Katholiek Nieuws= en Advertentieblad No. 45. Zaterdag 8 Februari 1908. Een en twintigste Jaargang. DE EEMDODE voor Amersfoort, Apeldoorn, Baarn, Barneveld, Blaricum, Bussum, Driebergen, Eemnes, Harderwijk, Hilversum, Hoogland, Laren, Leusden, Naarden, Nijkerk, Soest, Stoutenburg, Veenendaal en Zeist. Verschijnt eiken ZATERDAG. Franco per postf o,40 Afzonderlijke nummersf 0,05 Bureau: Langegracht 13, Amersfoort. Uitgave van de Vereeniging De Eembode. Prijs der Advertontiën Van 1 tot 6 regelsf 0.30 Voor iederen regel meerf 0.05 Dit nummer bestaat uit twee bladen. EERSTE BLAD. Ongeloof en misdaad. Wederom is de wereld opgeschrikt door de ontzettende tijding van een moord, dit keer gepleegd op den Koning en den Kroonprins van Portugal. Over de bijzonderheden van deze misdaad zul len wij hier niet uitwijden op eene andere plaats in ons blad worden ze meegedeeld. Doch naar aanleiding van deze wreede daad zij de volgende opmerking geoorloofd. Bijna geen jaargaat voorbij, of er wordt vernomen van een aanslag, heizij met, hetzij zonder gevolg, op het hoofd van den een of anderen Staat. En al zijn de gevolgen dezer wreedheden voor de betreffende landen gering of zelfs niet van den minst ingrijpenden aard, tel kens herhalen zich toch deze mensch- onwaardige handelingen. Hoe komt het, zoo kan men vragen welke is de reden, die de menschen bezielt en aanzet fot zulke daden Zonder twijfel zullen er bij elke misdaad wel ver schillende oorzaken in het spel zijn. Verscheidene kunnen de beweegredenen zijn, die iemand ertoe aansporendoch onder al die drijfveeren moet toch wel als een der eerste en meest fundamen- teele worden aangemerkt het gemis aan geloof in den rechtvaardigen God. Waar geen geloof heerscht, daar ontstaat een wereld- en levensbeschou wing zonder eenigen hechten, zedelijken steundaar wordt de weg voor elk soort van zonde en misdaad ontsloten. Ware zedelijkheid is inderdaad niet mogelijk zonder godsdienst. Wel zijn er menschen, die zich als godsdienstloos uitgeven en wien elk soort van godsdienst evenveel of even weinig belang inboezemt; doch die echter, tengevolge van beteren .aanleg of van zorgvuldige opvoeding, of door hunnen voortdurenden omgang met het goede, en vooral wegens gelukkige levensomstandigheden, tegen zedelijke ontaarding en nog veel meer tegen misdaad bewaard blijven. Als bij instinct haten zij al het lage en gemeene. Bovendien, door hun edele natuur aangespoord, hoeden zij zich anderen te hinderen en hun in hun godsdien stige overtuiging te kwetsen. Niet zelden zijn dezulken weldadig en gedienstig, bevorderaars van al wat goed en edel is, getrouwde waarheid en hun plichten dienend. Zulke menschen kent menigeen hij name. Door de goedheid van luin hart nemen zij velen voor zich in. Evenwel zoodanige voorbeelden van louter natuurlijke deugd zijn tocli altijd hooge uitzonderingen, witte raven. En daarenboven geschiedt het nog dikwerf, dat zij in het diepst van hun hart, al willen zij het noch aan zich zelf noch aan anderen bekennen, toch oenig godsdienstgevoel en bewustzijn bezit ten. Ook mag men bier niet vergeten, dat wij. bij het beoordeclen onzer mcdcmcnschen, toch altijd de innerlijke waarde van hen eigenlijk niet kennen. Wij kunnen ons slechts op uitwendige verschijnselen, voor een betrekkelijk korten tijd opgemerkt, afgeven. Dergelijke menschen dus zijn geen bewijs tegen den regel, dat de meesten, ja verreweg de meeste menschen, een vasten steun m hunne godsdienstige overtuiging behoeven, en dat de ge wone tnensch, die het levendig geloof in en de vrees voor eenen vergelden den God mist, tot allerlei misdaad in staat is. Wat immers moet den nood lijdende, den bezitlooze. ervan afhouden de rijkeren uit te plunderen, de mach