Katholiek Niéuws-
en Advertentieblad
voor Amersfoort
en
Omstreken.
H. L. A. Dullaert Co.
kluis SAFE-DEPOSIT.
DE EEMBODE
Kantoor: Langegracht 13, Amersfoort
Telefoon No. 314,
Dit Blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagmiddag en wordt uitgegeven door de
Vereeniging De Eembode te Amersfoort. Prijs per drie maanden zestig cent;
voor buiten Amersfoort verhoogd met vijf cent voor incassokosten. Afzonderlijke
nummers vijf cent per exemplaar. Abonnementen kunnen eiken dag ingaan, doch
opzegging van abon.nement moet geschieden vóór den aanvang van een nieuw kwartaal.
Vrijdag 4 Aug. 1916.
No. 36.
Dertigste Jaargang.
AdvertentieprijsVan één tot vijf regels vijftig cent. Elke regel meer
tien cent. Voor incasso wordt vijf cent in rekening gebracht. Billijke
tarieven bij geregeld* adverteeren. Alle mededeelingen, ingezonden stukken en
advertentién gelieve men in te zenden ten Kantore van de Directie van De Eembode,
Langegracht 13, Amersfoort, vóór twaalf uur op ,den dag van verschijnen
J. B. SCHEUER
AMERSFOORT.
Langegracht 9 - Telefoon 254.
Administratie- en
Effectenkantoor.
Aankoop en verkoop van
Effecten, Verzilveren van
Coupons. Sluiten van pro
longatie.
Kantoor geopend van 9—3 uur.
EPISTEL EN EVANGELIE.
ACHTSTE ZONDAG NA
PINKSTEREN.
LES uit den brief van den H. apostel
Paulus aan de Romeinen; VIII, 1217.
Broeders Wij hebben cene schuld
te betalen, niet aan het vleesch, dat
naar het vleesch zouden leven,
uit indien gij naar het vleesch leeft,
zult gij stervendoch indien gij door
den geest de werken des vlceschcs
sterven doet. zult gij leven. Want zoo-
velen door den Geest Gods geleid wor
den, zijn kinderen Gods. Immers hebt
gij niet ontvangen eenen geest van
knechtschap wederom in vrees, maar
gij hebt ontvangen eenen geest van
aanneming tot kinderen, in welken wij
roepenAbba, (VaderDe Geest
zelf toch geelt getuigenis aan onzen
geesl, dat wij kinderen Gods zijn. In
dien nu kinderen, dan ook erfgenamen;
erfgenamen namelijk van God en mede-
erfgenamen van Christus.
EVANGELIE
volgens den H. Lucas; XVI, 1—9.
In dien lijd sprak Jesus lol zijne
leerlingen deze gelijkenis Er was een
rijk man, die eenen rentmeester had
en deze werd bij hem aangeklaagd als
had hij zijne goederen vcikwist. En
hij riep hem cn zeide lot hemWat
hoor ik dit van u Doe rekening van
rentmeesterschapwant gij zult
langer rentmeester kunnen zijn.
De rentmeester nu sprak bij zich zel-
Wat zal ik doen. daar mijn heer
mij het rentmeesterschap ontneemt?
Spillen kan ik niet, te bedelen schaam
ik mij. Ik weel wal ik doen zal, opdal,
wanneer ik van het rentmeesterschap
zal zijn afgezet, zij mij in hunne huizen
zullen ontvangen. Hij riep dan de schul
denaars zijns hoeren, een voor een,
bij zich cn zeide tot den eerst»*Hoe
veel zijt gij mijnen heer schuldig? Deze
zeide Honderd vat olie. En hij zeide
lot hem Neem uw handschrift, zet u
itond neder en schrijf vijftig. Daarop
zeide iiij tot eenen andereEn gij.
hoeveel zijt gij schuldig? De/e zeide:
Honderd muil tarwe. Eu hij zeide tot
hem: Neem-uwen pachtbrief cn schrijf
tachtig. En de heer prees den on recht
vaardigen rentmeester, omdat deze
voorzichtig gehandeld had. Want de
kinderen dezer wereld zijn in hui» ge
slacht voorzichtiger dan dc kinderen
des lichts. En Ik zeg u: maakl u vrien
den uit den onrcchtvaardigcn Mammon,
opdal. wanneer gij zult bezwijken, /.ij
u opnemen in de eeuwige
Wat da wereld nnodig heeft.
