Katholiek Nieuws= en Advertentieblad No. 9. Zaterdag 1 Juni 1907. Een en twintigste Jaargang. DE EERBODE voor Amersfoort, Apeldoorn, Baarn, Barneveld, Blaricum, Bussum, Driebergen, Eemnes, Harderwijk, Hilversum, Hoogland, Laren Leusden, Naarden, Nijkerk, Soest, Stoutenburg, Veenendaal en Zeist. Verschijnt eiken ZATERDAG. Franco per postf 0,40 Afzonderlijke nummersf 0,05 Bureau: Langegracht 13, Amersfoort. Uitgave van de Vereeniging De Eembode. Prijs der Advcrtentiën Van 1 tot 6 regelsf 0.30 Voor iederen regel meerf 0.05 Correspondenten en Advcrtentiën moeten uiterlijk Vrijdag avond voor 4 uur aan het bureau bezorgd zijn. Dit nummer bestaat uit twee bladen. EERSTE BLAD. DE TWEEDE VREETESCOHEEREHTIE Een langen lijd heelt onzekerheid bestaan of het onlwapeningsvraagstnk, >1 juister gezegd het vraagstuk tol beperking der krijgstoerustingen in liet programma der tweede vredescon ferentie zou worden opgenomen, die binnenkort te 's-Oravenhage zal bij eenkomen. Aan die onzekerheid werd echter een einde gemaakt, toen het Russische telegraalageutschap onlangs in opdracht der Russische regeering de mvdedeeling heeft verspreid, dat alle Stalen, die aan de conferentie zullen deelnemen, het door Rusland ontworpen programma hadden aange nomen. liet onlwapeitingsvraagstuk was daarop echter niet Ie vinden. Maar sommige regeeringen hadden voor stellen tot uitbreiding van het pro gramma gedaan en daaronder behoorde ook een voorstel van Engeland, ge steund door de Vereenigdc Stalen en Spanje, ont het onlwapeitingsvraagstuk in het programma op te nemen. De noodige reserves, door sómmige re- geeringen gemaakt ten aanzien van bepaalde punten, werden daarbij ook geenszins gemist. Ecu aantal Staten hebben zich voorbehouden niet deel te nemen aan beraadslagingen, die naar hunne meening niet lot een bevredigend resultaat kunnen leiden. Genoemd werden Engeland, Japan, Duitschland, Oostenrijk en Rusland, die zulk een standpunt hadden ingenomen, leder voor zich maakt aanspraak op het recht om zich van de behandeling van zekere punten, die zij reeds bij voor baat als doelloos beschouwen, te ont houden. Natuurlijk volgt hier uit, dat het recht ook aan anderen moet worden toegekend. Hiermede werd volkomen de illusie weggejaagd, dat de tweede vredes conferentie de volkeren eens verlossen zou van de drukkende, benauwende toe standen, waaronder zij, zonder uit zondering, vcrkcercn. Welk een zucht van verlichting zou niet opgaan, als het gehikte de oorlogstoerustingen te beperken, die juist in de eerste zes jaren dezer eeuw weer zoo schrik wekkend zijn opgevoerd. De Fransche afgevaardigde Mcssimy, die in hel vorig jaar rapporteur geweest is van de be grooting van oorlog, dus iemand, die het weten kan, heeft voorgerekend, dat in de laatste zes jaren de militaire uit gaven alleen in de Stalen van het vaste land van Europa met 1250 tnillioen frs. gestegen zijn. „Wanneer dat zoo mocht voortgaan schrijft hij in de Revue bleue dan zal Europa, dat thans om zich toe te rusten tot den oorlog jaarlijks zeven milliardeu uit geeft. in 1920 lien en in 1940 zelfs twintig milliardeu moeten uitgeven." En hij (negt hieraan toe: „Er is geen land ter wereld, waar liet niet ont breekt aan middelen voor de dringendste productieve en vruchtbare zaken:hier voor de verzekering van den ouden dag van de arme arbeidende bevolking, ginds voor het vruchtbaar maken van den grond, voor onderwijs, nijverheid en verkeer er is geen volk, dat niet moet afzien van werken tot bevordering van de welvaart en van uitgaven tot verlichting van de mcnschelijkc ellende, eu bijna geen volk, dat zich niet ge dwongen rekent steeds nieuwe tnillioe- ncn in den zinkput der militaire uit gaven te werpen." Met zulke feiten en cijfers voor oogen zou men geneigd zijn zich af te vragen of de mililairisten in zake de oorlogs toerustingen met blindheid geslagen zijn. en toch kan daarover geen twijfel bestaan, waar de militaire toe standen zóó in 'I volle licht der waar heid worden voorgesteld. Geen enkele jobstijding daarover wordt dan ook vernomen of van weer andere zijde komt daarover bevestiging. Zoo deed de afgevaardigde en oud-minister Du- bicf dezer dagen in de „Siècle" in zake het militairisme