Katholiek Nieuws- en Advertentieblad
No. 45.
Zaterdag 9 Februari 1901.
Veertiende Jaargang.
DE EEMBODE
voor Amersfoort, Apeldoorn, Baarn, Barneveld, Blaricum, Bussum, Driebergen, Eemnes, Harderwijk, Hilversum, Hoogland,
Laren, Leusden, Naarden, Nijkerk, Soest, Stoutenburg, Veenendaal en Zeist.
Verschijnt eiken ZATEBDAQ.
Abonnementsprijs per drie
Franco per postf 0,40.
Afzonderlijke nummersf 0,05.
BureauBreedestraat, 18 Amersfoort.
Uitgave van de Vereeniging De Eembode.
Prijs dsr AdrsrtentiSui
Van 1 tot 6 regelsf0.30
Voor icderen regel meer- 0.05
Dit nummer bestaat uit
twee bladen.
De legerwetten.
Nog vóór de aanstaande periodieke
verkiezingen zullen, naar verluidt, de bij
de T weede Kamer ingediende legeronl wer
pen in behandeling komen. De omstan
digheden schijnen der Regeering zeker
gunstig toe. Nu door invoering van de
Leerplichtwet de aandacht van andere
vraagstukken vrijwel wordt afgetrokken,
kunnnen wellicht weder nieuwe dwang-
wetten in onze politieke haven worden
binnengeloodst. Die berekening schijnt
althans op den voorgrond te staan, anders
't schier onverklaarbaar hoe eene
regeering, aan den vooravond der Kamer
verkiezingen daarmede durft aankomen.
Maar hoe het zij, nuttig is liet zeker
het gevaar, dat ons in die wetsontwerpen
dreigt, nog eens met ernst onder de oogen
te zien en met feiten aan te toonen, op
welk een noodlottigen weg de Neder-
land-che natie door hel huidige Ministerie
gedreven wordt.
Wat toch wordt beoogd met de nieuwe
legerontwerpen
Alvorens deze vraag in 't kort te be
antwoorden, zij een enkele bladzijde ver
meld uit de jongste geschiedenis des
Vaderlands.
Toen de minister van Oorlog, de heer
Eland, vóór drie jaren zijn wetsvoorstel
tot invoering van persoonlijken dienst
plicht in de Tweede Kamer verdedigde,
waren zijn voornaamste argumenten
het zedelijk peil van het leger er enorm
door te verbeteren, en een staaltje te
leveren van eerste soort „sociale recht
vaardigheid." Of destijds al mei kracht
van argumenten werd bewezen, dat de
minister zich illusiën vormde, het hielp
niets en een volgzame meerderheid liet
zich vangen in het politieke net, door
den minister uitgeworpen.
En wat vernemen we nu?
Bij de behandeling der Oorlogsbegroo-
ting, werd onlangs opnieuw de vraag
gesteld of de meer ontwikkelde elemen
ten, door afschaffing der plaatsvervanging
in het leger gekomen, het peil des legers
inderdaad hebben verhoogd. De beide
vorige jaren had de Minister bij die ge
legenheid behendig de beantwoording
dier vraag ontweken, door te zeggen,
dat de gevraagde inlichtingen van inspec
teurs nog niet waren ingekomenmaar
ditmaal had ZEx. zeonlvangcn. En deze
zyn volgens 's ministers verklaring - -
dat het peil van het leger .over hel
geheel nog weinig merkbaar is verhoogd
geworden, heigeen eensdeels hieraan is
toe te schrijven, dat de persoonlijke
dienstplicht nog niet mei zijn volle ver
mogen werkt, en ten andere om redenen
van zeer uiteenloopenden aard, verschil
lende naar het wapen of onderdeel van
een wapen."
Wanneer men nu deze mcdcdeeling
des Ministers van de gewone holle phrase
ontdoet als bv.„de dienstplicht, die
nog niet met volle vermogen werkt,"
enz. enz dan komt men lot de conclusie
dat ZEx. Eland zich bij zijn verdediging
van persoonlijken dienstplicht erbarmelijk
vergist heeft. Maar wie zijn daar nu de
dupe van?
Blijft nog over „sociale rechtvaardig
heid," welke machtspreuk hij dezen Mi
nister toenmaals opgeld deed. Of men
toen al trachtte den Minister aan 't ver
stand te brengen, dat plaatsvervanging
aan den minderen stand jaarlijks een
voordeel van ongeveer één millioen op
leverde, en dat men door deze som aan
die klasse der bevolking te ontnemen
een „sociale onrechtvaardigheid" zou
begaan, het mocht immers niets haten
invoering van persoonlijken dienstplicht
heette eenmaal een daad van „sociale
rechtvaardigheid," en die moest beoefend
worden.
