Katholiek Nieuws- en Advertentieblad
No. 7.
Zaterdag 13 Mei 1899.
Dertiende Jaargang.
DE EEMBODE
voor Amersfoort, Apeldoorn, Baarn, Barneveld, Blarieum, Bussum, Driebergen, Eemnes, Harderwijk, Hilversum, Hoogland,
Laren, Leusden, Naarden, Nijkerk, Soest, Stoutenburg, Veenendaal en Zeist.
Verschijnt eiken ZATERDAG.
Abonnementsprije par dria maanden i
Franco per postf 0,40.
Afzonderlijke nummersf 0,05.
BureauBreedestraatE 349. Amersfoort.
Uitgave van de Vereenlglng De Eembode.
Prija dar Advertentdtn i
Van 1 tot 6 regelsf 0.30
Voor iederen regel meer- 0.05
d uiterlijk Vrjjdagavo d
Adresbeweging.
Ondanks de valsche voorstelling, die
het Centrum van de adresbeweging tegen
het leerplicht-ontwerp van Borgesius
poogt te geven en wel op eene wijze,
die ieder vredelievend Katholiek grieven
en smarten' moet heeft die beweging
een schillerend verloop. Door De Maai
bode wordt dit in zijn nummer van 7
dezer met welsprekende cijfers aange
toond.
,De Handelingen, zegt genoemd or
gaan, wjjzen het uit, dat lot dusver in
het geheel negenhonderd negentig adres-
eenvoudig verzoeken, het ontwerp-
Borgesius niet aan te nemen.
„Bezwaren tegen het ontwerp d. w.
z. tegen titel II herhalingsonderwijs, of
tegen titel I art. 10, inquisitie van school
opzieners of tegen den geldelijken last
of anderszins hebben slechts negen
twintig, zegge29 adressen.
,Van deze zjjn er slechts vijf, zegge
5 tegen het herhalingsonderwijs alleen
gekant."
Het staat dus vast, dat, behoudens
1 zeer enkele uitzonderingen, het leer
plicht-ontwerp door het geheele Chris
telijke Nederland wordt verfoeid en als
rampvol voor land en volk beschouwd-
Dit hoogst verblijdende verschijnsel komt
het katholieke hart verkwikken, hetwelk
met zoo bange bezorgdheid de nieuwe
poging van de loge en haar aanhang
bevroedde, om het ons zoo dierbaar
bijzonder onderwijs, waarbij de jeugd
beveiliging vindt tegen den goddeloozen
en zedenbedervenden geest, die het open-
onderwijs bezielt, een onher-
stelbaren knak te geven. Onze tegen
standers zijn maar al te zeer overtuigd,
dat het bijzonder onderwijs een dam
biedt, waartegen de golven des ongeloofs
gebroken worden. En nu meenden zij met
fraaie beloften die nimmer in vervulling
zouden gaan ons, Katholieken, te
verleiden om prijs te geven hetgeen als be
ginsel op het Katholiek Program is opge
nomen, maar ook in veler harten als
Met innig dankbare vreugde mogen
we dan ook ontwaren, dat, wat ook be
proefd worde om ons Katholiek Pro
gram, het symbool onzer staatkundige
eenheid, neer te halen en aan tlarden
te scheuren, iedere poging daartoe ver
ijdeld wordt. Nog alljjd fier opgehouden
blijft deze banier wapperen boven het
katholieke Nederland, met de gulden
letteren gesierd
„Hoofdbeginsel blijftonderwijs als
wezenlijk deel der opvoeding, is plicht
en recht der ouders."
En wjj, Katholieken, zouden ontrouw
worden aan dat hoofdbeginsel? dat immers
nooitWant hel heerlijk machtige akkoord,
thans over ons Vaderland weerklinkend
en eenheid jubelend, is daarvan, God
zij dank, de schoonste bevestiging.
Als een nader bewijs dier verblijden
de eenheid bieden wij ter overweging aan
het onderstaande hoogst belangrijke
adres, onderteekend door den HoogEerw.
Heer Deken, door alle ZeerEerw. H.H.
Pastoors, door de onderwijzers van de
bijzondere R. K. Scholen en hooiden
huisgezinnen in de stad Utrecht, het
welk aan de Tweede Kamer der Staten-
Generaal is verzonden.
Aan de Tweede Kamer der Staten-
Oeneraal.
