WEERBERICHT.
Thermometerstand
ÏDEDEDEELINGEN VAN HET
KONINKL. NEP. MET. INSTITUUT.
Opgemaakt voorin. 10.36 unr.
De Bilt, 18 Juni 1912.
Hoogste barometerstand 766.2 m.M. te
Clermont, laagste 751.4 te Haparanda.
Verwachting tot den avoDd van 19 Juni
1912. Meest matige Zuid-Westelijke tot
Zuidelijke wind.
Gesteldheid van de lucht: Zwaar bewolkt
tot betrokken, regenbuien met kans op
onweer.
Temperatuur: Iets warmer.
Barometerstand hedenmiddag te 12 uur
761 mM.
Vorige stand te 12 uur 762 m.M.
te Amersfoort.
Hoogste gisterenE. 61
Laagste hedennachtF. 54
Hedenmiddag 12 uurF. 62
AMERSFOORTSCIIE
BAD- EN ZWEMINRICHTING.
TEMPERATUUR van het water op Dins
dag 18 Juni des '8 morgens 7 uur is 58" F.
grjjpendon aard zullen zijn, door het hoofd
van den tak van dienst zonder de hoogere
autoritiet weinig of niets zal kunnen ge
daan worden, zoodat het beter is, deze
weuschen of bezwaren onmiddellijk aan do
hoogere autoriteiten kenbaar te maken.
Art. 13. Bjj de behandeling van dit ar
tikel heeft het een punt van ernstige over
weging uitgemaakt of voor workstaking
eene uitzondering op deze bepaling gemaakt
moest worden; wij zijn echter tot de con
clusie gekomen, dat het daarstellen van
ceue wettelijke uitzondering niet in het
gemeeutebelang zou zijn.
Immers in ernstige omstandigheden ale
werkstakingen, moeten B. en W. niet door
beperkende bepalingen gebonden worden,
waardoor het mogelyk zou kunnen zijn,
dat zij niet die maatregelen konden nemen,
welke zij in het belang der Gemeente
noodzakelijk achten.
Of B. en W. van een dergelijken, in het
oog van een deel der werkliedenbevolking
verfoeilijken maatregel wenschen gebruik
to maken, moet aan hun prudentie worden
overgelaten; wordt hun echter het recht
ontnomen, van een dergelijken maatregel
gebruik te maken, dan zouden zij terecht
kunnen zeggen, dat hun de middelen ont
nomen worden, voor een goeden gang van
zaken zorg te dragen.
Art. 16 bevat het beginsel, dat de Ge
meente, waar zjj haren werklieden een vol
doende loon geeft, ook het recht beeft, van
hen te eischen, dat zij hun geheele werk
kracht aan de Gemeente goven.
Art. 18. Dit artikel bevat de bepalingen
betreffende den arbeidstijd.
Als basis ie genomen en werkdag van
10 uur, hetgeen gelijk staat met een werk
week van 60 uur. De bepaling van den
arbeidstijd op de roosters moet nu zoodanig
zjn, dat, deelt men het aantal uren, dat
per jaar gewerkt wordt, door 52 het quotient
niet meer dan 60 bedraagt, zoodat hierdoor
eeb gemiddelde werktijd van 60 uur per
week verzekerd is.
's Winters zal echter, in verband met de
korte dagen, het aantal van 60 uren per
week niet bereikt kunnen worden; daaren
tegen zal des zomers gevoeglijk iets langer
gewerkt kunnen worden, om het winter-
verlies in te halen. Deze zomerarbeidstijd
zal echter nooit langer dan lluur per dag
en 66 uur per week in beslag mogen nemen.
