DE EEMBODE eblad No. 18. Zaterdag 29 Juli 1905. Negentiende Jaargang. nr rmnnnr BIJVOEGSEL. Zaterdag 22 Juli 1905. Da Strooper. Ik gins met den ouden jachtopziener door het woud. Hij was een kerel als een boom, met dik, wollig, grij» kroes haar en een gezicht, dat voor de grootste helft bedekt was door een zwaren baard. Uit deze persoonsbeschrijving zou men wellicht afleiden, dat de -oude jager er als een geduchte ijzervreter uitzag, maar ais men een blik wierp in die trouw hartige, vriendelijke oogen, dan was die indruk volkomen weggenomen eu kreeg men de overtuiging, dat in dit ruwe omhulsel een eerlijke, zachtmoe dige inborst woonde. Wij liepen gezellig te praten, toen wij aan een open plek in het woud kwamen, waar wij in de verte den Broeken wij waren namelijk in het Harzgebergte boven de kruinen der boomen gewaar werden. Een heerlijk aangrijpend panorama ontrolde zich voor onze oogenduidelijk zagen wij den ouden Bloksberg voor ons met zijn tooverachtige omgeving van grillige rotsblokken, waar volgens de sagen de heksen haar sabbath vieren. De weg liep hier over heide endoor laag dennenhout om dan af te dalen in een diep dal, dat geheel met hoog woud begroeid was. Hier aan den zoom van het woud, stond een klein, verward steenen kruis. Een oogenblik, met uw verlof, zeide de jachtopziener. Hij ging naar het kruis, nam groenen, gevederden hoed af en boog zijn knie tot een kort gebed. Toen hij weer opstond en merkte, dat ik hem verwonderd aanstaarde, zeide hij: Dit is het Onze-Vader-Kruis, ik ga hier nooit voorbij zonder een Onze Vader te bidden. Is op deze plek een ongeluk gebeurd vroeg ik. Dertig jaren geleden is hier een jachtopziener door een wilddief dood geschoten. Ik heb den armen kerel goed gekend, hij was een vroolijke, goede kameraad, maar een schrik voor de stroopers en in een gevecht met hen heeft hij 't loodje gelegd. En na zooveel jaren komt gij nog altijd op dezejplek bidden? Dat doet elke ware jager op zulke plaatsenbovendien heeft dit kruis voor mij nog een bijzondere beteekenis: het heeft mij eenmaal het leven gered. Hoe cfan? Vertél mij dat eens, Iedere jager is dol op vertellen mijn vriend maakt geen uitzondering op dien regel, maar antwoordde dade lijk Gaarne, maar zielige daar dat mooie landhuis aan den weg liggen? Laten wij daar een glas bier gaan drin ken, dan vertel ik u tegelijkertijd de geschiedenis van het Onze-Vader-Kruis. Weldra zaten wij onder de met wijn ranken begroeide waranda van het landhuis, waar iederen zomer eenige familiën uit de stad kwamen logeeren van de frissche, verkwikkende berg-* boschlucht te genieten. Dertig jaren geleden zag het er hier heel anders uit, zeide de oude jachtopziener, terwijl hij het bierschuim van zijn knevel wischte. Toen kwamen hier geen zomergasten en op de plaats van dit aardige, kleine hotel stond een smerige kroeg, die door werklieden uit de steengroeven, houthakkers en wild dieven werd bezocht. Ja, door wilddieven vooral, want daar wemelde het toen van. Tegenwoordig zijn er nog maar enkelen, die het stroopen niet laten kunnen, maar over het algemeen is het nu veel beter geworden dan destijds, toen wijstonden tegenover een goed georganiseerde bende stroopers, die hier haar centrale punt had. AL wij één van die kerels snapten, dan was het vechten op leven en dood. Ik kwam toen pas hier in het district en de oude houtvester zei me, op den dag, dat ik in dienst trad: Gij kent toch de wettelijke i schriften op het gebruik van wapenen wel