Geven met verschuldigden eerbied te
kennen ondergeleekenden, R. K. Geeste
lijken, Onderwijzers van de bijzondere
R. K. scholen en Hoofden van huisge
zinnen in de stad Utrecht, dat zij met
groote bezorgdheid hebben kennis ge
nomen van het wetsontwerp aangaande
den leerplicht en het aanhangsel daarvan,
betreffende het verplichte herhalings
onderwijs. Zij zien daarin het recht der
ouders tot de opvoeding hunner kinderen
verkort en miskend:
le. omdat de ouders in zeer vele ge
vallen zullen gedwongen worden de op
voeding hunner kinderen toe te ver
trouwen aan personen, in wie zij geen
vertrouwen kunnen stellen
2o. omdat de bijzondere scholen, nu
reeds ontoereikend in getal, zouden be
lemmerd worden in hun verderen bloei,
sommige zelfs bedreigd in hun voort-
beslaan
8o. omdat de leedere banden van
ouderlijke liefde en kinderlijke dankbaar
heid zeer zouden verslappen, wanneer
het kind in zijne prille jeugd reeds moest
gevoelen, dat het niet door de liefde
der ouders, maar door een harde wet
werd opgevoed.
Hoezeer zou de kinderlijke eerbied
lijden, indien het in den waan werd
gebracht, dat zijne ouders door de wet
moesten gedwongen worden te geven,
wat goede ouders nooit zullen weigeren.
Zoo zouden dan ter wille van eenige
plichlvergeten ouders ontelbaren gekrenkt
worden in de heiligste gevoelens van
ouderlijke zorg en liefde.
4o. Het vrijheidlievende fiere Holland-
sche karakter zoude als gedrukt worden
door eene harde en onverbiddelijke wet.
Wat het gewijzigd wetsontwerp over
het herhalingsonderwijs verder aanbiedt,
schijnt ondergeteekenden eenvoudig on
uitvoerbaar voor de bijzondere scholen
onuitvoerbaar ook wegens de zedelijke
gevaren, waarmede het geweten der
ouders geen vrede zou kunnen hebben.
Redenen waarom ondergeteekenden
met eerbiedigen en ernsligen aandrang
Uwe hooge Vergadering verzoeken het
wetsontwerp af te wjjzen.
Hetwelk doende,
Volgen de liandteekeningen),
Utrïcht, Mei 1899.
BUITENLAND.
De heer De Freycinel, minister van
oorlog in Frankrjjk, heeft als zoodanig
ontslag genomen. De aanleiding daartoe
is geweest, eene rumoerige kamerzitting,
waarin het den minister onmogelijk werd
gemaakt zijne redevoering, die alweer
betrekking had op de Dreyfus-quaestie,
ten einde te brengen. Al de pogingen
zijner collega's, om op zijn besluit terug
te komen zijn vruchteloos geweest.
In de hardnekkige weigering van De
Freycinet wordt echter meer vermoed,
dan eene ontstemdheid over de lawaai
makers in de kamer; nu de Drcyfus-
zaak haar einde nadert, wordt eene
politieke warreling voorzien, die een val
van het geheele Fransche Kabinet zal
ten gevolge hebben. Ook wordt veron
dersteld, dat de Freycinet inziet, dat
na afloop der .affaire" verschillende
hooggeplaatste officieren zullen moeten
gestraft worden. De toekomst zal wel
uitwijzen, of ii. die geruchten ook waar
heid steekt.
Intusschen is tot opvolger van De
Freycinet als minister van Oorlog weer
een burger benoemd, en wel de heer
Krantz, tot dusverre minister van Open
bare werken, Deze heer wordt voorge
steld als een Dreyfusard, maar daarover
verkeert men toch nog in 't onzekere,
wijl hij Zaterdag aan nieuwsgierige pers
mannen heef' verklaard nog geen enkele
regel der enquête-stukken te hebben
gelezen. Over deze uitlating zijn de
Dreyfus-vrienden alles behalve gesticht.
Natuurlijk had de ontslagneming van
De Freycinet eene interpellatie in de
Kamer ten gevolge. De afgevaardigde
Georges Berry stelde in de Kamerzit
ting van Maandag de vraag of de ont
slagneming van De Freycinet als mi
nister van Oorlog niet veroorzaakt is
door dezelfde motieven als de vroegere
van Cavaignac en generaal Chanoine, en
of de keus van senator Monestier als
minister van Openbare Werken niet be-
teekent, dat Dupuy veranderd is van
meening betreffende de onttrekking der
revisie aan de strafkamer van het hof
van cassatie.
Dupuy antwoordde, dat er geen
eenigheid bestaat in den boezem var
kabinet. De Freycinet heeft zjjn ontslag
genomen uitsluitend wegens de vijandige
houding van de Kamer verleden Vrjjdag.
