DAGBLAD VOOR AMERSFOORT EN OMSTREKEN. No. 56. DINSDAG 8 MAART 1910. 7e JAARGANG. Staatsrechtelijke nitvluehten. FEUILLETON. Quinnion de Philosoof. Hoofdredacteur H>. G-. KIJKENS. j» Bureau BREEDESTRAAT 18. Telefoon Interc. 62. ABONNEMENTSPRIJS Per jaar met geïllustreerd Zondagsblad f4.—. Franco per post id. f5.60. Per 3 maanden id. fl.Franco per post id. f 1.40. Afzonderlijke nummers fO.OÖ. PRIJS DER ADVERT ENTIEN: Van 1 tot 5 regels f 0.40. Voor iederen regel meer f 0.08. Buiten het Kanton Amersfoort per regel fO.10. (Bij abonnement belangrijke korting.) Tot plaatsing van advertentiën en reclames van buiten het kanton Amersfoort in dit blad is „uitsluitend'' gerechtigd het Algemeen Binnen- en Buitenlandsch Advertentiebureau D.Y. ALTA,Warmoesstraat 76-78 to Amsterdam. Kc.ii over 't geheel uit de schrifte lijke verslagen over het afdeelings- onderzoek van vooretellen zelden met eenige zekerheid voorspeld worden, hoe in de volle Tweede Kamer de ontvangst wezen zal, omtrent het en quête-voorstel Troelstra zou, als men 't niet reeds bij voorbaat op de vin gers had kunnen aftellen, na lezing van het dezer dagen verschenen Voor- loopig Verslag, hieromtrent wel nauwe lijks twjjfel kunnen rijzen. Trouwens, lettende op de houding door de fractiën der rechterzijde tegen over de lintjes-quaestie ten slotte aangenomen, en op de overwegende stemmenmeerderheid der coalitie, was 't te voorzien dat de behandeling van het enquête-voorstel wel veel stof op jagen, maar tot aanneming daarvan stellig niet leiden zal. Ook de voor steller zelf kan zich hieromtrent wel nooit eenige illusie hebben gemaakt, maar aan de door de bestrijders tegen de aanneming aangevoerde argumenten den val van het voorstel te willen wijten, daarmede zou voorzeker dezen te veel eer bewezen zijn. Die argumenten toch zijn hoofd zakelijk slechts dilatoire excepties (uitvluchten;ze gaan niet direct te gen het voorstel in. Het komt te vroeg, is nota bene 1 de eerste be denkingeerst had beproef moeten zijn het gewenschte licht te vor krijgen b. v. door eene interpel latie tot de regeering Alsof gelijk terecht door de verdedigers van het voorstel opgemerkt is met het met kluitjes in 't riet sturen, waarin minister Heems kerk in de Memorie van Antwoord op Hoofdstuk I der loopende Staats- begrooting waarlijk niet voor 't eerst van GUY BOOTHBY. 8) Moet ik daaruit begrijpen, dat u in betrekking staat tot de Pers? vroeg ik, meer om iets te zeggen en mijn gedachten te verzetteD, dan om eenige andere reden. Niet precies tot de Pers, ant- woorde hy met een verontschuldigend kuchje. Toen, wat dichter bjj m(j komend, ging hy fluisterend achter zijn hand voort Ik verspreid literatuur over de wereld. Denk daaraan jongmensch I Stel u nu de verantwoordelijkheid voor, die op myn schouders rust. Er zijn sommigen, die zooveel niet kun nen dragen, zij gaan drinken, waar door zij vol schande worden wegge stuurd en spoedig zjjn zjj geheel on bekend. Als u niet verbonden s aan de Pers, mag ik u vragen, welk beroep zich een meester toonde, niet reeds deze weg afgesneden ware Maar en dit is schering en inslag van het verzet tegen het enquête-voorstel en vormt ook het onderwerp van eene afzonderlijke, bij he'Verslag gevoegde nota van Mr. Lohmau niet bij art. 95 der Grondwet (het parlemen tair recht van enquête), maar b(j Art. 77 (de miuisterieele verantwoor delijkheid, bij de wet van 22 April 1855 S. 33 geregeld) had, voor het onderzoek omtrent dr. Kuyper's han delingen ter zake van de decoratie- quaestie tijdens diens ministerschap, de voorsteller z(jn toevlucht moeten zoeken. Het is er hem, zoo wordt hem zoowel in het Voorloopig Ver slag als in de notaLohmau toege voegd, slechts om te doen een aan