had gunstig geacht om haar gebied met een deel van het Perzische te vergrooten. Zooals men weet zijn Perzen en Turken Mohammedanen van verschillende be lijdenis. Dus verketteren zij elkander, dat is reeds eene reden tot vijandschap. En nu is in Perzië eene groote beweging ontstaan ten gunste van hervormingen naar Europeesch voorbeeld. Men heeft een parlement en de Sjah is genoodzaakt geweest, zeer tegen zijn zin, dat parlement te erkennen. Te Konstantinopel ziet rnen met ongerustheid, dat een ten slotte dan toch ook tot den Islam behoorend volk van constitutioneele rechten spreekt, waarvan men daar niets hooren wil. Men weet dat de Sultan niets meer vreest dan de „nieuwlichters", die van hervormingen spreken en dat hij des nachts benauwde droomen heeft als hij tevergeefs naar woorden om er zijn ge dachten in te zeggen. «Gaarne had ik uw grootmoeder gisteren mede de laatste eer bewezen, zei hij, «maar bij den tegenzin, dien de oude vrouw in haar leven voor ons had, zou het tactloos geweest zijn, de doode in zekeren zin mijn geleide op haar laatsten tocht op te dringen. Om dezelfde reden hebben wij geen kransen gezonden. Mijn tante is zeer getroffen door 't sterfgeval. Zij had de hoop nog niet opgegeven, haar nicht toch een maal nog de band te drukken.» Jo schudde het hoofd. Grootmoeder was zoo vreemd. Het lot had haar bitter en streng gemaakt. Wij wisten al sedert den laatstenherfst.dat haar leven aan een zijden draad hing. Maar toch trof het ons onverwacht en hard «vooral mij.» Zij zweeg. Mannebach raadde, wat zij dacht. LT blijft voorloopig bij mevrouw Gotze? vroeg hij, als slot van zijn eigen ge- dachtengang. Tot na Nieuwjaar waarschijnlijk. Va der zal weer voor ons een thuis in richten.» Ik hoop, dat ik u niet meer behoef te verzekeren, dat ook onze woningen altijd voor u openstaan. Ineens brak hij zijn zin af. Het viel, hem in, dat het hem, den weduwnaar, eigenlijk niet paste, de jonge dame een thuis in zijn woning aan te bieden. Zij was toch geen kind meer. «Mag ik met u naar 't kerkhof gaan vroeg hij nog eens, daar hij te voren niet beantwoord was. Jo nam gaarne zijn geleide aan. Het kerkhof lag een eindje buiten de stad op een weinig-hellenden bergrug. Een lange, eenzame in den zomer meest door overdragelijke zonnehitte overgloeide, maar nu triestig-besneeuwde weg voerde er heen. Aan weerszijden stonden kale, met wijnstokken beplantte rotswanden op. De zware, natgrauwe lucht maakte nog dieper de troosteloosheid van de natuur. Ook het kerkhof met zijn half onder gesneeuwde graven, waarvan donkere kransen en gedenkteekenen opstaken, bood in dit weer een droevigen aan blik. Wonderlijk lag tusschen de stille koudwitte graven romdom het versche, de bloemenbestrooide grafheuvel. Jo vermande zich, om den vreemden man niet haar ontroering te toonen. «Ik moet toch zien, waar grootmoe der gebleven is,» zei ze zacht. «Ik kon gisteren ook niet meegaan ik» Haar stem zonk en verging in een onverstaanbaar, schokkend fluisteren. Frederik Mannebach had zich afge wend. Onder voorwendsel, zijn groot vaders graf, dat aan de andere zijde van het kerkhof lag, te willen opzoe ken, liet hij Jo met haar weemoedige gevoelens alleen. Na eenige oogenblikken ging Jo weg van het graf en schreed langzaam den weg over en stond dadelijk daarna aan de zijde van den man naast het hooge, prachtige grafteeken, waaronder de oude Frederik Mannebach rustte. Verrast wendde Mannebach zich naar Jo om. «Ik ben vlug klaar gekomen, denkt u nietwaar Ik vind het vreeselijk, dat zulk een heuvel, waaronder een mensch begraven ligt, iemand niets meer te zeggen heeft.» «Dan wat?» Dan dit, wat ons het koele verstand ook zegtdat de gestorvene dood is, en het graf een kuil in de aarde.» «Was u met een andere hoop hier gekomen Frederik Mannebach vroeg het uit een gemengd gevoel van medelijden en nieuwsgierigheid. Jo bracht de mof voor het gelaat haar oogen zagen over het bontwerk naar de grauwe, trieste lucht. (Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1908 | | pagina 1