Tweede Blad Vrijdag 23 Dec. 1927 BIHI DE EEMBODE Kerst-hymne van St. Ambrosius. O Jezus, die 't heelal behoudt, Dien, vóór het eerste morgengoud De Vader, in zijn gloriekracht, Aan Hem gelijk heeft voortgebracht. t) Glans, die van den Vader straalt Gij aller hoop, die nooit meer faalt, Hoor, wat U bidden overal Uw dienaars in dit nardschc dal! Gedenk, hoe Gij, oneindig groot, Eens uit een hcilgen Maagdenschoot Een stoflijk lichaam hebt aanvaard, Gelijk de nieusch bekleedt op aard. Deez'dag, die in tic cirkelrij Van 't jaar nu kwam, getuigt het blij, Dat Gij der wereld redding boodt, Gekomen uit uws Vaders schoot; Hem groeten sterren, zee en aard, Hem wat de hcmelwclf bewaart, Eenparig met het nieuwe lied Als 't nieuwe Heil, dat ons geschiedt. En wij in den onwaardeerbren vloed Gewasschen van uw heilig Bloed, Wij dragen op uw Hooggetij Het offer onze zangen bij. O Jezus, U zij eer bereid, Die uil do Maagd geboren zijl, U met den Geest en Vader één baar dat moeheid verried, de magere hand langs het voorhoofd en zong zij, met witte heesche stem op halfluidcn, klagenden toon, een paar regelen die haar niet uil het hoofd wilden, sedert tur waarop de waanzin haren geest zijne kracht beroofd en met den likken sluier ecner hartewonde omhuld had, welke do zee, die wijde, die lic- dricgclijkc. huitgierigc zee eene arme •der had geslagen. - Moeder Hanneke! Maar zij hoorde het immer nog niet, zong eentonig door: O, spreek mij niet van Helgoland Ontneem mij niet den moed! weet, ik weet, mijn Hendrik komt, Want God, ja God is goed. Op hetzelfde oogcnblik rukte eci windvlaag de nschouderinantcl van di oude af en dreef dien naar de zee. wel hem spoedig verzwolgen had. Di uw gaf een korte schreeuw en wend haar verstoord gelaat met de glans loozo oogen naar het meisje, dat vat koude rillend en bevend van Innerlijke! angst, zich den doek dicht om het hoofd trok. Onder den Kerstboom, Een vaalgrattwe nevel lag over de- zacht bewogen zee. Geen verkwikkelijk zonnestraaltje brak door het droevige duister, waarover de hemelboog uitgespannen. Het eentonig geklots der golven, voortdurend tegen het rotsachtige strand uiteen sloegen en de kor r meeuw met taaien vlei ren de sclire gelslag over het duin gierei cenigc geluiden welke de doodsche stil te verbraken. De dag was reeds ver gevorderd. Langer en langer vielen de schaduwen, voorboden van den donkeren nacht, op de hardbevroren aardkorst. Een tweetal scheefstaande houten kruisen, die aan toonden dat in den zondigen bodem schipbreukelingen begraven wa wier lijken de zee aan land had spoeld, stonden daar in de koude lucht als indrukwekkende teekenen des doods. Uit het venster eene z It op het duin flikkerde een lichtschijn, Het was een flauw toeken, dat in kale verlaten duin nog mcnschon w den. Op dit oogcnblik de duisternis sedert korten tijd over het aardrijk gedaald, scheen het alsof hel schijn sel zich heen en weer bewoog. Al der kwam het licht bij de plaats v zich een smalle strook land een goed eind ver in zee uitstrekte. In den lichtschijn eener lantaarn ki men twee vrouwelijke wezens bespeu ren, eene groote, magere en eene klei ne, volle gestalte, welke duidelijk die van een jong meisje was. Beiden be wogen zich tamelijk snel vooruit, z dat zij met de plaats bekend schei De oudste, die met lange schreden i tig voortging, gaf niet hare hand eene dievenlantaarn de zwenkende be weging van een wierookvat. Ha te schoudermantel bewoog zich fladde rend in den nachtwind die hun tegenwoei. Toen zij gekomen waren aan de smal le landstrook welke in zee vooruit springt, stonden beiden stil. De oude zette de lantaarn op den grond i den blik harer