Maar wal blijkt nu van achter
Volgens eigen verklaring van den Oor-
logs-ininister Eland, is een belangrijk
incompleet aan vrijwilligers bij de cava
lerie en artillerie. Toen de gehate rein-
plai.anten nog in het leger werden toe
gelaten, werden deze gewoonlijk bij die
wapenen ingelijfd, en moesten ze veel lan
ger onder dienst blijven om voldoende
geoefend te wordennu dienstplicht is
ingevoerd, moeten uit de opgeroepen
lichtingen de manschappen worden gc-
recruteerd om de gapingen bij de bereden
wapens aan te vullen, en alzoo de rem-
plai;anten vervangen. En wat ziet men
nu gebeuren dat niet de rneer
gegoeden, maar juist zij, die soms door
hun dienstplicht te vervullen in menig
gezin armoede achterlaten, daarvoor 't
eerst in aanmerking komen. En als er nu bij
den Minister wordt aangedrongen, gelijk
nog onlangs bij de behandeling der Oor-
logsbegrooling door de Katholieke Kamer
leden, de heeren van Vlijmen en Truijen,
werd gedaan, om deze slachtoffers der
door den Minister zoo luid verheerlijkte
.sociale rechtvaardigheid" eenigszins
schadeloos te stellen, dan worden zulke
wakkere mannen eenvoudig met
kluitje in liet riet gestuurd.
Ziedaar een leerzame bladzijde uit de
jongste historie van Nederland.
Thans erfhigc oogenblikken onze aan
dacht gewijd aan de legerontwerpen.
Zooals men weet, heult onze minister
van Oorlog bij liet wapen der inlanteric
een oeleuingsiyd van acht maanden inge
voerd, met liet doel het ontzagwekkende
cijfer der jaarlijksche oorlogsbegrooting
niet nog hoogcr op te voeren. Drie ach
tereenvolgende jaren heeft liy echter aan
hoofd- enopperollicivren,dic aan het hoofd
van het wapen der infanterie zyn ge
plaatst, hun oordeel gevraagd over de
graad van geoefendheid, die in genoemd
tijdperk verkregen werd. In 1898 luidde dit
hoogst ongunstig. Het volgend jaar kwam
het den minister iels meer in 't gevlei.
En in l'JUO klonk het voor den minister
nog zeer ontmoedigend, wijt het bijna
gelijkluidend is met dat van 't vorig jaar.
De inspecteur en drie divisie-comman
danten zijn van gevoelen, dat de jongste
lichting niet voldoende geoefend is. Van
de negen regimcnls-commandantcn achten
drie de graad van geoefendheid mede
onvoldoende, terwijl de zes oveiige, de
geoefendheid voldoende achten.
Derhalve waren van de dertien militaire
autoriteiten er zeven tegen verkorten
oefeningstyd en konden zich slechts zes
er mede vereenigen. En als men nu
overweegt, dat onder de zeven tegen
standers zich vier generaals bevinden,
terwijl de zes voorstanders uit zes kolo
nels beslaan, dan behoeft men geen
profeet te zijn orn te kunnen voorspellen,
wat na aanneming der nieuwe leger
ontwerpen zou te wachten staan.
Hierbij dient nog ir. aanmerking ge
nomen, dat verkorten oefeningstyd juist
den grondslag vormt, waarop minister
Eland zijn legerorganisalie heeft opge
bouwd. Zijn berekening heeft dus blijkbaar]
daarin al reeds gefaald. Toch wil hij zynl
Icgerplannen doorzeilen. Maar wat maaltf
men in Regeeringskringen er ook oni
of de strik, die de vrijheid en de welj
vaart des volks nu reeds zon benauv
omknelt, lot worgens wordt toegehaald
Wanl men vergete niet, dat ondanks
den verkorten oefeningslijd, die veroor
deelde uitvinding van minister Eland,
het li ger jaarlijks nu reeds ongeveer
23 millioen van de belastingplichtigen
vergt. Wanneer nu bij een jaarlijksche
recruteering van 11000 jongelieden reeds
een zoo ontzaglijke som noodig is, dan
kan men zich wel eenig denkbeeld vor
men hoe enorm de oorlogsbegrooting
stijgen zou als er jaarlyks 0500 man
meer bij het leger worden ingelijfd. En
als dan, wat zeker te wachten staat,
de oefeningstyd voor het wapen der
infanterie weder verlengd wordt, dan
behoeft men het niet zoo heel ver in
de rekenkunst te hebben gebracht om
te becijferen, dat de linancieele lasten
voor do belastingplichtigen niet weinig
zouden verzwaard worden.