Denkt u te CapharnaUn» een stad
aan het meer van Genesareth
het Heilig Land. Een lange, smalle
it. In plaats van stoepen cn kei
len zand. Verder in bazaltsteen
opgetrokken huizen en verblindend
mnelicht. 't Is druk op straat, zoo
jlruk als bij 't uitgaan van een Zon
dagskerk. Maar 't is een werkedag en
«lat maakt de drukte nog woeliger.
Schreeuwende kooplieden, jonge vrou
wen met waterkruiken op het hoofd,
stoeiende kinderen, alles wemelt door]
elkander. De lastdieren, ezels en ka-
incelcn, kunnen slechts zeer langzaam
vooruit, moeten nu en dan zelfs blij-
Eu voortdurend verandert het too-
neel, want bij eik zijstraatje verdwijnen
persuncn en komen weer andeten te
voorschijn.
In die straat nu beweegt zich ook
nze Zaligmaker, de goede Meester
an Nazareth, onze meuschgeworden
God. Hij gaat daar. rustig en gewoon.
Van tijd tot tijd wisselt Hij een woord
met zijne Apostelenen als er men-
schen of dieren in tegenovergestelde
richting aankomen, is Hij terstond be
reid om utl te wijken zoodoende be
vindt Hij zich nu eens aan dezen kant
de straat dan weer aan den an
deren. soms zelfs een oogenblik ge
scheiden van zijn gezelschap.
it nu eens. op de mcnschcn, die
aclitci Hem komen. Verschcidenen
houden Hem in 't oog. want ze heb-1
ben gehoord. c!at Hij naar het gestor-
.n dochtcije van Ja'iYus gaat en zijn
euwsgierig. wat cr gebeuren zal. An-
•icii weten dit niet, of hebben geen
tijd, cn gaan huns weegs. Tusschcn de
•chen zien wij een vrouwtje, wier
schamele kleeding armoede leekent.
uitgemergeld gelaat, wier moei
lijke gang. wier bevende handen gc-
luigi n va» ongesteldheid on zwakte.
Ma ir hel glinsterend oog, dat zij op den
Zaligmaker gevestigd houdt, zegt dui
delijk dat cr iets omgaat in haar hart.
Ach I die arme vrouw was reeds twaalf
lijdende aan een bloedvloeiing.
Vi'iór dien tijd genoot zij een tamelij
ke» welstand, doch langzamerhand was
heel haar vermogen weggeven aan ge-
nceshecren, die haar evenwel niet ver
mochten te genezen.
Nu had ze gehoord, dat dc groote
ar en wonderdoener, Jesus van
Nazareth- wederom te Capharnailm
aangekomen. Ach I Als die Gods-
it haar toch eens wilde genezen I
Dat hij liet kon, daar twijfelde zij niet
aan. li ij had er al zoo velen genezen I
Doch zij duifde niet naar Hem toe
gaan wegens hare ziekte schaamde
zij zich én voor de menschcn én voor
Hem. Het vcriangen echter om gctic-
te zijn, en de diepe overtuiging
haar geloof, meteen de inwendig!
genade maakte haar scherpzinnitig. D.iar I
vloog haar een gedachte door het
hoold die heilige man heiligt ais
hem omgeeft. O, ik ben er zeker
er gaat zoo'n goddelijke kracht van
Hem uit, dat, als ik slechts zijn kleed
aanraak, ik genezen zal zijn. En zijn
kleed aanraken, dat kan ik wel bij die
drukte, zonder dat iemand het bemerkt;
ik kan in stilte God heel mijn ver
der leven bedanken voor mijne ger.e-
zing.
Haar besluit is genomen. Met groo-
ter inspanning nadcit zij al meer den
Zaligmaker. Eindelijk, op een oogen
blik. dat de drukte in de straat weder-
cen van die kleine stremmingen
veroorzaakt, .bukt zij een weinig, en
raakt den rand aan van Jezus kleed....
