Katholiek Nieuws- en Advertentieblad
No. 24.
Zaterdag 10 September 1898.
Twaalfde Jaargang.
DE EEMBODE
voor Amersfoort, Apeldoorn, Baam, Barneveld, Blaricum, Bussum, Driebergen, Eemnes, Harderwijk, Hilversum, Hoogland.
Laren, Leusden, Naarden, Nijkerk, Soest, Stoutenburg, Veenendaal en Zeist.
Verschijnt eiken ZATERDAG.
Abonnementsprijs par drie
Franco per post
Afzonderlijke nummers
BureauBreedestraat, E 349, Amersfoort.
Uitgave van de Vereeniging De Eembode.
Prijs dar Adrertentilni
Van 1 tot 6 regelsf o,30
Voor iederen regel meer0.q5
De plseblip inhuldiging van
H. H. Koningin Wilbelmina.
Eeue roerend schoone plechtigheid is
Dinsdag in de hoofdstad des Rijks vol
trokken. De jongste en eenige telg uit
het edele geslacht der Oranje's, H. M.
Koningin Wilhelmina, heelt ten aanhoore
van de rijksgrooten, staande naast Hare
Koninklijke Moeder, den eed van (rouw
gezworen aan de grondwet en beloofd
te zullen arbeiden tot bloei en voor
spoed van het Nederlandsche volk.
Een machtig en heerlijk schouwspel,
die inhuldiging van onze hoogvereerde
Koningin 1
Reeds des ochtends ten 7 ure weer
klonk het bazuingeschal op de Nieuwe
Kerk aan den Dam. Langzamerhand
kwam er leven en beweging op het
Damplein, en traden militairen en po
litie op, om de hun toevertrouwde
posten te bezetten, terwijl muziekkorp
sen. gevolgd door eene groote menigte,
het geheel kwamen verlevendigen. Daarna
zag men achtereenvolgens de Nieuwe
Kerk binnengaande leden der Staten-
Generaal, de ministers, de leden van
den Raad van State, de gezanten, leden
van den Hoogen Raad, de Katholieke
bisschoppen, de grootkruisen der N'e-
derlandsche orden, ministers van Staat,
de elf commissarissen der Koningin,
leden van den Hoogen Raad van Adel
en van de Rekenkamer, van het hooge
militair gerechtshof en tal van andere
hooge ambtenaren in de schitterendste
uniformen en plechtgewaden, met hunne
dames in statiekieeding.
Om 10 uur waren alle genoodigden
aanwezig. Deze mochten zich verlustigen
in het ge-.icht der prachtige en kostbare
versieringen, welke een overweldigenden
indri'k maakten. De troonhemel, een
koepeldak van karmozijn-kleurig ve
lours met een fraaie Koninklijke kroon
er boven is van binnen gevoerd met
witte zijde, bezaaid met gouden sterren
in het midden prijkt een in relief ge
dreven koperen zonvan den troon
hemel hangen twee karmozijn kleurige
trijpen gordijnen met hermelijn, die
sierlijk afhangen tot aan de pilaren ter
weerszijden van het koperen hek.
De troonzetel voor H. M. de Konin
gin is dezelfde, die gebruikt is bij de
inhuldigingen van de Koningen Willem
en Willem UI.
Voor den Iroon staat eene ;.'et over-
groote tafel. Daarop flonkeren in goud
de kroon, de scepter en de rijksappel.
Dezelfde wederom als die door Willem
II en Willem III gebruikt zijn.
Rondom den troon, vierkant afgedeeld
tusschen de pilaren, zijn op hunne stoelen
en tribunes de genoodigden gezeten.
Omstreeks elf uur doet een levendig
gejuich konde, dal H. M. de Koningin-
Moeder is aangekomen. Bij Haar binnen
komen rijzen alle aanwezigen van hunne
zitplaatsen op. H. M. nam plaats op
den troonzetel, links en een weinig ach
terwaarts geplaatst van dien der Koningin.
Weer verneemt men buiten jubel
kreten en Koningin Wilhelniina treedt
binnen, voorafgegaan door twee herau
ten van wapenen in middeleeuwsche
klecdij met trompetters, voorafgegaan
door tal van ceremoniemeesters en ka-
merheeren en eene commissie uit de
Stalen-Generaal, voorafgegaan door ge
neraal Van der Heijden met liet ont-
bloole Rijkszwaard en admiraal Ten
Bosch en drie kolonels met den Rijks
standaard en vaandels en gevolgd door
hofdames en adjudanten.
