Katholiek Nieuws= en Advertentieblad No. 15. Zaterdag 11 Juli 1908. Twee en twintigste Jaargang. OE EERBOOE voor Amersfoort, Apeldoorn, Baarn, Barneveld, Blaricum, Bussuni, Driebergen, Eemnes, Harderwijk, Hilversum, Hoogland, Laren, Leusden, Naarden, Nijkerk, Soest, Stoutenburg, Veenendaal en Zeist. Verschijnt eiken ZATERDAG. Franco per postf Ö.40 Afzonderlijke nummersf 0.05 Bureau: Langegracht 13, Amersfoort. Uitgave van de Vereeniging De Eembode. Prijs der Advertontiën Van 1 tot 6 regelsf 0.30 Voor iederen regel meerf 0.05 Correspondenten e Dit nummer bestaat uit twee bladen. EERSTE BLAD. Schommeling in de politiek. (Slot.) Omtrent conservatisme merkte de lieer De Beaufort in de bewuste ver gadering te Utrecht nader op: „Een staatsman, die, uit een gevoel van volkomen voldaanheid over al het bestaande, elke hervorming afwijst, is een conservatief van de schadelijkste soort. De doldriftige en onbesuisde hervormer, die alles tegelijk en on doordacht wil invoeren, is, zonder het te weten en tegen zijn wil, veelal de grootste bondgenoot van een dergelijk conservatief." Het Utrechtsch Dagblad, dit mede- deelendc, laat hierop volgen: „Een heilzaam conservatisme van methode daarentegen, bedenkt bij elke hervorming, dal zij niet uit de lucht komt vallen op een wit vel papier, maar dat zij reeds bestaande toestanden aantreft, die zij beoogt te wijzigen. Bij elke hervorming derhalve moet rekening worden gehouden met de eigenaardigheden der maatschappij, voor welke zij bestemd is, met de ervaring elders opgedaan, met de praktijk van. het leven. Een staat is een organisch lichaam, dat groeit en zich ontwikkelt; die groei en die ontwikkeling moeten door verstandig beleid worden bevorderdexperimenten en paardenmiddelen, er op toegepast, kunnen zijn bestaan zelfs in gevaar brengen." Het komt ons voor, dat deze rede neering ook buiten den kring der vrije liberalen, in de gegeven omstandig heden vooral, zeker de aandacht ver dient, omdat ook in de Rechtsche partijen de bedoeling van een gezond conservatisme soms te veel miskend wordt. De tijden zijn toch wel zoo ernstig, dat men eerst dient te berekenen, welke de gevolgen zullen zijn, die iedere politieke of sociale daad met zich brengen kan. Wat minister Kolkman dezer dagen in de Tweede Kamer reeds te verstaan gaf, moge toch zeker ook wel tot nadenken stemmen. De rijksmiddelen zijn aanzienlijk trager beginnen te vloeiende ge volgen van de speculatieziekte, die duizenden hier te lande finantieel ge knakt, of geheel geruïneerd heeft, be ginnen zich danig te doen gevoelen een malaise heerscht schier overal werknood, vooral in de bouwvakken, grijnst van alie kanten tegen, en niet tegenstaande deze zorgvolle omstandig heden voelde de minister zich genoopt te waarschuwen, dat de belastings- schroef weder met forsche hand zal moeten aangezet. Wij zijn ijverige voorstanders van politieke en sociale verbeteringen, maar, evenals bij iedere onderneming een nauwgezette overweging dient vooraf te gaan, om zeker te zijn, dat de uit voering ervan niet tot groote moeilijk heden en teleurstellingen leiden zal, achten wij een gepaste voorzichtigheid, ook in zake politieke en sociale quacstiën gebiedend noodzakelijk. Wij hebben een afschrik van een staatkunde, die spreekt van „wagen" en „durven". Men moge voorzichtigheid minder aangepast achten aan onzen tijd, wij voor ons vinden meer houvast daar aan, dari aan een luchtig voorwaarts, waarvan de uitkomst niet te voor spellen valt. Nieuwe wetten vorderen gewoonlijk nieuwe uitgaven en hoe deze te kun nen bestrijden is een vraag, die toch ook eerst dient beantwoord en waarvoor tijd moet worden gelaten, om het huishouden van Staat, dat steeds kost baarder wordt, niet geheel in de war te drijven! Een staaltje van minder ernstig overwegen in de zoo