Katholiek Nieuws- en Advertentieblad
voor Amersfoort en Omstreken.
DE EEMBODE
Kantoor: Langegracht 13, Amersfoort - Tel. No. 314.
Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagmiddag en wordt uitgegeven
door de Vereeniging De Eembode te Amersfoort. Prijs per drie maanden
zestig cent; voor buiten Amersfoort verhoogd met vijf cent voor
incassokosten. Afzonderlijke nummers vijf cent per exemplaar.
Abonnementen kunnen eiken dag ingaan, doch opzegging van abon
nement moet geschieden vóór den aanvang van een nieuw kwartaal.
Maandag 14 Aug. 1916. No. 39. Dertigste Jaargang.
Advertentieprijs: van één tot vijf regels vijftig cent. Elke regel meer
tien cent. Voor incasso wordt vijf cent in rekening gebracht.
Billijke tarieven bij geregld adverteeren. Alle mededeelingen,
ingezonden stukken en advertentiCn gelieve men in te zenden ten
Kantore van de Directie van De Eembode, Langegracht 13,
Amersfoort, vóór twaalf uur op den dag van verschijnen.
Oud worden.
Wie van ons, Katholieken, nog de
vorige uitgave van den Katechis-
tnus als leerboek gehad heeft, zal zich
herinneren, dat daar het Vierde Gebod
aldus stond uitgedrukt„Eer uwen
vader en uwe moeder, opdat gij lang
moogt leven Op aarde". En wie dat
leerde, vóór het werd uitgelegd, heeft
lekei .bij zich zelf gedacht: „nu, dan
zal ik wel zorgen, dat ik hécl oud word
Waarschijnlijk was 't dan ook een teleur
stelling, als ons later werd verklaard,
dat er eigenlijk in den Hijbei staat
„Eer uwen vader en uwe Moeder, zoo-
als de Heer, uw God, u geboden heeft
opdat gij lang gevestigd blijft en het
u welga op den bodem, dien de Heer,
uw God, u geeft", en dat deze woor
den zich dus niet lichten „tot icderen
Israëliet afzonderlijk, alsof een lang
leven voor den enkeling liet loon zoa
zijn van trouwe vervulling van den
kinderplicht, maar tot liet volk".
En Pastoor Kortenhorst, die in de
Berichten van den Sint-Claverbond, anno
1904, de aandacht zijner lezers vestigde
op het taaie leven van de Chincezen,
als volk, alsmede op de wcergalooze
standvastigheid hunner instellingen en
beschaving, aarzelt niet, als oorzaak
daarvan op te gevenden buitenge
wonen eerbied en liefde, die edere Chi
nees zijn ouders toedraagt.
Toch zijn er wel andere Schriftuur
plaatsen, die ons doen vermoeden, dat
oud-worden vaak als belooning gold
voor. persoonlijke deugdzaamheid. In
dezen zin tenminste verklaart nten de
belofte des Heeren aan Abram „Gij
echter zult tot uwe vaderen gaan in
vrede ten grave gebracht in goeden
ouderdom". Wordt later Abraham's
dood vermeld, dan heet het „de dagen
van Abraham's leven waren 175 jaren.
En hij werd zwak en stieif in goeden
ouderdom, op gevorderden leeftijd.,.."
En van den dapperen, godvree/enden
Gedeon staat weer geschreven„En
Gcdeon, de zoon van Joas, stierf in
goeden ouderdom". Insgelijks wordt
van David gezegd „En hij is gestorven
in goeden ouderdom, rijk aan dagen
en rijkdom en roem". Geen wonder,
dat een vroege dood als een straf be
schouwd werd door den PsalmistMan
nen des blocds en mannen des bedrogs
bereiken niet de helft van hun dagen".
Doch „Grijsheid is een eerekroon, die
op de paden der gerechtigheid is te
vinden". Zeer uitdrukkelijk werd ook
Salomon van Godswege toegezegd In
dien gij op mijne wegen wandelt en
mijne geboden en mijne bevelen onder
houdt, gelijk uw vader gewandeld heeft,
dan zal ik uwe dagen verlengen".
