DE EEMBODE
Tweede Blad
Vrijdag U Mei 1917
3tate Jaargang
KATHOLIEK NIEUWS- EN
Epistel en Evangelie.
VIJFDE ZONDAG NA PASCHEN.
Fjéis uit den brief van don H. Apostel
Jacob lts; I, 22 27.
geliefden! Weest daders van he
Woord en niet slechts hoorders, t
zeiven bedriegend. Want als iemand
hoorder van het woord is en niet dader, die
zal vergeleken worden met eenen man, die!
zjjn natuurlijk gelaat in eenen spiegel be-
schóuwt: deze heeft nameljjk zich zeiven
heschonwd en is heengegaan, en is terstond1
vergeten hoe hjj was. Maar die aandachtig
staart op de volmaakte Wet der vrijheid:
en daarin volhardt, geen vergeetachtig hoor-
der, maar dader des werks geworden zjjnde,
hij zal door zijn doen zalig zijn. Doch zoo
iemand meent dat hij godsdienstig is, terwijl
hij zijne tong niet in toom houdt, maar zjjn
hart misleidt, diens godsdienstigheid is jjdel.
Zuivere en onbevlekte godsdienstigheid hij
God en den Vader is dezeweezen en wedu
wen in hunne druk bezoeken, en zich zeiven
onbesmet van deze wereld bewaren.
Evangelie volgens dsn H. Joannes;
IVI; 23—30.
In dien tijd sprak Jezus tot zjjne leer
lingen Voorwaar, voorwaar. Ik zeg u
zoo gij den Vader in rajjnen naam iets
zult vragen, Hij aal het u geven. Tot nog
toe hebt gij niets in mijnen naam gevraagd.
Vraagt en gij zult verkrijgen, opdat uwe
vreugde volkomen zjj.
Ik heb deze dingen in gelijkenissen tot u
gesproken. Het uur komt, dat ik niet meer
in gelijkenissen tot, u spreken, maar u open
lijk van den Vader verkondigen zal. Op dien
dag zult gij in mjjnen naam bidden; en niet
zeg Ik n, dat Ik den Vader voor u aal
vragenwant de Vader zelf heeft u lief, omdat
gij Mij liefgehad en geloofd hebt, dat Ik van
God ben uitgegaan. Ik bon van den Vader
uitgegaan en in de wereld gekomen; wederom
verlaat Ik de wereld en ga Ik tobden Vader,
jZjjne leerlingen zeiden tot Hem: Zie, nu
spreekt Gjj openlijk en zegt geenè gelijkenis
iNu weten wjj, dat Gij alles weet en niet
I noodig hebt, dat iemand u ondervrage. Daar-
!om gelooven wjj, dat Gij van God zjjt uit
gegaan.
i
De laatste Priorinne van
St. Aagtenklooster
te Amersfoort.
„Niet lang daarna'', hervatte de Priorin,
„werd de stadsregeering veranderd; twee
j slechts behielden er hunne plaats i n 't. be
stuur, en onder hen Heer Johan van Westree-
nen. Geen» week verliep er, of die van de
nieuwe leer eischten de kerk van Onze-
Lieve-Vrouwe, om daarin hunlieder predi
katie te doen, eu het bestuur beval aan de
„laatste kerkmeesteren van Onze- Die ve-
Vrouwen kapelle", zooals men ze in het
bevelschrift noemde, dat zjj binnen den tijd
[van vier-en-twiutig uren aan de schepenen
der stad overleveren zouden kelken, ciboriën,
ornamenten, en alle goud- en zilvergeraad,
I met de priesterlijke kleederen, zoowel linnen
als wollen, en voorts niets uitgezonderd van
al 'tgene de kerkmeesters wisten, dat aan
die kerk toebehoorde, daaronder begrepen
zelfs het Mariënbeeld,''
„Hoe!" vroegen beide nonnen te geljjk:
'tmirakuleuze beeldvan Onze-Lieve- Vrouw!"
t Werd", hernam de Priorin, „zooals ge
denken kunt. aan hunne heiligscherinende
handen niet overgegeven, en is nu nog in
goede bewaring te dezer stede."
„Hemelwij hadden dat nooit vernomen
sprak Maria.
„'t Werd voor u verborgen gehouden, kin-