belangrijke rnede- dcelingcn. Hij constateerde, dat Enge land in 1898 voor zijne landsverdediging 1100 millioett heeft uitgegeven in 1906 waren het 1600 milliocn. Dus eene toeneming van een half milliard in acht jarenDe militaire uitgaven van Duitschland zijn van 1158 tnillioen in 1900 tot 1590 milliocn in 1906 gestegen; derhalve eene toeneming van 432 mil lioett in zes jaren. Vour Frankrijk be rekent hij eene kleine vermindering van 1900 tot 1906 zijn de Fransche uitgaven voor leger en vloot van 1351 tot 1300 milliocn gedaald. Geen wonder, dat ook deze Staatsman tc-n slotte de verzuchting slaakte, dat eindelijk aan de buitensporige oorlogs uitgaven eens paal en perk werd gesteld. De verwachting, dat de tweede vre desconferentie aan die wenschcn zal tegemoet konten, is al zeer gering. Wel staat te wachten, dal het vraagstuk der beperking van de wapeningen zal besproken worden, maar het zal blijven bij woorden of besluiten van niet de minste bindende kracht. De eerste vredesconferentie stelde zich tevreden met het vage besluit„De confe rentie is van oordeel, dat de vermindering van de militaire lasten, die zoo zwaar op de wereld drukken, in het belang van het stoffelijk en zedelijk welzijn der meuscliheid zeer wenschelijk is." Minder kon het waarlijk niet. Maar wat zal de uitkomst van de tweede zijn De gevoelens, waarmede men thans optrekken gaat ter conferentie leveren nu reeds een bonte mengeling op. De meeningen der onderscheidene regeeringen loopen over de aan de orde te stellen vraagstukken veelal uiteen, zoodat de uitslag der beraadslagingen geen groote verrassingen maar wel te leurstellingen brengen zal. Dit althans staat nu reeds vastDuitschland en ongetwijfeld ook Oostenrijk zullen aan de discussiën over het ontwapenings- vraagstuk niet deelnemen. Dus om trent dit ernstige vraagstuk zal men zich wellicht met nog vager uitkomst der tweede vredesconferentie moeten tevreden stellen, dan het vage besluit, dat de eerste heeft gebracht. BUITENLAND. In hel Engelsche Lagerhuis is door de Regeering ingediend een wetsvoor stel strekkende t"t uitbreiding van de wet op klein grondbezit. Dit voorstel dwingt feitelijk de graafschapsraden om kleine hoeven in aanzijn Ie roepen. Daartoe worden deze raden gemachtigd zich land te verschaffen door pac'lu ■f aankoop, en, als dat noodig is, door onteigening. Minister Harcourt deelde in zijne toelichting mede, dat het doel van het wetsontwerp is de ontvolking der landbouwende streken tegen hTgaan. Dit is de voornaamste maatregel der regeering op het gebied der grond- politiek in den loop van deze zitting. In dezelfde zitting van het Lagerhuis zeide de eerste minister Sir Henry Campbell Banncrman, in antwoord op verschillende vragen toe. dat hij den 3en Juni mededeelingen zou doen over het wetsontwerp tot instelling van een bestuursraad in Ierland en over andere ontwerpen van wet, die in het regee- ringsprogram zijn aangekondigd. In de Russische Doema is het ge wichtige agrarische vraagstuk aan de orde geweest. De Minister Stolypin verklaarde daarbij, dat de regeering niet kon meegaan metdegedwongen ont eigening duor de kadetten voorgesteld. Wel kon zij zich aansluiten bij een anderen wensclt dier zelfde partijde oeconomische onafhankelijkheid der boeren. Wat de regeering wil, werd door Stolypin aldus uiteengezet „De Regeeriug wenscht mede te werken om het lot der boeren te ver beteren en de boeren tot welgestelde grondeigenaars te maken, want welvaart is de beste waarborg voor ontwikkeling en ware vrijheid. Om dat doel te kunnen bereiken, moet de boer bevrijd worden van de voorwaarden, waaronder hij thans leeft; hij moet in het genot komen van de vruchten van zijn arbeid. Alle boeren, die gebrek aan land hebben moeten het noodige land kunnen krij gen. Men meent, dat daarvoor 57 mil- lioen desjatinen land noodig zijn. De regeering bezit echter slechts 10 mil liocn desjatinen. Toch moet de boerenstand geholpen worden en alle partijen moeten daarbij helpen. Da: is wellicht socialisme, maar staats-socialisme, dat ook in andere landen van Europa wordt toegepast. De staat kan in Rusland particuliere landerijen koopen, en die met de staats- en keizerlijke domeinen vereenigen. Dat