doffe, onnatuurlijk groo te oogen over de golven gaan. in wier donkere oppervlakte de eerste sterren in matte schemering weerspiegeld den. Moeder Hanneke! Het meisje, wier lief gezichtje, door den December wind rood geblazen, uit een wollen doek te voorschijn kwam met eene angstvol le uitdrukking, had een punt van tiet schoudermantel der oude vastgegrepen en trok er zachtjes aan, als om hare aandacht op iets anders Ie vestigen, Moeder Hanneke, Hendrik komt vandaag niet! Geloof het toch! klonk het van hare kinderlipjes. In plaats van antwoord te geve streek de aangesprokene, met een ge lk weet, ik weet, mijn Hendrfk komt! er de lippen van lu fluisterend in hoopvolle Want God, ja God is goed! t nam moeder Hanneke de it en ging met dezelfde lange, schreden den weg terug langs •n zij gekomen was, terwijl het m haar achterna kwam. lu de verte begon het klokje te luiden dtlt kerktoren van het visschcrsdorp t een half uur van daar verwijderd is. Vredig en lieflijk zweefden de n door het luchtruim, als een aanma ning van hoven; het klonk als een harte lijk Ave Maria, een groet aan haar die ster der zee is voor allen die zich •lven toevertrouwen aan de schulmcn- golven. Weder glansde, als voor een half uur, ...t het kleine venster der eenzame strandhui, vriendelijk de lichtschijn in het duister van den Decenrbcrnaeht. Daar binnen zalen aan den vuurhaard, knapperende vlammen honti lichtstralen op de grove vloerplanket dorpen, Moeder Hanneke en het muis dat hare groote, onschuldige kinder •gen op het knetterend vuur gericht eld, waarboven in een ijzeren ketel epje dapper borrelde. Welke gedachten doorkruisten op dit igenblik dat zwarte kopje met dat fij- neusje? Maria Regina zelve was ei zich niet klaar bewust van. Slechts eet grenzeloos medelijden een medelij den, welke gevoel haar zachtzinnig kin derhartje smartelijk ineen deed krim pen telkens als zij opblikle naar het.ver- stoorde gelaat der oude vrouw, be woog hare ziel en spiegelde zich af op het schoone gezichtje van het onschul dige kind. Gok nu weder, gelijk zoo dikwijls te .oren, moest zij, aan het haardvuur ge zeten terwijl zij de vluchtige dampsvolk- es van onder het deksel naar boven zag cronkelen, aan de vrouw denken, die, het zich herinneren kon, moeder geweest was en, tegenstaande al hare hardheid, in dat ruwe wezen, dat van de vroegste jeugd af onder den invloed was geweest van het noordsche vaderland en van de dor- oestc omgeving, toch een goedig hart verborg voor hare naastbestaander Moeder Hanneke! zacht e vleiend kwam het van de lippen der klei maar blijkbaar wilde de oude vrou\ indaag niet hooren, want Kerstmis ..as daar, en omtrent dezen tijd wat Hendrik Maaten, moeder Hanneke: eenige zoon, met zijn schuit op de hoo- ge zee verongelukt, Hendrik, schoone, krachtvolle jongeling, wiens blauwe oogen de trouwhartigheid u tegenblonk. Maria Regina kon Item i weinig vergeten als de oude, ...„•ngedoken aan het vuur zat en bovenlijf op maat bewegend, haar lied neuriede: op een stormachtigen Octo- bernacht voor ongeveer twintig jaren, bijna even zoovele als Maria Region le vensjaren telde, dal Moeder Hanneke uil haar sluimerslaap plotseling wakker door den doffen falm van een ka nonschot uit de verte. Nog voor dat zij het hoofd uit het kussen kon opheffen, had haar inatt lantaarn en touwen ge grepen en was hij naar buiten gesneld in de duisternis van sterreloozen nacht, welke zijn ondoordringbare!! sluier had geworpen om een hoopje arme schip breukelingen, en waarin, zooals zelden te voren, de woede der elementen ont- kluistcrd was. en uur ging voorhij, een lange, ban- stond. Aldoor woedde de storm, slechts nu en dan kwam