Langzaam schreed Koningin Wilhel-
na in den met hermelijn gevoerden
mantel van purperrood (luweel over een
wit kostuum, waarop de onderscheidings-
teekenen van Grootkruis van de Militaire
Willemsorde waren aangebracht, een
fonkelende kleine kroon met diamanten
op het hoold, door het inet prachtige
smyrnatapijten belegde middenpad der
kerk en werd naar den troon g leid,
aarachler het gevolg zich schaarde.
H. M. nam plaats, buigend naar de
vreemde vorsten, die in eene loge op
eenigen afstand rechts van Haar waren
gezeten, terwijl de vier Indische vorsten
aan weerszijden van den voet van den
troon plaats namen.
Bleek en blijkbaar aangedaan, richtte
H. M. haren blik naar de tafel, waarop
de Kon. kroon, de scepter, de grondwet
i de rijksappel waren gelegd.
Nadat de laatste klanken van het
Wilhelmus waren weggestorven, heersch-
eenige oogenblikken een plechtige
stilte.
Zoodra de Koningin op den troon had
plaats genomen, hield ze met heldere,
welluidende stem de volgende rede
Mijne heeren leden der Staten-
Generaai 1
Door het afsterven van mijn on-
ergetelijken vader tot den Troon ge
roepen, dien ik onder het zoo wijze en
zegenrijke regentschap van mijn innig
geliefde Moeder beklom, heb ik na de
voleindiging van mijn 18e levensjaar
de regeering aanvaard. Mijn procla
matie heeft dit aan mijn dierbaar volk
bekend gemaakt. Thans is de ure ge
komen, waarin ik mij te midden van
mijn trouwe Stalen-Generaal, onder aan
roeping van God, zal verbinden aan
mijn dierbaar volk, en zoo bevestig ik
heden den hechten band, die tusschen
mij en mijn volk bestaat en wordt de
aloude band tusschen Nederland en
Oranje opnieuw bezegeld.
Het is een schoone roeping, een
schoone taak, door God mij op de
schouders gelegd, maar ik ben geluk
kig en dankbaar om over een volk te
mogen regeeren, als het Nederlandsche,
dat, hoewel klein in zielental, groot is
in deugd en krachtig in aard en ka
rakter. Ik acht het een voorrecht, dat
het mijn levenstaak en mijn plicht zal
zijn, al mijn krachten te wijden aan
het welzijn en den bloei van het dier
baar Vaderland.
De woorden van mijn overleden vader
maak ik tot de mijne: .Oranje kan
nooit, ja nooit genoeg doen voor Ne
derland."
Tot de vervulling mijner taak heb
ik uw hulp noodig, heeren leden van
de Volksvertegenwoordiging, die ge mij
ongetwijfeld ook in ruime mate zult
verleenen. Laat ons samen arbeiden tot
bloei en voorspoed van het Nederland
sche volk.
God zegene uwen en mijnen arbeid.
Dat hij strekke tot heil van het Va
derland.
i een kort oogenblik van rust sprak
H. M. met groote plechtigheid dezen,
door de Grond wet voorgeschreveneeduit
„Ik zweer aan het Nederlandsche volk,
dat Ik de Grondwet steeds zal onder
houden en handhaven.
Ik zweer, dat ik de onafhankelijk
heid en het grondgebied des Rijks met
al Mijn vermogen zal verdedigen en
bewaren dat Ik de algemeene en bij
zondere vrijheid en de rechten van al
Mijn onderdanen zal beschermen en tot
instandhouding en bevordering van de
algemeene en bijzondere welvaart alle
middelen zal aanwenden, welke de
wetten te Mijner beschikking stellen,
zooals een goede Koningin schuldig is
te doen."
En toen, staande en met eenigszins
ontroerde maar vaste en duidelijk ver
staanbare stem, sprak H. M., de voorste
vingers der rechterhand in de hoogte
gestoken, langzaam
Zoo waarlijk helpe mij God Almachtig.
Terstond daarop hieven de aanwezi
gen een luid, kort, afgebroken hoera
aan, dat zich luid en statig driemaal
herhaalde, en buiten de kerk weerklank
vond.