Uit dit alles volgt nu volstrekt niet,
dat oud-worden altijd een belooning is,
noch dat de deugd altijd met oud-wor
den beloond wordt.
Opmerkelijk is het, dat in de Heilige
Schrift meer bijzonder met „de wijsheid"
herhaaldelijk een lang leven gepaard
gaat. In het Boek der Spreuken wordt
dc wijsheid sprekend opgevoerd
deze woorden„Mijn zoon, vergeet
mijne lessen niet cn laat uw hart mijne
voorschriften bewaren, want lengte van
dagen en jaren leven» en vrede zullen
zij u aanbrengen". Van diezelfde Wijs
heid wordt verzekerd„Lengte vnn
dagen heeft zij in hare rechterhand en
in hare linker rijkdom en eer". Elders
spreekt de Wijsheid weer: „Door Mij
zullen uwe dagen vermenigvuldigd en
levensjaren vermeerderd worden".
En Salomon zegt zelf„Luister, mijn
en aanvaard mijne woorden, op-
uwc levensjaren vermenigvuldigd
worden, Den weg der wijsheid zal ik
Nu afgezien van dc verschillende be-
teekenissen, die het woord „wijsheid"
in de Heilige Schrift heeft, kan men
reeds een verklaring van deze spreuken
vinden in alle die ontelbare gevallen,
in „gebrek aan wijsheid" een vroe
gen dood veroorzaakt heeft. Denk eens
weg onmatigheid, onkuischheid, driftig
heid, roekeloosheid cn alle andere on
wijsheden cn /.eg me, of dc menschen
zonder die beulen niet langer zouden
leven Wie was ook weer die oude
die. in zijn 110e jaar, op de vraag,
hoe hij zijn lichaamskracht zoo lang
had weten te bewaren, ten antwoord
gaf„ik heb me steeds in acht genomen
togen toorn en ontucht en bedwelming
door drank"?
Nu kunnen we vrag.n: is de buiten
gewoon hooge leeftijd der Patriarchen
óór den zondvloed dus toe te schiijvcn
au buitengewoon groote deugdzaam
heid of buitengewoon gröote wijsheid
Dat beide er toe hebben bijgedragen,
ie zal het ontkennen? Maar toch,het
verschil tusschen 700, 800 jaar oud
worden, cn wat van Mozes af tot heden
toe een gezegende ouderdom heet, 90,
100 jaar, is te groot, om niet nog naar
andere verklaringen te zoeken. Immers,
onmiddellijk na den tijd der patriaichcn
nu toe, blijft ook voor dc dcugd-
isten en uitmuntendsten in wijsheid
waar, wat de Schrift zegt: „De dagen
onzer jaren bij elkander, het zijn zeven
tig jaren, en bij groote krachten tachtig
jaren, en wat daarboven gaat is af
sloving en smart,... Het getal van 's men
schen dagen is honderd jaren op zijn
hoogstals een druppel water uit de
zee worden zij gerekend, en als een
korrel van dc zandwoestijn, zoo kort
zijn zijne jaren tegenover den dag der
eeuwigheid". Hoe komt liet dan, dat
men in de eerste tijden 8, 9 maal
ouder werd
Zeer veel invloed op den langen
levensduur schrijven de geleerden toe
aan de gesteldheid van de lucht, aan
den aard van 't klimaat, aan den een
voud en de kalmte van levenswijs,
Sommigen meenen, dat men in die
hooge leeftijden een overblijfsel zoeken
moet van den paradijstoestand. Vóór
hun val waren Adam en Eva in 't bezit
de bovennatuurlijke gave der on
sterfelijkheid, en tevens bestond, binnen
hun bereik, een voedsel de vrucht
namelijk van den boom des levens
dat hun lichaamskrachten vrijwaarde
ondergang. Welnu, zeggen zij, kan
niet hel 'eerste oudcrenptar uit hel
paradijs getreden zijn met zulk een
buitengewoon duurzame lichaamsgestel-
tenis, dat deze nog op de nakomelingen
in talrijke geslachten is overgeplant, tot
dat eindelijk na den pondvlocd dc licha
melijke toestand de- menschen tot die
normale gesteltenis rs afgedaald, die
haar van nature toekomt Om dezen
uitleg nog aannemelijker te maken, geven
andere geleerden als hun meening te
kennen, misschien ook al met het
oog op de reuzen, waarvan in de vroeg
ste tijden sprake is, en op dc groote
dieren en planten uit den vóórtijd,
dat dc lichamen der eerste menschen
buitengewoon groot cn krachtig waren
deze grootte cn kracht zou dan tegelijk
met bovengenoemde duurzaamheid
langzaam aan zijn afgenomen.