Hij verklaarde Moneslier tol minister
van Openbare Werken te hebben gekozen
ondanks diens stem tegen de gelegen-
heidswet, omdat Monestier een goed
republikein en een bekwaam man is en
de bedoelde wet geen richtsnoer is van
republikeinsche politiek.
De afgevaardigde Lasies schreef het
ontslag van De Freycinet toe aan een
geschil tusschen dezen en Delcassé over
het getuigenis voor de strafkamer van
majoor Cuignet, waartegen Delcassé in
een beleedigenden brief aan De Frey
cinet zou hebben geprotesteerd, terwijl
deze Cuignet zou hebben gedekt.
Dupuy weigerde zich op het terrein
der Dreyfus-zaak te laten meesleepen.
Ten slotte paste Deschanel de censuur
op Lasies toe wegens beleedigende woor
den tegen Dupuy en Delcassé. Met een
meerderheid van ongeveer 350 stemmen
nam de Kamer de eenvoudige orde van
den dag aan.
Aan het eind der vergadering kwam
Delcassé binnen. Hij verklaarde, dat Du
puy de volle waarheid gezegd heeft en
weersprak in krachtige bewoordingen
de beweringen van Lasies. Hij zeide, dat
hij al zijn vaderlandslievende zelfver
loochening noodig gehad heeft om in de
tegenwoordige omstandigheden de leiding
der buitenlandsche zaken op zich le ne
men. Steeds heeft hjj gehandeld in het
belang des vaderlands, dat hjj het hoogst
stelt. Hij dankte de Kamer voor haar
votum van vertrouwen.
Het Hof van Cassatie heeft den 29en
Mei vastgesteld voor den aanvang der
openbare behandeling van de Dreyfus-
revisie. Men gelooft, dat de debatten
vier dagen in beslag zullen nemen.
De Fransche Regeering heeft haar toe
stemming verleend op de benoeming
van Mgr. Lorenzelli, thans nuntius te
Munchen, vroeger nuntius te's-Graven-
hage, tot nuntius te Parjjs.
Nu er nadere berichten komen van
de Philippijnen blijkt, dat kolonel Ar-
guellas volstrekt niet van onderwerping
van Aquinaldo aan de Amerikaansche
Regeering heeft gesproken. Ofschoon hjj
als onderhandelaar der Filipino's met
Otis en Lawton te Manilla samenkom
sten had en met den opperbevelhebber
in hel gouvernementsgebouw heel jovi
aal dejeuneerde, heeft hij zich zoo wei
nig aan de Amerikanen laten gelegen
liggen, dat hjj niets meer van zich heeft
laten hooren, toen hjj eenmaal buiten
de Amerikaansche liniên was. Dit ljjkt
dus geheel niet op wat voor enkele
dagen de berichten uit Amerika behels
den en kon het optimisme, waarvan de
Amerikaansche bladen vol zjjn, wel
eens veranderen in zwartgalligheid, nu
het meer en meer blijkt, dat de alge-
meene opinie om den tuin geleid wordt.
Niettegenstaande dit blijft de opperbe
velhebber voortgaan met geruststellende
berichten van het oorlogsveld. Thans
heeft hij doen weten, dat de positie der
opstandelingen met den dag zwakker
wordt en dat de boertjes in den omtrek
van Manilla, die met de rondzwervende
benden van Aquinaldo liever geen ken
nismaking wenBchen aan te knoopen, en
FEUILLETON.
Achmed Bey.
Gedurende den Advent van het jaar 1681
terechte er in de hoofdeind Weonen een on
gewone drukte.
Op den feeeldag var St. Eoenrtad (16 Nor.)
ven twee afgexenten van den aartsvijand en
oproerling, graat Tékely van Hongarije, bjj den
kei ter op audiëntie geweeat en allervriendelijke!
ontvangen. Vroeger had geen enkele bode van
den graaf Weenen mogen binnentrede nu
logeerden xjjn gezanten op kosten des keiiers
lelfe hadden zg het ongehoorde voorrecht ver
kregen, met den tabel op zjjde voor Zjjne Ma-
'-iteil te mogen verschijnen.
Vanwav die omkeer?
Ach alleen nit bitteren nood I lederen
dag konden de Tnrken den oerlog verklaren
"net ban woeete horden het land orerstroo-
de keizer had zeer weinig hulp, went
re vorst in het Dnitsche rgk ging zjjn eigen
J. Nn wilde hij ten minste den machtigen
graaf Tékely voor zich winnen, opdat dexe met
zijne legerscharen de Tnrken zon bestrijden.
Trolscb en overmoedig keerden Tékely's gexan-
het keizerlijke hof in hnnne woning lerng.