klacht wegens een door den oud minister Kuyper gepleegd ambtsmis drijf hit te lokken, dien gewezen minister in staat van beschuldiging te doen stellen, maar daartoe heeft h(j den verkeerden weg ingeslagen, en dus behoort zijn enquête-voorstel te worden afgewezen, 't Is meer voorgekomen, dat als men eene zaak niet wil, men ze onmogelijk tracht te maken, niet door ze rechtstreeks te bestrijden, doch door de uitvlucht, dat een andere weg had gekozen moeten zijn, terwijl ware dit geschied, waarschijnlijk ook deze juist als de verkeerde zou zijn uitgekreten I Dat werkelijk een strafrechtelijke vervolging van den oud-minister Kuy per Mr. Troelstra's voornaamste doel met zjjn enquête-voorstel geweest zou zijn, blyve in 't midden, al schijnt 't ons ook weinig waarschijnlijk. Maar toegegeven zelfs, betwijfelen wij ech ter of dit doel eerdsr bereikbaar zou zijn door, zooals 't in de notaLoh- man gezegd wordt, „gebruik te maken van het recht haar (de Kamer) ver- u dan uitoefent? vroeg ik eenigszins verlegen, want ik kon heelemaal niet uit zooveel raadselachtigs wijs worden. Mijnheer, ik heb u al gezegd, dat het mijn taak in het leven is de letterkunde over de geheele wereld te verspreideu, antwoordde het man netje, terwijl hy zijn armen over elkaar sloeg en my aanstaarde alsof hy bereid was zjjn beroep tegen iedereen te verdedigen, het koste wat het wilde. Toen liet hij zyn stem byna tot gefluister dalen, kwam een stap naderbij en zei, ik zal u in ver trouwen zeggen, dat ik kruisbanden adresseer voor de uitgeversmaat schappij, die de „Truth of the World" uitgeeft. U mag het gelooven of niet, maar wij verzenden wel tien duizend exemplaren per mensem, hetgeen, u weet dat zeker niet, de Latynsche uitdrukking is voor per maand, mijn vriend, en de firma vertrouwt mij dit hoogst verantwoordelijk werk toe. Denk daar eens goed over na. Ik, Octavus Garridge, eenmaal ontslagen door een dweepzieken (jzerkooper op een laaghartige beschuldiging vau gewone dronkenschap, werd door het Lot uitverkoren om Licht te brengen bjj de onwetende, beschaving bij de onbeschaafden, en onuitsprekelijk ge leend bij art. 164 der Grondwet, het recht d1, om hoofden der ministeri eels departementen ook na .hun af treding te vervolgen wegen ambts misdrijven. De uitoefening nu van dat recht is geregeld bij de wet op de ministerieels verantwoordelijkheid (22 April 1855 S. 33)". Iu zjn ijver om het parlementaire onderzoek naar zekere ambtshandelin gen van dr. Kuyper tot eiken prjjs te] voorkomen,| raakt Mr. Lohman hier kennelijk geheel de kluts kwijt. In art. 164 Gr. is geen sprake hoegenaamd van een aan de Kamer toekomend recht om hooge ambtenaren te doen vervolgen voor den Hoogen Raad, maar uitsluitend van het forum pre- viligiatum aan de genoemde en an dere nader door de wet aan te wjjzen ambtenaren toegekend; m.a.w.wordt een strafvervolging tegen dezen inge steld, dan staan zij voor den Hoogen Raad terecht, en slechts in een der gevallen van opzettelijke Grondwets schennis, in art. 3 der wet op de minis terieels verantwoordelijkheid omschre ven, kan door de Kamer de vervolging worden aanhangig gemaakt, als wan neer de procureur-generaal bij den Hoogen Raad verplicht is aan dien last gevolg te geven (artt. 18 en 20 dier wet). Dat dan ook in het onderhavige geval Mr. Troelstra's doel beter be reikbaar geweest zou zjjn met de in diening van een aanklacht tegen den oud-minister van binnenlandschezaken krachtens de wet op de ministerieels verantwoordelijkheid, dan door een voorstel tot het instellen eener enquête, mag ernstig worden betwijfeld, 't Zou ons al zeer verwonderd hebben, indien ze niet evenzeer als het enquête-voor- Een buitengewone rechtspraak voor