Wij voor ons zien in de hooge leef
tijden der aartsvaders een bijzondere
leiding der Goddelijke Voorzienigheid.
Immers voor dc snelle verbreiding van
't menschelijk geslacht, voor inrichting
:n bevestiging van een goedgeordende
samenleving, en niet het minst voor de
standvastigheid van de overlevering der
Goddelijke openbaring kwam een lange
levensduur uitstekend te stade. Volgens
de cijfers, die de Bijbel ons levert kon
Adam zelf zijn nakomelingen onder
richten tot in den tijd, dat I.amech
leefde en kon Lamccli als {ooggetuige
van Adam spreken tot in den tijd van
Sem, en Sem van den door hem meebe
leefden zondvloed vcrlialen aan Abraham
Wanneer wij nu weten, dat de Pa
triarchen niet alleen de overbrengers
waren der Goddelijke openbaring in
Adain's tijd maar volgens dc toenmalige
zeden, macht in zich vcrccnigden,
deze niet weinig in aanzien kon
stijgen door zulk .-en langen levens
duur. dan zullen al deze gegevens zelfs
ongeloovige, die aan den Bijbel
n maar menschelijk gezag toe
schrijft, tot de erkenning dwingen, dat
die hooge leeftijden te goed passen in
liet kader der overige' geschiedkundige
bijzonderheden uil dien lijd, om ze zoo
naar het rijk der fabels terug te
wijzen. J. ZEIJ, S. J.
Drankbestrijding en
Armenzorg.
Bij ware armenzorg behoort drank
bestrijding.
Armenzorg is niet slechts eene zorg
vuldige bedeeling van verschillende
Lehoeftigen, maar daaronder verstaan
wij nog twee zaken meer en wel:
le dat men ook de geestelijke belan-
van den arnte behartigt, en 2e, dat
de oorzaken van de armoede
zoekt te bestrijden. De toeleg moet
zijn: wel te doen naar lichaam en ziel
niet alleen armoede lenigen,
armoede wegnemen en voor
komen.
Onze Kath. Armbesturen beharti
gen op genoemde wijze in het alge
meen huil armenzorg. Komt bijv, bij
hen iemand die goed is voor zijn brood
maar-zijn arm of been heeft gebroken,
zij zullen zoo mogelijk, desnoods met
offers tot zijn herstel mede
werken, om hem voor armoede te be
en hem in staat stellen
cere in eigen onderhoud te
en. Alles zeer terecht.
Zoo zullen zij ook dikwijl» de armoede
zoeken te voorkomen.
Komt bijv. iemand, die zijn plicht
verzuimt, bij hen om bedceling, dan
zullen zij dien menscb mogelijk iets
geven, maar hem ook tot zijn plicht zien
brengen.
Dit alles is zeker verstandig en zeer
verklaarbaar, maar het strookt toch
ook geheel en al met het Reglement
onzer Kath. Par. Armbesturen, waar-
29 luidt„De zorg van het
Parochiaal Armbestuur bepaalt zich
de stoffelijke, maar omvat ook
.te en voornaamste behoefte,
de zedelijke belangen der armen en
hulpbehoevenden."
wat aldus onze Kath. Armbe-
doen en moeten doen wordt
zeker niet minder gedaan door
Vincentius-Vercenigingen. die
bij al hunne liefdewerken steeds
de zedelijke belangen van den even-
mcnsch op den voorgrond stellencn die
rcenkomstig het zoo prachtig artikel
hun Reglement„Geen liefdewerk
:t geacht worden vreemd te zijn
de Vereeniging" in den regel tot alle
goede werken worden bereid gevonden.
