DE EEMBODE
KATHOLIEK NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR AMERSFOORT EN OMSTREKEN
KANTOOR LANGEGRACHT 28. AMERSFOORT
VRIJDAG 16 MEI 1919 33* JAARGANG No. 14
TWEEDE BLAD.
De €em
door T. PLUIM.
II.
Omstreeks dien tijd, n.l. 1589, ver
zochten dc Eemnessers-Buitendijk nan
de Staten van Utrecht een gracht naar
de Eem te mogen graven: de tegen
woordige Eemnesservaart. De Staten
droegen den Schout van de stad Utrecht
op, om te onderroeken, of er tegen
het graven van die vaart soms bij an
deren bezwaren konden bestaan. En
werkelijk Amersfoort dat voor
zijn scheepvaart concurrentie vreesde,
verzette zich er met hand en tand tegen.
De Stad beweerde, dat zij steeds uit
sluitend het recht van de Eemvaait had
bezeten, zoodat zij geen mededinging
behoefde te dulden. Doch de Staten
van Utrecht waren van een ander ge
voelen enEemnes kreeg zijn vaart.
(Zij begint vlak bij het gemeentehuis
cn loopt in een rechte lijn naar de Eem).
Trouwens reeds 350 jaar eerder, in
1239, had Bisschop Otto III aan den
Proost van het Kapittel van St, Jan te
Utrecht (welk Kapittel Dc Vuursche
bezat) vrijheid gegeven ter wille van
den afvoer van turf tot het graven van
een wetering loopende uit hun venen,
in de bosschen van De Vuursche, naar
de Eem, nog altijd bekend als Praam
gracht of Pijnenburgergrift. (Pramen
zijn platgcbodcmde (lurfjschuiten veel
op bakken gelijkende),
Na verloop van anderhalve eeuw was
deze Praamgracht ondiep cn te smal
geworden, temeer daar in dien tijd ook
het hoogveen onder Soest in exploitatie
kwam. Zoo verleende bisschop Floris
van Blankenham in 1389 concessie tot
het verbreeden en uitdiepen der Praam
gracht en wel aan Evert Rcynersz van
Lodensteyn, Kutgcr Jacobs/, Hendrik
Nolen en Jan de Goede. Zij kregen
tevens het recht om den btnoodigden
grond te onteigenen. De onwilligen zou
den zoo noodig door den Maarschalk
van Eemland, 's Bisschop's stadhouder,
met geweld gedwongen worden. Ook
mochten de exploitanten zooveel schut
sluizen maken, als zij noodig oordeel
den „sonder cenigh wedursegghen (d.i.
tegenspraak, bezwaar) van ymant."
De Praamgracht bewees dus, dat
Amersfoort niet uitsluitend het recht
van bevaring der Eem had bezeten cn
daarom konden de Staten van Utrecht
dan ook aan de Ecmnessers hun vaart
toestaan.
Intusschen bleven er over dc verzan
ding der Eem voortdurend klachten
rijzen, ja tot zelfs in onze dagen toe,
zooals men in dc laatste tijden uit de
couranten kan zien. En geen wonder I
Immers de Veluwschc beken bleven
ongehinderd al haar zand in de Eem
neerleggen, want aanvankelijk hield geen
enkele sluis dat zand, waaraan de Ve-
luwc maar ai te rijk is, bij de Koppel
poort tegen. Om nu hierin te voorzien
namen de Staten van Utrecht in 1613
een gewichtig besluit, Er werden nl.
op drie plaatsen, vlak bij de Koppel
poort, waar de beken uitstroomden,
zware sluizen gelegd, zoogenaamde
schotbalksluizen, die niet uit deuren,
inaar uit een opeengestapelde laag van
balken bestaan; door meer cf minder
balken te nemen, kan men naar ver
kiezing minder of moer water loozen,
terwijl het zand dan grootendeels op
den bodem vóór de balken blijft liggen,
en niet, wat bij een deur zou gebeuren,
met het water de Eem in schuift. Hier
door werd dus het zand voor een aan
zienlijk deel uit de lem geweerd (vol
komen niet 1) cn hierdoor tevens de
scheepvaart bevorderd. Maar ook de
afwatering der Geldersche Vallei won
er veel bij, immers de Eem kon nu
méér water bevatten en sneller afstroo-
men. Bij een verzande Eem konden
de beken onder Barnevcld, Lunteren,
Woudenberg, Renswoude, enz. na een
regenval haar water niet spoedig genoeg
loozen, zoodat zij heinde en ver de
oeverlanden overstroomden.