Onmiddellijk daarna begaf de Voor
zitter der Vercenigde zitting zich tot
voor den troon cn legde de volgende
plechtige verklaring af
„Wij ontvangen en huldigen, in naam
van het Nederlandsche volk en krach
tens de Grondwet, U als Koningin; wij
zweren, dal wij Uwe onschendbaarheid
en de rechten Uwer Kroon zullen hand
haven wij zweren alles te zullen doen,
wat goede en getrouwe Staten-Generaal
schuldig zijn te doen."
Deze verklaring beèedigde hij met
luider stemme zeggende
„Zoo waarlijk helpe ons God Al
machtig 1"
De eed werd vervolgens door alle
leden der Kamers, na oproeping van
hun namen, ieder voor zich, opstaande,
afgelegd door het uitspreken van de
woorden: „Zoo waarlijk helpe my God
Almachtig 1"
EI. M. volgde deze plechtigheid met
ernstig maar toch blij gelaat, met den
blik .elkens naar ieder lid, dat den eed
aflegde.;
Toen de lijst der leden was afgelezen,
riep de koning van wapenen met luider
stem„Hare Majesteit Koningin Wil
helniina is ingehuldigd!" en de her
auten beantwoordden dezen roep met
..lieve de Koningin
BUITENLAND.
In den laatsten tjjd heeft de Britsche
Regeering meer dan eens pogingen aan
gewend, om de Derwisjen, de volgelingen
van den Mahdi, uit hunne versterkte
positiën in zuidelijk Egypte te verdrijven
en daardoor een einde te maken aan
den onhoudbaren toestand in dat land.
Telkens weer werden de Britsch-Egyp-
tische troepen verder geschoven, zoodat
ten slotte een treffen met den machti
gen Khalief niet kon uitblijven.
Dit treffen heeft thans plaats gehad.
Sir Horace Kitchener, de opperbevel
hebber der Engelsch-Egyplische troepen,
heeft de stad Omdoerman veroverd. Na
eerst door zijne kanonneerbooten den
rechter oever van den Njjl te hebben
schoongeveegd, waarbjj alle forten en
versterkingen tot in de onmiddellijke
nabijheid van Omdoerman zelf vernield
werden, rukte hij zegevierend op deze
stad aan. Een telegram, bijzonderheden
meldende van den slag en de gevechten
om Omdoerman, door den Sirdar Sir
Kitchener afgezonden, was van den vol-
genden inhoud
De Derwisjen lieten Zondagavond het
Britsch-Egyptische leger ongestoord.
Maandagmorgen vroeg deden de Derwis
jen op ons een vastberaden aanvalna
een zivaren stryd van ettelijke uren dre
ven wij ze om halfnegen des morgens
terug. Ik gaf bevel tot den aanval op
Omdoerman en ontmoette opnieuw vast
beraden tegenstand op mijn rechterflank.
De Derwisjen werden met zware verlie
zen teruggeworpen, hun leger onder per
soonlijk bevel van den Khalief was om
twee uur in den middag geheel verstrooid.
Ik rukte op en bezette Omdoerman
in den namiddag. De Khaliet is gevlucht
en werd achtervolgd door cavalerie.
Tot op dertig mijlen voorbij Omdoer
man werd de Khaiief vervolgd, maar
toen staakte de cavalerie de vervolging
want de paarden waren uitgeput, daar
ze acht en veertig uur onder den man
waren geweest, waarvan vijftien uur in
het gevecht. Kitchener vormde Arabische
kameelkorpsen om de vervolging voort
te zetten. Maandag is te Khartoem een
dienst voor de nagedachtenis van Gor
don gehouden.
Aan Daily Telegraph werd geseind,
dat naar schatting 15000 Derwisjen in
en bij Omdoerman zijn gesneuveld. Van
den kant der Engelschen bedroegen de
verliezen 500 man.
FEUILLETON.
