iJloSis IfflS DAGBLAD VOOR AMERSFOORT EN OMSTREKEN. Uit de Pers. No. 166, DINSDAG 18 JULI 1911. 8e JAARGANG. BUITENLAND. DE EEMLANDER. Hoofdredacteur: Mr. J. wan Schaardenburg. Bureau: KIiGINK HtlO ft. Telef. Inferc. 183. Abonnementsprijs Prijs der Advertentiön: Per jaarf 4.Franco per post id. f5.60. Per 3 maanden id. f 1Franco per post id. f 1.40. Afzonderlijke nummers f 0.05. Van 1 tot 5 regels f 0.40. Voor iodoren regel meer f 0.08. Buiten het Kanton Amersfoort per regel f 0.10. (Bij abonnement belangrijke korting). Tot plaatsing van advert, en reel, van buiten het kanton Amersfoort in dit blad is „uitsluitend" gerechtigd het Alg. Binnen-en Buitenlandsch Advert.- bureau D. Y. ALTA, Warmoesstr. 76-78 Amsterdam De regeeringspartijen. Uit de Kroniek yan dr. Bronsveld's Stommen yoor Waarheid en Vrede. Ook doet het ons leed te moeten conatatecren, dat meer dan één minister der Kroon in wijze van optreden en debat- teeren zich schikt mar den steeds dalenden toon, welko in de Kamer begint te heerschcD. Daar komt bjj, dat de heer yan Bijlandt een man is te goedhartig, om deze ver gadering te preeideeren. De regeeringspartij heelt zich op alles behalve loffelijke wijs gekweten van de ernstige zaak, welke haar is toeveitrouwd. Ik begrijp niet, dat men zich „christelijk" noemt, en toont zoo weinig verantwoorde lijkheidsgevoel te hebben. Meer dan eens was de Kamer onvoltallig. Gedurig was Vt leden afwezig, en de absenten behoorden bjjr.a altijd meerendeels tot de leden der rechterzijde. Van degelijke studie, van grondige voorbereiding werd bij velen die tot de coalitie behooren, geen blijk gegeven. Zij vormen wat meu zou kunnen noemen een „stille kracht". Ik zog niet, dat aan de linkerzijde louter sterren van den eersten rang te zien zijn, maar uit de rijen der oppositie werden dikwerf adviezen vernomen, die in alle opzichten uitmuntten. Wat echter het meest in 't oog viel, en een jammerlijken indruk heeft gemaakt, .is het gebrek aan regeerkracht bij een zoo overweldigende meerderheid, als .vaar over thaus de regeering te beschikken heeft. Men zou zeggeu: nu kan zij tot stand brengen zoo niet alles wat zij heeft beloofd, dan toch zeer veel van hetgeen zij goed acht. Alles kan nu vlot van stapel loopen, alles zonder verhindering worden afgewikkeld. Er wordt overleg gepleegd tusschen de Volksvertegenwoordiging en het bevriende Kabinet; mbn stelt een werk program vast; komt tot overeenstem ming in de hoofdpunten en 't vaderland plukt de vruchten, of ziet althaHs de resul taten van zoo veel macht en eensgezindheid. Maar. hoe geheel anders is de werke lijkheid 1 Ja, er is wel iets tot stand gekomen. Daar heefc men de zoogenaamde „zedclijkheidswetten", waarvan de,bedoeling door bijna allen wordt toegejuicht, maar waaraan toch een schaduwzijde kleeft. Er is een inquisitoriale bijsmaak aan. Dan is er de steenhouwerswet, die aao rijksambtenaren allerlei bevoegdheden geeft, om zich te bemoeien met een bedrijf, dat niet meer gevaren oplevert voor de gezond heid der werklieden dan menig ander. Dan is er nog het zoogenaamde „Eed-wetje," dat ook niet enkel verblijdende indrukken naliet. Maar wat is er nu geworden van onze defensie? Waar blijven de planuen, welke 40 millioen zouden kosten, en ons weerloos land weerbaar zullen maken? Dit ministerie heeft reeds twee ministers van oorlog uit zijn midden zien heengaan, en de vrienden verheugden zich in het optreden van den jeugdigen, dapperen heer Colijn. Nu met opgewektheid en energie trad hij aan den arbeid, en weldra bereikto een nieuw ontwerp Militiewet de Kamer. Doch wat geschiedt? Daar staat de leider der Roomsche Kamer fractie, dr. Nolens op, en stelt voor dit ontwerp nog niet in behandeling te nemen, daar do Kamer niet genoegzaam er op is voorbereid. En zjjn voorstel wordt aangenomen. Dit is zeker een allerzonderlingst verschijnsel. Vooreerst vraagt men zich af: wordt er geen overleg gepleegd tusschen de rqgeeriiig en de meerderheid, welke zij heeft in de Kauier? Beraadslagen de drie groepen, waaruit die meerderheid bestaat, met elkander niet, voordat uit haar midden zulk eon ernstig voorstel te voorschijn komt? Het schijnt, dat noch het een, noch het ander geschiedt. Het Kabinet trekt er zich echter niets