DAGBLAD VOOR AMERSFOORT EN OMSTREKEN. öjSÏ - i 1 1 J. H. W. AUF DEM BRINKE No. 66. ZATERDAG 19 MAART 1910. 7e JAARGANG Hoofdredacteur R. O. RIJKENS. Inliehtingen van Bnpg. en Weth. in den Baad. FEUILLETON. Quinnion de Philosoof. 4 4 4 4 DAMESHOEDEN, 48 LAN0ESTRAAT AMERSFOORT DE EEMLANDEB Bureau BREEDESTRA6T 18. Telefoon Interc. 62. ABONNEMENTSPRIJS Per jaar mot geïllustreerd Zondagsblad f 4.Franco per post id. f6.60. Per 3 maanden id. fl.Franco por post id. fl.40. Afzonderlijke nummers f0.06. FRIJS DEK ADVERTENTIES: Van 1 tot 5 regels f0.40. Voor iederen regel mee f0.08. Buiten het Kanton Amersfoort por regel fO.10. (Bij abonnement belangrijke korting.j Bij dit nummer behoort een Bijvoegsel. Dezer dagen is in druk verschenen het zgn. „Stenographisch" verslag van het behandelde in de Gemeenteraads vergadering van den 22 Febr. j.l. Het leidt ons tot een ernstige opmerking, die wij niet eer mochten uitspreken, voor wjj met zekerheid wisten wat er verhandeld is. Zooals men weet werd in die ver gadering door B. en W. voorgesteld, en door den Raad besloten het school geld voor de .buitenleerlingen" der fl. B. S. ongeveer te verdubbelen. Veel gelegenheid om een welover wogen, op goede gronden berustende, meening over het voorstel te vormen heeft de Raad echter niet gehad. Onderzoek in de afdeelingen werd over bodig geoordeeld. Evenzoo alle des kundige adviezen van de zijde der school. Zelfs werd betoogd, dat het voorstel den schoolautoriteiten niet aanging, alsof een zóó aanzienlijke verhooging van schoolgeld geen in- vloed zou hebben op den toestand en de regeling der school. Uitsluitend door de toelichting,jdoor B. en W. bij hun voorstel gegeven, moesten de Raadsleden hun meening vormen. De schriftelijke toelichting, vermeld in den brief van 17 Fe bruari was éénzijdig, door gebrek aan beschouwingen van de even tueels .nadoelen, die uit het be sluit konden voortvloeien. Ernstige onzekerheid te dien aanzien werd dan ook in de vergadering door enkele leden aanstonds uitgesproken. Zooals meer het geval is in zulke VAN GUY BOOTHBY. Noodigt beleefd uit tot een bezoek, in zijne geheel nieuw ingerichte salons met de opening ZOMERSEIZOEN 1910. vergaderingen, ontstaat er dan eenige ongerustheid. Men verlangt eene af doende verklaring van de „bestuurs tafel", die allen twijfel wegneemt aan de bedachtzaamheid van het besluit. Geschiedt dit niet, dan is vaak die ongerusth id besmettelijk, en brengt zÜ het voorstel in gevaar. Wordt echter zulk eene verklaring wel, en met beslistheid, van gezag hebbende zijde, op het goede oogeu- blik gegeven, dan heeft zij over wegenden invloed, en beslist het aan nemen van het voorstel. Want, aan gezien in den regel de volkomen juistheid van het medegedeelde niet aanstonds gecontroleerd kan worden, wordt de betrouwbaarheid van het gezag zóo groot geacht, dat ieder met gerustheid zijn meeni ig op het mede gedeeld kan gronden. Zulk eene beslissende, geloof-op-ge- zag-eischende mededeeling van „fei ten", is door Burg. en Wethouders blijkens het verslag, in de Raadsver gadering gegeven. Namens B. en W. werd gezegd „Bij de behandeling van deze zaak in de Tweede Kamer heeft de afge- gevaardigde van Schiedam verteld hoe het daar is toegegaan. Daar hebben B. en VV. de zaak behandeld geheel 16) Mijn metgezel nam het woord en vroeg of de hotelhouder ons in een partioulier vertrek een diner kon voorzetten. Het behoefdejniet weelde rig te zijn, maar stevig een stuk vleesch, groenten, een pudding, kaas en bier. Alles stond heel spoedig op tafel. Nadat er een slaapkamer besteld was, deed ik mijn best, mijzelf zoo netjes mogelijk te maken, maar het was rond uit gesproken een hopelooze taak er kan niet veel begonnen worden met schoenen, die geen teenen verbergen kunnen, met een broek, die uitgera feld en zoo versleten is, dat hij met moeite in elkaar blijft, ook kan men er onmogelijk deftig uitzien, als zijn jas langs den achternaad uitgescheurd is en de elleboog zöö versleten, dat de bloote arm te zien komt. Voeg hier nog bij het feit, dat ik mij in langer dan veertien dagen niet had laten scheren, en dat mijn haar lang over mijn jaskraag (want ik kon mij op geen anderen beroemen) hing en u zal zich een mooi denkbeeld kun nen vormen van het fraaie beeld, dat ik te zien gaf. Ik deed echter wat er in die om standigheden nog aan te doen was, en ging toen weer naar mijn gast heer in de zitkamer beneden. Hij had zijn hoed en jas afgedaan en zoo was ik nu in staat hem beter op te nemen. Zooals ik al verteld heb, hjj was lang en mager; zijn goed gevormd hoofd stond flink op zijn schouders, terwijl hem een eigenaardige bevallige manier van doen eigen was. Hij was zorgvuldig gekleed, maar volstrekt niet opzichtig. Zijn handen waren klein en goed gevormd, en ik merkte op, dat hij geen juweelen droeg, behalve een merkwaardigen gouden ring, die een slang voorstelde, bezig haar eigen staart te