Katholiek Nieuws- en Advertentieblad No. 41. Zaterdag 12 Januari 1895. Achtste Jaargang. DE EEMBODE voor Amersfoort, Apeldoorn, Baarn, Barneveld, Blaricum, Bussum, Driebergen, Eemnes, Harderwijk, Hilversum, Hoogland, Laren, Leusden, Naarden, Nijkerk, Soest, Stoutenburg, Yeenendaal en Zeist. Verschijnt eiken ZATERDAG. lataprija par drie n Franco per post Afzonderlijke f 0,40. f 0,05. BureauKrommestraat, F 2%?. Amersfoort. Uitgave van de Vereeniging De Eembode. Frija der Advortentili» Van 1 tot 6 regelsf 0.30 Voor icderen regel meer- 0.05 Bij dit nummer behoort een bijvoegsel. De doodstraf. Voor eenige weken stond als buiten- landsch nieuws navolgend bericht in de bladen te lezen, dat het Huis van Afge vaardigden te Weenen bij de beraadsla ging over de nieuwe strafwet met 148 tegen 66 stemmen tot het behoud der doodstraf had besloten. Zeker wel een kort, doch ook veelzeggend bericht, voor ons belangrijk genoeg om er de aan dacht op te vestigen. Daaruit blijkt toch, hoe het Oostenrijksch Parlement, dat ook in 1867 dus in de dagen, toen het moderne ongeloof, uit een valsch wijsgeerig begrip en in naam dei ver lichting en beschaving, overal en voor goed den cisch tol afschaffing van de doodstraf begon te stellen bij eene herziening van het strafrecht de doodstraf behield, zich ook thans weer met ovcr- groote meerderheid van stemmen voor haar behoud in het stafwetboek heeft uitgesproken. Gelukkig echter staat Oostenrijk in erkenning van het goed recht, of althans van hel nut en de noodzakelijkheid, der doodstraf niet alleen, hoezeer de mannen des ongeloofs ook gedwongen zijn van hun atheïstisch standpunt uit gevolgelijk zich hiertegen te verzetten. Immers, nagenoeg alle overige groote Staten van Europa hebben niet anders gehandeld, daar zij, menig- werf in tegenspraak met de liberale staatkundige beginselen, die zij volgden, toch van geen afschaffing dier staf wilden weten, doch haar steeds hebben gehand haafd, of anders, door een treurige ondervinding geleerd, haar op nieuw hebben ingevoerd. Alleen enkele weinige kleine Staten van ons werelddeel, waar onder, helaas ook ons Nederland, durf den het bestaan om, stellig uit ydel vertoon, met een algemeene traditie te breken en op strafrechtelijk gebied roekeloos een beginsel te huldigen, dat zoozeer indruischt tegeD alle godsdienstige en ook gezond menschelijke begrippen, zeker dieper ingrijpt in geheel het maatschappelijk leven dan men opper vlakkig zou meenen. Waarlijk, niet zonder weemoedige stemming denken wij dus aan het jaar 1869 terug, waarin de toenmalige Re geering hier te lande, bij monde van den minister van Justitie van Lilaar, bij de Tweede Kamer het dwaze en heillooze wetsontwerp tol afschaffing van de dood straf kwam indienen, en door de in stemming, die het vond bij het over- heerschend liberalisme, nog tijdens het zelfde zittingsjaar ook tot wel zag verheven. Wel heeft het bij de daarbij gevoerde discussie, zooals ook in de Pers, niet aan hefligen tegenstand ontbroken. Was er Ie voren door de onzen reeds ernstig tegen de zonderlinge nieuwigheid gewaar schuwd, waarvoor geheel naar den geest des lijds ook hier gelijk elders juist in de liberale wereld door heethoofden werd geijverd, zoo sloeg uit het katho lieke kamp een ware storm van veront waardiging op, toen nogwelvangeloovige zijde, waarvan men dit allerminst had kunnen en mogen