De Geldduivel.
i rijk
2) „Na hebben wjj geldNu
jaicble mijne vrouw in wilde vreugde, terwjjl
ik bezig was den schal er uit le halen. Zg
sprong en danrte van verlangen naar hel geld
rond. Ik was stam van verbazing. Terwijl ik
den pol nederzette «ielen een paargelds'.nkken
uit mijn volgestoplfo zak; mjjne vrouw, wier
oogeu als die eener kat fonkelden, had dat
aanstonds bemerkt en bet geld opgeraaptzij
balde de vuisten tegen injj, waarvan ik do be
doeling eerst niet begreep. Nauwlj'ks echter
stond de pot op den grond of zjj greep met
beide handen er in om bare geldzucht
te bevredigen. Lost naar bel geld en toorn
terik greep naar den pot, om dien mijne
vrouw te ontrukken. Mjjne vuisten pakten stevig
aan. Van hebzucht vervuld greep zjj nu ook naar
den pot, en wilde haren bnit geenszins laten
varen. De een trok hierheen en de ander daar
heen, daar elk gaarne alleen heer en meester over
deo schal wilde zjjo. Wjj hadden door het ge
vloekte geld geheel vergeten, dal wjj man en
vrouw waren. Terwjjl wjj als waanzinnigen
trokken brak het hengsel van den pol
muntstukken rolden door deo kelderman en
vrouw kregen daar 't eerst twist en deeldi
elkaar de eerste klappen uit, juist nu ze rj
gingen worden I
Door het leven, dat wjj maakten, hadden wij
niet geboord, dat er geruimen tijd reeds aan
'oordeur gerammeld werd. Een luid gehin
nik en de schelle stem van onzen buurman,
iet iemand twistte over mjjn al ol niet
thuis zjjo, maakte mjj eindeijjk opmerkzaam op
ereld boven mjj. Ik iiet mjjne vrouw los.
Wjj keken elkaar balf verwilderd, lialf beteuterd
aanzoo iels was ons zells niet in een droom
ingevallen
„Ga en doe de deur open 1" snauwde ik mjjoe
vrouw barsch toe. „Jawel, dan kan jjj bet weer
verbergenschreeuwde de toegetakelde, als
eene tooverkol uitziende mjj toe. „Wat gaat mjj
da smidse aan
„Wat wil jjj dan met het geld alleen doen
vroeg ik, want ik kwam weer min of meer
tot bezinning. Er werd boven harder geklopt-,
mjjn buurman hield stoksljjf vol, dat ik
tbuis moest zjjo, want eenige oogeoblikkeo te
voren was ik nog gezien en braadde bel vuur
nog, zooals bjj door het venster koo merken, ik
liet derhalve vrouw, geld en pol ia den steek
en giog de trap op, om de voordeur le openen.
De knecht van den heer W. stoud voor de
slagen hebben. Ik was in mjjne opgewondenheid,
barsch legen den bediende, maar hjj spotte en
lachte over mjjn gescbaafden arm en bekrabd
gezicht en schreef dat alles toe aan een vuist
gevecht met mijne trouwe ega't liep dan ook
zoo hoog, dat wjj elkaar in de smidse zouden
afgerost hebben, als ik mjj niet geschaamd had
voor rnjjaeo bnurmaa, die ten hoogste vei
derd over mjjn brutaal optreden voor ijjne deur
staan en er leedvermaak in scheen te
in, dat wjj twist hadden. Onder razen en
schelden werd het paard beslagen, bjj wel
ken arbeid ik een spjjker door den hoef
sloeg, waarom ik den klant verloor, den besten,
dien ik bad.
Terwjjl ik met het paard bezig was en mjjn
geheelen voorraad scheldwoorden den knecht
naar het hoofd wierp, was van mjjne vrouw niets
te hooren ol te zieo. Mjjn tooro, dien ik aan
den ruwen knecht niet naar hartelust had kun
nen koelen, keerde zich nu des te heftiger tegen
mjjne vrouw, niet om bjjzooderc redeoen, maar
omdat mjjo hartstocht een tastbaar voorwerp
zocbl. Ik zag er bekrabd en ontdaan nit en de
stekelige gezegden des vreemden hadden mjjn
bloed in gisting gebracht. Zoodra hel werk was
algeloopen sloot ik de huisdeur en ging in deo
kelder met moeiljjk ingehouden tooro. Wat mjjn
oog daar aanschouwde was wel geschikt mjj
tot andere gedachten le brengen.Hidden in den
kelder had mjjne vrouw na mjjo Leengaan de
geldstukken inderhaast bjj elkaar gezocht eo
zat ou als eene wezenljjke heks op den hoop,
terwjjl de nog brandende lamp aan hare voeten
alond. Het baar hing haar los en verward om
de bleeke slapen, terwjjl hare oogen als in
waanzin flikkerden. Zjj zag mjj met strakke blik
ken de trap afkomen, hurkte in elkaar en kromde
de vingers om de geldstukken, toen ik naderde.