Maar nu de Eem door de schotbalk
sluizen grootendeels van de bekea was
afgesloten, bleef voortaan het zand in
die beken zelf, wat natuurlijk voo
goeden waterafvoer zeer hinderlijk
Om dit te verhelpen werd dan ook
gelast, dat jaarlijks de aangelanden
(d.w.z. de eigenaars van de aangelegen
landen) elk een bepaald gedeelte der
beek van zand en vuil zouden reinigen.
En er zou daarna een „schouw" (in
spectie) gehouden worden om dc nala-
tigen zoo noodig te kunnen beboeten.
Ten einde aan dit bevel en die schouw
de hand te kunnen houden, werd in
1616 benoemd„het Hoogheemraad
schap van de Eem, de beken en aan
kleve van dien." Dit College bestond
uit een Watergraaf en zeven Hoog-
heemraden benevens een „kameraar"
(penningmeester). Van dn zeven Hoog
heemraden werden er diie uit Amers
foort gekozen, twee uit de ingelanden
(eigenaars) van de beken (dus ten Z.
der stad) en twee uit de ingelanden ten
N. van Amersfoort. Dit College maakte
in 't vervolg een ontstane vacature
zelf een voordracht op, waaruit de Ge
deputeerde Staten dan «en keuze deden.
Het zou de bovengenoemde jaarlljksche
schouw houden, met het recht nalatigen
te kunnen straffen. Verder zou dit Col-
lege zorgen, dat de sluizen, enz. goed
onderhouden werden en dat de Eem
op voldoende breedte bleef cn op een
diepte van 6'L voet onder het aange-
nomen peil. (Een voet is omstreeks 3
d.M.) Daartoe zou de rivier jaarlijks
van de Koppelpoort tot de Melm uit
gebaggerd worden. (In dit eerste ge
deelte der Eem bezonk natuurlijk het
meeste zand uit de beken, want nog
altijd kwam er door de schotbalken ook
nog eenig zand binnen).
VoOiloopig ging alles goed, doch in
1662 en 1663 daagde er een vijand uit
see oper ontstond n.l. vóór den mond
der Eem een zandplaat, zoodat de
schepen bij laag water niet in- of uit
varen konden. Daarom werd de rivier
tusSchcn dammen van 80 k 90 roeden
(elk van 3'/4 M.) de zee in geleid, ter
wijl er tevens een „schephoofd" (een
unichting om het zand buiten die dam
men te houden) van 27 roeden lengte
werd gemaakt. In 1696 werd ten ge
rieve der scheepvaart een lantaarn aan
de westzijde van den mond geplaatst,
die „bij wintertijd en donkere nagten"
iu branden.
Ik zal den lezer niet vermoeien met
de verdere periodieke klachten over
verzanding der Eem en met de daar
tegen getroffen maatregelen. Alleen wil
ik nog vermelden, dat de schotbalk-
sluis bij de Koppclpoort op den rech
teroever (dus aan de zjjde van de prach
tige rniddeleeuwsche poort) op 10 Aug.
1910 vervangen werd door een zooge
naamde „Stoney-sluis" die van heel
andere, en betere constructie is en
sneller het water der beken afvoert.
Hierbij worden tusschen steenen land-
hoofden met gleuven, schuiven neerge
laten, die het water zoo goed als totaal
tegenhouden; nog niet kubieke
per dag komt er door. Wordt
:cr in de beken boogcr dan een
vastgesteld peil, dan trekt men de schui
ven meer of minder ver omhoog
het water spoelt er met groote kracht
over den bodem onder door, zoodat
de beek verdiept wordt.
Deze sluis behoort aan het genoemde
Hoogheemraadschap, maar de schot-
balksluis op den linkeroever (bij 't kerk
hof) wordt onderhouden door„de
Collegidn der Exonereereude Landen,
gevestigd te Wageniogen, en daarom
ook wel „Geldersche Sluis" genoemd.