verwachten, uit mis plaatste sympathie voor den veroordeel den booswicht en uit ongepaste senti mentaliteit het vreemde en gevreesde voorstel tot opheffing van de doodstraf inkwam. Niets werd verzuimd om op krachtige en afdoende wijze dit ontwerp te bestrijden. Door de tegenstanders werd dringend betoogd, hoe het niet aang'ng in strijd met de christelijke geloofsovertuiging, die ook op dit punt zoo duidelijk baren grond vindt in de leer der Goddelijke Openbaring, aan den Staat het recht te ontzeggen om op wettelijke wijze in bepaalde gevallen de hoogste straf, de doodstraf, toe te passen verder, hoe bovendien 'e allen lyde en vooral door welgeorganiseerde volken het bedoelde staatsrecht was erkend, totdat pas in laferen tijd de valsche wijsbegeerte der vorige eeuw voor het eerst die eeuwenoude waarheid durfde loochenen, doch hoe daarbij ook de ondervinding al reeds had geleerd, dal de gedeeltelijke of algeheclc afschaffing der doodstraf daar, waar zij plaats vond, steeds de toeneming der misdaden ten gevolge had, zoodat meu in onderscheide ne Staten wel genoodzaakt was geweest het pas cingeworpen schavot weer op te richten. En om ook het meest be- driegelijke argument van moraliteit, dat voor het nieuwe strafstelsel eenigermate scheda lo pleiten, te weerleggen, werd met klem hierop gewezen, dat met de toepassing van de doodstraf op de schuldigen niet slechts de rust en de vpiligheid van de menschelijke samenle ving beter gewaarborgd blijft, maar dat ook hel heil van den veroordeelden misda diger zelvcn, die vóór de voltrekking van het aangekondigde doodvonnis zich in die laatste ure te eerder zal bekeeren, zeker meer gebaat wordt, dan wanneer hij daarvoor in de plaats eene langdurige kerkerstraf ondergaat met groot en waar schijnlijk gevaar om meer bedorven en meer gevaarlijk voor de maatschappij de gevangenis te verlaten. Doch het mocht alles niet baten. On gevoelig voor de waarheid en blind voor de gevaren, die dreigden, besloot de meerderheid van de beide Kamers der Stalen Generaal, deels door materialis tische beginselen geleid, deels ook, ge lijk bij anderen meer of wel alleen het geval was, uit een ziekelijke, sentimen- teele philanlropic, tot de aanneming van de wet, die in 1870 tot groote erger nis van alle weldenkende en rustige burgers in het Staatsblad verscheen. Intusschen is nu bijna een kwarteeuw verloopen, en wat heeft de droeve uil komst geleerd Dat, helaasde ernsti ge voorspellingen der onheilsprofeten maar al te zeer zijn bewaarheid, daar ook ten onzent het getal der misdaden, waarlegen te voren de doodstraf was bedreigd, na de opheffing dier straf op onrustbarende wijze is toegenomen, als wel niemand op dit oogenblik zal durven ontkennen. Het lust ons niet uit de statistieken door de rechterlijke macht jaarlijks overgelegd, noch ook uit eigen opsomming der veelvuldige meest bekende doodslagen en pogingen tot moord, alleen maar in het nu juist afgeloopen jaar binnen ons land bedre- de waarheid te staven. Ieder, die geregeld zijn dagblad inziet, ontmoet daarin in den laatsten tijd telkens een afzonderlijke rubriek, welke hij te voren niet aldus aantrof, en waarin onder het opschrift .moord te A of te B", ook al ter bevrediging van een leesgraag pu bliek, de afschuwwekkende bijzonderhe den van de meest gruwzame en gemeen lijk in koelen bloede gepleegde misdrij ven worden