Een dof, schor gekreun kwam over hare bevende,
zenuwachtig trillende lippen. Mjj zelf bering
een onbekende angst voor mjjn eigene vrouw,
en mjjn toorn verkeerde plotseling in schrik.
„KrankzinnigI krankzinnig!" dacht ik bjj mjj
maar zoo heftig greep mjj dit aan, dat mjj
reeseljjke woorden als in opgekropte zuch-
inlvielen. Daarna bloef ik verstomd voor
vrouw staan, die mjj met akelige, schuwe
blikken aanstaarde. Ik dacht niet meer aan het
geldmaar de eindolooze jammer eener krank
zinnige vrouw 'trad mjj met al de ondenkbare
gevolgen voor don geest. Ik had mjj het baar
wel van smart kunnen uitrukken„Zjjo degen-
darmen weg vroeg mjjne vrouw eindeijjk heel
zacht, terwjjl zjj van kinderlijke angst beefde.
.Wat gendarmen!" riep ik, „ik heb een paard
beslagen van mjjnheer W. en met den knecht
twist gehad. Hoe kom je toch aan die gendar-
wildeeo ik stak haar vriendelijk de hand toe.
„Je wilt het geld wegnemen kreet zjj en
weerde mjj met beide handen af, toen ik haar
zacht in de hoogte wilde tillen.
„Haar besta Anna", voegde ik haar zacht toe,
„wees toch verstandig, ik ben immers je Frans
Waar zou ik liet geld heenbrengen je zult alles
alleen hebben, sta maar opHet schreien
stond mjj nader dan het lachen, want dat mjjne
vronw in hare geeatvtrinogens gekrenkt was,
was maar al te duidelijk. Een onbeschrijfelijke
angst belette mjj helder te denken. Eindeijjk
gelukte het aan mjjn vleien en smeeken baar
te doen opstaantoch verweerde zjj zich uit
alle macht tegen bet verlaten van dan kelder.
Het scheen, dat het geld haar met alle geweld
vasthield. Ik wist ten slotte geeo beter middel,
dan haar het overal verspreid liggeode geld in
haar boezelaar le doeo en haar te bewegen met
schat by het heldere daglicht te tellen. Nauwe
lijks boven gekomen wilde zjj weder met het
geld naar den kelder, om het daar te verbergen.
Het scheen baar in huis toe alsof alle muren
van glas waren, waardoor iedereen kon zien,
wat zjj bezat en wat zjj deed. Ik ging dan ook
maar weer met mjjne arme vronw in den kei
der we deden daar het geld weder in den pot
en den pot met hel geld weder in het gat in
den muur, en maakten zelfs de opening weer
dicht, opdat alles goed geborgen was. Mjjn
vrouw giog eik mjjoer bewegingen met wan-
wantrouwen na, zjj vertrouwde mjj volstrekt
niet. Ook de kelderdeur moest ik sluiten, ik
mocht de huisdeur niet openen, uit vrees, dat
er vreemde mcoschen in hnis zonden komen
en daarna eerst volgde zjj mjj io de huiskamer.
Als er een dag mjjns levens mjj helder voor
den geest staat, dan is het die ongelukkige na
middag, waarop onverwachte rjjkdom maar
tevens de verwoesting van mjjn bniselyk geluk
bjj ods intrek namen. De zon scheen vrooljjk
en helder door bet met wjjnstokgroen omkranste
venster, op welker opeostaande luiken een paar
duifjes tan buurman zaten. Bjj ons binnenko
mende vlogen zjj den tnin inik hield veel
van de diertje» en voederde ze dikwjjls aan het
venster. Het leven der duiven deed mjjne vronw
schrikken, die nog altjjd zeer overspannen was
en als krankzinnig haar eigen hnis rondzag
zelfs in ons prettig kamertje scheen zjj niet
meer thuis. Het werd mjj vreemd le moede.
Daar stood de kleine eikenhouten tafel met de
beide stoelen, waaraan wjj zoo dikwjjls samen
in vreedzame eendracht gezeten en met dank-