van aan, eu de coalitie blijft gehandhaafd. Wilde de roomsche partij in do Kamer haar macht, haar overmacht eens doen uitkomen? Wilde zij toonen, dat tusschen haar en de sociaal democraten op het aangelegen punt der defensie overeenstem ming heerscht? Bekommert zij er zich niet om, dat ons land, zooals officieel werd verklaard, weerloos is eu blijft? Het Marokko-Incident. Do Duitsche minister van Buitenlaudsche zaken v. Kiderlen-Waechter en de Pransche gezant te Berlijn Cambon hebben Zaterdag weer een laDgdurige samenkomst gehad. Aan het slot daarvan vroeg de heer v. Kiderlen ecnige dagen bodenktijd, ten einde te kunnen overleggen inet den staatssecre taris Voor koloniën. Hieruit wordt zoowel in de Fransche als in de Duitsche pers do conclusie getrokken, dat er sprake is van een compensatie in de C'ongostreek door Frankrijk aan Duitschlaud toe te kennen voor deu afstand van Duitschlands aanspra ken in Marokko. De mogendheden en de opstand in Albanië. Men verzekert te Konstaniinopel dat de Oostenrijk8che ambassadeur don 9n Juli aan de' ambassadeurs van Rusland en Italië heeft voorgesteld, gezamenlijk stappen te doen bij de Porte in zake Albanië. Do ambassadeur van Italië ging hierop in, maar die vau Rusland weigerde. De Oosten- rijksche ambassadeur (markies Pallaviciui) maakte den volgenden dag alleen zijn opwachting bij de Porte, slechts optredende voor zijn eigen regeering. Rifaat Pasja deelde hem de beslissing der Turksche regeering mede, om den Malisoren opnieuw een uitstel van 20 du- gen te verleenen. Markies Pallavicioi bepaalde er zich toe, een nieuwen stap der mogendheden aan te kondigen. In Montenegrijnscho officieel? kringen geoft men zijn verbittering te kennen over de houding van Oostenrijk. Het Britsch Japansch verdrag. Er heerscht in Engeland groote vreugde over de vernieuwing van het verdrag met Japan, al is dit dan ook door de clausule betreffende de arbitrage-verdragen van minder verre strekking geworden dau vroe ger het geval was. In beide Britsch-Japan- sche verdragen namelijk, zoowel in dat van 1902 als van 1905, was een bepaling op- gonomen omtrent wederzijdsche hulp in oorlogstijd. In het verdrag van 1902 ging die slechts zoover, dat beide naties elkaar moesten helpen wanneer, in geval vaneen conflict van een harer met een derde na tie, een andere mogendheid die derde natie mocht komen helpen. Maar het ver drag van 1905 bracht een zuiver defensief verbond: zoodra een van beide mocht worden aangevallen, zou de andere ver plicht zijn hulp te verleenen voor do ver dediging harer „territoriale, belangen". Hot spreekt vanzelf dat deze bepaling in couflict zou kunnen komen met net Engelsch Amei ikaanschc algemeene arbi trage-verdrag, dat op het punt staat van gesloten te worden en dat den oorlog tus schen deze beide naties moet uitsluiton. Waut dat verdrag zou het Engeland onmo gelijk maken om Japan ter hulp te snellen, wanneer dit land in oorlog met de Ver- eeuigde Staten mocht komen. Daarom is in de nieuwe lezing van het Britsch-Japan- sche tractaat hiervoor een uitzondering gemaakt. Ongetwijfeld is dat verdrag hier door verzwakt, maar niettemin heerscht er vreugde over de vernieuwing ervan in Engeland en, naar men zegt, ook in Tokio. Blijkbaar hadden velen verwacht, dat het na afloop van den termijn gedaan zou zijn geweest met het Britsch-Japansche bond genootschap, en is het een meevaller dat er nog een verdrag blijft bestaan. De Westminster Gazette maakt de op merking, dat van de nieuwe bepaling mis bruik gemaakt kan worden, eu wel zoo, dat het verdrag niet veel meer beduidt. B.v. mes veronderstello, dat Duitschland Engeland's positie in Oost-Azië wil aanval len: 't is cr dan natuurlijk niet van gediend ook met Japan te makenjte hebben. Wel nu, het kan zich bij voorbaat gemakkelijk Japan van den hals houden, door een arbitrageverdrag met dat land aan te gaan! De Westminster Gazette troost zich met de overweging, dat men nu eenmaal elk verdrag ter goede trouw moet nakomen, wijl het audei« toch niets beteekent. Het moderne beschavingswezen or den- Bale an. De landen op den Balkan hebben bij ons nog dikwijls den naam, dat hun cultuur eer een Aziatisch dan eeu Europeesch ka- lalttcr draagt. Dat ten minste twee daarvan