Maar wal nog veel erger isnaast
de verzwaring van linancieele lasten zou
den komen die van persoonlijke, en deze
zouden zoo ernstig zijn, dat de kans op
vrijlaten bijna totaal verdwynt.
En omdat de mililairiaten, mot onzen
oorlogs-minister aan het hoofd, daarvan
evenzeer doordrongen zyn, zullen zij zich
uitputten in het vinden van zoogenaamde
argumenten, om hun wil door te dryven;
het afgezaagde argument, dat de poli
tieke gebeurtenissen der laatste jaren
een versterking onzer legermacht noodig
maken, zal wel weder dienst moeten
doen. Alsol kleine Stalen, door de groole
in hunne militniriatischo opdrijving na
te volgen, zich niet eenvoudig belache
lijk maken. Alleen en eenig in don naijver
der groote Mogendheden bestaal het
behoud der zelfstandigheid der kleine
Staten. Met allen tot de tanden te
wapenen, waar men zich door wel tien
maal machtiger Staten omringd ziet,
speelt men zelfs hoogst gevaarlijk spel,
omdat ons zotte machtsvertoon juist by
hen de annexatie-lust zou aanwakkeren.
Nog een ander bezwaar is er echter
tegen de nieuwe legerontwerpen, dat al
de aangevoerde verre overtreft en wel
ditdat het zedelijk bederf onzer natie by
uitbreiding van het leger ook ontzettend
zou toenemen. Wel durft men van ach
ter de groene tafel, zooals maar al te
vaak is gebeurd, met allen nadruk ver
zekeren, dat het kazerne-leven niet
schaadt aan de zedelijkheid, deze zelfs
bevordertmaar welke waarde kan men
aan dergelijke verzekeringen hechten,
waar de begrippen omtrent zedelijkheid
in regeeringskringen soms zulk een laag
peil aangeven De waarheid, de volle
waarheid is, dat de kazerne een leer
school is van zedelyk bederf. De gar
nizoensplaatsen strekken ten bewijze.
Kieschheldsgevoel belet slechts een fi-uw
denkbeeld Ie geven van het diep verval,
dat daèir door hel militairisme ontstaat.
Het is in een woord gezegdsoms af
schuwelijk. Zij vooral, dio zich het lot
der behoeltigen aantrekken, zooals de
leden van liefdadige instellingen, moeten
daarvan de treurigste ervaringen opdoen.
Door feiten kan onze bewering gestaafd,
dal ook de stad onzer inwoning door
liet groote garnizoen steods dieper zede
lyk vervalt.
Natuurlijk moet erkend worden, dat
er zoowel in de hoogste als in lagere
kringen van het leger zyn, die zich gaar
ne willen beijveren voor een zedelijker
toestand bij de troepen, maar ze staan
daartoe eenvoudig machteloos. Het
kwaad schuilt in het kazerne-leven zelf.
De geheelc militaire beweging heeft
schijnbaar zellsiets zeer raadselachtigs;
maar als men dieper in hel wezen der
zaak doordring!, of luistert nsar hetgeen
hier en daar reeds met bitteren wrevel
geuit wordt, dan wordt ze duidelyk
voor iedereen. De pas vervlogen eeuw,
de eeuw van verlichting cn beschaving,
heelt onze maatschappy verrykt met een
schare van zoogenaamd verlichte indivi
duen, die reikhalzend uitzien naarden wel-
voorzicnen Staatsdisch, maar daaraan nog
geen plaats kunnen bekomen. Nu komt
de Wetgever dozen ter hulpe door ge-
slaag nieuwe ambten te crcêeren. Al
de nieuwe wetten zijn daarop gebaseerd.