Jawel, houtvester zei ik, eerst roepen en dan schieten. Juist, maar hier in het district zijn kerels, bij wie gij dezen regel precies moet omkeeren: „eerst schieten en dan aanroepen, als ge tenminste niet wilt, dat ze u een kogel tusschen de ribben jagen." Dat was werkelijk een goede raad. De heeren stroopers hier bekommerden zich niet om ons aanroepen, als wij hen naderden, legden zij dadelijk hun buks gan en gaven vuur, ja, zij schoten wel eens een jachtopziener uit een hinder laag neer, zoo niet dood, dan toch kreupel. Oppassen was hier dus de boodschap. Ik had destijds een zwaren dienst. Om de leden van de bende goed te leeren kennen, kwam ik dikwijls in die herberg, die „De groene Denneboom" heette. De waard was tevens heler van het gestolen wild, dat wist iedereen in den omtrek, maar men had hem nooit iets kunnen bewijzen. Om dc kerels aan hel babbelen te krijgen, gaf ik nu en dan wel eens een rondje bier of een flesch brandewijn en inderdaad kwam ik met sommigen van hen op zeer ver- trouwelijken voet. Als ik hen echter wilde uithooren, dan klopten zij mij lachend op den schouder en zeiden: Och, mijnheer de jachtopziener, als gij bet ons al te bont maakt, dan zijn de Pruisische grenzen dicht genoeg bij en herten en reeën vindt men daar even goed als hier. Inderdaad hielden de stroopers in ons district een tijdlang hun gemak, terwijl het daarginds, over de Pruisische giens, er duivels naar toe ging. Maar één was er, met wien ik maar geen vrede kon sluiten. Hij heette Andreas Thoma en stond bekend als de gevaarlijkste van de bende. Al eens had hij gevangenisstraf ondergaan en men mompelde ook, dat hij den armen jager bad doodgeschoten op de plaats, waar nu het kruis staat, maar er waren geen bewijzen tegen hem. In elk geval was hij een somber, ruw en onaange naam mensch, dien men best tot eeu moord in staat kon achten. In den laatsten tijd werden de wild- dieverijen weer talrijker en ik moest meermalen een nachtelijke ronde door hel district doen. Zoo maakte ik ook op een mooiea zomernacht den weg, dien wjj nu ook hebben afgelegd en kwam dus voorbij het kleine steenen kruis. Het was een tooverachtige schoone nacht. Diepe, plechtige stilte neerschte alom, de volle maan overgoot met haar zilverwit licht de donkergroene boomen en grillige rotspunten en over het dal lag een lichte nevel, waarin men meenen kon elfengestalten met lange, witte ge waden te zien zweven. Het volle licht der maan viel juist op het kruis, dat ter herinnering aan mijn armen kameraad was opgericht. Ik ging naar het kruis daar ritselde zacht iets achter rnjj in het kreupelhout, als had zich daar een dier bewogen, ik bleef staan en bracht den vinger aan den trekker van mijn buks, maar het werd weer doodstil, ik moest rnjj dus vergist hebben, of het wild was dieper het kreupelhout ingegaan, dus zette ik mijn buks tegen het kruis, nam mijn hoed af en bad. Juist toen ik hardop amen zeide, kraakte er een tak in mijn onmiddellijke nabijheid. Ik sprong op greep mijn geweer en riep luid: Wie daar Geen antwoord. Om mij heen bleef alles stil. Alleen een uil steeg met onhoorbaren vleugelslag uit bet kreupelhout op. Hg had misschien een tak doen kraken. Toch durfde ik het bosch niet meer ing an, want als iemand daar op mij loerde, dan kon hij mij gemakkelijk neer schieten, zonder dat ik den tijd had rnjj te verweren. Het speet mij nu, dat ik myn hond niet meegenomen had, want die zou mij dadelijk gewaarschuwd hebben, als er onraad was. Ik ging nu langzaam