medegedeeld. Wel een ver schrikkelijk en niet minder teekenachtig feit, dat vooral in onzen revolutionnairen tijd voor de toekomst nog erger dingen doet vreezen. Met het geloof aan een wrekenden God gaat met den dag ook de vrees voor den wereldschen rechter verdwijnen. En hoe kan het ook anders? Geen doodstraf, zelfs geen lijfstraffen in het verschiet, terwijl een kortere of langere gevangenisstraf, die door de philantro- pisch gezinde mannen onzer dagen steeds dragelijker wordt gemaakt, en voor niet weinige vag-bonden haast een uilkomst schijnt te zijn, toch altijd nog hoop geeft op eenmaal herwonnen vrijheid. Is het wonder dat de bedreiging door menigen schurk, doelende ophot slacht offer van zijn haat, te voren brutaalweg geuit wordt.voor hem heb ik tien jaren over." Doch mogelijk heeft de boetetijd in afzondering en opsluiting, die gelegen heid tot nadenken geeft, toch zeker voor den boosdoener tot een gewenschte beterschap geleid, waarmee de voor standers der wet in die dagen zich vleiden en waarvan zij zoo hoog opgaven Laten we ook hierdefeiten zeiven spreken, dan is het duidelijk, wat er waar is van die zoo hoog geprezen beterschap. Om niet van de zelfmoorden te gewagen, waartoe soms de wanhoop de ongeluk- kigen in de cel der strafgevangenis voert, blijkt ten opzichte van anderen weer, hoe juist de grootste misdadigers, naar de gebruikelijke term, vaak reeds eerder met politie en justitie hebben kennis gemaakt. Het is derbalve wel te hopen, dat zoo treurige ervaring, toch eindelijk de oogen eens opengaan, en dat alvast overal in den lande steeds krachtiger stemmen worden gehoord, die ten doel hebben om de bewindslieden van oni dierbaar Vaderland te bewegen eindelijk weer een onverantwoordelijke fout in rechtswezen te herstellen, die nu reeds de schromelijksle en daarbij meestal onherstelbare rampen, niet alleen voor de goeden maar ook voor de misdadigers zeiven, heeft ten gevolge gehad. V. C. t. A. BUITENLAND, Keizer Wilhelm heeft Dinsdagavond ior een twintigtal Kamer-afgevaardig- •n en ministers, die hij in het nieuwe paleis te Potsdam genoodigd had, eene redevoering gehouden, die niet minder dan twee en een half uur duurde en waarvan het onderwerp was de ontwik keling der Marine in de verschillende landen, hare verdceling over de verschil lende stations, haar taak in oor logstijd en tot bescherming des handels en haar allerwege toenemen, zoowel wat oorlogsschepen als koopvaarders betreft. Zonder bepaalde cischen te formuleeren deed de Keizer daarby toch duidelijk uitkomen hoe de Duitsche Oorlogs-Ma- rine in deze ten achteren is, nu de Duitsche handelsvloot zich zoo bijzon der sterk ontwikkeld heeft. Ter verduidelijking waren een aantal kaarten aangebracht, waarop de Keizer, die voor deze gelegenheid in admiraals tenue gekleed was, met een stokje in de hand zijne aanwijzingen deed, welke getuigden van eene zaakkennis, die zjjne hoorders versteld deed staan. Aan het slot der voordracht, na eene heldere en aanschouwelijke schildering van liet zeegevecht tusschen Japanners en Chineezen aan de Yalu-rivier, moet de Keizer gezegd hebben.Welk eene vreugde voor Von Bismarck, den grond vester onzer koloniale Staatkunde, zou het wezen, wanneer, ter gelegenheid van diens tachtigslen verjaardag, de voor de vloot verlangde en zoo drin- FEUILLETON. De Liefdezuster. Vrij ni 3) Op de vriendelijke