Armbesturen én Vine. Vcreeni-
gingen behartigen hun armenzorg goed,
zij zorgen niet slechts: voor het stoffe
lijk maar ook mede voor het
geestelijk welzijn van den behoef
tige. - Zij lenigen niet slechts armoede
aar zoeken die levens te bestrijden.
En dat doen zij niet alleen als ver
standige menschen maar vooral ge-
even door de Christelijke liefde.
Door die liefde gedreven, zoeken zij
het welzijn van den cvenmensch in elk
opzicht te behartigen. Zij lenigen zijne
armoede maar zoeken hem ook tot
welstand te brengen. Zij hel
pen in lichamelijker! nood. maar nog
:el meer redden zij de ziel, die zooveel
eer waard is dan het lichaam en d'
lor ccne eeuwigheid te winnen is.
Bij eene dergelijke armenzorg past
ook drankmisbruik-liestrijding. Eenvou
dig omdat wij allen bij ondervinding
weten, dat het drankmisbruik een
name oorzaak is van armoede
velerlei zonde en ellende. Wil
len wij dus medewerken
rige gevolgen van het drankmisbruik
tegen te gaan, dan moeten wij ook de
oorzaak, het drankmisbruik zelve gaan
bestrijden.
Drankmisbruik is
zaak van armoede.
Zou er wel half zooveel armoede zijn
s er niet gedronken werd? En als
j hier zeggen dat veel armoede komt
door den drank, dan moeten wij niet
alleen letten op de directe schade, dat
er zooveel of zooveel verdronken wordt.
Hoe groot is dikwijls de indirecte
schade door den drank veroorzaakt
dat iemand domme dingen doet
een ongeluk krijgt door den drank, enz.
Hoe machtig veel zou kunnen
worden bespaard, en tot veel beter
doel woiden besteed, indien de drank
duivel niet voortdurend nieuwe slacht
offers aanvoerde I
Dat de drank armoede veroorzaakt
evenwel niet het ergste. Erger is
al het kwaad dat er dikwijls door ver
oorzaakt wordt.
n massa menschen hebben door
den drank een zondig en ongelukkig
leven, afgezien nog van armoede.
Velen zouden bij m?er matigheid
stoffelijk en geestelijk zijn gebaat. En
slotte wordt aan de armenkas heel
bespaard, wat tot andere nuttige
doeleinden kan worden besteed. Zoo
blijkt dat drankmisbruik-bestrijding de
n-zorg verlicht.
Binn8nlandsche Berichten.
Een vinding.
Een brochure is verschenen te Amers
foort, waarlti een werkwijze beschreven
wordt, waarbij dc atmosferische lucht
druk als bron van arbeid wordt ge
bruikt. Het is een vinding van
J. H. Storm Jr. te Amersfoort, die
dien weg de dampkringslucht
plaats doet treden van steenkool,
petroleum, enz.
De uitvinding verkeert op het oo-
genblik in het stadium dat er octrooi
voor is aangevraagd en reeds in de
meeste (vooral oorlogvoerende) landen
die steenkoolgebrek hebben, verkregen.
Hier in Nederland op 15 Juni 19)6,
onder nr. 1321.
Het principe, waarop Storm's werk-
ijze berust, bestaat hierin, dat de ar
beid noodig om uit een ruimte de lucht
gedeeltelijk te verwijderen, wel in ver
houding staat tot den graad van lucht-
verdunning. maar niet tot het volume.
In hoofdzaak bestaat het apparaat
t een trommel die met willekeurige
snelheden om zijn as kan draaien cn
gedreven wordt door een electro-motor.