De hierboven genoemde werktijden zijn
maximaal-bedragenin de roosters kan een
kortere arbeidstijd worden vastgesteld. Uit
den aard der zaak zal dit ook geschieden
voor de werklieden, die voor afwisselenden
dag- en .nachtdienst zijn aangesteld, voor
welke categorie van werklieden alhier het
drie-ploegensteleel bestaat, zoodat deze
werklieden in drie achtereenvolgende weken
slechts 168 uur arbeiden; een nadere be
paling van den arbeidsduur dier werklieden
achten wij dus overbodig.
Dit artikel stelt als algemeenen regel,
dat de werklieden, niet voor afwisselenden
dag- en nachtdienst aangesteld, vrij hebben
op Zon- en feestdagen. Wjj ineenen echter
aan deze bepaling de beperking te moeten
toevoegen, dat bij de roosters van dezen
algemeenen regel afgeweken kan worden
voor bepaalde werklieden of bepaalde cate
gorieën van werklieden. De belangen van
het algemeen kunnen eischen, dat des
Zondags of op een feestdag zjj het ook
voor korten tyd dienst wordt verricht;
wij meenen, dat deze diensten als gewone
diensten beschouwd moeten worden en
hiervoor dus geen extra-vergoeding gegeven
moet worden.
Art. 19. De bevoegdheid tot het op
dragen van buitengewone werkzaamheden
in bjjzondere gevallen meenen wjj, dat
noodzakelijk is om een goeden gang van
zaken te waarborgen; voor deze uren wordt
dan ook, volgens de bepalingeu van art.
24, extra-vergoeding gegeven.
Do laatste alinea van dit artikel dient
als waarborg tegen het noodeloos toepasson
van dezen maatregel.
Art. 20 regelt het verlof. Het komt ons
hierbij billijk voor, dat aan do werklieden,
die voor afwisselenden dag- en nachtdienst
zijn aangesteld en die dus geen vrjje Zon
dagen hebben, vier dagen verlof meer per
jaar worden gegeven, dan aan de werklie
den, die geregeld des Zondags vrjj hebben.
Wjj achten het door ons voorgestelde
aantal verlofdagen voldoende: zulks mede
in verband met het aantal verlofdagen, dat
in andere plaatsen gegeven wordt-
Art. 21. Het verlof kan ineens of by
gedeelten genoten worden; wij meenen
echter te moeten bepalen, dat het niet
bij korter tijdvakken dan van een halven
dag of, ten aanzien van de werklieden die
voor afwisselenden dag- en nachtdienst zjjn
aan gesteld, bij korter tjjdvak dan éen
werkt jjd genomen moet worden;
Ten einde eene goede regeling der
werkzaamheden tjjdens het verlof te waar
borgen, wordt hier bepaald, dat het verlof
minstens tweemaal vier en twintig uren van
te voren moet worden aangevraagd.
Alinea 3 regelt het buitengewoon ver
lof; wij achten het billjjk, dat voor de al
daar genoemde gevallen een buitengewoon
verlof verleend wordt.
Art. 22. Dit artikel regelt het verlof,
te verleenen gedurende den tyd, dat de
werkman voor het vervullen zijner militie
plichten onder de wapenen moet komen.
In sommige gevallen achten wij de toe
kenning eenor vergoeding nit de gemeen
tekas billijk; deze vergoeding moet naar
onze meening echter nooit meer dan 85
pCt. van het loon bedragen, daar aange
nomen mag worden, dat het onderhond
van den workman zelf minstens 15 pCt.
van zijn loon zal vorderen.
Het doel van bet toekennen der ver
goeding is slechts, te waken tegen fintu-
ceelen achteruitgang van het gezin gedurende
den tijd, dat de werkman zijn militie-plich
ten vervult; gaf men gedurende dien tijd
het volle loon, dan zou, in verband met
het bovenstaande dit doel voorbijgestreefd
worden.
Art. 23. In verband met de voortdurende
wijziging, die de loonstandaard ondergaat,
en in verband met de omstandigheid, dat
groote nuanceering in de loonen voor de
verschillende werkzaamheden bestaat,
meenen wij in deze verordening geen loons-
bedragen te moeten opnemen, doch slechts
de algemeene bepaling te moeten stellen,
vervat in lid 1.