Haar geloof heeft haar gered I Plotse
ling gevoelt zij zich totaal genezen
'Lis of een nieuwe levenstroom in haar
:nste vloeit, die haar twintig jaar
[jonger maakt! Wat een jyjlukWat
n weelde
W-s er nu nog niet iets anders ge
schiedt, wij zouden deze gebeurtenis
te weten zijn gekomen. Doch
goede Godmcnsch, die iccds in
zijn sterfelijk leven ook op ons wel
zijn bedacht was, wilde niet dat dit
wonder geheim zoude blijven. Nauwe
lijks heeft de vrouw zich een weinig
teruggetrokken of Jezus zegt tegen de
Apostelen, die met Hem gaan ,,Wic
heeft mij aangeraakt „Ik niet Mees
zeggen zij de een na de ander,
is, die zich zoo goed bewust is,
dat hij. de eerste na den Zaligmaker
en veel ouder, wel wat gemoedelijker
mag zijn, zegt half lachend„Maar,
Meester, de menschen omringen en
rrdringen U. Hoe kunt Ge nu nog
vragen wie heeft me aangeraakt
Itilusschen is Jesus blijven staan
.tuurlijk dat begrijpt ge wel, terstond
irnide zich een ltcele kring van men
schen rond Ilcm lie.-n. Voor dc genezen
ruw is nu ontkomen onmogelijk ge-
•rden. De Heer zegt, niet onvrien-
delijk, maar toch ernstig„Iemand
het ft mij aangeraakt, want ik heb een
kracht van mij voelen uitgaan"Een
,-nblik stilte in den kring. Doch
oogenblik maar. Toen het vrouwtje
begreep, dat ze niet verburgen kon
blijven, kwam ze bevend nedtrknielAi
voor de voeten van Jezus, cn verhaalde
ten aanhooren van allen, om welke
redenen ze Ilcm had aangeraakt en
ze zich oogenblik kelijk genezen
gevoeld had.
Dat was genoeg. Nu zou liet nage
slacht weten, hoe God een groot ge
loof beloont. Nog een laatste bevcsti-
tigitig geeft- de Heer en maakt Iegelijk
een einde aan dit toonceltjc opstraal.
„Dochter," zegt Hij. „uw geloof heeft
u gered, ga in in vrede I
Deze vrouw is een beeld der
er.schheid De incuscliheid lijdt aan
:n geestelijke bloedvloeiing. Wij, twin-
tigstc-eeuwsche menschen, wij putten
ons zelf uit in stoffelijke en verstan
delijke ontwikkeling, cn wij worden er
beter op. Al onze kracht en onze
pil geven we weg aan genietingen en
nieuwe genietingen te bedenken, aan
concurreeren en overtroeven, aan oorlog
:n en vrede bewaren, en we ge
voelen ons daaioni nog geen grein ge
lukkiger dan onze ouders en groot
ouders. Geld en genot, liefde en baat,
zijn operateurs, die kunnen uitpompen,
aar ons genezen vermogen ze niet.
Dat kan God alleen. Hij heeft den
mensch gemaakt. Hij alléén kan hem
ook herstellen.
En God, het groote Opperwezen, is
overal, ook in het drukke wereldgedoe,
in dc loopgraven, ook op het
oorlogsveld, ook in den raad der ai-
beschikkende oorlogvoerders.
Maar zijn tegenwoordigheid alléén is
st genoeg, evenmin als zijne tegen-
jonligheid alléén, in die straat van
Capharnailm de zieke vrouw reeds ge
nas. Wij mqeten in Hem geloovcn,
•ertuigd, dat Hij cr is, dat Hij kan,
dat Hij wil helpen.
En ook dit is niet genoeg. Hoevelen
gclooven in God, en kwijnen toch weg,
krachteloos, moedeloos cn verdrietig
Neen, evenals het kwijnende vrouwtje,
moeten wij God ook aanraken, al is
't dan maar bij den zoom van zijn
kleed. Wij moeten ons in verbinding
nellen met God, Hem vastgrijpen
:n niet loslaten, vooraleer een nieuwe
levensstroom in onze aderen is over
gevloeid.
o. en zoo alleen is er hulp en
redding cn genezing mogelijk voor
ieder individu cn voor heel de maat
schappij
Is de verwijdering van God dc grootc,
de epidemische ziekte bij het men-
schelijk geslacht, is de terugkeer tot
God, de vastklamping aan God bet
«énige geneesmiddel, wat moeten
Katholieken dan ijverig communie»
ruk I De zekerste, de innigste aan
king met God is de CommunieIn
door de H. Communie vooral laat God
zich vastgrijpen door den mensch
den mensch te genezen. In en door|
dc H. Communie gaan er krachten uit
in God tot heil der zielen.
Hel dagelijksch godvruchtig conimu-
eren v.iu de mtllioencn Katholieken
are de beste operatic op het lijdend
mcnschengeslacht I
P. j. ZEIJ, S. J.
Uit het Buitenland.
Van den Oorlog.
De toestand.
Duitschland en Oostenrijk houden
at zij eenmaal veroverden „coüte que
aüte" vast als dc beste waarborg voor
;n eervolle cn hun passende vrede.