De trommel is voorzien van spleten
de uitstrooinende lucht, die hier
den arbeid heeft te verrichten. Na het
effect van de door de spleten uitstro_p-
mende lucht met figuren te hebben
toegelicht, zegt dc schrijver van de
brochure
Aangezien het in strooming breDgen
van lucht, door deze werkwijze toege
past, zeer weinig arbeid kost, in ieder
geval er niet mede evenredig is, kan
de trommel zóó groot gemaakt worden,
dat er een zóó groote zuiger in den
cylinder in beweging kan worden ge
bracht, dat die een arbeid kan verrich
ten, die grooter is dan de arbeid, be-
noodigd voor het draaien van den trom
mel en dus bovendien arbeid kan leveren
roor ieder ander doel. Waaruit dus
'olgt, dat de atmosferische luchtdruk
door de werking, toegepast in dit toe-
een bron van arbeid wordt en
in de plaats treedt van steenkool,
petroleum enz.
De vraag is nu: is deze werkwijze
strijd met de wet op het behoud
in arbeidsvermogen Bij liet beant
woorden van deze vraag dient men
rekening t'e houden met alle processen,
die plaats grijpen in het systeem ma-
FEUILLETON.
Van Heiden tot Christen.
Tiberius wenkte den man, die zijn
paard bewaakte, te naderen, be
steeg het, en zeide tot afscheid den
Praetoriaanschcn aanvoerder„Wees
voorzichtig met Paterculus, hij is wel
iswaar mij zeer genegen, maar toch is
hij een dubbelhartig mensch." Dan
wuivend met de hand reed hij lang
zaam henen, hield een twintig passen
verder stil en keerde den kop van het
paard. Vlug reed Sejanus naar zijn
„Gij weet dat de Germanen, aange
moedigd door de slachting van Varus
en zijne legioenen, rondzwerven over
de Juliaansche Alpen in het Noord-
Oosten van Italië bij Illiricum Hoe-
vele legioenen kunnen hen daar tege
moet trekken
„Op dit oogenblik, antwoordde Se
janus, „twaalf, behalve mijne Praetori-
anen."
„Dat is bijna de helft van al onze
krachten, hernam de andere. Germani-
cus drijft zeker die barbaren terug. Hij
zal zoo de gunst des volks voor zich
winnenmaar ik vermoed, dat de
Praetorianen hem niet hoogachten."
„Ook de Praetorianen beminnen
hem," antwoordde Sejanus.
„Zij kennen geen krijgsman..." begon
Sejanus.
„Ben ook ik geen krijgsman
voerde zijn meester hem legen.
„Ook beminnen zij, mijn Caesar,
niet weinig."
„Stil I zeg mij oprecht, wat de Prae-
ianen van Germanicus denken."
„Zij denken dwaselijk, dat sinds den
dag, waarop Cajus Julius werd ver
moord, nooit zulk een krijgsman..."
„Genoeg Dwaselijk zegt gij I Her-
ner U mijne bevelen. Vale 1"
En Tiberius reed noordwaarts henen,
zijn gelaat gekleurd met een hoogeren
blos dan anders.
IV.
Toen Sejanus alleen was gelaten,
ging hij naar de twee ruiters. De eene,
die Tiberius zijn paard gebracht had,
reed als een dwaze den Caesar na
de andere vergezelde den aanvoerder,
die langzaam zijn eigen paard besteeg
en op een kleine draf dezelfde rich
ting naar Formia insloeg. De zon
ondergegaande korte schemering
was voorbijde hemel was bewolkt,
en de maan nog niet opgegaan,
dat de nacht zeer duister was. In
paar seconden bracht Sejanus zijn
paard van draven tot stappen, en zijn
metgezel reed bijna naast hem. De
maakte daarom eene hem eigen
geworden buiging, cn trok zich onge
veer dertig passen terug.
Sejanus sloeg hem nauwkeurig gade.
