DAGBLAD VOOR AMERSFOORT EN OMSTREKEN. No. 175. VRIJDAG 28 JULI 1911. 8e JAARGANG. Uit de Pers. BUITENLAND. DE EEMLANDER. Hoofdredacteur: Mr. D. J. vau Scliaardeulbu rg. Bureau: KI.EINH HliG 6. Telet. Intere. 18». Abonnementsprijs: Prijs der Advertentiën: Per jaarf 4.Franco per Van 1 tot 5 regels f 0.40. Voor iederen regel meer f 0.08. post id. f 5.60. Per 3 maanden id. f 1.Franco per post Buiten het Kanton Amersfoort per regel f 0.10. (Bij id. f 1.40. Afzonderlijke nummers f 0.05. abonnement belangrijke korting). Tot-plaatsing van advert, en reel, van buiten het kanton Amersfoort in dit blad is „uitsluitend" gerechtigd het Alg. Binnen-en Buitenlandsch Advert.- bureau D. Y. ALTA, Wnrmoesstr. 76-78 Amsterdam Onze winst. Onder dit opschrift schrijft „Het Volk Gisteren was het de laatste dag der tweejaarlijkscbe gemeenteraadsverkiezingen. Die laatste dag is nog eens een beste ge weest: twee zetels gewonnen in Den Haag, twee in Deventer, twee in Yelzen, een in Zaandam. Deze overwinningsdag sloot een maand van krachtig voorwaarts dringen der 8ociaal-demokratie af. Hen heeft het wel pogen voor te stellen, alsof wij alleen in de groote steden en in de industriecen tra belangrijke vooruitgegaan zijn. Haar hetzelfde Friescho kerkelijke orgaan, dat hierover een juichtoon aanhief, zal in zijn eigen provincie thans moeten konstateereu, dat wij daar elf zetels gewonnen hebber,, alle uitsluitend op het platteland. Ongetwij feld i3 het waar, dat wij in groote steden als Den Haag en Amsterdam prachtige resultaten behaalden en wat het stemmen- cijfer betreft, ook in Rotterdam, terwijl wij in het Twenteche industriecentrum met onze 14 zetels zuivere winst iu 4 gemeen ten een schitterend succes hadden. Haar in kleinere industrie-gemeenten als Schoten, Yeendam, Zaandam, Wormerveer, Ylissin- gon was onzo winst niet mindor doorslaand en wat het platteland betreft overtreft Fries land onze verwachtingen. De waarheid is, dat onze partij overal lustig en frisch aan de winnende hand is en in breede nieuwe scharen vertrouwen gevonden heeft. Hoe zeer de burgerlijke partijen dit inzien, toont het kabaal over den enkelen verloren zetel in Goor en in Leeuwarden, door „Haasbode" en „N. Rott. Ct." gemaakt. Alsof dat aan het voorwaarts-dringen over de geheele linie in beteekende mate afbreuk doetl Overzien wij den uitslag der verkiezingen, voor zoover die op dit oogenblik bekend is, dan komen wij tot het volgend resul taat: Nieuw gewonnen werden door de S. D. A. P. totaal 57 zetels in 32 ge meenten, waarbij vijf zetels (nl. in Amster dam, Rotterdam, Deventer, Ainhem en Smallingerland) die bezet zijn door een die ook nog voor een anderen zetel gekozen is, zoodat voor die vijf nog eens opnieuw de strijd aanvaard zal worden. Voorts zijn 15 aftredende sociaal-demokraten in 13 gemeenten herkozen. Eindelijk zijn 7 af tredende partijgenooten niet herkozen, waarbij in Franeker, Goor en Lonneker met zoo minimaal stemmenverschil, dat het her winnen dier zetels binnen korten tijd wel vaststaat. Alles te zarnen genomen, kunnen wij met voldoening op de afgeloopen weken terug zien. Wij hebben het kapitalisme, hetzij vrijzinnig of klerikaal getint, uit menige schans verdreven. Wij hebben een reeks van nieuwe stellingen veroverd voor de arbeidersklasse. De strijd voor de belangen der onderdrukten en achtergcstelden kan voortaan weer krachtiger in ons land ge voerd worden. En de behaalde zege spoort aan tot hernieuwden strijd. Het vertrouwen op onze wapenen is versterkt. Het Mabokko-Incident. Men tast nog steeds in het duister, naar de reden die Engeland mag hebben bewo gen in den gelukkig nog steeds niet onder broken loop der onderhandelingen tuaschen Frankrijk en Duitschland in te grijpen. Uit het wol wat gretiger te denken onthaal, dat do woorden van Lloyd George in Frank- rijk hadden kunnen vinden, zou men kun- ken afleiden, dat het niet de bedoeling was dit land een diplomatieken ruggesteun te geven, doch het hier alleen ging om, zooals trouwens ook werd voorgewend de Britsche belungen zelve, welko door de een of andere concessie aan Duitschland in gevaar zouden kunnen worden gebracht. Wat die gevreesde eventueele concessio is geweest? daarna is, zooals reeds aangeduid, slechts te gissen. En verschil lende veronderstellingen zijn dan daarom trent geuit: Engeland zon niet kunnen toe laten, dat het Duitsche Rijk een vloot- station