tigen en bevelvoerenden op zij te zetten, des noods uit den weg te ruimen, wanneer er geen God is? Redenen van het verstand alleen zijn op die oogenblikken, dat iemand bekoord en door de hartstochten dreigt overmees terd te worden, evenmin als de bedrei gingen cencr strafwet in staat hem op den rechten weg te houden. De onder vinding is daar om dit te bevestigen, de bekentenissen van verschillende mis dadigers getuigen het. Welk kwaad zij dus doen, die bij het volk het geloof in een God trachten te ondermijnen, het zoo te berooven van eiken zedelijken steun, kan met geen mogelijkheid worden nagegaan. En vooral in onze dagen is dit heil loos streven erger dan ooit. Mei allerlei middelen tracht men het godsdienstig gevoel uit de harten der menschen te verwijderen. Welke deze middelen zijn, hoe men werkt, laat ons bestek thans niet toe te behandelen. Maar wel moeten wij hier nog aanstippen, dat het be schouwen der gevolgen van het pro paganda maken voor liet ongeloof slechts diep medelijden met de slacht offers dezer propaganda bij elk wel denkend mcnsch kan opwekken. De bekentenis moet ons tevens van het hart. dat de christelijke liefde ons verbiedt te wenschen, dat de apostelen des ongcloofs nog eens ondervinden mogen hetzij aan zichzelf, hetzij aan hunne bezittingen, welke vruchten het zaad oplevert, dat zij uitstrooien. Dat thans in de zuidelijke landen zooveel miskenning van het gezag en nog erger zich voordoet, baart geen wonder, wanneer men bedenkt, hoe het geloof daar verachtelijk en bijna onmogelijk gemaakt wordt. Wel liectcn die landen christelijk, katholiek, doch de meeste personen in die landen zijn evenmin goed katholiek als hunne regeeringen, hoewel zij telkens verklaren, dat de katholieke godsdienst de godsdienst van den Staat is. Neen, wil men inderdaad een volk gelukkig en braaf maken, dan moet het geloovig gemaakt worden. Waar het geloof heerscht in een God en in eene eeuwigheid, daar wordt deugd beoefend, het booze verafschuwd. Reeds Cicero, de groote Roineinsche staats man en redenaar, was de overtuiging toegedaan, dat noch trouw, noch de menschelijke samenleving, noch zelfs de idee van rechtvaardigheid onder de menschen bestaan en verwezenlijkt kan worden zonder de vrceze Gods. Toen de bekende Washinglon zijn adres van afscheid aan het Congres der Vereenigde Staten richtte, schreef hij deze woorden „Godsdienst en zedelijkheid zijn de heide onontbeerlijke steunen voor de openbare welvaart, en hij is geen vriend van zijn vaderland, die deze machtige fundamenten van het menschelijk wel zijn ondergraaft." Strosser, directeur eener groote Duitschc strafinrichting, sprak eens als zijne vaste mcening uit: „een diep godsdienstig, zedelijk en bekwaam volk bcgaal geene misdaden, draagt niet in zicli den klingenden worm van voortdurende ontevredenheid, revolutionnairè gedachten, woorden en daden." En zoo is het ook bij elk mensch afzonderlijk. Zoolang iemand gods dienst heeft, zal hij Gods heilige ge boden en ter wille van God ook die van het menschelijk gezag nakomen. Thiers begreep dit. toen hij in zijne groote „Geschiedenis van het consu laat en liet keizerrijk" schreef„Wan neer ik de waarheden van het geloof in mijne handen had, zoo zou ik ze over mijn land uitgieten." Mocht dit heden ten dage ook door vele anderen begrepen worden BUITENLAND. Moord op den Koning en den Kroonprins van Portugal. In den nacht van Zaterdag op Zondag kwam uit Lissabon liet ontzettende be richt, dat Zaterdagnamiddag te vijf ure koning Carlos en zijn oudste zoon, kroonprins Lodcwijk Philip, die met de koninklijke familie in een rijtuig naar de residentie terugkeerden, door geweerschoten werden gedood. Op het oogenblik toen het open rijtuig des konings