Wel een bewijs, dat dc heele Gelder
sche Vallei belang heeft bij een goede
afwatering op de Eem. Deze schotbalk-
sluis is in 1900 vernieuwd, en zal wel
licht binnenkort eveneens door een
„Stoney" vervangen worden.
- Tot slot een korte verklaring van
dat vreemde woord „Exonereerende lan
den." „Exonérer" beteekent in het
Fransch „ontlasten" (van 't Lat. exone-
rare, dat gevormd is van ex uit,
buiten, en onus, tweede naamval oneris
last); het woord beteekent dusden
t er uitnemen, naar buiten brengea,
hier speciaal den „waterlast", het
water bezwaar. Wat toch is het geval
Vroeger loosde de geheele Geldersche
Vallei door de Grebbe, Schoonebeker
Grift, Luntersche beek, enz. op de Eem.
Maar om een gedeelte dier Vallei tegen
het overstroomingswater van den Rijn
(bij doorbraak van den Grebbedijk)
beschermen, werd in 1652 aan de
gezetenen van Eemland door de Staten
van Utrecht vergund om dwars door
de Vallei een slaperdijk te leggen, nl.
van het (voormalige) Egelmeer tot den
Rooden Haan (tea Z.W. van Rens
woude) en van daar tot aan de hooge
gronden achter dit dorp. Hierdoor werd
de Vallei in twee deelcn gescheiden,
waarvan het Zuidelijke of hoogere deel
feitelijk niet meer op het Noordelijke
(de Eem) kon loozen, maar dit doen
moest op den Rijn bij Wageniogen,
(n.l. bij den Grebberberg). Doch dit
gaat zeer bezwaarlijk, daar de Rijn ge
woonlijk hooger ligt. Daarom werd na
heel wat onderhandelingen toegestaan,
dat deze landen, die aan watcrbezw&ar
leden, zich van dien waterlast mochten
bevrijden, door in genoemden Slaperdijk
eenige heulen te leggen, die het afvoer-
water op de Schoonebeker Grift, Lun
tersche beek en verder op de Eem
konden voeren. Deze landen zouden
daardoor dus „ontlast" worden,
daarom hceten zij, als boven is
gegeven. Thans geschiedt de loosing
dezer landfen op de Grift, die het ^ater
bij den Rooden Haan (een «luis) op
de Schoonebeker-grift brengt en langs
deze op de Luntersche beek naar de
Eem by Amersfoort. Het is dus billijk
hoe vreemd het eerst ook schflne
dat die „Exonereerende Landen óók
:n sluis by de Koppel onderhouden.
Baarn, Mei 1919.
Landbouw.
Voor don londman-
Al is de toestand allengs zoo ver
beterd, dat de behoefte aan granen
minder dringend is dan een jaar ge-
ledeo, toch zal de regecring den
oogst van 1919 innemen en wel tegen
garantieprys.
De garantieprijzen zyn tarwe f 10
spelt f20; rogge f33,55 gerst f24;
aardappelen f7.50.
Deze prijzen worden alleen betaald
voor eerste kwaliteit; afwijkende kwa
liteiten ontvangen natuurlijk minder.
Vóór 1 Juni 1919 moeten de inven-
,atie-formuliereu bij den burge
tter zyn ingeleverd. Deze formulie-
ontvangt de burgemeester van den
regeeringscommissaris, voordat de land
bouwers ze ten gemeentehuize kunnen
De ingevulde formulieren zendt de
burgemeester naar den secretaris van
de plaatseiyke landbouwcommissie,
welke commissie onderzoekt of de aan
gegeven oppervlakte inderdaad is be-
teeld. Is dit onderzoek afgeloopen, dan
worden de formulieren naar den regee
ringscommissaris opgezonden, en wel
vóór 20 Juni 1919.
Wie een formulier onjuist invult of
het juist ingevulde niet vóór 1 Juni
inzendt, verliest alle aanspraken op de
garantieprijzen. Nu Tiet zoo goed als
vast staat dat het buitenlandtchc graan
in het najaar lager in prijs in den vrijen
handel zal zijn dan de gestelde garantie
prijzen, moet worden voorkomen, dat
dc boeren buiteniandsch graan koopen
dit trachtea aan den regeerings-
imissaris in te leveren, tegen de
hoogere garantiepryzen. Tegen dit
eventueel bedrog heeft de regecring
ook maatregelen genomen. Hierby
groote macht verleend aan den
regeeringscommissaris, want hij stelt
vast welke hoeveelheid door den land
bouwer ten hoogste asn de regeering
mag worden geleverd.
