DAGBLAD VOOR AMERSFOORT EN OMSTREKEN.
DONDERDAG 2 JUNI 1910.
7e JAARGANG
Een gevaarlijke en onjuiste
stelling.
No. 126.
FEUILLETON.
Quinnion de Philosoof.
BUITENLAND.
EEMLANDER
Hoofdredacteur E G. RIJKENS.
BureauBREEDESTRAAT 18. Telefoon Interc. 62.
ABONNEMENTSPRIJS
PRIJS DER ADVERTENTIEN
Per jaar met geïllustreerd Zondagsblad f 4.—. Franco per
post id. f5.60. Per 3 maanden id. 11.—. Franco per post
32a
Van 1 tot 5 regels 10.40. Voor iederen regel moor 10.08.
Buiten het Kanton Amersfoort per regel f0.10. (Bij
id. f 1.40. Afzonderlijke nummers f0.05.
abonnement belangrijke korting.)
Tot plaatsing van advertentiën en reclames van buiten het kanton Amersfoort In dit blad is uitsluitend" gerechtigd het Algemeon Binnen- en Buitenlandsch Advertentiebureau D. Y. ALTA,Warmoesstraat 76-78 te Amsterdam.
Onze lezers weten, wat er in de
laatste zitting van den Gemeenteraad
is voorgevallen.
Voor twee werklieden, in dienst van
de gemeente waren twee dagen bui
tengewoon verlof gevraagd teneinde
het congres van gemeentewerklieden
te Rotterdam te kunnen bijwonen.
B. en W. hadden dit verlof geweigerd,
zonder opgaaf van eenige reden. De
werklieden wendden zich daarop met
een adres tot den Raad en nu heeft
een der raadsleden de stelling ver
kondigd, dat de Raad dit adres niet
in behandeling kon nemen, omdat het
geven van verlof aan gemeentewerk
lieden tot de competentie van B. en
W. behoort.
Deze stelling mag in dit blad niet
onweersproken blijven.
Art. 183 der Gemeentewet zegt
De Burgemeester en Wethouders zijn
wegens het dagelyiksch bestuur aan
der. Raad verantwoording schuldig, en
geven te dien aanzien alle de door de
Raad verlangde inlichtingen.
De inlichtingen, die gevraagd zijn,
naar aanleiding van het bewuste
adres, werden door het college van
B. en W. gegeven. Hier bljjve onbe
sproken in hoeverre de motieven voor
de weigering van het verlof steek
houdend waren.
Maar welke gevolgen voert de ver
antwoording met zich
Professor Oppenheim antwoordt
hierop het vo'gende
VAN
GUY BOOTHBY.
,De raad zal bij de verstrekte in
lichtingen zich neerleggen, of in haar
aanleiding vinden tot het uitspreken
van een goed- of afkeurend votum
van een meer of minder dringend
verlangen."
Deze verantwoording heeft, zegt
prof. Oppenheim verder „een zuiver
zedelfjk karakter. Zij leidt tot goed
keuring of blaam; schenktgerustheid
of, naar gelang het weerstandsvermo
gen grooter of geringer is, het besef
dat heengaan plicht is."
En het is niet de vraag of wij te
doen hebben met dingen, die by ver
ordening of raadsbesluit aan B. en W.
zijn opgedragen dat college is ver
antwoording schuldig aan de macht,
die in de gemeente het hoogste is,
dat is de Raad.
Zelfs heeft de Raad het recht van
critiek op de benoemingen, die B. 6n
W. hebben te doen, al behoort dat
laatste recht ook zooals prof. Op
penheim zegt met spaarzaamheid
te worden gehanteerd.
Als de stelling van het bedoelde
raadslid juist was, dan zou een Raad
bijv. niet zyn ontevredenheid mogen
betuigen, als ;B. en W. op de meest
willekeurige wyze bun vergunningen
tot bouwen, waartoe het recht hun by
verordening is gegeven, verleenden.
Tot welk machtsmisbruik dit aan
leiding zou kunnen geven, zal wel
niet nader behoeven te worden aan
getoond.