„Tiberius, zoo mompelde hij bij
zichzelven, ofschoon Caesar, heeft mij
ioodigGermanicus is ook Caesar,
:n kan keizer worden. Indien Ger
manicus het zou willen, hij zou
hem winnen. Hij heeft
veel van den geest van Cajus Julius
zijn gebrek om eenieder te
511, maar geen enkele zijner
ondeugden. Ik betwijfel het, of' hij wel
ooit keizer worden zal. Hij is te veel
Alhcner, te eerwaardig cn tc belange
loos. Somtijds vrees ik, dat hij zal
worden vermoord, want hij vertrouwt
te veel zijne manschappen. Tiberius
heeft minder bekwaamheden, slechte
eigenschappen cn toch staan zijne
kansen beter. Hij zal' dc wereld be
sturen, en Aelius Sejanus met hem."
Als Sejanus al deze dingen bij zich
zelven mompelde, verschrikte hem
eene stem. De stein zeide„Hoever,
geachte aanvoerder, is het naar For-
Sejanus keek verschrikt om, en zag,
dat de spreker een gewapende reiziger
was, vergezeld door twee mannen,
beiden tc paard. Wegens de dikke
duisternis kon hij het gelaat van den
vreemdeling niet zien, alleen meende
hij uit hunne kleeding te kunnen op
maken dat zij geen Italianen warei
.Ongeveer vijf duizend passen,
antwoordde hij, „maar te Formia
geen herberg. Een acht honderd pas
van hier is een goed verblijf. Gij
it mij aanvoerder, want dat ziet
an mijne kle'cding, maar gij kent
mij toch niet."
„Wat, ken ik den beroemden aan
voerder der Praetorianen niet Ken ik
den gelukkigen en ongclukkigen, den
voorspoedigen en niet voorspoedigst
Sejanus niet
„Gelukkig en ongelukkig," mompel
de de andere, „voorspoedig en niet
voorspoedig I Wat is «dat voor
wartaal Gij moet de taal spreken
iedcrcn sterveling. Gij zegt eerst
dan weer neen."
Terwijl hij dit sprak, trachtte hij de
donkere gelaatstrekken van zijn
ven reisgezel te onderscheiden.
„Zoo, denkt gij dat zeide de
,Zou het dan hetzelfde wezen indien
ik zeide ongelukkig cn gelukkig, niet
voorspoedig en voorspoedig
„Ja-"
„Helaas I neen."
„Wat," zeide Sejanus, „nu ben ik
gelukkig en heb voorspoed, denkt gij
dan dat ik straks ongelukkig zal worden
en geen voorspoed meer hebben zal
„Ik. zeg altijd wat ik meen, hernam
de andere, maar nooit geef ik cenige
uitlegging van mijne gezegden."
„Nu voor het laatst, zeide Sejanus
op hoogen toon, gij moet zeggen, wie
gij zijt. Als praetor peregrinus, belast
met het toezicht over vreemdelingen,
vraag ik uw naam. Bedenk wel, vriend,
dat zes lictoren zoowel als twintig
duizend soldaten Sejanus gehoorzamen."
„Ik ben de god Hennes,"' hernam
de andere, plotseling wegrijdend, door
zijne beide mannen gevolgd.
Deze beweging was zoo onverwacht,
dat de vreemdeling reeds in de duis
ternis was verdwenen, voordat Sejanus
zijn paard kon aanzetten om hem te
achtervolgen.
„Pas op," riep eene stem hem te
gen, „dat uw paard u niet op den
grond werpt, ongodsdienstig mensch,"
Tegelijkertijd hoorde de- Praetorlaan-
sche leider iets rollen op den grond,
en eensklaps ging er een heldere
straal voorbij de oogen van zijn paard
en een vreeselijkc klap volgde. Bijna
was hij van zijn paard gevallen, zoo
als de stem hem gewaarschuwd had.
Hij ging wederom goed zitten, bracht
zijn verschrikt beest tot bedaren en
stond stil om te luisteren niet anders
hoorde hij dan 't getrappel van het
paard van den gewapenden ruiter, die
achter hem aanreed langs den Api-
schen weg.
Wordt voortgezet.