BEEEMBQBE.
mmm
mem
rsatsatitifts
i
eblad
Bijvoegsel.
Zaterdag 16 November 1901.
Vijftiende Jaargang.
Italiaansche roover Musoüno heeft een
werkelijk bewogen leven achter zich.
Op 15-jarigen leeftijd liet hij zich inlij
ven bij de Mala Vita.
In .894. nog geen .8 jaar oud werd
oordeeldf"wegens SdSJTvan j
boden wapens. In 1897 nieuwe veroor-
van verboden wapens.
Hij onderging nog drie veroordeelin-
gén van dien aard, tot hij in iSqS te
als medeplichtige aan een misdaad tot
22 jaar opsluiting werd veroordeeld. 1
Musoüno hield zijn onschuld staande
ên zeide tot Zoccoli: »Op 40-jarigen
leeftijd kom ik er uit; indien ik u
terugvind, scheur ik u aan stukken
indien gij dood zijt, zal ik mij op uw
kinderen wreken."
veroordeeld. De zuster'van dezen laat-
sten riep tot de juryleden»Gij hebt
twee onschuldigen veroordeeldEn zij
viel dood ter aarde. j j, j, M
lino met Filosto en zekeren Surace en
Saraceno, uit de gevangenis te ont-
delijke vendetta van den veroordeelde.
In Juni had hij reeds vier personen
vermoord, waaronder Zoccoli. Anderen
had hij gepoogd te vermoorden, en hij
richtte allerlei onheil aan.
Zekere Chirico, politiebeambte te
Aspromonte, hield achtereenvolgens al
de gezellen van Musoüno aan en
maakte ook jacht op den bandiet. Deze
wachtte hem op zekeren avond af en
toen de agent van het veld terugkeerde
met een zijner zoontjes aan de hand.
•Laat uw zoon gaan en beveel uwe
rachtte zich a
zoontje te
•Laat 1
schuldig."
Daarna doodde hij Stefano Zocc
broer van een dergenen, die hem dec
veroordeelen.
Later doodde hij nog verschillei
personen, stak huizen in brand e
tot hij nu toevallig in de handen
politie vieL
Om de gevangenis
van N. But on J. H.
jk, Hilversum, Hoogland,
'°ol
ouden Salan en zijn woord, een leugen
woord al die heerlijkheid zal ik u geven,
indien gij neervalt en mü aanbidt?
niet behoelt te "«beteren, en^de aan-
BUITENLAND.
regelen beraamd om dezen ellendigen
toestand te lenigen, waartoe de tusschen-
komst van hel gemeentebestuur werd
ingeroepen.
Maar behalve deze bedenkelijke wer
keloosheid, openbaren zich in de Duitsche
Statenbond dingen, die de Duitsche
regeering, en vooral Keizer Wilhelm,
wel eenigermate zullen verontrusten.
Beieren liet by voorkomende gele
genheden reeds vernemen, dat de Duit
sche Statenbond door hem reeds knellend
gevoeld wordt, en nu heeft de openings
rede in het Saksische Parlement in
Duitsche regeeringskringen eene onver
wachte ontsteltenis verwekt. In de
troonrede toch wordt onomwonden
gezegd, dat de toenemende lasten, door
hel keizerrijk aan de Duitsche Stalen
opgelegd, onduldbaar zjjn en dat het
financieële systeem van het Keizerrijk
wijziging behoeft.
Met zulke verklaringen, wordt de
Duitsche Statenbond toch zeker aller
minst hechter gegrondvest.
Al loochent de Engelsche regeering
ook nog zoo driest, dat de concentratie
kampen in Zuid-Afrika raoordholen zijn,
het baat haar al heel weinig meer. In
Engeland zelf uit de verontwaardiging
zich steeds sl erker over de onmensche-
rich naar da ander. Ifr