Van tarwe, spelt, rogge en boekweit,
mag per H.A. niet meer wordcD gele
verd, dan er van den oogst 1918 is
ingeleverd. Wie b.v. van den vorigen
oogst maar 10 H.L. per H.A. heeft
ingeleverd, mag nu ook niet meer leve
ren. Op deze wijze komen de boeren,
die dezen winter graan hebben achter
gehouden of frauduleus verkocht, te pas.
Verleden jaar wilden zij niet leveren,
de a.s. herfst mogen ze niet leveren.
Inderdaad zyn er akkerbouwers ge
weest, en niet de kleinste, die weinig
hebben ingeleverd. Een regeerings-
vertelt, dat er groote boe-
die slechts 1 H.L. tarwe
per H.A. hadden ingeleverd en zeker
wel minstens 40 H.L. hadden kunnen
inleveren. De groote meerderheid der
boeren heeft evenwel voldoende it
geleverd.
Gemiddeld is door 14 2 pCt. der
boeren veel te weinig ingeleverd. Die
krijgen dus nu hun trekken thuis,
Wie verleden jaar de regeering, dat
is het geheele volk, trouw heeft ge
holpen door inlevering van zijn geheelen
oogst, mag in den a.s. hertst weer zijn
heelen oogst inleveren en dan tegen
hooger garantieprijs.
By de berekening van de hoeveelheid,
die mag worden ingeleverd, komt ook
in aanmerking, de H.L., die de land
bouwer heeft verkocht als zaaigraan en
die hy op zyn eigen graankaart als
broodgraan heeft mogen behouden. Wat
het zaaigraan betreft natuuriyk in zoo-
:rre dit is verantwoord.
Is de gemiddelde, vcrmoedeiyke op
brengst of de ingeleverde hoeveelheid
van een bepaald bedryf of een bepaalde
streek door byzondere omstandigheden
als hagelslag, overstrooming ol brand
abnormaal laag geweest, dan is de
regeeringscommissaris bevoegd voor
het betrokken bedryf ook de hiervoor
bedoelde maatstaf aan te ner
Wanneer de opbrengst
oogst van een der gewassen,
garantiepryzen zijn vastgesteld, in 1919
over het geheel belangrijk mocht afwy.
ken van die welke in 1918 werd ver
kregen, dan kunnen de maximura-hee-
veelheden, waarvan hierboven sprake
is, worden vermeerderd of verminderd.
De rcgeeringsoommiisaris laat
elke gemeente lysten opmaken die
vermelden de namen en adressen der
landbouwers, de door hen verbouwde
oppervlakte en de maxiinum-hoeveel-
heid, die door hen mag worden inge
leverd. Dese lijsten worden gedurende
één week en wel vóór 20 Juli 1919
r visie gelegd op bet gemeentehuis.
Landbouwers, die bezwaar hebben
tegen de door den regeeringscoramiz-
aarii vastgestelde maximum-hoeveel-
heid welke door hen mag worden inge
leverd kunnen binnen één week na
afloop van de ter-visie-legging van bo
venbedoelde lasten scbrifteiyk een
bezwaarschrift indienen by den regee-
ringscommissaria onder «torting van
een bedrag van f 25, welk bedrag
wordt teruggeven indien biykt, dat de
berekening van de maxiraum-hoeveel-
heid onjuist is geschied.
De regeeringscommissaris deelt den
betrokkene schriftelijk zyn beslissing
mede.
Binnen een week na de uitspraak
m den regeeringscommissaris kan de
betrokkene in beroep komen.
Na d: ter visie-legging van de bo
vengenoemde lijsten reikt de regeerings
commissaris aan eiken op de iyst ver
melden landbouwer «ene inleveringa-
kaart uit.
Geen graan of boekweit zal door
dan regeeringscommissaris worden aan
genomen, indien niet uit de inleverings-
kaart blijkt, dat de landbouwer recht
op levering heeft.