op liet Handelspiein kwam, in de straat van liet arsenaal. schoten een groep mannen, met kara bijnen gewapend, op den koning en den kroonprins, die stervend naar het marine-arsenaal werden gedragen, waar zij beiden korten tijd daarop den laatsten adem uitbliezen. Drie der koningsmoordenaars werden onmiddellijk gedood en hun lijken wer den gebracht naar de gebouwen van het stadhuis. De koning, konigin Ama- lia, de kroonprins en de infant Manuel bevonden zich in hetzelfde rijtuig. Koningin Amalia sprong op, om te trachten, met haar lichaam den kroon prins te beschermen. De koning en de kroonprins werden door drie kogels getroffen, prins Manuel werd niet ernstig geraakt. Over dezen aanslag werden aan stonds de volgende bijzonderheden gemeld De koninklijke familie was per trein uit Villaviciosa vertrokken naar Ber- reira aan den zuidelijken oever van de Taag. De trein kwam te Berreira aan met eene kleine vertraging, te wijten aan eene ontsporing bij het sta tion Casabianca. De overtocht over de Taag per veerboot geschiedde zonder incident. Toen de veerboot aan de aan legplaats te Lissabon gemeerd lag, werd de koninklijke familie begroet door de ministers, de troepen en de aanwezige personeneen jong meisje bood Koningin Amalia een bloemrui ker aan. Koning Carlos sprak met den minister-president Franco en met den minister van oorlog; daarna stapte de koninklijke familie in gereedstaande rijtuigen. Op het oogenblik, toen de rijtuigen van het Plein van den handel de Arsenaalstraat inreden, begon de groep koningsmoordenaars haar geweervuur. Politie-agenten en officieren antwoord den met revolverschoten. De verwarring was verschrikkelijk. De koning had drie schoten ont vangen, een terzijde in den nek, een tweede in den schouder en het derde in den hals. Dit laatste heeft den slag ader verbrijzeld en den dood ver oorzaakt. De kroonprins had eveneens drie schoten gekregen in hoofd en borsl. De infant Manuel, de jongste zoon van den koning en thans^ nog de cenige erfgenaam, werd geraakt in de kaak en in den arm. Koning Carlos was reeds dood toen hij aan liet arsenaal der Marine aan- FEUILLETON. De weg van Keroulaz. 3) De oude Pool hrachl ons na deze aanwijzing, door de voorzichtigheid geboden, in den luin. waar hij ons de ladder wees, waarmede wij in de bergplaats konden komen. Zij liep over het geheele huis en door de luiken had men hel uitzicht op het veld eu op den achtergrond zag men de zee. Er was lust toe gevoelden, naar hartelust slapen. Weldra waren wij hoven en trachtten, zoo goed als hel ging, den lijd le dooden. Na eenigen lijd verlieten onze gastheer en de onbekende liet huis, en wij bevonden ons door de verveling geplaagd. Ik zcidc zelfs, dat wij geen reden hadden, ons hier nog langer op te houden, wij konden wel heengaan vu onzen marseh voortzetten. Dussauiz daarentegen gal als zijn mecning le kennen, dal wij zoo'n groote haast niet behoefden le makenhel was loeli "I zelfde, of wij een paar dagen eer of later le Keroulaz kwamen, waar we toch niet verwacht werden. Nu hood zich de gelegenheid aan eens geheel uil le rusten van de vermoeienissen, door ons geleden, en die moesten wij benutten. De voornaamste reden zei hij niet -, ik ver moedde hem echter welde gelegenheid. Zondag ie kunnen' houden, de' Heilige Mis te kunnen hiiorcndit laehle ons heiden loc. Bij liet vallen van den avond hoorden wfj beweging ie ij waagden liet rechtvaardigde erug er zij hi e wij liepen, en hij hoopic dai vergroo enwij hoorden kinderstemmen en 'I loeien van 'I vee, dat in den slal gebracht werd. Een oogenblik later zei hoer Pool ons, dal 'I avondmaal gereed was, en we lieten ons iialiiiirlijk niet lang noodigen. De geheele familie zal aan tafel. Voor zoover ik