een akelige stilte. Eindelijk, daar droeg de wind de telkens onderbroken toonen aan van het vergelegen kloosterklokje, dat in dit uur van middernacht tot hidden opriep, en zware mannenstappen naderden de een zame. visscherslnit. - Hanneke! De krachtvolle stent van visscher Klaas, haren man, drong door tot de vrouw, die alleen in de luit was achtergebleven en in het bed over eind zittend den rozenkrans bad. De geroepene sprong op, wierp een klec- dingstuk om en ijlde naar de huisdeur. God beware me! Maar doe dan toch open! Verdui veld wat een zwaar weer is dal! dien hoorbare ademhaling begeleidde deze laatste woorden terwijl visscher Klaas, binnen komend, het bovenste ge deelte van een vrouwenlichaam, om '•Iks middel hij zijn"armen geslagen had, een weinig omhoog hief. Meerdere mannen, wier kleederen door en door nat waren, volgden Item. Maar, mijn God, wat heb je daar Degene, tot wien deze vraag ge werd, een schoenmaker van am iincht, die daarbij het cereambt va dorpskoster waarnam, legde op de ai men van vrouw Hanneke een bundeltji waaruit zoo juist de goede visscher: had het pakje van schrik bijna laten vallen - een fijn stemmetje klonk. Vrouw Hanneke sloeg den doek weg: - Ach, wat een ar tnbloedje! Uil den nslag blikten in den schijn van de Inn am welke de eerzame koster omhoog hield, een paar groote, droomenge .logen, die bij afwisseling van het eene naar het andere gezicht gewend wcr- grnven onder hel zand der duinen, niet ver van den brave, die haar en haar kind aan de golven ontrukt had. De kleine door vrouw Manneke opge nomen, was een bevallig meisje gewor den, in alles het evenbeeld harer moe der. En hij, met wien zij hare kinderja ren in kinderlijke vertrouwelijkheid had doorgebracht, aan wien zij haar hart met al zijne gevoeligheid had aangeslo ten. was nu een flinke opgegroeide krachtvolle jongeling, die in de trouwe anhankelijkheid van zijn speelgenoote en rijke vergoeding vond voor de zeld- amer wordende liefkozingen zijner moeder, welke, sedert den dood van ha- chtgennot, van dag tot dag steeds afgctrokkciicr werd. Maria Regina, zoo had men de klei ne genoemd op verlangen van den pas toor, was nu zestien jaren oud gewor den, maar nog had deze reine ziel iu de verste verte geen vermoeden dat hel een ander gevoelen was als dat van zus terlijke liefde, hetwelk haar verbond met Hendrik, den zoon van haren le vensredder. Eenzaam als een alpenroos op steile hoogten was zij opgegroeid, geheel haar wensclten, voelen en den ken was begrensd in de enge ruimte door de zwart herookle muren omslo- oolang als zij hel zich herinneren kon, Slechts dan als Hendrik in de vis hersschuit met zijne gezellen op ze was uitgevaren, en moeder Hanneke Ita re hulp ontberen kon, ijlde zij naar bui ten. naar den kleinen grafheuvel, waai onder, zoonis men haar gezegd had, ha re moeder rustte. In die oogcnblikken was de kitidoi liefde tot degene die haar het leven gt schonken had zeer sterk, en de tocht des harten welke iu haren boezem slui merde deed zich krachtig voelen, tol dat ^e iinneiivlocd ontsproten aan hare schoone oogen, in welke trouwhartig heid Ie lezen was, gestild werd in een hartroerend gebed. Zoo ging dag op dag voorbij iu ge lijkvormige eentonigheid, loi i als een vonk van den bliksem uil ecu helderen hemel, de schrikwekkende tij tuig In de tnzame visscherslnit kwa was, op den oever vastmaakte, vouwde de handen en zag naar den hemel waar de engelen nu jubelend den troon der eeuwige Liefde omzweefden. Gelijk alle avonden zoo scheen ook nu weder de vriendelijke lichtglans uit het venster van de eenzame visschers lnit. Daarbinnen zat bij het knapperend vuur moeder Hanneke