Acht de Raad eene verhooging der
loonen wenschelijk, dan kan by te allen
tijdo deze zaak ter hand nemen. Het is U
bekend, dat thans voor alle takken van
dienst nieuwe loonregelingen zijn vastge
steld.
Art. 24 regelt het loon voor overwerk
en nachtarbeid; wy meenen, dat de hier
gestelde bedragen eene voldoende belooning
voor de meerdere werkzaamheden zijn.
Alinea 4 stelt eene uitzondering op de
bepalingen der voorafgaande alinea's, name
lijk in hot geval, dat een werkman gewone
werkzaamheden moet verrichten ter ver
vanging van een medewerkmam, die dit
werk,op grond van wettige redenen,niet ver
richt; in dit geval meenen wij een beroep
te moeten doen op het solidariteitsgevoel
der werklieden, en meenen wy dit solidari
teitsgevoel niet te mogen onderdrukken
door dit werk als overwerk te beschouwen.
Art. 27 bevat de regeling der uitbetaling
van het loon aan nagelaten betrekkingen
bij overlyden van een werkman. Wij heb
ben gemeend, in deze materie milde be
palingen te moeten ontwerpen, zulke mede
in verband met het feit, dat hier ter stede
vooralsnog geene regeling van een weezen
en weduwenpensioen bestaat.
Art. 28. Een bepaald recht op zieken
geld toe te kennen, geeft tot ernstige be
zwaren aanleiding met het oog op de be
paling van art. 41, lid 4, onder d Boven
dien zou een dergelyke regeling groote
moeilijkheden veroorzaken, indien de ge
zondheidstoestand van ei.n werkman van
dien aard is, dat hij af en toe werk kan
verrichten, maar op andere tjjden dikwjjls
niet.
Wy achten het daarom noodzakelijk,
de uitbetaling van loon bjj ziekte of on
geschiktheid faoultatief te stellen, evenals
dit plaats heeft gehad voor onderwijzend
personeel bjj het Lager onderwijs, welke
regeling nimmer tot bezwaren voor de be
langhebbenden aanleiding heeft gegeven.
Art. 29. Wjj meenen, dat eene regeling
der loonuitkeering bjj ziekte of ongeschikt
heid, krachtens welke gedurende 26 weken
aan den werkman, die een jaar of korter
in dienst is, en gedurende 52 weken aan
den werkman, die langer dan een jaar in
dienst is zeer mild is. Ten einde bovendien
te voorkomen, dat door toepassing van
deze tijdsbepaling eene onbillijkheid of
hardheid zou worden begaan, kent alinea
3 aan Burgemeester en Wethouders de
bevoegdheid toa, gedurende een langer tjjd
vak het loon uit te keeren.
Art. 30. Wij meenen voor de uitkee-
ring van het loon bjj ziekte of ongeschikt
heid eene verklaring van een Gemeente
geneesheer te moeten vorderen. Immers
vrees voor te spoedig afgeven van een ver
klaring, dat de werkman weder gezond is,
bestaat bij den Gemeente-geneesheer niet,
daar hjj hierdoor geheel in strjjd zou han
delen met het welbegrepen gemeentebelang,
omdat hij door een zoodanige daad groote
kans zou loopon, dat de niet volkomen
herstelde werkman wederom instort, het
geen tot groote schade niet alleen van den
werkman, doch evenzeer van de Gemeente
zou zijn.
De Gemeente geneesheer zal mitsdien
het belang èn van den patient én van de
Gemeente in het oog houden, terwijl een
ander geneesheer slechts met het belang
van den patient en niet met het gemeente
belang rekening zal houden.
In alinea 3 hebben wjj gemeend, strenge
uitzonderingsbepalingen te moeten stellen
ten einde te voorkomen, dat de Gemeente
loon zou moeten uitkeeren aan een werk
man, die zulks door zjjn gedrag of zjjn
daden niet verdient.