verslinden. Zijn gelaat was gladgeschoren, zijn haar, bijna zwart, droeg hij heel kort geknipt. Alles bij elkaar genomen, was hij iemand van zekere distinctie, wiens evenbeeld ik niet kan zeggen ooit meer ontmoet te hebben. op dezelfde wijze als hier wordt voor gesteld. Dat is in de Tweede Kamer niet maar met enkele woorden ge memoreerd, maar met cijfers uitvoerig toegelicht. En de Minister, die de discussie in de Kamer van het begin tot het eiride heeft bijgewoond, heeft zich neêrgelegd bij die wijze van handelen, en de juistheid erkend van de manier, waarop men vroeger in Schiedam de zaak beeft behaudeld, en die thans hier door B. en W. wordt voorgesteld". Aldus, tot zoover, Burg. en Wethou ders. Neemt men echter de „Hande lingen" van de Tweede Kamer ter hand, en leest men, op pag. 1125 en 1126, wat er bij die gelegenheid door den heer de Geer, den afgevaar digde uit Schiedam gezegd is, dan moet men tot het besluit komen, dat Burg. en Weth., volslagen on kundig waren van de toedracht der zaken, zich in den Raad leelijk „voorbijgepraat" hebben en den leden de feiten ganschelijk averechts voorstelden. Minister Heemskerk heeft niets „erkend", evenmin zich ergens „bij nêergelegd", en dit kon Z.Ex. dan ook bezwaarlijk gedaan heb ben, aangezien Schiedam juist niet gedaan heeft, wat hier thans Ik was juist tot dit besluit geko men, toen er een meisje met het eerste gerecht van ons diner binnen kwam. Drommels wat rook dat heerlijk I Ik ben er nu nog van overtuigd, dat ik er toe zou hebben kunnen komen, er zonder behulp van me. en vork op aan te .allen, om er als een wild dier aan te beginnen. Zóó uitgehon gerd was ik. Wil u hier gaan zitten, mijnh mijnh Hier zweeg hij en wachtte, tot ik den naam aan zou vullen. Ik bracht hem toen op de hoogte, dat mijn naam Armitage was Cyril Armitage en ik voegde er by Wij zijn afkomstig uit Sussex. Mijnheer Armitage, ging mij voort, terwijl hy een stoel voor my klaar zette, Nu wil ik mij tegelij- kerlijd aan u voorstellen als Justus Quinnion, van Niemandshu s uitNer- gensland, Ik keek hem aan om te zien, of hij een lachend gezicht trok. Maar er was geen sprake van. Zijn gel at stond strak, als dat van een Sphinx. Menigmaal echter na dien tijd heb ik om my ze.f gelachen, over mijn dwaas zeggen. Om de wa rheid te geschied is. Te Schiedam is heelemaal niet voor gesteld of besloten, tot een verhooging van het schoolgeld voor de buiten leerlingen der H. B. S. over te gaan. B. en W. vau Schiedam hadden enkel aan de omliggende gemeenten de vraag gesteld „Wenscht gy voor Uw leerlingen bij te dragen", en op deze vraag waren slechts ontkennende antwoorden ingekomen. Hierover heeft de Schiedamsche afgevaardigde zijn nood bij den Mi nister geklaagd, onder aanvoering van cijfers bewijzende, dat Schiedam f85 voor iederen buitenleerling moest bij passen, en tevens opmerkende, dat het voor ieder duidelijk zal zyn.datzulkeenverhooging van het schoolgeidprohibi- tief zou werken, en dus de onder wy s belangen s chad en. Voor Burgemeester en Wethouders, en voor '(e overgroote meerderheid van onzen Gemeenteraad is blijkbaar dit laatste heel» maal niet duidelijk ge weest, of misschien juist wel? Hoe dit ook zy, daarover kan verschillend gedacht worden, want wat de een noemt „schade van het onderwijs belang", kan de ander „belang der gemeentekas" oordeelen, sedert er nu eenmaal partyen bestaan die vóór of tegen het openbaar onder wijs strijden. Maar tot heden was het niet bekend, dat Burg. en Weth. zich onder de laatsten rangschikten. Afgezien hiervan, blijft het ons een raadsel hoe Burg. en Wethouders die blijkbaar het Kamervrsla; niet eens onder de oogen hebben gehad,— met zoo groote beslistheid inlichtin gen aan den Raad hebben kunnen geven die den toets van het eenvoudigste onderzoek niet kunnen doorstaan, en die den Raad tot een besluit hebben geleid, waarvan reeds nu voorspeld zeggen, was ik onder den invloed van de warme kamer, het vroolyk brandend vuur, het diner en het aan gename gezelschap van myn metge zel, voor het oogenblik vergeten, dat ik een verworpeling was, iemand, die op stoepen sliep en gunsten aannam van een keukenmeisje. 01 wat een heerlijk middagmaal was dat. Ik had nooit en heb ook nooit na dien tijd eten geproefd zoo als dat. Het vleesch en de groente waren uitstekend klaar gemaakt, de pudding zou een Parijschen kok tot eer gestrekt hebben, en het bier was nectar en ambrozijn. Ik vertrouw, dat de lezer van mijn nederige avonturen my het steken van dezen loftrompet zal vergeven, maar, als ik er aan denk, kan ik het niet onderdrukken. Myn gastheer daarentegen proefde ternauwernood van iets, maar stelde zich tevreden met naar my te kijken en op te letten, of ik nog ietsnoodig had. Ik dankte honderdmaal den kleinen Octavius Garridge, dat hy mij naar Wapping gezonden had. (Wordt vervolgd)

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1910 | | pagina 1