nilnoodiging der gi vronw ving de raster aan te vertellen .Toen ik dezen morgen terugkeerde van bjj een eerbiedwaardigen grijsaard ik vond b uitgestrekt op een weinig etroo. Zijn kalm gelaten niter Ijk, zjjne sneeuwwitte haren, zachte, maar doordringende blik bopzem rajj reeds dadeijk veel eerbied in. .Gjj ljdt veel," zeide ik tot hom, .maar vertrou OwlHj zal uwe smarten lenigen of ze ton- uaioste doen eindigen en n voor uw geduld en overgeving beloonen. Gjj ligt bier slecht," voegde ik er bjj, ,ik zou u betere ligging kunnen verschaffen." .Ach, ik dank u, maar dit is teveel vooreen zoo slecht mensch als ik ben," was zjjn ant woord. „Moge God dit ljjden aannemen als „Ik was getroffen door zulke diep godsdienstige gevoelens, toen ik een jong meisje van ongeveer twintig jaar zag binnentreden. Op haar gelaat lag de zedigheid en een engelachtige zachtheid Ie lezen. .Zie, znsler," sprak de grijsaard, „dit is een engel, dia mg troost, ja, Lucia is een engel. Zjj heelt reeds vroeg hsie ouders verloren en toen beb ik voor haar zorg gedragen. Van de weinige middelen, diomijten verschafte haar middelen om io haar onderhond te voorzien. Maar duizendvoudig weet zij mij te oelooueo. Behalve dat zij voor mjju onderbond zorgt door hetgeen zjj op baar arbeid weet uit te sparen, bljjft zjj het grootste gedeelte van den nacht aau mjjne sponde wak n. Mjj dunk:, zoo'n onden man op te trokken." „Hoe, mj' bjj u vervelen, neen oom," viel het meisje in de rede, „God beware mjj daarvoor Indien ik één wenscb had, dan zon het zjjn, dat gij nog vele jaren zondl mogen leven. Niets ter wezeld zal mg u doen verlatenhel eenige wat mjj verdriet is, n niet meer te kunnen steunen." Dit gezegd hebbende, verliet zjj de woning ■eder. De grijsaard begon nn te vertellen, wal zjj al voor hem had gedaan. Het kleine huisje, dat haar als erldeel van hare onders toekwam, bad zjj te gelde gemaakt, geljjk zij ook dagelijks kocht, wat baar schier noodzakelijk was, alleen opdat het hem avn niets zonde ontbreken. „Maar behoelt men zich hie godvrnchüg zjj is? Neen. dat is zeker,alle godsdienst kan ons brengen lot zulke opofferingen." Toen de liefdezuster haar verhaal geëindigd had, was men algemeen overtuigd dat alleen de godsdienst den mensch tot ware deugd vormen. Mjjoheer Dnbuisson en zijne echlgem bewaarden hel stilzwijgen. Men kan ondersle dat hnnne vooroordoelen en vooriugenonienl niet veel verzwakt waren door het verhaal zjj gehoord haddenniettemin had het indruk hen gemaakt. Intusschen vermaakte Ernestine zich in deD lin met de dochtertjes van mevrouw de Mirecourt Allerlei vragen had Ernestine gesteld omtrent ihillende zaken, die zjj had opgemerkt en Marie, zoo heeltetf de beide dochtertjes mevrouw de Mirecourt. waren op hunne t zeer verwonderd, dat Ernestine zoo weinig van den godsdienst, waarin zjj reeds vrij ontwikkeld waren. ia liet de kinderen eindelijk binnen komen, evronw de Mirecourt beijverde zich om de talenten der kleine Ernestine te laten schitteren. Zij ondervroeg haar omtrent verschillende on- trpen, die onder 't bereik van een kind liggen. De antwooiden geschiedden telkens op wgze. k dat ra Terwjjl men nu het gesprek over verschillende onderwerpen voortzette, werd Ernestine's aan dacht getrokken door een prachtig verguld kruisbeeld. Dit was een geheel ongewoon voor werp voor haar. Zjj liep naar bare moeder en