en niet ver van haar Maria Regina, hezig met een hand werk. Moeder Hanneke was vandaag stilzwijgondcr dan ooit; slechts nu en dan, als er van buiten conig gcruisch gehoord werd, schrikte zij op. maar terstond zag zij weder met starren blik liet vlammenspel der brandende blok ken. Of haar geteisterde geest nog eeni ge herinnering uit vroegere tijden be- .vaard had? I ang duurde deze stille niet, want wel dra galmden weder de tonen klokje uil de verte door de lucht. Nu kon Maria Regina zich niet langer be dwingen. Zij hier het hoofd omhoog van haar handwerk en zacht maar won derbaar zuiver en vol geloovigo Innig- I klonk van hare lippen dat oude. indrukwekkende lied, dal Hendrik zoo seltoott zingen kon: - Stille nacht! Heilige nacht! - Regina! Moeder! 01 Hendrik soms komt? Zeg Re- na. komt ie? Hot meisje zag ontsteld op naar het •Idzaam rustige gelaat van de oude eek de drik i I zijn schuit op dc I .joltiki oge gezel- t storm lernauwernood om had de verpletterende bood- •gebracht, en op hetzelfde ogenblik •»>r den indruk van hel vreeselijke In dal haar getroffen had ineenzonk, ver zij hel weinige verstand dal zij, se •li dood van haren man hclioude had. O, spreek mij niet van Helgoland Ontneem mij niet den moed! Ik weet, ik weet, mijn Hendrik komt. Want God, ja God is goed. En lang nog nadat de nacht zijn ster-' rcnlxiog over de sluimerende aarde had gespannen en de lielglauzeiide beeldtc- nis van milliocnen lichtende hemellicha men op de golven der zee op en neer werden bewogen, weerklonk liet in de ziel van bet bevallige kind niet als een uiting van waanzin, maar als een slem van vurig verlangen, van een nooit ge stild verlangen: Wat, die oogen zijn maar wat prachtig hé, moedor? zei de koster en wreef zich geducht de ijskoude handen. - Nu, laat dat nu maar zoo. onder brak visscher Klaas met zijn rauwe stem het ingevallen stilzwijgen. Intusschcn had men de doornatte vrouw op moeder Hannckes bed gelegd. Zwijgend stonden de visschers danrom- en, totdat een hunner op gedempten on met hccsche slem zcide: Die vrouw is dood. Weder hccrschte er eene stille, e stilte waarin dc majesteit des doods ie ruimte doorzweefde. Hoe schoon dat biocko gelaat op dat witte kus- De zwarte haren lagen in langt strengen over schouders en rug. Deze reine trekken had zelfs de vormd. Nu volgde er een tooncol indrukwek kend om de eenvoudige vroomheid die in uitblonk. Die geharde mannen knielden neder ,or het bed. De ruwe handen werden saamgevouwen en, terwijl daar builen de elementen hun strijd volstrcdcn, klonk van de lippen der weinigen, d dit kamertje omsloot, innig en volgelt» vig vertrouwen het gebed voor zielerusl der schoone doode en van allen die op! ecu kleinen afstand, in de eenvoudige graven van het kerkhof, rusten in den slaap des doods. Eu toen hij het eerste morgengrauwen die mannen zich een voor een verwijderd hadden, trail vis iter Klaas toe op zijn vrouw, zag haar et een langgerekten blik zijner goe dige oogen in liet gelaat en haren blik opvangend, sloot hij haar iu zijne ar men. Dat brave hart bad niet te ver geefs gebeden voor dat onschuldig we zen daar op liet lied Eenige jaren waren voorbij gegaan De schoone doode lag reeds lang be llaren In hevig kloppen onder den rooden slagdoek. - Hendrik de naam hoorbaar van hare lippen gekomen ardige toon klonk er uit, dat lakle iet gekend had i Mari wdc Regi- i haar ii schon i zij haar weevol hoofd tegen dc: kleine woonvertrek deed rusten, laar iets anders deed haar opscluik- uit haar smartgevoel, en met bijna nog groolere ontzetting zag zij op naar Hanneke, die zinneloos roud- iiel vreemde, heesche stem hel voor zich heen neuriede, dal