in do ontwikkeling van hun volk groote vorderingen hebben gemaakt, bljjkt uit enige mededeelingen, die voor kort in een internationaal weekblad verschenen zijn. Het Bulgaarsche onderwijssysteem, waar over dr. W. Nikoltschoff in opdracht van het Bulgaarsche ministerie van onderwijs schrijft, is eigoulijk slechts twee jaar oud eu beschikt toch reeds over een groot aan tal voortreffelijke scholen, zoo b.v. over 27 gymnasia, waaronder 10 speciaal voor meisjes, met 3148 leerlingen. Toch was aan het einde van 1905 nog steods 49.34 pCt. van de mannelijke bevolking boven de 7 jaar analphabeet. In Rumenië kan zelfs 60 pCt. vau de bevolking lezen noch schrijven en toch zijn hier nog belangrijker resultaten bereikt dan in Bulgarjje, zools dn nieuwste publi catie van het Rumeenscho ministerie van onderwijs, de eerste statistieke vastlegging van het aantal Rumeensche analphabeten, bewijst. Volgens dit document is het aantal analphabeten van 1899 1109 met 17 pCt. gedaald en deze zijn juist op het land af genomen. In het geheele onderwijswezen heerscht zoo'n frissche geest, dat men op een snel dtlen van het analphabetencijfer ook in de toekomst rekenen kan. De algemeene schoolplicht bestaat in Rumenië sinds 1876, doch wegens het ge brek aan scholen kon slechts een klein percentage van het onderwijs gebruik ma ken; totdat do tegenwoordige minister van onderwijs C. Ilaret aan hot bewind kwam. Sindsdien breidde zich het schoolbezoek in alle kringen der bevolking uit. Men heeft halve schooldagen ingesteld, zoodat eon deol van de kinderen 's morgens, eon ander deel '8 middags onderwezen wordt. De Rumeensche leeraars moeten boven dien opvoedkundig op de volwassenen wer ken. In hun handen ligt hoofdzakelijk do strijd tegen don alcohol; zij zijn tevens do grondleggers der volksbanken, waarvan er nu 2543 met 43.000.00') fr. kapitaal be staan. Zij doen aan muziek door stichting vau boeren zangvereenigingen; de loeraro6- sen geven handwerkles aan boerinnen en organiseeren op verscheidene plaatsen ge zellige bijeenkomsten. De scholen voor meer uitgebreid lager onderwijs in Rumenië werden in het jaar 1908- 1909 door 60.000 personen bezocht, alle kenteekenen voor den omwikkelingsdrnng en do leer gierigheid, die in deze deelen van den Bal kan tegenwoordig hcerschen. Duitschland. Bij de 21 Dnit9che universiteiten zijn dezen zomer ingeschreven 57.230 studenten, dat is 2383 meer dan twee jaar geleden. Dertig jaar geleden bedroeg hot geheele aantal nauwelijks een derde van het thans bereikte. 2552 vrouwelijke studenten zijn ingeschreven. De philosophcn en historici zijn 16.158 in getal, juristen 11.023, medici 11.927, mathematici en natuurphilosoplien 8442, theologen 4659, economisten '2729, pliar- maceuten 916, taudheelkuDdigen 1040. Frankrijk. De klachten over den dienst op den Franschen Westerspoorweg vermeerderen met den dag: den 14n Juli was er geen quacstio van dat men zonder kleerscheuren de treinen bereiken kon. Er werd gevochten en gescholden als.... ii. do Kamer! Zoo zeggen guitig de Fransche bladen. Zondag is er brand geweest aan het telefoon- en teleg'-aafkantoor op het station van dezen spoorweg (het Gare Saint Lazare) te Parijs. Het blusschen kostte veol moeite, want de middelen daartoe waren hoe kan het anders? geheel onvoldoende en de mannen, die ze moesten gebruiken, wqren onbekwaam Men gelooft ook hier met een geval var. sabotage te doen te hebben. Italië. In Napels hoeft do geestelijkheid een strijd tegen den broekrok aangebonden door dien van den kansel to prediken, een tusschenkomst die treurige gevolgen gehad heeft. Het gepeupel toch, door de woorden der priesters opgezweept, scheurde den dochters van een professor de klcederen van het lijf. Sociaiiston ijlden de meisjes te hulp en verjoegen de aanvaller", terwijl zij daarop de hen tegenkomende priesters uitfloten. Een der geestelijken, Don di Lorenzo, kapelaan van de hertogin van Preeenvane, waande zich beleedigd, trok zijn revolver en loste drie schoten, met het gevolg dat een jonge man door een kogel in 't oog getroffen en doodelijk gewond werd. Do politie kon den kapelaan slechts met moeite tegen een lyuchpartg beschermen.

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1911 | | pagina 1