vroeg vrjj luid wat dat beteekenen moest. Meironw Dubuisson zag op en deod alsol zjj niets merktetevens gaf zg haar dochtertje een leeken van te zwjjgen. Maar het kind hield aan. .Ma. zeg dan toch wal dit is, bij Papa heb ik nooit zoo iets gezien." - „Foei, n moet zwjjgen en ons gesprek niet storen," antwoordde de moe der ontevreden. Dit scheen voor een oogenblik voldoende. De overige leden van het gezelschap hielden zich alsof zjj niets hadden opgemerkt. Maar ieder begreep dat men bjj Ernestine's ding eoDe zaak schromolijk verwaarloottd zjj wist zelts niet wat een kruisbeeld was. De kleine Julie, die Ernestine's vraag gehoord vertelde haar op eene treffend naive wijze, dit beeld beteekende. e indruk, dien het gezicht van den gekruiste niet minder het verhaal van Julie op haar maakten, was zoo levendig, dal deze vooreerst niet werd weggevaagd. En lo eeniger lijd, door God voorbehouden, zon deze geheel en al verlevendigd worden. Onder do hartelijkste vriendschapsbetuigingen nam men afscheid van elkander, en de avond was reeds vergevorderd, toen kapitein Dnbuisson en zijne familie hunne woning weder bereikten. UI. Genoegent der teereld. GeueJenetcroegingen- Ernestine had haar elfde levensjaar bereikt. Zjj had genoegzame kennis verkregen in die wetenschappen, welke haar leefljjd vorderde. De godsdienst alleen maakte eene treurige uitzon dering. Gelijk zulks de gewoonte was en wjjl het fatsoenshalve zoo behoorde te geschieden, wilde men haar de eerste H. Communie laten ontvangen. Maar Gcd, die met dat kind zijne bjjzondere inzichten had, en baar trenrigen geestelijken toestand kende, besliste anders. No eens was het garnizoensverandering, die legeroefeningen opgeroepen. Zoo geschiedde het dat er niet van kwam, Ernestine haar eerste H. Communie te laten doen. Niemand kon trouwens loden, dat een meisje van achttien tot g jaren nog nimmer lot de H. Talel was toegelaten. 't Was op dezen leeftijd, dat zjj getuige was van een schouwspel, dal zeer smartelijk voor baar was. Men toefde destijds te Rjjssel. Mevrouw Fabien, hoog op jaren reeds, werd ernstig ziek zjj dacht er niet meer boven op te komen en wilde zich tot den dood voorbereiden. De dood, voor den zondaar en den goddeloozo een reden van schrik en angst, is voor den geloovigeeen overgang van den tjjd naar de eeuwigheid, van een leven vol moeilijkheden tot een onvergankelijk leven van geluk. Zoo was het voor mevrouw Fabien; met kalmte en overgeving hoorde zjj zich haar naderend einde aankondigen. Kapitein Dubuisson bevond zich met het leger op den Rjjooever, waar zjjn plicht hem riep. Mevrouw Fabien liet haar nicht bjj zich komen, ea alsof zjj voorzag dal men haar allerlei tegenwerpingen zou maken, smeekte zjj dat men haar niet zon berooven van de geestelijke hulpmiddelen en dal zjj die wenschto te ontvangen alvorens voor God Ie verschijnen. Daar zjj bemerkte dal men meer en meer u.tstcldc, en dus alle reden had om te vreezen, dat de dood haar zou verrassen, maakte zjj gebruik van de gelegeaheid dat Ernestine haar geneesmiddelen bracht. Terwjjl zg al hare krachten verzamelde, zeide zjj tot het meisje.Mijn kind, gjj hebt altijd veel van mjj gehouden, en ik heb altjjd gelegenheid gehad orn uwe belangstelling en ijver te prijzen. Een dienst kunt gij mjj nog bewjjzen; 't zal de

Historische kranten - Archief Eemland

De Eembode | 1895 | | pagina 1