gewichtige omstandigheden ais politieke en sociale kwestiën meebrengen, levert bv. „De Post". Na enkele punten uit de rede des hoeren De Beaufort te hebben aan gegeven, schrijft dit orgaan: „Wij zullen de laatsten zijn, om te beweren, dat de bezwaren, door den heer De Beaufort tegen de genoemde sociale en politieke hervormingen in gevoerd, denkbeeldig zijn. „Maar indien men wachten moet, tot er geen bezwaren meer bestaan, komt er van die hervormingen nooit iets. „Erst wagen, dann wagen, is een zeer wijze spreuk van onze naburen. „Maar laten we van hen leeren, niet slechts te wagen, maar ook te wagen. Een beetje durf behoort ook tot de goede politiek. „'tGaat echter blijkbaar met oude partijen als met oude menschen: ze worden te voorzichtig." Te voorzichtig! Toch scharen wij ons liever aan de zijde der voorzichtige!! dan bij degenen, die op politiek en sociaal terrein onbedacht willen voortsnellen, zonder de noodigc zekerheid te heb ben het spoor niet bijster te raken. Voor zoo'n roekeloos handelen deinzen wij terug. Al dat drijven, terwijl diep in het leven des volks nijpende vraagstukken, die sinds lang aan de orde zijn, doch blijkbaar moeilijk zijn op te lossen, op afdoening wachten, achten wij minder gewenscht. Het vraagstuk b.v., dat werkloosheid heet, is, dunkt ons, wel van dien aard, dat het op de eerste plaa'.s aan de orde moet blijven, en geen rust mag gelaten, tot althans eenigc kentering verkregen wordt. Schrandere geesten op sociaal ge bied mogen zich wel in 't bijzonder beijveren om de maatschappij uit een nood te helpen, wier omvang bijna meer te omspannen is, en nog erger dreigt te worden. Andere vraagstukken, waarvan veel eer teleurstelling te wachten, dan veel te hopen is, op de spits drijven, met het gevolg, dat een ernstige quaestie als de bovengenoemde verdrongen wordt, is niet voorzichtig, wel roekeloos. Teleurstellingen voorkomen achten wij op de eerste plaats noodig tot bevrediging des volks. Maar ook en vooral terwille van de eenheid onder de rechtsche partijen, is uiterst voorzichtig handelen een gebiedende plicht. Daartoe heeft ook het Kamerlid Mr. Aalberse op den Katholieken Frieschcn Landdag aangespoord. Deze spreker schroomde niet te zeggen, dat de huidige politieke toe stand niet beter geschetst kon worden dan door te zeggen: wij zitten in het moeras. Deze schets is somber, maar waar! En om daaruit te koincn is toch zeker veel beleid en voorzichtigheid van 1100de, anders staat nog dieper zinken in dien poel in 't verschiet. Dat te voorkomen moet derhalve doel en richtsnoer zijn. BUITENLAND. Maandag ontving Z. H. de Rans het kapittel van St. Pieter in audiën tie. Bij die gelegenheid heeft de H. Vader verklaard, dat het zijn wenscli was in de crypte van de Vaticaansche basiliek te worden begraven. In de provincie Parma blijft de toe stand nog gespannen. Volgens een gerucht bestond het plan om opnieuw de algemcene staking in de stad af te kondigeneen overal verspreid schrij ven van den agitator de Ambris zet de arbeiders aan tot tegenstand. De patroonsbond beraadslaagt of het onder deze omstandigheden niet geraden is de uitsluiting vol te houden. Een zeer hevig onweer verbrijzelde Maandag te Florence de vensters van het gemeentehuis, lantaarns en elee- trische lampen. Er zijn naar verluidt vele gewonden. Ten plattelander moet veel schade zijn aangericht. De bischop van Nancy, Mgr. Tii- rinaz, heeft een open brief gericht aan Doumergue, den minister van onder wijs, omtrent het wetsontwerp tot be scherming der onderwijzers tegen de vereenigingen van huisvaders. Mgr. Turinaz betoogt, dat dit ont werp van minister Doumergue de ambtelijke opheffing van de onzijdig heid der school is, de veroordeeling van het openbaar onderwijs, de ont kenning van het recht der vaders over hunne kinderen. De vereenigingen