Art. 32. Al. 1 van dit artikel geeft aan
het hoofd van den tak van dienst het recht
een werkman van het werk weg te zendan,
indien hem zulks in het belang van de
orde of van don goeden gang van zaken
wenschelijk voorkomt.
Al. 2 waakt er voor, dat deze maatregel
niet ongemotiveerd genomen worde.
Art. 33. Hoewel aanvankelijk het voor
nemen bestond, alle strafbare feiten op te
sommen, hebben wij hiervan by nadere
overweging afgezien, omdat het niet wel
mogelijk is, alle gevallen te overzien. Toch
achten wij het van belang, eene zooveel
mogelijk omschreven opsomming te geven,
welke echter, blijkens de redactie, niet als
limitatief te beschouwen is.
Wij meenen een onderscheid te moeten
maken tusschen kleine en groote vergrjjpen;
de eerste zullen ingevolge art. 34 gestraft
worden door het hoofd van den tak van
dienst, de laatste door B. en W. in beide
gevallen echter met beroep op het scheids
gerecht.
Art. 37 stolt een nieuwe instelling daar,
namelyk het scheidsgerecht.
In vele plaatsen in ons land is deze in
stelling reeds daargesteld en werkt zij
gunstig; wjj hebben daarom gemeend aan
het algemeen verlangen der werklieden
tegemoet te moeten komen door eok voor
deze Gemeente een scheidsgerecht in het
leven te roepen.
Daar dit scheidsgerecht gemeente-orgaan
zal zij, hebben wij gemeend de benoeming
der leden aan den Raad te moeten opdra
gen: ten einde echter ook aan het College
van B. en W. an aan de werklieden in
vloed bij de samenstelling toe te kennen,
zal deze benoeming geschieden uit een
voordracht, gedeeltelijk opgemaakt door
B. en W., gedeeltelyk door de vaste werk
lieden der Gemeente.
Wij meenen slechts de vaste werklieden
in deze stemgerechtigd te moeten verkla
ren, daar het alleen van hen zeker is, dat
hunne belangen duurzaam aan do gemeente
belangen verbonden zjjn.
Wij hebben tevens gemeend, de leden
van den Raad niet van eene benoeming te
mogen uitsluiten daar onder hen meermalen
zeer geschikte leden voer een scheidsge
recht zullen zjjn. Slechte in éen opzicht
lijdt deze bepaling uitzondering nameljjk
iDdien de zaak behandeld wordt van een
werkman bij een tak van dienst,
waarvan dit Raadslid in de Com
missie van bijstand zitting
heeft; in dat geval achten wij het onge-
wonscht, dat dit Raadslid deelneemt aan
de beslissing van het scheidsgerecht, te
meer daar de mogelykbeid dan niet uit
gesloten is, dat dit Raadslid de zaak reeds
beoordeeld beeft, toen de zaak bjj B. en
W. in behandeling was.
Art. 40. Wjj meenen ook het neerleg
gen van het werk als een einde vau den
diemt te moeten beichouwen, daar dit
feiteljjk niets anders is dan eene vrijwillige
beëindiging van de dienstbetrekking.
Art. 41 regelt de wjjze waarop ontslag
gegeven wordt.
Wjj meenen in het belang van den diemt
ook met met-eervol ontslag te moeten be
dreigen den werkman, die by het nemen
van ontslag niet den daarvoor gestelden
termyn in acht noemt.
Is een onmiddellijk ontslag voor den
werkman gewenscht en laat de regeling
van het werk het onmiddelljjk verleenen
van het ontslag toe, dan zullen B. en W.
te allen tijde gebruik kunnen maken van
de hun in artikel 42 laatste alinea gegeven
bevoegdheid; achten B. en W. het onmid
dellijk verlaten van den dienst in het be
lang der Gemeente ongewenscht, dan zullen
zjj dit slechts kunnen verhinderen door den
werkman met ontslag zonder het praedicaat
„eervol" te bedreigen.