En nu zij langs den weg der overwin
ning van een afdoende bcslisssing moe
ten afzien, trachten de geallieerden
daarentegen het hun ontroofde tc her
in. Daarom en om elkander zoo
mogelijke,verliezen toe te bren
gen is het tc doen'.
In het stompzinnig wreede karakter'
Bankvereeniging
AMERSFOORT
LANGEGRACHT 30
Scherpenzeel Soest
- TELEFOON INTERC. 363
Verhuren loketten in hun „L1PS"
brand-, inbraak- en smeltproefvrije
SPECIAAL TARIEF VOOR VACANT1ETIJDEN.
dat de oorlog daardoor aannam, is geen
verandering gekomen integendeel het is
nog lager, nog afschuwelijker geworden,
het maakte hem tot een menschenmoord
op groote schaal en tot weinig anders.
De Duitsche legermassa's in Frankrijk
in men in twee machtige groepen
denken. De eene, onder het bevel van
den Duitschen Kroonprins staat om
Verdun. De andere legergroep van den
Kroonprins van Beijeren, staat tusschen
Dixmuiden en de Somme tegenover
het Britsche leger.
Na heftige aauvallen, waardoor dc
dnpperc Franschen en Engelschen den
Duitscher cenige mijlen konden terug
drijven. is een weinig rust gekomen.
Het resultaat van den heftigen aan
val is niet meegevallen. Zware offers
kostte 't dien kleinen teruggang
de Duitschers te bewerken.
De Duitsche beschouwing luidt
Wel is waar bereiken de Franschen
i Engelschen over een afstand van
ongeveer 28 K.M. een bocht in het
Duitsche front van gcmlddctd 4 K.M.
diepte, maar zij zuilen niet beweren,
dat de Duitsche linie daarom op eenige
plaats ook maar geschokt is.
Dit resultaat kostte den Engelschen
volgens zeer voorzichtige schatting zeker
230.000 man. Voor de schatting der
ransche verliezen staan dc.» Duitschers
dit geval geen zekere grondslagen
beschikbaar, maar daar de Franschen
rornaamste werk hadden te prestee-
moet hun verlies, ondanks hun
grootcre geoefendheid in den strijd, ook
belangrijk zijn. Hrl geheel verlies
Duitschlands tegenstanders zal dus
gevcer 350,000 bedragen, terwijl de
Duitsche verliezen, hoezeer zij ook te
bejammeren zijn, in getal hiermede
hoegenaamd niet kunnen worden ver-
Daarbij hebben de Duitschers tenge
volge van de langzame vorderingen
van het offensief volkomen den tijd
gehad achter hun tegenwoordige voorste
linies hun stellingen weer in te richten.
Tenslotte zegt het legerbericht dat
de Duitschers bij de gevechten in het
Maasgebied bij Verdun bij een dubbel
zoo groote terreinwinst een verlies
ongeveer 60,000 man hadden, terwijl
de Franschen in denzelfdcn tijd zeker
100.000 man verloren.
Bij da herdenking
het begin van den oorlog, wees
dc Duitsche Keizer op den ernst van
den toestand en legt cr den nadruk op,
dat nog zwaar werk valt te doen, maar
daarmede is niet gezegd, dat nog even
veel nioct gepraestcerd als reeds vol
bracht is en het is verkeerd van het
hoogtepunt van den strijd tc spreken,
wanneer dit moet beteekenen, dat de
gcheele beslissing thans nog een open
vraag zou zijn.
Nooit heeft den Keizer het vaste
vertrouwen verlaten, dat Duitschland
ondanks de getaimeerdérheid van zijn
vijanden onbedwingbaar is. en iedere
dag bevestigt opnieuw dit vertrouwen.
De overwinning is dus een uitgemaakte
quacstic. Het is slechts de vraag of
Duitschlands vijanden nog in staat
zullen zijn Duitschlands groote over
winning tc verzwakken.
Agitatie-
De Duitschers hebben een Engelsche
duikboot naar den kelder te zenden,
dood veroordeeld. Hierover ismen
niet-Duitsche kringen geweldig ver
toornd. En zelfs hooggeplaatste regee-
ringspersonen eischen straf voor de
rechters, die den ntan veroordeelden.
De Duitschers antwoorden „dat de
begrippen van moraal, rechtvaardigheid
cn logica geheel en al verward geraakt
moeten zijn in een volk, dat zijn Icrschc
landuenooten voor korten tijd bij hon
derden zonder vorm van proces heeft
terechtgesteld.