Op de inlcveringskaart wordt aange-
teekend welke hoeveelheid is inge
leverd en welke hoeveelheid alnog
mag worden geleverd.
Na 1 October a.s. zal de regeerings
commissaris geen koolzaad, na 15
April 1920 geen tarwe, spelt, rogge,
gerst of boekweit ontvangen.
Voor aardappelen zal de bepaling
der maximum hoeveelheid, de wyze en
eindtermijn van inlevering nader wor
den bekend gemaakt.
Landbouwers, die straks met de in
levering hebben te maken, zullen ver
standig doen deze mededeelingen met
aandacht te lezen.
Ingezonden.
(Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.)
Mijnheer de Redacteur.
Nogmaals vraag ik een plaatsje
i blad, maar nu niet zooals voorheen
toen ik de vereeniging te Leusden heb
beleedigd en verdacht gemaakt. De
vorige keeren heb ik gedwaald en
keerd gehandeld. By later inzien is my
n.l, gebleken dat wat ik heb geschre
ven (en ook wat ik in bet publiek voor
personen heb gezegd) geheel buiten de
waarheid is, en het spyt my dit te heb
ben gezegd en gedaan.
Gaarne bied ik hiervoor myne ver
ontschuldiging aan, zoowel aaa de ver
eeniging als aan de personen die ik in
deze heb belasterd.
Hopende dat hiermede deze quaestie
t het verleden behoort; en dankend
>or de plaatsruimte.
B. van Daatselaar.
Leusden, 13 Mei 1919,
Binnenland
De duurte.
Mr. G. Vissering, president
Ned. Bank, heeft in de Koninklijke
Academie van Wetenschappen «Eenige
opmerkingen over het Duurtevraagstuk"
gemaakt. Hy beperkte zich daarby tot
enkele der gewichtigste oorzaken van
de duurte en welden invloed van de
oorlogsomstandigheden, van den geld-
omloop en het arbeids-vraagstuk. In
zyn eerste deel werd hoofdzakelijk ge
wezen op de verminderde producti*
de bemoeilijking van bet verkeer e
de psychische verwarring, waardoor de
gewone verdeeling der goederen werd
gestoord. Nederland deelde in de on
gemakken en werd slechts ten deele
geholpen door algemeene crediet-
handelsinstituten.
De tweede oorzaak der duurte is de
gebrekkige goudcirculatie, die vroeger
de handelsbelangen regelde, maar door
hooge assurantie en langen duur der
expedities, op rente-verlies komen te
staan. Daarby kwam de geweldige toe
name van bet papierengeld, zonder dat
daarachter een evenredige waarde aan
goud of een werkeUjke waarde aan
verbruiksgoederen aanwezig was. In
ons land bleef de toestand nog het
best en zal ztrakt de normale ver
houding weer zyn hersteld. Tegenover
d« uitgegeven 71 */a millioen aan papie
ren bons, stond toch nog een zilver-
voorraad van 105 millioen aan f 1.—
en f 2.50-stukken. Naarmate deze uit
de spaarpotten, de kousen en de doosjes
der oppotters weer in circulatie komen,
wordt het papierengeld ingekrompen.
Tot op heden is er reeds 57 millioen
van de papiermarkt weggenomen.
Toch zou een bankbalanz met 130
millioen aan Staatspapieren vroeger zeer
icherp veroordeeld zyn geworden, om
dat dit papier geen productieve waarde
achter sich heeft. Alleen in andere
landen ia het nog heel wat erger en
zooala David A. Wells het uitdrukte
zyn «Geld van Robinson Crusoe.,
het Staatspapier bestaat eigenUjk uit
•bona van vernietiging.. En die zyn
overal in de wereld geweldig in hoe
veelheid toegenomen. Onze Nederland-
«che 1100 millioen aan bankbiljeiten
zyn in elk geval nog gedekt door 725
millioen aan goud en 200 millioen aan
gewone disconto'i en beleeningen.
Onze geldpositie ii dus buitengewoon
gunstig, zoodat van een ioflatie of kunst
matige opdryving van pryzen door den
geldovervloed nauweiyks sprake kan zijn.
Van meer beteekenis is de cirkelloop
der arbeiders-loonquaestie. Het iz lastig
een uitweg uit dezen doolhof te vinden.