Nov hierin vergiste bij zich deerlijk.
Binnen hon appartementen teruggekeerd, leg
io de gezanten van Tékely hnn masker af
begonnen zij honend te spotten.
„Daar meent die keizer waorljjk, dat wjj
om ham hier gekomen zjjnl Ha, Hal" lachte
,En dat het ons om zoo'n armzalige adiéntio
J om die mooie woorden te doen wasl" 1
de onder ten antwoord.
„Oozo meester, graaf Tékely, weet al laag,
,En daarom heeft hjj ooi hierheen gestuurd,
i, als Zjjne Majesteit daarginds in den Hotburg
ens wist, dal onze Achmed Bey de vesting
werken zjjuer hooldstad nateekent, lerwjjl wjj
mot hem hoofsche woorden wisselen I En als
Achmed Bey klaar is, dan adieu, keiler Leo-
|<old 1 Dao vragen wjj netjes verlol en bren-
tve de vestingplinnen bjj onzen meeater
.eelt ze aan den Sultan, en deze stormt
dan regelrecht op Weeneo los, verovert de stad
en beloont daarna onze diensten op vorstelijke
wjjze!"
,Acbmed Bey, Achmed riep thans een der
lide gezanten, terwjjl bjj de kamer daarnaast
nnentrad .egt gjj niet baast klaar V"
Dav zal een man van ruim dertig jaar ijverig
een plattegrond van Weenen te teekeoen.
Een donkere volle baard omlijstte zjjo bleek
Sslaat; schnw en angstig keek hjj nitdeoogen.
n en dao kwam er een zorgelijke uitdrukking
op zgn gozicht, alsol droevige herinneringen
hem voor den geest stonden. De man, die daar
leekende, was ongetwijfeld een raadselachtig
(Hoelang moeten wjj nog wachten, voordat
gjj allea genoeg beBpiooneerd hebt?" vroeg de
gezant barsch aan Achmed.
,Nog acht dagen," luidde het antwoord, ,!en
inste, als ik iederen nacht ongestoord tot aan
den morgen kan rondwandelen en de vestingwer
ken vrjj bezichtigen, zooals totnntoe."
.Haast n toch, Achmed als men ons betrapt,
worden wjj alle drie opgehangen."
Dat was het gezantschap van Tékely, den ver
rader van zjjo keizerlijken beerdo gezanten
waren hnn meester volkomen waardig: ellendige
spionnen in Tnrkschen dienst.
Hel was nog oacbl, maar reeds bjjoa ochtend.
Buiten op den burcht .Ravelin" (een der hoofd-
veetingwerken van Weenen) zal een ineenge
doken gestalte. Met loerende kaltenoogen keek
doxa ln hel r-nd, alsof bjj zich ieder hoekje,
ieder i
wilde het ook den Heer prjjzen en loven. Weer
noeg gezien le hebben en wilde heengaan.
Plotseling klonk een klokketoon door het
nachtelijk dnisler - de Angelus. Onwillekeurig
bracht de spion zjjn rechterband naar bet voor-
boold, alsol hjj een kruis wilde maken, maar
bjj liet dadeljjk sjjneD arm weer zinken. Onbe
weeglijk en zwjjgend atond hjj daar als ean
metuch, die een hevigeo strgd in zjjn binnenste
Nog altijd luidde de klok op helderen toon ge
lijkmatig voort door de mistige morgenlucht.
De eenzame spion voelde zich gedroDgeu om
te biddensedert zijn verbljjl te Weenen werd
hjj dugeljjks eigenaardig vermaand door belge
lui der klokken, dat bjj in zoo langen tjjd niet
gehoord had.
.Ave MariaI" sprak bjj fluisterend: hjj ont
blootte bet hoofd want hjj was niet in
Tnrksche, inuar in Europeescbe Weeding daarna
sloop Achmed Bey vao den burcht Ravelin weg
en ging de stad in. Door den mist. die in de
stralen hing, zag men hier en daar een lantaarn
schjjoen en aaderbjj komen; verscheidenemen-
schen gingen zwjjgend naar een naastbjjgelegen
kerk, welker ramen al heldor verlicht waren.
Onwillekeurig volgde Achmed Bey, de zplon,
deze kerkgangers.
,Hel is .Rorate", zeide hjj bjj zich zeiven
,'tis weer Advent." 1)
Hjj trad bel heiligdom binnen en knielde in de
achterste bank neder. In ernstige gedachten
verdiept, verborg hjj zjjo aangezicht in de banden.
Daar luidde de bel: de piieiter trad nit de
sacristie, bet orgel klonk plechtig en ernstig;
en gedurende ijo stille H. Mis, die gelezen werd,
zong hel geloovige volk zgn schoone onde
Adventsliederen.