„Zij die een reeks Duitschers als ver
moedelijke spionnen, zonder ook zelfs
hun namen bekend te maken, hebben
doodgeschoten, hebben zich daarna ver
meten de rechtens en wettelijk vanzelf
sprekende doodstraf aan den kapitein
voltrokken, een moord te noemen."
Binnenlandsche Berichten.
Almelo.
De uitslag der gclroudcn stemming,
ter verkiezing van een lid der Tweede
Kamer voor het district Almelo (vaca
ture mr. P. J. M. Aalbersc) is als volgt
Aantal kiezers 10750.
Uitgebracht 5371 geldige stemmen.
FEUILLETON.
Van Heiden tot Christen.
Zij droeg lange oorringen, een gou
den keten, waarvan iedere schakel
et edelgesteenten was bezet, cn
hoogroodc schoenen met paartcn ver
sierd. De vrouw in den bronzen draag
stoel was gehuld in het lange kleed
cr matrone, en hare donkere pur
peren tuniek reikte tot hare voeten.
Hare haren waren gestrengeld, wat bij
de Romcinsclic vrouwen eene bijzon
dere bctcckenis had. Zij scheen ictsj
er dan 30 jaren, had een hoogst
beminlijk uiterlijk, en was zeer beschei
den in hare woorden.
Haar reisgezellin was half zoo oud,
maar even schoon om Itarc goudgele
haren cn hare open blauwe oogen.
liaar gelaat diocg een minder edelen
stempel. Meermalen verried hare k»
oogslag ongeduld en verachting. Hare
betoovennule lach was bekend bij al
hare minnaars in Italië.
Hauw had tucn de draagstoelen
neergezet, of de aanvoerder steeg Var
zijn paard, en kwam kalm met dei
helm in dc hand nader. Op een af
stand van eenige ellen bleef hij staan
cn maakte eerst een buiging tiaar dei
oudste der twee edellieden, die de
draagstoelen te voet hadden vergezeld;
dan, den anderen edelman geheel
minachtend, maakte hij een buiging,
maar niet zoo lang en zoo diep,
de vrouwen. De man. die onze
:oo hoofsch had gegroet, gafj
diep eerbewijs een kleiue
hoofdbuiging co een bijna onmerkba-
ren glimlach. Al zijn aandacht had hij
geschonken aan onze reizigersci
rustte zijn oog op den jongeling
zijne lijdende zuster, daarna even
Philip, den vrijgelatene, dc Thracische
iw, cn de Grickschc Aglais on
slotte lang, zeer lang gevestigd ti
blijven op Agatlta.
„Sejanus." /.cide hij eindelijk, „wit
zijn dezen
eds hier, toen wij stil hielden
ii7,cn meester, den gunsteling
der goden, te wachten, cn schijnen
ter plaatse, waar gij hen ziet, tc
„Bij de goden, die mij gunstig zijn,
hernam de andere, dal is een tlink
jongmcnsch. Kunnen wij van
geen zwaardvechter makenEn dat
meisje zaagt gij ooit zulke oogen,
mijn Sejanus Maar wat is zij doods
bleek Zijt gij altijd zoo bleek, mijn
lieve, of jijt gij ernstig ziek Als gij
ziek zijt, naar ik gis, dan zal mijn
Grieksclie geneesheer, t'hariclcs, U
wel beter maken."
Op het oogenblik, dat zijn oog ep
haar viel. stond Agatha nauw gesloten
de zijde hater moeder, cn daar
hij zich op deze wijze uitliet tegen
Sejanus, keerde zij hare van verbazing
geopende oogen van hem af, gelijk de
Zuid-Amerikaansche vogel voor de
slangmaar toen hij haar rechtstreeks
aansprak, stak zij haar hand uit naar
Paulus, vatte hem stevig vast cn zeide
verschrikt„Mijn broeder, laten wij
heengaan."
Paulus boog op eene hoofschc wijze,
■in van nature eigen, vroeg den
eemdeling vriendelijk verschooning,
lichte Agatha met dc eene hand op,
plaatste haar in de reiskoets. Daar-
wenkte hij, terwijl Philip en de
Thracische siavin op hun bank klom
men, zijne moeder, Agatha te volgen;
kalm maar met een vluggen tred ging
aar den wagen Paulus zelf r:
zijn doffen lioed van het hoofd
langzaam, deftig buigend naar
vreemdeling, zeide hij
Invloedrijke heer want ik bemerk j
dat gij een man van groot gezag zijt
in gesprek tc treden. Uwe opmerking
was juiststa mij toe haar te brengen
naar hare bestemming."