de landprijzen zullen stijgen, gelooft de minister niet, daar land genoeg wordt aangeboden. Onder gunstige voorwaarden kan dan aan de boeren, die land noodig hebben, gelegenheid gegeven worden dit te krijgen. Maar de regeering is beslist tegen gedwongen onteigening; daardoor zou naast de andere geruïneerde klassen in Rusland nog een andere klasse van geruïneerde grondeigenaars ontstaan. Slechts in bijzondere gevallen achi de minister gedwongen onteigening nuttig. Een ervaring van meer dan tien jaren heeft mij de overtuiging geschonken, zei de minister dataanhet agrarisch vraag stuk voortdurend moet worden gewerkt, doch dat het onmogelijk is het dadelijk op te lossen. Wij stellen een weliswaar bescheiden, maar zekeren weg voor. De vijanden van den Staat inogen den weg kiezen, die tot vernietiging van Ruslands geschiedenis en traditiën voert. Zij willen groote gewelddaden, wij willen een groot Rusland." De regeering wil dus werken aan de verbetering van den boerenstand. Willen de partijen nu meewerken, dan zeker zullen de vruchten niet uitblijven. Het Petersburgsclte telegraaf-agent- schap meldt.dat naar aanleiding van de redding van den Czaar uit het jongste gevaar, dat zijn leven bedreigde in ta! van plaatsen dankdiensten zijn ge houden. Vele gemeentebesturen hebben telegrammen aan den Czaar gezonden, waarin zij hun oprechte blijdschap te kennen geven, dat zijn leven gespaard is. De Czaar heeft vorst Ferdinand van Bulgarije een geschenk aangeboden als een bewijs ongetwijfeld van zijn hooge sympathie en vriendschap, maar ook waarschijnlijk als een middel om daardoor den invloed van Rusland in FEUILLETON. 24 uren in gevangenschap onder de wilde Herero's. Uil dsn Duilsch-Zuid-Wojt Afrikaaosclieo oorlog io 1905. 2) Natuurlijk meldden zich allen aan en er bleef Jen luitenant niets anders over dan twee der dichtst bij hem staande ruiters aan te wijzen en onder mijn commando te plaatsen. „Sergeant," sprak hij, „het hangt nu van uw verstand en doorzicht af, of het u gelukken zal buiten de gevaarlijke vuurlinie te komen. Leid dc paarden aan den teugel en marcheer steeds dicht onder den spoordijk, opdat gij ten niinstc cenige dekking licht. Slechts in het uiterst geval, als nok van dien kant op u gevuurd wordt, stijgt gij op en tracht zoo snel mogelijk uit het bereik hunner gewceren te komen. Als ook maar een van uw beiden Kariblh bereikt, zijn wij hier gered iu geval van nood zullen wij vechten lot het laatste oogenblik. In Gods naam er dus op loswe hopen morgen samen onze chocolade in ge zondheid te drinken." Wij vertrokken dan ook, ik, een zekere Aloyslus Bauer cn een korporaal, Jnrgas genaamd, alle drie goede schutters en ruiters, die elk voor zich hun man wel stonden. Voorziehtig leidden wij onze paarden aan den teugel, een handelwijze, welke de flinke dieren in 't begin vreemd scheen voor te komen, want zij waren aan zoo'n manier van doen nicl gewoon. We hadden zoo al een uur geloopcn, zonder door onze vijanden overvallen te worden de zon neeg ten oudergang en verguldde dc verre Kara-bcrgen met tiaar glans. Als het maar ee'-' donker was, dan hadden we ons gewaagd „pel gewonnenDe nacht liet niet lang op zich wachten, want in de tropische gewesten is de schemering zeer kortbijna volgtdc duisternis onmiddellijk op het daglicht. Plotseling hield korporaal Jurgos zijn paard „Male mij de koekoek," zcide hij tot mij, die achter hem liep, „sergeant, 't was net alsof ik ginds achter dat rechtopstaande rotsblok ecu van die zwarte duivels zag. „Kom, gekheid," meende ik. „Dat was een gezichtsbedrog! Jongen, Jurgas, de kerels zijn immers aan den anderen kant 1" „Wat ik gezien heb, heb ik gezien, ser geant," hield de korporaal vol. Hij nam dan ook zijn geweer van den zadel, schoof het onder den rechter arm, om Item reeds in t volgend oogenblik tegen den vijand te kunnen gebruiken. Persoonlijke veiligheid en 't op treden van den korporaal deden ons zijn voorbeeld volgen, want Jurgas had zich bij elk gevecht, dat wij geleverd hadden, doen kennen als een voorzichtig cn energiek soldaat. Weer marcheerden wij een kwartier verder. Reeds was de zon achter de westerkim weg gedoken eu iu 'I Oosten eu Noorden werd de lucht