Elk nieuw wetsontwerp roept ook nieuwe
ambten in 't leven. De nieuwste belasting
wetten, railitiewetten, leerplichtwet, enz.
loeren ons dit wel. Voor lang reeds werd
ook in niet katholieke bladen er met na
druk op gewezen, dat de ambtenaars
wereld zich zoo ontzettend uitbreidt,
ten koste van de belastingplichtigen. En
toch is iedere regeering, en vooral ons
huidige Ministerie, er op uit steeds meer
der vrienden en vriendjes in het staats-
zadel te lichten, leder Kabinet tracht
zich daardoor bcminnelyk te maken, en
het oogst er dan ook dank voor in. Men
luistere slechts van welke zijde gejuich
opgaat bij indiening van een wetsontwerp,
dat uitzicht geeft op aanstellingen in
Staats- of gemeentedienst,
En zulk een zoo hoogst onzuiver po
litieke toestand zou alweer niet weinig
bevorderd worden door aanneming der
aanhangige Legerontwerpen I
Het wordt o. i. dan ook meer dan
lijd, dat door de kiezers een einde wordt
gemaakt aan het dryven in een staat
kundige richting, die de volkswelvaart
zoowel zedelijk als stoffelyk ten verderve
voert.
BUITENLAND.
Zij bood een grootsch indrukwekkend
schouwspel de begrafenis van H. M.
Koningin Victoria van Engeland, op
Zaterdag jl. Somber was het weder, geen
FEUILLETON.
Af ra.
Ben verhaal uit Tirol in de 18t eeuw.)
Da bleeka Januari-zon liet hare straleo schuin
vallen door de lage ramen van de Windecker-
ïoeve, die op den Bolderberg slaande een vrjj
uitzicht had op bet Beneden-londal. Het was
tegen den middagde zooneatralen speelden
vrooljjk op de zware eiken tafel in de woon-
i zjjtafel zat d.
ir geheel alleen
vjjftig, sterk gebouwd en had scherpe gelaats
trekken. Toen de knechts en meiden opstonden,
verliet ook bg de tafel. De bouwmeester bad
voor en de overigen antwoordden. Juist klonk
het: „Vergeef ons onze schulden, gelijk wq
vergeren onzen schuldenaren," door de keokeo,
toen de dear openging en een groote, magere
man binnentrad met een mars op den rug.
Hjj Dam den breedgeranden hoed af cn bad
mede.
„Qoeden dag, allen," riep de man na het
gebed de aanwezigen op een vertronwelgken
toon toe, waaruit bleek, del bg dear geen on
bekende wu. Eik beantwoordde den groet op
zjjne manier, waarop de meiden en knecht»
zich verwijderden, om aan hun werk te gaan
alleen de boer bleef.
„Hoe gaet het er mee?" vroeg de nieuw
aangekomene, zijn raars op een stoel zettend.
„We hebben elkaar in geen balf jaar gezien 1"
„Ja, dat kan ..el," antwoordde de boer en
liet zgu blik vrageod overdeo mars gaao.
„Heb je wat nieuws? Waar kom je vandaan?"
„Van Hallvan Tulfea nit had ik een heel
werk, om boven te komen. Waar ia de boerin
voegde de marskramv er bjj.
„Zjj is naar Hall ter bedevaart," bromde de
boer, „vrouwengrillenLaat eens zieo,
wat je in je mar» hebt?" voegJe hg er haastig
bjj, als wilde hij een andere wending aan bel
gesprek geven.
De koopman maakte het stuk wasdoek, over
den mara gehangen, los, legde daarna een bonte
mtnigte van heiligenbeeldjes op de tafel,
waaronder vele beeldjes van bel H. Hart
Jezus. Deze beelden werden hoog gewaarde
sedert den zomer van 1796 te Bozen,
aan bet H. Hart was toegewijd, tot beacbu'
tegen den alt Italië dreigenden inval der
Franscben. Niet» scheen den boer cch
bevallenbij bekeek de beelden vluchtig, maar
trok den neus op. De marskramer pakte oog
meer oitprachtige kruisbeelden, heiligenbeel
den, alle kunstig gesneden, baalde bjj uit den
mara en legde ze alle op tafel.
„Laat die prnllen maar zitleo, ik wil z
zieo," zeide de boer eo een dookere schaduw
gleed over zjjn gelaaT; bg trok zjjne
brsuwen samen en een diepe groef leekende
zich op zjjn voorhoofd.
„Wacht een oogenblik," was het antwoord,
„ik beb iets bijzonders voor je meegebracht,
dat zal je we) aanstaan, kijk eens." En met
uitgestrekten arm hield hjj een uit berkenhout
gesneden prachtige groep den boer voorzjj
stelde den H. George voor, op zjjn stijgerend
oorlogspaard en ooder hein de kronkelende,
snuivende draak, in wiens van gift gevulde
kaken de heilige krijger zijn speer geboord had.
„Nu, wal zeg je er van riep de koopman,
en zijn verstandige, grjjze oogen flikkerden.