Weer klonk de bel. De diepste stilte beerscble
in de kerkde priester belt het Lichaam des
Hoeren omhoog eo vertoom dit aan het volk.
In diepe godsvrucht aanbidt alles den Heer.
Daarna begint bet orgel weer te spelen, als
vin:
Dauwt0 hemelen van boven,
thans isdereen even aandachtig
Ion persoon behoort er niet
-e Turksche spion, Achmed
Bey, die in de achterste bank knielt. En toch
behoort ook Ajj erbjjdit bewijst zjjo diep gebo-
banden verborgen hoofd, dit bewg-
inen, die door zijne vingers loopen.
Achmed Bejr hoort eo ziet niets om zich heen;
lor hem staal geheel zjjn verleden.
In den geest ziet hjj in het gebergto vao zjjn
geboorteland een armoedig klooster met een rood
rondom bloeien er in den vrede der alzondering
honderden schoone bloemen stil en ernstig wan
delen de monniken door den tuinonuitspreke
lijke vrede zetelt op hun bleeke gezichten, en
in hnnne oogen ligt de vrede, dien de wereld niet
Eeven kan. Eo daar ziet hjj in hun midden, in
etzelfde hobjjl, een jongen monnik o hoe ge
lukkig was zjjn leven in het klooster! Maar
een nacht, waarin de monnik bel para-
er jeugd ontvlucht; hjj werpt liet reli
gieuze kleed af de wereld neemt hem in
"en bedwelmt hemhjj weet niet
bij is en wat h(j doet. Eo niet lang
daarna slaat de gewezen monnik voor den Turk-
scben veldheer; bjj belt zijn hand omboog en
zweert, ja zweert zjjn geloof aan Christus en
innha-...
gunst zjjo het loon van zijn afvul j
goud en zinnelijke genoegens volgen daarna,
in bedwelmenden overvloed.
ln Tnrksche Meeding trekl bjj als lerbnicns
en ingenieur, als aanlegger van bruggen en
vestingkundige met bet Tnrksche leger van
plaats tot plaats. Hjj sluipt met Tékely's ge
zantschap Weenen binnen om de vesliogwerken
der oude keizerstad, dat bolwerk vao Dnilsch-
land, te bespieden Hjj zon dan de zwakke ponten
der vesting aan den vjjtnd verraden en later
zelf de belegering leiden.
*"t alles gaat voorbij de oogen des geesles
Achmed Beydie monnik echler, die
afgevallene, die verrader is Achmed Bey zelf.
Plechtig, ernstig eo locb onuitsprekelijk troost
vol klinkt het gezang der geloovigen door de
kerk. Wordt het geweten van den regeoaat
hierdoor wakker gesehad? Verlangt zjjn ziel
terug naar den vrede Gods, naar da onde Moeder
kerk Vindt hel ook in stfn ziel weerklank
(Alle dal zal gevold en alle berg en heuvel
geslecht wordende kromme wegeo tallen recht
->n de onetfen wegen elfen wordenbereidt den
weg des Heeren 1"
Niemand weet, wat er in het hart van den
'enegaat is omgegaan. Doodsbleek en ernstig
itond hjj ten laatste op om naar zjjo woning
Eenige maanden later stond Achmed Bey voor
ien Sultanbjj legde dezen en den grootvizier
{ara Murlapha de vestingplannen van Weenen
oor. Met van vreugde schitterende oogen be
keken de ongeloovigen de kostbare teekeningen.
"'j hebt Allah en den Profeet een onachat-
diensl bewezen. Achmed," zeide de 8nl-
vraag na een guest ter belooaiug."
oogen van Achmed fonkelden, toen hjj
met een vreemd klinkende stem antwoordde:
.Gelief mjj dan te benoemen tot bevelhebber
van het geschut en lot leider van minennwer-
ken bjj de bolegering van Weenenwant ik ken
de zwakke punten der veeliog het best"
.Gjj xjjt bet," antwoordde de Saltan. En zoo
als de geschiedenis ons verhaalt, werd Achmed
Bey, de gewezen Capucjjnernionnik, opperinge-
nieur bjj de belegering van Weeneo.
Op den lien Juli 1683 was Weeneo ingeslo
ten reeds den tweeden dag daarna donderde»
de kanonnen en gednrende twee maanden wier
pen zt) meer don een half mUUoen bommen,
met ontplofbare stoffen gerald, op de onge
lukkige stad.
Met tolrjjke onderaar dsche loopgraven onder
mijnden de Turken de maren e: