DAGBLAD VOOR AMERSFOORT EN OMSTREKEN. No. 112. DINSDAG 17 MEI 1910. 7e JAARGANG u5a FEU1LLETON. Quinnion de Philosoof. Hoofdredacteur R G. RIJKENS. De Notulen der geheime vergadering. MLANDER Bureau BREEDESTRAAT 18. Telefoon Interc. 62. ABONNEMENTSPRIJS PRIJS DER ADTERTENTIEN Per jaar met geïllustreerd Zondagsblad f 4.Franco per post id. f5.60. Per 3 maanden id. f 1.Franco per post id. f 1.40. Alzonderlijlce nummers f0.05. 1 |J Van 1 tot 5 regels f0.40. Voor iederen regel meer fO.OS. Buiten het Kanton Amersfoort per regel fO.10. (Bij abonnement belangrijke korting.) Tol plutsing van idverlenliën en reclames van builen hel kanion Amersloort In dit blad is „uilsluitend" gerechtigd hel Algemeen Binnen- en Builenlandsch Advertentiebureau D.Y.ALTA,Warmoesslraat 76-78 to Amsterdam. Blikbaar tot genoegen van den heer Sanders zijn de notulen van de ge heime vergadering van den 22 Februari in de laatstgehouden vergadering van den Gemeenteraad ten deele voorge lezen. Deze luidden aldus De heer Sanders wenscht een enkel woord te spreken over een artikel „On- gewenschte inmenging" voorkomende in de „Eemlander" van 12 Februari 1910, no. 36, welk artikel tegen Bur gemeester en Wethouders en in 't bij zonder tegen hem gericht is. Spreker wenscht dit in eene verga dering met gesloten deuren te doen om te voorkomen dat aan zijne woor den een vijandelijke bedoeling toege kend zal worden. Daarna worden door den Secretaris voorgelezen de brieven gewisseld met het bestuur der Industrie- en Huis houdschool, nl. het schrijven van Bur gemeester en Wethouders d.d. 2 De cember 1909, afd. 1, no. 1609, het antwoord van het bestuur van 10 Fe bruari 1910 en het schrijven van Burgemeester en Wethouders van 21 Februari 1910, afd. 1, no. 234. De heer Sanders vervolgt daarna zijne rede als volgt: „Ik vind het treurig dat het bestuur 2 maanden noodig heeft om een brief verkeerd te beantwoorden. Hoe de aantasting van do zelfstan digheid van het bestuur uit het schrij ven van Burgemeester en Wethouders afgeleid wordt, is mij volkomen on duidelijk. Voor de raadsleden dit uiteen te zetten, is zeker overbodig. Meer aan dacht verdient het dat, als gevolg van de onbescheidenheid vanwege het be stuur waarvoor ik het bestuur zelf alsnog niet verantwoordelijk meen te mogen stellen, een artikel in deEem- VAN GUY BOOTHBY. 59) Ik heb mij dikwijls afgevraagd by wel ken kolossaal grooten leeuw hij zich wel vergeleek. Omdat wy toch niets konden ont dekken, stuurde ik hem maar naar bed, en ging toen naar boven om myn eigen legerstede op te zoeken. Het was intusschen bijna drie uur geworden, toch voelde ik my nog niet tot slapen geneigd. Dit bleek echter maar verbeelding te zyn, want ik was nog niet lang in bed of ik was in diepen slaap gedompeld, zoo diep zelfs, dat ik Alphonse niet hoorde, totdat hy, zooals hij my vertelde, min stens een dozijn keer op mijn deur had getikt. Ik vroeg hem, of hy in 't laatst van den nacht nog iets ge hoord had, maar hy antwoordde van niet. Om zijn eigen woorden te ge bruiken, alles was zoo stil gebleven als in een graf. Ik kan aan zyn ge lander verschijnt, blijk gevende van de grootste onbescheidenheid. Dit is een daad van ongekende bru taliteit, zoowel in binnen- als in bui- tenlandscbe journalistiek ongeëven aard. De zaak wordt op deze wijze voor het forum gebracht, terwyl ze nog niet afgedaan is en het publiek slechts ten halve wordt ingelicht. Dit is uitjour nalistiek oogpunt zeer ernstig, zelfs de socialisten in Duitschland gebruikten niet eene dergelijke strijdwijze, daar werden wel geheime aanschrijvingen gepubliceerd, waartegen op andere wijze geen redres mogelijk was, maar hier betreft het eene eenvoudige zaak, die, nadat ze beëindigd was, in open bare