kreeg aau de Harokkaansche kust, terwijl ook beweerd is, dat het overwegende bezwaren had tegen den afstand van een deel der kust van Fransch Congo en het grenzen van Duitsch-Kameroen aan Bel gisch Congo, hoewel de belangrijkheid daarvan niet dadelijk in 't oog springt. Zou men echter uit al deze verschijuselen mogen afleiden, dat de Fransche on Duit sche diplomaten het in beginsel reeds over de hoofdlijnen van een vergelijk eens waren en slechts nog onderhandeld wordt over een meer of minder, dan kan men met het tot dusver bereikte resultaat tevreden zijn, terwijl men dan tevens tot de conclusie zou moeten komen, dat Duitschland Frankrijk de vrije hand laat in Marokko. Maar waar om was dan nog de redo van Lloyd George noodig, moet men zich nogmaals afvragen. Een geruststellend verschijnsel blijft do niet provoceerendo toon der Fransche pers in de laatste dageu. Do plotselinge tus- schenkomst van Engeland had een oogen blik voor het tegendeel doen vreezen, Zeer slecht te spreken ovor de prikkelen- do redevoering van Lloyd George is do nationale vredesraad in Engoland, die Diusdag in buitengewone vergadering bij eenkwam en de volgende motie met alge- meeue jstemmen aannam: „De raad heeft met ernstige bezorgdheid de rede van den minister van Financiën, die hij den 21n Juli in het Mansion House hield, gelezen. Hij heeft daarin over den internationalen toestand gesproken, zonder den aard daar van in bijzonderheden aan te geven, daar bij gezegd echter, dat mogelijkerwijze de belangen, de eer en het aanzien van Groot- Brittanië gevaar zouden kunnen loopen en het rijk zelfs verdeemoedigd zou kunnen worden. Do raad weet evenmin als het groote publick iets af van feiten, welke een dergelijke „suggestie" rechtvaardigen en spreekt er zjjn leedwezen over uit, dat een zoodanige verklaring door een verant woordelijken minister is afgegeven, voordat de daaraan ten grondslag liggende feiten aan het parlement waren medegedeeld". De Engelsche regeering had dan ook beter gedaan haar bezorgdheid langs diplomatie ken weg aan Duitschland kenbaar te ma ken, dan op dezo wijze gevaar te loopen de openbare meening te verontrusten en het nationale bewustzijn van een ander volk te prikkelen, wat een nadeeligen in vloed zou kunnen hebben op het totstand komen van een door alle partijen vurig gewenscht vergelijk. In het Engelsche Lagerhuis opende de oerste minister Asquith dn discussie over de begrooting van buitenlandsche zakeu in het Lagerhuis met een korte verklaring, die hjj onder diepe stilte voorlas. „Het is duidelijk", zoo zeide hjj, „dat de Marok- kaausche quaostie op een punt is gekomen, j waar de moeilijkheden voortdurend van ernstigen aard zullen worden, tot er oen oplossing zal worden gevonden. Een al te nauwkeurige ontleding van hare oorzaken en van hetgeen aan de zaak is vooraf gegaan zou op het oogenblik van ver schillende zijdon scherpe opmerkingen en beschuldigingen uitlokken, die het wensche- lijk is thans te vermijden. (Toejuichingen). Ik stel mij derhalve voor eenvoudig mede te deelen hoe de toestand thans is. Er worden op het oogenblik besprc- kingeu gehouden tusschen Frankrijk en Duitschland. Wij nemen daaraan geeu deel, daar het punt van bespreking de Britsche belangen misschien niet raakt. Wij kunnen te dezer zake, voor oub de einduitslag bekend is, nog geen definitieve meening uitspreken, wij hopen echter dat de be sprekingen mogen leiden tot een schikking, eervol en bevredigend voor beide partijen en waarvan de Britsche regcoring eerlijk kan verklaren dat zij de Britscho belangen niet schaadt. Wjj achten dit zeer wel mogelijk en wenschen van harte dat deze schikking tot stand kome. De Mrrokkaan8cho quaestie zelf biedt buitengewone moeilijkheden, maar buiten Marokko in andere deelen van West-Afrika mogen wij er niet aan deuken ons to mengen in territoriale schikkingen, aan nemelijk geacht door degenen die direct bij de quaestie geïnteresseerd zjjo. Do bewering dat wij ons in dien geest in de zaak hebben gemengd en een nadeeligen invloed hebben geoefend op de onderhan delingen tusschen Frankrijk en Duitschland is een boosaardig praatje zonder eenigen grond. Yan den beginno af hebben wij het noodig geacht duidelijk in het licht te stellen dat wanneer er geen schikking wordt getroffen in don geest, zooals ik straks aangaf, wij actief wenschen deel te nemen aan do besprekingen over