van huisvaders verlangen niets anders dan dat de school eerbied toonc voor godsdienst, zedelijkheid, vaderland en leger. Maar dat verlangen juist is in strijd inct den geest der huidige Fransche regeering. De gcneraal-vicaris van Parijs, abbé Odelin, was een intieme vriend van den overleden dichter Francois Coppée. Thans heeft hij de woning van den kunstenaar gehuurd cn wordt van zijn sterfkamer een kapel „Notre Dame de la Bonne Souffrance" gemaakt. ZWITSERLAND. Bij volksstemming heeft hel Zwit- sersche volk zich uitgesproken over een voorstel tot het opnemen in de grondwet van een artikel, waarbij het fabriceeren. de invoer, het vervoer en dc verkoop van absint in liet geheele land worden verboden. De volksstemming was aangevraagd door 167,814 burgers De bondsregee- ringwas eenstemmig tegen het voorstel, dat echter door de volksvertegenwoor digers werd gesteund; de nationale Raad had met 82 tegen 53 stemmen, de Stendenraad met 24 tegen 12 stem men besloten, de aanneming van het voorstel aan te bevelen. De stemming is uitgevallen ten voor- deele van de voorstanders van het voorstel; het is aangenomen met 235,432 tegen 135,702 stemmen. In slechts twee kantons. Genève en Neuf- FEUILLETON. Wedergevonden. 10) Werkelijk gelukte het Trautmannmet de proefneming boven verwachting goed. Zijn patiënt bevond zich lichamelijk voor treffelijk. Sedert lang had hij niel zoo vasten zoo gezond geslapen en met zulk een smaak gegelen. Zijn uitzicht werd van dag lot dag frisscher en krachtiger. Maar juist de ziel, die op hel instrument spelen moest, wilde wust cn vrij leven ontwaken. Slechts op een punt bemerkte Traulmann met stille hcvrc- diging, hoe bl] Werner zich een toenemende belangstelling openbaarde en wel voor hel lieve, vroolijkc Kaatje. Blijkbaar was hij in haar nabijheid het lielste, dan nam zijn ge zicht een uitdrukking van een zeker beha gen aan; het geschiedde somwijlen, dat de schaduw van een bevredigende lach over zijn trekken vloog, wanneer zij na lange af wezigheid in zijn nahijheid kwam j hij hoorde met uogcnschijnlijke opmerkzaamheid naar haar kinderlijk gebabbel, cn Traulmann, die dit alles scherp beschouwde, meende waar Ie nemen, dat bij hem minstens een donker vermoeden en verslaan van hel gehoorde begon te schemeren. Maar juist waren deze tcckcns van een nog aanwezig geestesleven snel komende en verdwijnende liehlllitsingen. den nachl doorbreekt en in een oogei weder door de duisternis vervangen w Niettemin meende Traulmann reeds veel gewonnen te hebben. eerlijk schooiicn zomeravond nu riep Kaatje: „Mijn heer Werner, wij gaan wandelen." Oeen uitroep was den armen zieke wclkomcr dan deze. liet scheen hem een onbeschrijfelijk genoegen Ie doen, om aan de zijde van het meisje in de vrije natuur te wandelen cn dc naaste heuvelen te heslijgcn. Zoo was hij ook ditmaal dadelijk bereid. Hoe roerend was dc aanblik der beide wandelaars: bel bloeiende, naar hart en geest van levenslust overstroomende kind en den naar den geest zieken en gebroken man. Zij schenen de rollen verwisseld Ie hebben. Het kind was hccrscher over den man geworden; deze volgde gewillig en zonder verzet hare woor den en hare wenken. Zij hadden de hoogte bereikt, welke hel heerlijkste uitzicht op het prachtige, in de avondzonneglans schitterende hooggebergte cn hel beneden vriendelijk gelegen dorpje buod. „Hier zullen we even loeven", zeide Kaatje. „Wanneer u oogeu cn ooien hebt", ging zij voort, „dan zuil ge zien en hooren, hoe on eindig groot en heerlijk üod in zijn schep ping is. Ach, hoe schoon is dit alles, de blauwe en groene bergen daar ginds, de liclilc heinel boven ons en de gouden zon daar beneden achter dc linden van ons huisje. Maar u ziel en hoort niets of wilt niets zien of hooren. Weet u ook, dat ik werkelijk Werner zag met een