discussie had kunnen gebracht worden. Hierin ligt de onbescheidenheid. De schrijver van het bewuste artikel heeft geen idee van de verhoudingen tus- schen het gemeentebestuur eenerzijds en de gesubsidieerde vereeniging an derzijds, wat betreft ieders rechten en vorplichtingen. De heer Rij kens interrompeert met de vraag of hier de bespreking van een hoofdartikel van de Eemlander aan de orde is, waarop de heer Plomp antwoordt, dat hier gesproken wordt over het beleid van Burgemeester en Wethouders. De heer Sanders vervolgt zyne rede door te zeggen: Ik had dus gelegen heid te constateeren dat de schrijver geen idee heeft van de verhouding tus- schen de gemeente en eene gesubsi dieerde vereeniging, ten bewijze waar van ik het artikel zal voorlezen." Hierna volgt de voorlezingde heer Rolandus Hagedoorn verlaat de verga dering. Na voorlezing concludeert de heer SandersdiFgemis aan inzicht en de genoemde onbescheidenheid heb ik willen memoreeren. Ik heb dit in eene geheime vergadering gedaan om geen openbare vijandelijke daad te verrich ten. 't Zyn de ware vrienden die niet schromen elkaar precies de waarheid zicht zien, dat hij by zichzelf volko men overtuigd was, dat ik bet ge heels geval gedroomd had, en bij hem gekomen was om bescherming te zoeken. De ydelheid van Franschen is spreekwoordelijk groot. Na het ontbijt doorzocht ik het huis hog eens door en door, maar vond totaal niets. Dien avond echter, voordat ik naar bed ging, nam ik Alphonse nog eens met my mee en ging weer overal rond, onderzocht ieder venster en elke deur, opdat wy volkomen zeker zouden zijn, dat het niet weer zou gebeuren, of als dit wel het geval mocht zyn, dat het kwaad van binnen zou komen en niet van buiten. Het was nauwelijks tien uur, toen ik juffrouw Sylvia goeden nacht wenschte en naar bed ging. Alphonse was al naar zijn slaap kamertje gegaan, maar niet dan na my te hebben doen beloven, dat ik niet zou aarzelen hem te roepen, als ik zyn hulp noodig mocht hebben. Myn vrienden hebben mij dikwijls verteld, dat al3 ik slaap, ik dat van ganscher harte doe. Dat moet dien nacht wel het geval zijn gsweest, want ik geloof niet, dat ik wakker geweest ben tot het tijd was om op te staan. te zeggen. De heer PlompIk ben dankbaar dat de zaak hier behandeld wordt, deze aangelegenheid mag niet onbe dekt blijven. Hiertegen moeten Burge meester en Wethouders verdedigd wor den, omdat het college natuurlijk niet in een courant kan schrijven. Ik stel daarom voor aan het bestuur der school te vragen of dit tegen publicatie der brieven geen bezwaar heeft. De heer Kroes ondersteunt het voor stel van den heer Plomp. De heer Jorissen Is het de bedoeling de zaak dan verder in openbare behan deling te nemen? De heer RijkensIk ben niet van plan in den raad verantwoording te geven voor stukken, voorkomende in de Eemlander. 't Is bovendien niet uitgemaakt dat het bestuur mij ingelicht heeft. De heer Sanders„Daarom heb ik ook gezegd vanwege het bestuur en er duidelijk aan toegevoegd, dat ik het bestuur in deze niet verantwoordelijk meen te mogen stellen. U heeft gelijk dat uwe daden als redacteur in het algemeen buiten den raad blijven, maar waar een hoofdredacteur tevens lid van den raad is, en hij valt als redacteur het beleid van het dagelijksch bestuur aan door een aanval, die alleen mogelijk is door het begaan eener grove onbescheidenheid tegenover dat bestuur, daar is het de plicht van de raadsleden te zeggengij hadt als raadslid niet zoo mogen handelen. De heer PlompMen heeft in deze vergadering wel eens gesproken van kieschheid. Getuigt het genoemde ar tikel van kiescheid? De heer RijkensJa, als het alge meen belang het eischt, schrijf ik over zulke onderwerpen. De heer PlompDan moet u dat