Trouwens, heeft men er ooit van
gehoord, dat bijv. de Tweede Kamer
heeft geweigerd een adres in behan
deling te nemen van een officier, die
73)
Weer bleef ons zoeken zonder re
sultaat. Klaarblijkelijk had hij öf zy
aansluiting gemist, öf was hu' ver
derop aan die lijn uitgestapt. Wy be
raadslaagden samen en kwamen tot
het besluit, dat het beste, wat wy
doen konden, zjjn zou om in de stad
te dineeren en onze reis naar het
moeras te vervolgen met den trein,
die op zijn lijstje was aangegeven.
Alsof het noodlot het zoo wilde,
misten wy den trein naar Princetown
met ongeveer drie minuten en waren
dientengevolge gedwongen, ongeveer
twee uur en drie kwartier werkloos
in Plymouth te blijven. Daardoor was
het byna elf uur geworden, vóór wy
het einddoel van de reis bereikt had
den, waar wij bericht hadden, dat een
rijtuig klaar moest staan om ons naar
Greybridge te brengen.
De nieuwe dag was één uur oud,
toen wij onze bestemming bereikten,
en ik kan u wel in vertrouwen zeg
gen, dat ieder lid van ons gezelschap
op dat oogeüblik voor langen tyd hart
grondig genoeg van reizen had.
Bij aankomst was ons eerste werk,
onderzoek te doen naar den man,
dien wy zoo ver weg zuchten. Er
was echter niets van hem bekend en
tot onze groote verlichting ook naar
het scheen niets van mijn onwaardi
gen neef. Of later nog zou blijken,
dat hij hier wel was, moesten wij af
wachten.
Met een verwarde gewaarwording
van niet goed weten waar ik was,
werd ik den volgenden morgen wak
ker. Grigson en ik hadden samen een
kamer en tot myn schande moet ik
bekennen, dat hij minstens al onge
veer een uur op was, vóór dat ik
mijn oogen opende. Een badgelegen
heid was er niet in huis; werkelijk,
ik heb reden te gelooven, dat de
weelde van een badkuip tot op dat
oogenblik totaal onbekend was in de
patriarchale eenzaamheid van het dorp.
Na mij aangekleed te hebben, ging
zich beklaagt, dat hij op pensioen is
gesteld, om de reden, dat het recht
van pensionneeren by de Kroon be
rust? En heeft tnen er ooit van ge
hoord, dat een minister om die reden
weigerde, een votum van de Kamer,
naar aanleiding van zoo'n adres als
bindend te beschouwen.
Leden van een Gemeenteraad die
de bovenvermelde stelling huldigen,
moeten wel begrypen, dat zij vrij
willig hun voorrang afstaan aan het
college van B. en W. en voor hen
is het niet ondienstig tot slot nog
eens af te schrijven de volgende woor
den uit Prof. Oppenheims werk
„Geen machtsvertoon van een zich
voelenden burgemeester kan een streep
halen door de klare bepaling, die de
grondwet sedert 1848 inhoudt, dat
aan hot hoofd der gemeente staat een
raad". Geen ukase van een van zyn
hoogheid zich bewust college van
burgemeester en wethouders kan het
voorschrift van diezelfde grondwet te
niet doen, dat de regeling e n het
bestuur van de huishouding der ge
meente wordt overgelaten aan den
raad."
i-;
DE DOOD VAN DEN ZOON VAN
NAPOLEON III.
Pater Roussel, die na twintig jaar
in Zuid-Afrika voor missiedoeleinden
werkzaam te zijn geweest, naar Parijs
is teruggekeerd om zijn ouders te
bezoeken, heeft eenige nadere bijzon
derheden medegedeeld over den dood
van den zoon van Napoleon III, die
eens geroepen scheen de troon zijner
ik een verdieping lager, waar de at
mosfeer bezwangerd was met de lucht
vau goedkoop bier en zulken tabak,
als ik nooit gedacht had, dat mensche-
lyke wezens met mogelykheid zouden
kunnen rooken.