„Heb je je patroon wel ooit zoo fraai gezien
Ik niet!"
Van terzijde keek de boer naar het kunstwerk.
Donkerder werd de schaduw op zijn gelaat, bij
perste zjjne lippen tarnen en keerde zieb van
de groep af. Dit weerhield deo aoder echter
niet, bet enjjwerk le prjjzen en de konst er
„Kjjk eens hier," ging hjj voort. „Je zou teg-
gen, dat bg zoo levend zou worden. Hoe is 't
mogelgk, zoo iets te snijden. Weet je, wat dit
snijwerk waard is Raad eens I" Hier hield de
goedbeapraakte koopman even op en tri
lo het gelaat van den boer te lezeo,
draaide bet hoold langzaam om en onder
met kennersblik het paard.
„Hm," liet bjj booren en trok de schonden
op, „een golden of vier,"
De marskramer lachte luide. „No boor ik,"
sprak by, het beeldwerk op de talel plaatsend
„dat je geen veratand hebt van anjjwerk. Ik
ul je saus wat zeggen. Er is reeds zestig gul
dat hjj asjjo sujjwerl
guldei
wilde m
.Zoo, dan moet die maker wel eeo uilskui
ken Zjjn," sprak de boer spottend, Do kramor
gal geen antwoord zgo eerlijke trekken onder
gingen een schielijke verandering. Plotseling
riep hjj met krachtige stem
„Moet hjj een uilskuiken zjjn, zeg je Ja, jjj
zult het wel weten, want hel Is je eigen zoon
Als aan dsn grond genageld stond dssr de
boer. Zjjn breeds borst zwoegde eo zjjn oogeo
schoten vuur. Hjj leunde legen de tafel, sloeg
de armeo over elkaar en sprak op een vreemden,
„Das dan komt dat ding van hem I En wat
bsduidt nu die heele komedie
„Komedie Het ia geen komedie, beste
man," sprak de koopman op besliaten toon.
„Acht dogen geleden ben ik bjj je Frans ge
weest, die mjj dit snjjwerk voor jou beeft
meegegeten. „Dit is een geschenk voer vader,
omdat hjj Georg beet," zeide bjj tot mjj, co
hjj verzocht mjj het je te overhandigen. Haar
u wacht nog wal anders."
Voor de boer van zjjne verwondering be
komen was, verwjjderde zich de koopman en
kwam enkele oogenblikken laler terug gevolgd
door een jonge, bleeke vrouw j deze was eerdsr
groot dsn klein, terwjjt op bare regelmatige
trekken een zekere voornaamheid te lezen
stond. Haar blauwe oogen vormdeu oen
merkwaardigs, doch boeiend* tegenstelling met
bet gitzwarte baar, dat bet hoogs voorhoofd
en .Ie fljne slapen omgaf. Hare dracht was die
eeoer bewoonster van bet Pusldal uit dien tjjd.
Bjj bet binnentreden groette zjj op bescheiden
manier, lerwjjl baar blik half angstig, half
vragend op deo eigenaar der boerderjj rustte.
De boer scheen door bare verschjjDlng verreet,
zoodat bjj bjjea vergat den gewonen groet
„Wie breng je daar mede?" vroeg bjj den
koopman met zekere angsthst scheen alsof
bjj zich moeiljjk scbikkeo kon In den toeetand,
waarin bjj zoo op eens geplaatst was.
„Wie ik daar meebreog Hel ie de
vrouw van je Frans I" was het antwoord.
„Wat zog je?" bracht de boer met moeite
nil en hjj keek de vreemde bjjn* dreigend in
bet gelaat. Zjj eebter hield zjjn blik zonder
leeken vin vrees uit, daarna ging zjj hem een
paar slappen tegemoet «o zeide: „Ja, ik ben
uw aangetrouwde dochter Afra. Eenigs dagen
gelden ia deze koopman bjj ons geweest en
heelt mjjn man gevraagd, ol hjj Diets te bi
stellen bad, daar bjj naar het Beneden-Inndal
ging en in de buurt van Hall moest wezen.
Toen viel mjj plotaeling ioAfra, ga mee en
breng aan je schoonvader bet schoonste stok
werk zjjns zoons. Frana zon gaarns zelf ge
komen zjjn, maar hjj iaziek. Ziedaar de
reden waarom Ut gekomen beneo
schoonvader, laat mij niet heengaanvoor
ge mij en Frans vergeven hebt."
De stem dar jonge vrouw beefde ale va»