en voorzichtig, zoo veel mogelijk in de schaduw en steeds met een vinger aan den trekker, naar de houtvesterij terug, waar ik ongedeerd aankwam. Den volgenden Zondag was ergroote pret in „De groene Denneboom." De arbeiders uit de steengroeven en de houthakkers vierden een soort van kermis en wij, de jachtopzieners, waren er ook. ijk, Hilversum, Hoogland, Prijs dor Advertontfïm ege'sf0.30 regel meerf0.05 .Sn on Advertenties moeien uiterlijk Vrijdagavond n het bureau bezorgd zjjn. De commissie uit den Franschen senaat, tot onderzoek van het ontwerp op de scheiding van Kerk en Slaat heeft alle artikelen goedgekeurd en is daarop tot October uiteengegaan. De voorzitter der commissie, de oud- minister van justitie Vallé verklaarde, dat de Senaat de behandeling van het ontwerp waarschijnlijk op 10 November beginnen en half December ten einde brengen zal. Hij hoopte en verwachtte ongewijzigde aanneming van het ontwerp. Niet anders werd verwacht. Met het onderzoek wordt niet bedoeld uit te maken of dit ontwerp indruischt tegen waarheid en recht; 't was niet meer dan een vorm-quaestie. Het ontwerp tot wet verheffen is het eenige, wat door de anti-clericalen van den Senaat verlangd wordt, en daaraan zal de Senaat wel met bekwamen spoed te gemoet komen. Geheel onverwachts heeft de Czaar van Rusland Zondagmorgen Peterhof verlaten om een ontmoeting te hebben met den keizer van Duitschland. Hij werd vergezeld o.a. door baron Frederics, minister van het Hof, graaf Benckendorf, hofmaarschalk, den minister van Marine admiraal Birilef, generaal Niiof, commandant van den gardetrein, en den scheepskapitein 1ste klas D'Essen, oud-commandant van den kruiser „No- vik" en van het slagschip „Sébastopol". Maandagmorgen te 9 uur arriveerde de keizer van Duitschland voor Bjorka, tegenover Kroonstadt. Omtrent de keizer lijke correspondentiën tusschen Keizer en Czaar blijft alles geheim. De ontmoeting had plaats in de in hammen bij Bjoerkoe. Des avonds was op de Poolster een galadiner. Maandag om twee uur gebruikte de Czaar de lunch op de Hohenzollern. Na de lunch trokken de keizers zich terug, waarop de Poolster de Hohenzollern een eind- weegs uitgeleide deed. Dal tusschen de monarchen een be spreking over den vrede heefi plaats gehad, is zeker. In toongevende Rus sische kringen verheugt men zich over de samenkomst. De Köln. Ztg. beschouwt het als zeker, dat bij de ontmoeting van den Czaar met den Duitschen keizer eene ontmoeting onder vier oogen heeft plaats gehad, waarover wel geene nadere bij zonderheden bekend zullen worden. Men Ecu der twee, een slanke, flinke jonge man, mei zwarten knevel en een litleeken op het voorhoofd, was de electriciea Richard Wi/art nit Berljjn. 't Vorige jaar was bjj verscheidene maanden in Amerika voor aaken op reis ge weest voor de flrma Siemens en Halske, en eeD meisje, de eenige dochter van een rechter. Voor dat hg naar Berljjn teruggekeerd was, was da verloving gesloten, en nu was bjj op rei» naar New-York om in 't hnweljjk te treden en daarna zjju jonge vronw naar Europa te begeleiden. Hg was zeer opgeruimd en zag de toekomst rooskleurig tegemoet De ander der beide vrienden heette Herbert Franke, een klein gezet jongmenach met donker blond golvend baar en een gladgeschoren gelaat. Hg bezat in Hamburg een groote ezport- en geldzaak en was daar drie jaren geleden gehuwd. Beiden hadden op de pol;technische school te de omstandigheid, dat zgu ilrma in onderhan deling vas met Madrid over een electrischen