De verhoogde goedereopryzen bewerk
ten, dat de loonen een verminderde
koopkracht hadden daardoor ontstond
overal het streven naar loonsverhooging,
eischen, die nog sterker geprikkeld wer
den door de oorlogsindustrie.
Deze ioonsverhoogingen kunnen echter
in de meeste gevallen niet of slechts
gedurende korten tyd de voortdurende
stygingder goedereopryzen paralyseeren.
De hooge productiekosten, door de
voortdurende Ioonsverhoogingen, steeds
verder opgedreven, bemoeiiyicen de
concurrentie op de wereldmarkt.
Dat Duitschland op het oogenblik,
alle Ioonsverhoogingen ten spijt, in
staat is zeer goedkoop naar Nederland
leveren, vindt zijn verklaring in
den buitengewoon lagen markenkozrz
in Nederland. Du» slechts wanneer
depreciatie van de Duitsche mark in
Nederland blijft bestaan, is Duitschland
in staat tegen concurreerende prijzen
op de wereldmarkt te leveren. Sla
vende depreciatie van de mark in het
buitenland beteekent echter hooge prijzen
voor importgoederen (in het bijzonder
levensmiddelen en grondstoffenin
Duitschland, waardoor de Ioonsver
hoogingen in Duitschland weder geheel
zouden worden teniet gedaan. Het
eenige middel om uit dezen toestand
te geraken zal zynbelangrijke ver
laging der tegenwoordige productie
kosten (voor Duitschland in marken
uitgedrukt) en het in toepassing brengen
van alle mogeiyke middelen om de
pryzen in het land omlaag te brengen,
opdat de levenskosten verminderd
worden èn de exportmogeiykheid weder
geschapen wordt. Ook Nederland zal
op zfn hoede moeten zyn, om niet in
dien gevaarlijken cirkelgang te geraken
loonsverhooging stijging der pro
ductiekosten en goederenprjjzen ver
dere loonsverhooging etc. etc.
Volgens de meening van spr. moet
het duurtevraagstuk aan de zyde der
pryzen worden aangevat. De oorlog*-
omstandigheden en dc psychose, die,
zooals «y gezien hebben, prijsopdry vend
hebben gewerkt, hebben nu reedt een
groot deel van haar kracht verloren.
Geheel verdwenen *yn zij echter niet,
want gebleven is een zekere lichtvaar
digheid in de beoordeeling der be
steding van openbare middelen en in
de prijzen, welke de openbare lichamen
bereid zijn te betalen. Niet alleen de
particulieren, maar ook de Staat en de
Gemeenten moeten de grootste zuinig
heid in hun financieel beheer toepassen.
Aan het voortdurend nieuw crefieren
schulden moet een einde worden
gemaakt. Eerst dan kan ook een einde
worden gemaakt aan de kunstmatig
geschapen koopkracht en dus ook aaa
de verdere prysopdry ving.
Door verhooging van onze productie,
bevordering der spaarzaamheid en door
vermyding van handelingen van de
gemeenschap en van particulieren, welke
tot gevolg moeten hebben eene overi
gens vermijdbare opdrijving van pryzen
moet de slryd tegen de duurte worden
gevoerd.
Wy hebben dit laatste ook al een*
eer betoogd. Nu een too gezag
hebbend financier als de heer Vissering
het nog eens helder uiteenzet, zal bet
misschien wat meer aandacht trekken.
Terwyi de oud-Minister Treub dezer
dagen in de «Vragen des Tijds. heeft
gewaarschuwd tegen de ongegronde
verwachting van socialiseering der be-
dryven, omdat daardoor niets meer
wordt geproduceerd, wordt hier nog
eens duidelijk gemaakt, dat ten slotte
toch de verbetering moet komen van
het meerdere werk en van de lagere
eischen van den kapitalist maar ook van
den arbeider. Met de Ioonsverhoogingen
alleen bereikt men niets. Men kan ze
vergeUjken met morpbine-inspuitingen
of met hat zuigen van opium. De
schuiver* worden tydelfjk gevoelloos,
maar na de uitwerking van het gif
komt de ellende weer terug en hy ver
andert langzamerhand in een levend
iyk of wordt een amok-niaker, wiens
droevig einde men beschrijft, als men
■egt, dat hy wordt neergelegd.