opmerken kou, waren de zoons van onzen gastheer, die een jaar of vier in leeftijd verschilden, flinke en stevig gebouwde jonge mannen,die een goeden eetlust loonden. Naast hen zalen hun vrouwen en kinderen. II.' goede menschen wargn zeer voorkomend, nog wal vreemd, oiii vertrouwelijk liiti elkaar le kunnen pralen. We alen dan ook zonder veel Ie spreken door, terwijl de kinderen met hun lepels heel wal leven maakten. Na hel eten zei boer Pool lol ons: „Welaan, gij will dus ook van de jiartij zijn V" Dussauiz. „Brengt dan de kinderen naar bed, dochters, geweren verborgen hadden. „Hier, pak aan," sprak onze gastheer, ni een dubbelloops geweer gevend, „dal is tt kerkboek, en." zei hij lol Dussauiz, „hier 'I uwe." hem een geladen buks gevende. Toen ik, zoo toegerust, een oogenblik m r allee itclijke ri hen, da! men tol de lauden Icilige Mis moest hijwonen, niet uil als bandieten, op denken „Waarom oai anes t vroeg ik vcrwuiiuciu. .Gaan we werkelijk reeds van avond op pad „Terstond," zcide onze gastheer lachend, „om morgen op de plaats van bestemming le zijn. De kerk is groot genoeg, en die 't IJor plichten gaan waarnemen V" zei ik. „In deze moeilijke dagen," sprak Dussauiz. „zijn voorzlchtlglieidsmaalrcgclen wel uoodig, en mij komt alles als hooge ernst voor. Mij begeestert haast de gedachte, mijn christen plicht mei de wapens in de hand te moeten verdedigen. 'I Is een nare lijd. waarin wij •erkenner liep een jongen voort tuigden wij met boer Pool. dan di Onderweg sprak onze gastheer ge ons gepraat. Verder sprak hij geen woord den voor ons uit loopenden jongen terecht of moedigde de vrouwen aan flink door te slappen. Ilceds waren wij een vul uur op een gebouw of een menschelijke woning zouden zien, welke onze verzamelplaats zou zijn. Nu echter strekte zich eeii'lange zandweg den horizon een witachtige streep, die als een dichte nevel zich steeds meer langs de vlaklc uitstrekte: tegelijkertijd sneed ons een scherpe wind in 't gelaat. „Daar is de zee," zei Dussauiz. Werkelijk hoorde ik hel doffe razen der golven, waarop ik tul dan toe niet gelet had. waarheen men ons voert," fluisterde ik mijn Catacomben." Juist wilde ik hoer Pool er naar vragen, eu keerde mij lot hem; hij jiakte mij echter stevig bij den arm en sprak„Ongclukigc Ik bleef als versteend staan, hield Dussauiz terug en waagde het niet meer. in de ons omringde duisternis, een voet te verzetten. Boer Pool ging nu aan 'I hoofd van den stoet, de andere mannen wezen hun voor gangers met stem en hand den weg, en zoo klommen wij achter elkaar, een rotspad af, dat op deze schrikaanjagende plaats kronke lend naar beneden liep. Wij werden langs dil pad als kinderen geleidde vrouwen loonden veel moed en beleid. Wij hadden bijna een uur noodig. dil rots pad af le dalen, de lijd scheen mij tenminste zoo lang toe. Beneden aangekomen werd liet geruisch. dat wij al eerder gehoord hadden, sterkerhier en daar mengden er zich mcnschejistemmen onder; ook zagen wij, dat 't aantal dergenen uit den stoet talrijker geworden was dan hij i begin. ize gast oegde z er, die r hij o ippassen," sprak hij. „Gij kunt nu wel gaan zitten," beduidde hij ons heiden, zonder er op te letten, dat wij tot de enkels in 't natie zand stonden. Ik was zoo gelukkig een rotsblok te vinden, dat boven 't zand uitstak. Ik nuodigde Dussauiz uit bij mij te komen zitten, om weer wat op adem te komen. Naar hel scheen wilde men hier een deel van den nacht doorbrengen, en ik wcnschtc ons zeiven geluk met den heer lijken slaap daags le voren, welken wij op den hooizolder genoten hadden. Spoedig echter hoorde ik, dat de een tot den ander zcide„Eindelijk is 't middernacht."

Historische kranten - Archief Eemland

De Eembode | 1908 | | pagina 1