steeds donkerder. „Sergeant," fluisterde n Aloysins Bauer, een ferme Beier, oor, en wees op een rotsblok, „nu heb ik 't ook gezien. Kijk, daar, een, twee, drie En zoo was het. Wij zagen duidelijk drie zwarten, met hel geweer bij den voet, gezeten in de schaduw van een rolsblok en hun ongedekte kroeskoppen zagen er uit als koolrapen, op een slok gestoken. „Nu is de vraag maar, wie dc vlugste is," riep Jurgas, wierp dc teugels weg en knielde, met liet geweer aan den schouder. „Sergeant, rsten voor mijn rekening." We n toe v de korporaal behoefde ons niets meer te zeggen. Ook wij legden aan; in 't volgend oogenblik knalden drie schoten, en wij zagen dat de drie boschjcsinannen als hazen achter- „Dat was raak," sprak Jurgas tevreden, „'t Is te hopen, dat er niet meer van die zwarte kerels in dc nabijheid zijn." Helaas 't zou anders uitvallen. Nauwlijks waren de schoten gevallen, of overal ontstond beweging achter de rotsblokken en in 't kreupelhout; meer dan een dozijn zwarten kwamen aangeloopcn met een gehuil van woede op een afstand van ecu tachtig meter. Nu werd onze toestand werkelijk hachelijk. „Opstijgen I" beval ik. Met éën sprong waren wij in den zadel, cn voort ging het, zoo snel onze paarden over den oneffen bodem konden geraken De vijandelijke kogels waren echter sneller dan onze trouwe strijd rossen geen minuut later of ze vlogen ons om de ooren. Plotseling hoorde ik. dal onze dappere Beier een gorgelend geluid uitstiet, en toen ik naar hem opkeek, zag ik Item ruggelings van 't paard vallen. De arme jongen was verloren, hij een schot in den hals kan geen hulp baten. „God zij hem genadigdacht ik en drukte mijn vos dc sporen in de flanken, zoodat hij een geweldige'sprong voorwaarts deed; 't was zijn laatste, 't Volgend oogenblik stortte liij neer. met een kogel in zijn ruggc- graat en viel boven op mij. 't Werd nacht om mij heen cn ik werd bewusteloos, doch ik begreep nog, dat 't nu met mij ook gedaan was. II. 't Was nacht toen ik uit mijn bezwijming ontwaakte, cn ik was koud. Dat is juist 't gevaarlijke, wat voor ons, Europeanen, 't klimaat in deze streken haast ondraaglijk maakt; op de gloeihitte van den dag volgt een nachtelijke vorst. Waar was Ik echter? Leefde ik nog? Dc eerste vraag kon ik niet beantwoorden, daar om mij heen alles duister was. cn dat ik nog leefde voelde Ik wel aan mijn pijnlijken rechterarm. Nu herinnerde ik'mij, dat mijn paard onder mij ncergcstoit en boven op mij gevallen was, en ik toen in zwijm ge raakte ik bemerkte nu, dat ik in een open plaats lag, cn dat mijn bccnen met sterke riemen tot aan de knieën gebonden waren. „Dus gevangen en gewond in de handen der Herero's," sprak ik tot mijzelf, terwijl mij een rilling over den rug liep. „Wat zal je lot zijn Waarom heeft u geen medelij dende kogel gevrijwaard van den aanstaanden folterdood De nachtwind streek over den grond cn hier en daar klonk uit de bergen het afschu welijk gehuil van den hongerigen jakhals, 't Zou er mooi voor mij uitzien, als een dezer beesten naar mij toe kwam sluipen cn mij een bezoek brachtIk zou niet in staat geweest zijn mij te verweren, en had mij bij levenden lijve moeten laten opeten. Daar lag ik nu, ver van huis en familie, op vreemden bodem cn ten doodc opgeschreven. En welk een dood I De verhalen mijner kameraden scholen mij te binnen, die op 't laatste oogenblik nog als door een wonder uit de handen der Herero's gered waren, nadat zij het hadden moeten aanzien, hoe hun makkers op monsterachtige wijze ver minkt en ten slotte door een langzaam bloed verlies van hun folteringen verlost waren. Mij stond zeker een zelfde lot te wachten ik behoefde niet op medelijden te hopen, dat wist Ik zeker. Maar ik zou mij dapper houden, dat zwoer ik bij mij zelf. Zonder ook maar een spier op mijn gelaat te ver trekken, wilde ik stervende zwarte scha vuiten zouden zien, hoe een Duitsch soldaat ook den pijnlijksten dood wist te sterven. Dit voornemen vervulde mij met een wonder bare ziclerust, haast zou ik zeggen onver schilligheid voor alles, wat mij te wachten stond. Ik werd waarlijk nieuwsgierig, wat er thans moest gebeuren. (Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

De Eembode | 1907 | | pagina 1