den toestand. Dat zou ons recht zijn, omdat wij do acte van Algcciias hebben getookend en ook in verband met de overoenkomst met Frankrijk van 1904; wij zullen het misschien ook moeten doen ter verdediging van de Britsche belangen, die direct betrokkeu zijn bij de verdere ontwikkeling. Er is een t(jd geweest, dat wij niet wisten in hoeverre dit volkomen begrepen werd. Het doet mij geuoegen te kunnen verklaren, dat dit tbans wel 't geval is. De verklaring, die ik meer dan drie weken geleden hier ter plaatse heb afgelegd en de rede, daarna gehouden door den kanselier van de schat kist, hebben, naar ik hoop en geloof, vol- komen duidelijk gemaakt, dat wij geen aanspraak maken op een overwogende positie, maar dat wij, evenzeer als eenig andor, belang hebben bij een mogelijke ontwikkeling der zaken en bij een oplossing van de huidige moeilijkheden. Ik herhaal, dat wij van harte wenschen dat de thans gevoerde besprekingen tot een gunstig resultaat zullen lijden en ik waag het, iu het algemeen belang, het Huis dringend te verzoeken thans niet nader in te gaan op bijzonderheden of van de zaak een strijdvraag te maken. (Luide, algemeene toejuichingen.) De Bkand in Constantinopel. Thans schijnt geconstateerd te zijn, dat de brand is aangekomen in een Turksch hotel garci, waar twee Perzen hun thee gereed maakten. De brand breidde zich naar v(jf richtingou zoo snel uit, dat het don toeschouwen, in Pera toescheen, alsof het vuur op verscheidene plaatsen togolyk oplaaide. Tot dusver, schrijft de Turksche correspondent van het B. T., is de onder stelling, dat men hier met een politieke brandstichting te doen heeft, nog niet be wezen. De man, die eergisteren in hechte nis werd genomen, onder verdenking tot de brandstichters te behooren, werd gisteren weer in vrjjhoid gesteld. Het vuur vespreiddo zich langs de bazar tot het miuisterie van Oorlog, in welks nabjjheid do wijk Merdsjan ligt. Daar brandden 250 huizen af. Deze brand ontstond om één uur. Twee uur later ging ook de wijk Schohsadet, die vijfhonderd meter verder lag, in vlammen op. Daar was de brand ontstaan door het overslaan van vonken. De vlammen weiden door den Noord- Oostenwind dan verder naar de wjjk Ak- serai, waar z(j in de aldaar zich bevindende houten woningen rijkelijk werd gevoed. De vlammen drongen daarnaar door naar het Zuiden en overschreden de tram lijn op drie punten, waarbij zij het ten Zuiden daarvan gelegen stadsdeel Wlanga en Jeuikapu bijna tot aan het strand der Harmorazee geheel vernielden. De ellende der bovolking is onbe- 8c)n ijflijk. In de geloovigc kringen wordt, zooals reeds gemeld is, de brand beschouwd als een straf, omdat men het religieuze feest der Miradsj verbonden had met een wereld lijken feestdag welke aau de vreugde was gewijd. Onze Koningin in België. H. M. de Koniugiu en de Prins-gemaal zijn te Brussel bijzonder hartelijk door het publiek outvangen. Aan d« galamaaltjjd hield koning Albert eon toost, waarin hij zeide zich gelukkig te achten II. M. de Koningin hartelijk welkom te kunnen heeten en Haar de levendige vreugde te kunnen overbrengen van de Koningin en hem zelf, dat zij in Hun hoofdstad de Koningin kunnen bo- groeten van de Noordelijke buren. De zoo verbeide tegenwoordigheid van Hare Maje steit te Brussel zal een nieuw onderpand vormen van de gevoelens vau wederkeerigo vriendschap en vertrouwen, die Onze be trokkingen met het Nederlandsche Volk kenmerken. De Belgen, die Hare Majesteit toejuichen, zijn bijzonder gelukkig de gelegenheid te hebben verkregen hun eerbied te kunnen betuigen en uiting te geven aan de diep gevoelde sympathie van de Nederlandsche natie. Do Koning zeide oprecht te wen schen dat de beide volken zoo dapper en zoo arbeidzaam, meer en meer indachtig zullen zijn de gemeenschappelijke aspiraties en het solidariteitsgevoel, geschapen dooi de veelvuldige belangen, die hen op natuur lijke wijze tot elkaar brengen. De Koning voegde eraan toe: Wij her inneren ons steeds met erkentelijkheid, de beminnelijke ontvangst, die wij van Uwe Majesteit evenals van de AmsterdamBche bevolking hebben ondervonden. Wjj spre ken de hoop uit, dat Onze Hooge Gasten een goed aandenken zullen meenemen vau hun te kort verblijf onder ons. Ik ben de tolk van al mijn landgenooten als ik den harteljjken wensch uitspreek van den voor-

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1911 | | pagina 1