hoogergeplaatsten. luk bij de menschheid in 't algemeen. O I het is prachtig. Het is meer dan dat het is kolossaal 1 Hy deed een stap achteruit en keek mij aan als wilde hij zeggen„nu, wat denk je daar wel van, jonge man?" En ik denk, dat het niet meer noodig zal zjjn, dat ge op stoepen slaapt, of honger lijdt. Beste heer, ik behoor tot het huis Rowton, antwoordde hy, op denzelfden toon waarop de Romein- sche dictator waarschijnlijk geant woord zal bebben „Ik ben Caesar", Ik gebruik altijd een snede spek voor myn ODtbijt, niet veel, maar genoeg voor iemand die zaken heeft, met een kop cacao en een boterham, 's Avonds als ik mijn dageljjksche plichten achter den rug heb, soms een bokking of een paar bruin ge braden en sappige saucijsjes, en altijd een kop cacao met twee sneden brood. Dan ga ik voor den haard zit ten met een pijp, praat wat over de politiek of de maatschappelijke nieuw tjes van den dag, dan kruip ik pre cies om negen uur in myn kooi, om in slaap te vallen met de overtui ging, dal Mr. John Browne van Melbourne iD Australië, Mr. Thomas stel door de rechter coalitie zou zjjn afgewezen, en dan onbetwistbaar ste viger gerugsteund door een beroep op de duidelijke letter der wet, dan ge zegd zou kunnen worden van het stellig niet onwederlegbaar betoog van Mr. LohmaD, dat de voorgestelde en quête geen staatkundig doel bereiken kan, derhalve ongeoorloofd moet wor den genoemd. De wet tot regeling der ministerieele verantwoordelijkheid toch, waarnaar art. 77 der Grondwet verwijst, heeft kennelijk slechts een beperkte strek king en alleen,betrekking op de „zorg" der ministers „voor de uitvoering dei- Grondwet en der andere wetten, voor zoover die van de Kroon afhangt", gelyk in art. 1 dier wet de herhaling van deze woorden der Grondwet doet zien met de bijvoeging: „Zij zijn wegens het niet Daleven van deze verplichting verantwoordelijk ea in rechten vervolgbaar overeenkomstig de volgende bepalingen". Welnu, in die „volgeude bepalingen" is uitslui tend sprake van zekere met name genoemde gevallen van Grondwets schennis met opzet of door schuldig verzuim, welke volgens de wet tot regeling der ministerieele onverant woordelijkheid strafbaar zijn, endaar- onder is bjj geen mogelijkheid te bren gen het concussie-misdryf, onder welks verdenking Dr. Kuyper staat. Had daarom Mr. Troelstra een voorstel ge daan tot het instellen eener straf rechtelijke vervo'ging wegens de lin tjes-geschiedenis, men kan er veilig staat op maken dat de coalitie-meer derheid dit, ais niet in overeenstemming met de wet van 22 April 1865, ook zou hebben afgewezen. Zij wil nu eenmaal het volle licht niet doen schjjDen over het regeeriDgsbeleid van haren oud-premier, en dit is in derdaad alleszins verklaarbaar, nadat Thompson van Victoria, Hong-Kong of Mr. William Williams van Shang hai, een zeehaven op de kust van China, door myn toedoen bekend worden met den kolossaal grooten invloed van Licht en Waarheid. Ik beschouw mijzelf als een verbreider der waarheid, en ik schaam my niet dat te bekennen. Het is werkelijk een edel beroep, en een, waarop velen trotsch zouden zijn. Omdat ik nu geheel overtuigd was, „dat hy, om een platte uitdrukking te gebruiken, niet richtig was in zyn bovenkamer", gaf ik hem toe, dat het werkelijk een edel beroep was, en dat hij wel ïeden had vol daan te zijn ever zyn werk. Intus- schen werd ik vermoeid van het staan, en was op het puDt afscheid van hem te nemen, toen hy mij tegenhield. Waar slaapt u vannacht vroeg hij. Als u 't Diet weet, dan zou ik misschien in staat zyn u te hel pen. De eene beschaafde man moet den anderen helpen. Dat is altyd myn stelregel geweest. (Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1910 | | pagina 1