De man, die zoo teleurgesteld werd
en lot wien hij het woord richtte, ver
dient een nadere beschrijving. Hij
scheen meer dan vijftig jaar oudhad
breed, maar geen gevuld gelaat,
middelmatig voorhoofd, geschon
den door een diep littcekengrijze
korte haren, vleeschige lippen, en een
breeden inond. Hij had een baardeloos
gelaat, een schoon gevormde kin, en
geheel dat hoofd stond op een dikken
sterken hals volkomen met de lengte
zijn lichaam in overeenstemming.
In zijn wagen gezeten, had bij iets
mozdigs en onverschrokkens. Zijn bo
venkleed had slechts éénc kleurhet
een lange zijden mantel, gemaakt!
zeer donkere purperstof. In plaats
het bekende korte Komeinsche
zwaard had hij in zijn zwart lederen
gordel een lange stalen stift
schrijven in was.
Zooals de lezer zal vermoed hebben
was deze man de eerstvolgende keizer
der Komeinsche wereld.
„Sta toe haar te brengen naar hare
bestemming," herhaalde hij langzaam,
„Mijn Grieksche geneesheer, zeg ik u,
zat haar genezen. Slechts een klein
oogenblik. Zijt gij een Romeinsch bur
ger?"
„Ik ben een Romeinsch edelman,
zoowel als een Romeinsch burger,"
antwoordde Paulus op hoogen toon,
cn mijne familie behoort niet alleen
tot de cquilcs, maar is ook patriciër."
„Hoe is uw naant
„Paulus Aemiltus Lepidus."
De man met den donkeren purperen
mantel keek naar Sejanus, die met
zijn glanzenden helm in de linkerhand,
en met de rechter over zijne knevels]
strijkend, bedaard naast hein stond
overigens teekenden zijn gelaat, zijn
mond cn zijne oogen de scherpste op
lettendheid.
„En waar is, zoo vervolgde hij, uwe
bestemming
„Tc Formia," antwoordde Paulus.
„Is Marcus Aemilius Lepidus, de
voormalige triumvir, die aan de goed
gunstigheid van Augustus zijn laven
dankte, een bloedverwant van u?"
Paulus aarzelde. De jongste der
ree vrouwen had zich bij het hooren
in dien naam plotseling in haar ivo-
n met goud belegden draagstoel op
gericht, cn een vorschendeti blik op
hem geworpen, De andere vrouw had
eveneens van af dien stond hare beide
oogen op hem gevestigd. Wij heb
ben reeds opgemerkt, dat Sejanus, op
cene minder hartelijke wijze den twee
de der edellieden, die de draagstoelen
tc voet vergezelde, had gegroet. Deze
edelman was zeer bleek van gelaat,
zijne oogen stonden diep in zijne kas
sen. Hij had zijn zwaard losgegespt,
en onder dc woorden „Lygdus,
draagt dit" gegeven aan een man.
wiens uiterlijk 'dom en afstootend
was. Deze man nu was eenige
stappen voorwaarts gekomen
links van Paulus gaan staan tcge
den Caesarzijne oogen rolden voort
durend zonder eenige beweging van
zijn hoofd van den eenen kant naar
den andcien, maar zoodra iemands
oog het zijne ontmoette, keek hij_aan-
stonds voor zich. Paulus behoefde zijn
hoofd niet te Leeren om te bemerken,
dat deze man zijn oog op hem ge
vestigd had. Behalve deze twee
hoofsche draagstoelen stond cr in de
schaduw der boomen nog een derde
niet minder kostbare, waarin eene
vrouw gezeten was. met een gelaat
wit als albastmet hare zwarte voor
uitkomende oogen sloeg zij aandachtig
dit tooneel gade, en -het was opmer
kelijk, hoe zij ieder woord, dat gespro
ken werd, trachtte te onderscheppen.
Paulus, zooals wij zeiden, aarzelde
want ofschoon de jeugd in de dagen
der classieke oudheid tegen allen
meende te zijn opgewassen, en vreemd
bleef aan ieder zenuwachtig gevoel,
zoo Werkte toch die zonderlinge vraag
gevoegd bij de oogen der velen, die
op hem gevestigd waren, nadeelig op
op den hoogmoedigen geest van
„Hebt gij mijn vraag gehoord
vroeg Tiberius.
Wordt voortgezet.