als raadslid hier ter sprake brengen. De heer RijkensDat is mijn zaak. Het voorstel van den heer Plomp wordt daarop met algemeene stemmen aangenomen. Besloten wordt geen geheimhouding Juffrouw Sylvia was vóór my be neden en toen ik binnen kwam, was zij druk bezig thee te zetten. Het trof mij, dat zy er vermoeid uitzag, alsof zij een slapeloozen nacht had doorgebracht. Dit bleek wel het geval te zijn, want toen wij halverwege het ontbijt waren, legden zij plotse ling mes en vork neer, en zei Mynbeer Armitage, ik moet u toch eens vragen of u vannacht niets ongewoons gehoord heeft I Hoe onverhoeds my die vraag ook werd voorgelegd, had ik toch genoeg tegenwoordigheid van geest om haar te antwoorden, dat ik zoo vast ge slapen had, dat ik heelomaal niets gehoord had. Dit scheen haar wel wat teleur te stellen, want zij keek mij verschrikt aan, alsof zy twijfelde of ik nu wel zou gelooven, wat zij op het punt stond mij te vertellen. Ik vroeg haar wat zy meende met dat iets gehoord hebben, en als antwoo-d vertelde zy my, dat zy tusschen éen en twee uur dien nacht iets of iemand op het portaal buiten haar kamer had hooren bewegen. Zy was voikometi overtuigd, dat zij zich niet vergist kon hebben. De voetstappen waren eerst in de richting van de studeer kamer gegaan en een paar minuten van het gesprokene en beslotene op te leggen. Wij bebben eerst geen molding wil len maken van deze notulen om twee redenen. In de eerste plaats, omdat zo, daar ze byna een vierendeel jaais oud zyn, voor het publiek alle inte resse verloren hebben en de zaak zelve in de voorlaatste vergadering van den Raad was beëindigd. En in de tweede plaats uit com passie met den heer Sanders: Immers uit deze notulen blijkt nu zouneklaar, dat de heer Sanders wel degelijk den journalist Rykens heeft aangevallen in de bewuste zitting. De woorden „Dit is uit journali stiek oogpunt zeer ernstig, zelfs de socialisten in Duitschland gebruik ten" enz. toouen dit ten duidelijkste aan. Daarom was het dan ook meer dan laf van den heer Sanders, toen hij, nadat hij in de voorlaatste Raadszit ting merkte, dat het Bestuur van den Nederlandschen Journalistenkring met algemeene stemmen de meening had uitgesproken, dat deu heer Rijkensin dezen schijn noch schaduw van eenige blaam kon treffen, zyn draai nam on zeide „Ik heb hem als journalist niet aangevallen, maar ais .aadslid." Wat de reden kan zyn deze notulen eerst nu onder de oogen van bet publiek te brengen, is ons een raadsel. Wij van onzen kant gevoelden daar we door vakmannen volkomen in 't gelijk zyn gesteld volstrekt geen aanvechting om op deze zaak teiug later waren zij teruggekeerd en daarna de trap af. Zy hoorde duidelijk bot schuiven van de deur en daarna uiets meer. Ik trachtte baar te doen gelooven, dat zij of gedroomd bad óf dat bet kraken van houtwerk zou geweest zyn, hetgeen dikwijls een merkwaar dig spookachtig geluid maakt in de stilte van den nacbt. Zij bleef echter positief in baar overtuiging, dat zij iets geboord had. Niets zou haar in dit opzicht van ge- doen veranderen. Met de gedachte aan wat ik zelf ge hoord had, voelde ik mij niet sterk genoeg om verder op de zaak in te gaan en na een poosje lieten wy het onderwerp rusten. Eén ding was heel zeker, en wel dat dit feit, ter wil le van iedereen die hierbij betrokken was, het geheim van dezen midder- nachtelijken bezoeker, noodzakelijk eens en vooral moest worden opgelost. Maar hoe moesten wij daarbij te werk gaan? Omdat ik juffrouw Sylvia liever niet aan het schrikken wilde brengen, raadpleegde ik Alphonse. Uit het feit, dat zij iets gehoord had, begon hij nu pok te gelooven, dat er toch wel iets van aan zou zyu. Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1910 | | pagina 1