tram, h..rtoe geleid. Tevens kon hg dan eenige bloedverwanten in Granada bezoeken. De reis bad baar moeilijkheden opgeleverd. Een over strooming in de Pjreneêo had het spoorweg verkeer afgesneden, wat echter weer bet voordeel gaf, door eene reis per rjjtnig en te voet, de Pyrensfin en een deel van noorderljjk Spanje nader te leeren kennen. Dat was na alles achter den rag, de reis door het gebergte, de zaken, bet bezoeken der bloedverwanten, en op dezen dag, precies twaalf nnr, moest de boet i New-York nit Lissabon vertrekken. Zoo zaten zjj onder een glas tintelenden Spaanschen wjjn, rookten cigaretten en opgeruimd. Al bracht de naderende sche een zekere gedruktheid bjj hen te weeg, toch hoopten zg elkaar binnen weinige weki Hamburg weet te treffen. „Wel, hoe staan de zaken op de bears Hamborg?" Herbert bad een lorgnet opgezet, doch viel hem van den neus. Hjj had het lelegram gelezenRichard zag, dat bg verbleekte. „Wat is dat?" riep Herbert uit. „Iets gewichtigs Is De Hamburger bield den vriend met trillende band bet telegram voor. „Herbert Franke, Hamburg. Hotel Imperators Lissabon„Kom zoo ganw mogeljjk naar huis. Een noodlottig voorval. Mama." „Wat ia er gebenrd?" riepen beiden nit, terwjjl ze opstonden. Zg keken elkaar aan, de een nog bieeker dan de ander. „Mjjoe vronw I" sprak Herbert, „Er is mjjne vronw iets overkomen 1" „Wel neen, daar slaat oieti van. Die vervelende onduidelijkheid der telegrammen, dadeljjk denkt men aan 't ergste." „Dat helpt je niels, zei Richard. „Je kunt „Goed, uan maar over aee." Herbert keek oaar de scheepsgelegenheden aan den mnnr. lJlboot naar New-York. „Daaraan heb je niets." „IJlboot naar Southampton." „Ook niet." „Naar Genua" „Te groote omweg." „IJlboot naar Brest." „Die rnoet je hebben," sprak Richard. „Van Brest ga je per spoor naar Hamburg." „Dus naar Brest, vertrek eikeo Woensdag, •s middags twaaf uur. Woensdag, wel, dat is „Eo twaalf uur is het in twintig minuten. Onze schepeo varen op zeilde oogenblik af." „Mooi zoo!" riep Herbert. Hjj ging naar het nabijgelegen botel Imperatore, om zgn bagage Ie balen, zgne rekeuing te voldoen, en een kwariier later bevonden beide vrienden zich aan den Molo. Op dat zelfde oogenblik luidden de scheepsklokken. „Brest!," riep Berbert den sjouwerman loe, en deze snelde naar de groote stoomboot, die links aan de Molo lag en zwarte rookwolken nit de schoorsleenen slie'. Juist daar tegenover rechts lag de boot „New-York". Reeds ram- Vaarwel, Herbert, liet z.l wei o'iet zoo erg zgo. Je staart me wel bericht?" „Vaarwel. Groet je brnid san mg." „Tot ziens 1" Een saelle handdruk nog, want de stoom fluiten gilden reeds. Ia groote sprongen gldea beiden naar bnooe schapen. Nauwelgks was Herbert, een matroos greep hem bg de band, op de boot, of de kolos zette zich in beweging. Zg stonden tan boord, de een hier, de ander ginds, en wuifden met de zakdoeken. De laatste groeten verstierven in het leven, dat de booten Wat een plotselinge verandering I Wie bad dat een hall nor geleden kunnen denken. Her- bert keek naar Lissabon. Hos meer ze terugweek, des te booger scheen zg te stggeo. Nu viel in, wat bg nog bad moeten doen, vooral Hamborg telegrafeeren, dat bg tbnia kwam. Wat had hg zgn vriend nog veel te vertellen gehad, dien geluksvogel, die du regel recht, zooder opontbood, sgoe bruid te gemoet terwgl hem ua een vermoeiende reis ter en te land een buitengewoon ongeluk tbots Wordt vervolgd

Historische kranten - Archief Eemland

De Eembode | 1905 | | pagina 5