Een dienstmeid met klompen aan
klotste over de hobbelige keien van
de binnenplaatsde horbergierster
was in een heftige woordenwisseling
gewikkeld met een andere dienstbode,
terwijl een varken met een vertrou
wen in menschelyke vriendelijkheid,
die ongetwijfeld naar zijn uiterlijk te
oordeelen binnen enkele weken ruw
verstoord zou worden, langzaam de
gang inwandelde en my onderzoekend
aankeek door de deuropening van de
mooiste gelagkamer.
Na het ontbijt, dat, tot zyn eer
dient het gezegd, door Alphonse
klaargemaakt was, bielden wy weer
krfjgsraad. De hotell oudster wan
trouwde ik, niet zoozeer om haar
sekse, dan wel om haar lust tot bab
belen en haar onaangename bekwaam
heid in het in kleuren en geuren ver
tellen van inlichtingen, die zy nooit
had ontvangen.
Grigson bepaalde, wat ons 't eerst
vaderen te bestijgen.
Pater Roussel heeft 15 jaar onder
de Zoeloes geleefd en van hen de
volgende beschrijving van het ge
beurde gekregen.
Op den morgen van 1 Juni 1879
bad de Engelscbe officier Carry met
een kleine afdeeling een verkenuings-
rit gemaakt. De jonge Prins had zich
by hen aangesloten. Na een marsch
van eenige uren werd gerust by een
beek, die de Ithsotshozy heet. Toen
men aan den terugkeer dacht, werd
men overvallen. 50 Zoeloes, dre zich
in een tuaisveld verscholen badden,
stormden schreeuwend en met speren
zwaaiend op de Engelschen in. Lui
tenant Carry was zoo laf om te roe
pen „redde wie zich redden kan" en
vluchtte zonder zich verder om zjjn
mannen te bekommeien. Hy werd
later door een krijgsraad veroordeeld
en is krankzinnig gestorven.
De Prins reed een vurig paard en
had moeite het op te zadelen. Toen
hij zag, dat de soldaten reeds ver
weg waren, besloot hij den Zoeloes
met sabel en revolver weerstand te
bieden. Ily heeft dan ook eenige hun
ner verwond. Spoedig echter viel hy
door ettelijke speren getroffen doode-
lyk gewond ter aarde. Den volgenden
morgen vonden artsen het lyk met
18 wonden, die ieder op ziciizelf doo-
deljjk waren. De Zoeloes waren over
hun vergissing zeor bedroefd. Zij
meenden een Engelsch officier te hob-
ben gedood en bemerkten, dat een
Fransche Prins, wien zy geen vijand
schap toedroegen, hun slachtoffer was
geworden. Een der krijgers verklaai de
zich bereid ten teekou van berouw
tot aan zijn dood het graf van den
Prins in orde te houden.
FRANKRIJK.
Brisson is met 339 van de-478 uit
gebrachte stemmeh voorloopig tot voor
zitter der Kamer herkozen.
te doen stond. Hij zou naar het dorp
gaan en daar inlichtingen zien in te
winnen omtrent Quinnion. Des mid
dags kwam hij terug om ons te ver
tellen, dat hij niet geslaagd was.
Dat bericht had in veel opdichten
een moedelooze uitwerking op ons.
Zou het mogelijk kunnen zyn, dat
wij ons vergist hadden Was het pa
pier, dat wij in de geheime kamer
gevonden hadden, misschien niets an
ders geweest dan een daad, om ons
van het spoor af te brengen Het
was niet onmogelyk en toch, als dit
het geval was, wat had Feversham
dan in Plymouth uit te voeien
Wy overwogen dit alles nog, toen
een man van middelbaren leeftijd
uit het dorp op ons afkwam en ons
berichtte, dat er een dergelijke myn
heer, als wij beschreven hadden, uit
Princttown was gekomen, die op dit
oogenblik zat te eten in de villa Ze-
dekiah Yeo aan het andere eind van
de eene en eenige straat.
(Wordt vervolgd.)