angstigen smeeken den blik op. Dat woord „hoos" moest een smartelijken indruk op hem gemaakt hebben. „Ja, ik hen boos op u. Zoo lang reeds zijl u bij ons, en wij hebben u lief. grootvader en ik, en wij doen alles, wat u aangenaam en goed is. Maar u wilt niets van ons we ten. U zijt immers somber en treurig cn hebt nog geen woord met ons gesproken. De zieke spande zich blijkhaar machtig in, om den zin der woorden te vatten, cn er moest wel iets verstandigs in zjjn gcesl op komen, want zijn trekken plooi'dcn zich tot een vricndclijkcn lach, en hij knikte levendig „Uw knikken zcgl mij, dat gij ons lief hebt. Dal is goed, maar dal is nog niel ge noeg. U moet hel ons ook bewijzen. Ik smeek u daarom hartelijk, lieve, goede lieer Wer ner, spreek slcchls een enkel woord. U kunt toch niel stom zijn, u hebt Inch een mond als andere menschen. Wanneer u een woord spreekt, dan weet ik, dal u ons lief hebt." Men kon zien, hoe het in hel gezicht van den man werkte; maar hij scheen zijn ge dachten niet Ie kunnen regelen en in woor den Ie uiten, cn daarom bleef hij zwijgen. „Ik wil u Ie hulp komen", zeide Kaatje. „Ik wil li iets voorzeggen. Zeg dal nu eens na: „God is groot." Zij wierp hij deze woorden haar doordrin genden, vurigen blik in zijne oogen. En als werd door dezen blik een licht in zijn bin nenste ontstoken, dc oogen van den man antwoordden voor dc eerste maal mei een glans van helder bewustzijn. „God is groot I" herhaalde Kaatje langzaam en plechtig. „God is groot!" sprak Werner duidelijk lia. Hel meisje sprong op cn klapte in de han den. „Hij spreekt, hij kan spreken!" riep zij verheugd. „God zij dank, nu is liet goed. Groolvadcr zegl. wanneer u cersf spreekt, dan zult u weder helder van geest en ge zond worden. Nu tnij nog eens spoedig na gezegd God is goed Werner herhaalde dc woorden dilmaal zonder talmen en mucitc. Hij keek daarbij Valt i i geheel niets ii it u mij ti icisjc z velijk n wachtte hij van haar een tcckcn van bijval. „Dat hebt u goed gedaan", sprak liet meisje vergenoegd. „Maar het is niet genoeg, slechts te zeggen, dal God groot en goed is: men moet het ook weten. Weet gij dan iets van God?" Werner zocht oogcnscliijnlijk zijngedaclilc te verzamelen. Hij keek om zich heen en dan weer naar boven; eindelijk verhief hij dc hand ten hemel en zeide: „daar!" „Alweer beier", jubelde het kind. „Hij weel, dal üod in den hemel is. Zoo zal hij God zeker ook op de aarde wedervinden. Maar nu, goede heer Werner, zeg mij eens iets, zonder, dat ik ii voorspreek cn u vraag. „U goed Kaatje!" antwoordde hij niet een bewustzijn cn gevoel verried. „Het is mooi, dat u dal zegt. Maar dan moet u mij ook het genoegen doen en niel meer zoo treurig en sprakeloos zijn. Zie lijk is. Dal komt daarvan, omdat God in al les leeft cn werkl en mei zijn liefde over alles waakl. Ook bemint hij u zeker en wil, dat u gelukkig cn vroolijk zult zijn. Niet waar. goede lieer Werner, gij zult u moeite geven, die leelijkc, zwarte zwaarmoedigheid van u af te schudden?" „Ik wil het Kaatje; help mij daarbij ("luidde ziet, in hel spreken juist een verblijdenden voortgang maakte. „Laten we nu naar huis gaan", zeide Kaatje. „Hoe zal grootvader zich verblijden, als ik hem vertellen zal, dat u spreken kunt." - En in het voorgevoel dier blijde ontmoeting verhaastte zij hare schreden huiswaarts zoo, dat zij haar begeleider ver vooruit was. Toen zij Traiitmann van verre gewaar werd, spoedde zij zich tot hem cn riep schier ademloos: „Grootvader, dc heer Werner heelt ge sproken. Hij heeft mij nagezegd, dat God groot en goed is, .dat hij niet meer zoo stom en treurig zijn will" „Werkelijk?" vraagde Traulmann met vreugdevolle verbazing. „God zij dank, dan is u iets groots gelukt; dan mogen wij lio-

Historische kranten - Archief Eemland

De Eembode | 1908 | | pagina 1