Art. 42 regelt den opzeggingstermijn.
De laatste alinea van dit artikel zou voor
den werkman tot hardheid aanleiding kun
nen, indien eervol ontslag niet op eigen
verzoek verleend wordt; het bepaalde om
trent het verleenen van wachtgeld in alinea
1 van artikel 44 heft deze hardheid echter
weder op.
Art. 44. Wy achter het wenschelyk,
bjj het aanbrengen van wijzigingen in dit
reglement, deze voorgenomen wyzigingen
vooraf ter kennis van de vaste gemeente
werklieden en de werklieden op proef te
brengen, opdat zjj in de gelegenheid ge
steld worden, hunne opmerkingen omtrent
deze voorgenomen wyzigingen aan den
Raad kenbaar te maken. Wenschen de
werklieden die wyzigingen in hunne organi
saties te bespreken, dan bestaat daartegen
geen bezwaar; wy achten het echter over
bodig, de organisaties als zoodanig mede
zeggenschap in het aanbrengen der wijzi
gingen te geven.
Bjj de heden gehouden verkiezing
jn district III voor een lid van den Ge
meenteraad (vacature-Salomons) warden
uitgebracht 657 stemmen.
Van onwaarde waren 21 stemmen, zoo
dat de volstrekte meerderheid bedraagt 319.
Uitgebracht werden op:
P. v. Achterbergh (vrjjz.) 276stemmen.
J. C. Hagelen (soo. dem.) 63
W. Kleber (anti-rev.) 262
A. A. v. Oojen (r.k. gesteld
door een groep kiezers) 35
Zoodat herstemming moet plaats hebben
tusschen de heeren Achterbergh enKleber.
Een Luchtschip boven Amersfoort.
Hedenmorgen om half zeven is het
Duiteche Luchtschip Victoria Louise over
Amersfoort gekomen. Het was om kwart
over 4 uit Dusseldorp vertrokken op weg
naar Amsterdam, waar het bjjna langs de
huizen van het Muiderpoortkwartier streek.
Van Amsterdam zette het koers over Wa
terland, Marken, Zuiderzee, den kop van
Overjjsel, Friesland, om 9 uur werd het
te Leeuwarden gesignaleerd, Groningen,
naar Hamburg, waar de Keizer zich be
vindt.
Bjj den schietwedstrijd te Overveen
behaalde de Amersf. schietvereeniging
„Wilbelmina* in de 1ste afdeeling den
19den prijs met 194 p. en „Prins Hendrik"
in de 2de afdeeling den 6den pry's met
181 p.
De heer M. van Hoogevest verwierf den
2den prjjs als hoogste korpsschutter.
- De Amersf. Zwem- en Poloclub zal
dit jaar weer uitkomen in de tweedeklasse
van den Nederl. Zwembond en wel in de
noordelijke afdeeling. Behalve Amersfoort
zullen in deze afdeeling spelen: IJ 2 (Am
sterdam), A. Z. (Amsterdam) en Triton
(Weesp).
De heer L. J. W. Steenhnis, adj.
ing. bjj de H.IJ.8.M. alhier, wordt met 1
Juli a.s. overgeplaatst naar Amsterdam.
De directie van de H.IJ.S.M. heeft
gunstig beschikt op oen door bemiddeling
van de groepsvertegenwoordiging tot haar
gericht verzoek om de maximum-bezoldiging
van de stations-assistenten te verhoogen.
Mej. C. Mujsert is benoemd tot
tjjdelijk onderwijzeres in de handwerken
aan de openbare lagere school in de Hel
lestraat alhier.
De heer K. Visser, winkelchef van
de coöperatieve winkelvereeniging „Ons
Voordeel" alhier, is in geljjke functie be-