i het immer terugkeerende slot- .'Titelijke «luiste: de hare leve inisluieri spreek mij niet van Helgoland Ontneem mij niet den moed! weel, ik weet, mijn Hendrik kot: God. ja God is goed. -- Weet ge wat moedor, Ik si kaarsen aan van den kerstboom, oude knikte toestemmend en begon we der liet bovengedeelte van haar lichaam on en weer te bewegen. Reeds wilde Maria Regina de kamer uitgaan om linar voornemen ten uitvoer te brengen toen een kanonschot uit de nabijheid weerklonk en haur deed stil- ii op ile pdaats waar ze was. Wat heteekenl dal? Daarbuiten toch groote windstilte! Hendrik! Zoo doordringend, vol hartelijkheid klonk deze naam de lippen der oude vrouw als het meisje nog nooit gehoord had. Voordat a Regina hel beletten kon was de reeds met de lantaarn in de hand buiten geijld, en toen zij stond zag zij hoe moeder H, i de verte met gerekte schreden haastig over de duinen stapte. Zooals z ijitaar heenging had hare magere ge stalte, in den schijn der lantaarn tegen 'en zwarten achtergrond, iets spook- chtigs. Ook van liet dorp kwamen lieden aan- gcloopcn, iels dergelijks toch was vol gens liet zeggen der oudste dorpelhlgct nog niet voorgekomen. Daar ginder, niet ver van 't strand, verhief zich een geweldig groot schip uit de duistere golven omhoog. Een ra ket vloog sissend in een wijden hoog o'lor de lucht en verlichtte voor eet: oogcnblik liet gevaarte dat zicli lang zaam voortbewoog. Hoorde zij goed? Maria Regina, die naast moeder Hanneke op een voor sprong van de duinen stond, meende hel plassen van riemslagen te hooren. die m regelmaat dc golven doorklief den. Nog een paar mimiten stonden zij daar bijna geen adem halend, en zie! een boot kwam naderbij en hield aan jttisl op de plaats waar de beide vrou- tloor den lichtschijn uit de lantaarn omgeven werden, in afwachting van gebeuren zal. omhelsden den hals van den terugge keerden zoon, en warme tranen vielen d» oogen van vrouw Hanneke op zijne wangen over; dat onverhoopte wc derzicn had aan de arme vrouw het ver stand teruggegeven. Hendrik verhaalde zijne lotgevallen, alle schrikkclijkheden en ontberingen welke hij had moeten doorstaan sedert den ongeluksdag. Dagen lang had de irin Item op zee rond doen drijven, toon eindelijk een vreemde kotter Iding bracht, vond de medelijdende bemanning slechts een tot den dood toe uitgeputte, die door een hevige koorts illen werd zoodra hij aan boord •n weken lang tusschen leven en dood zweefde. Toen de zieke weder voor de eerste maal op het dek kwam, spande de In dische hemel zich over hem heen, en hij kwam tot dc overtuiging dat het nog lang, zeer lang zou duren voordat hij den bodem van het geliefde noordsche vaderland weer betreden zou. En nu was hij weder te huis en zat naast zijne moeder onder den schitte renden kerstboom, en tegenover Item zat zij, die hem nimmer had kunnen ver geten en wier zwarte, goedige oogen hem, in den glans der vreugde over het onverwacht wederzien tegenstraalden. Daar stak hij haar zijn breede rech terhand tOt «11 lachend in haar geluk legde zij vertrouwelijk de hare daar in. die hij hartelijk drukkend omvatte, ts 't zoo goed moeder? Als antwoord legde de oude vrouw hare magere handen op de hoofden der twee gelukkigen, bevend wel is waar en terwijl haar lippen zich in een gebed bewogen. En te midden van deze hei lige stilte, van deze sprakelnoze uiting van drie harten in het leed gelouterd, klonken feestelijk de klokkentoncn die tol de Nachtmis uitnoodigden. Eere zij God in den hoogcl zetde moeder Hanneke, hare handen na- dekend samenvouwend, en Maria Regi na fluisterde met innige aandoening: vrede den menschen op aarde, die van gouden wil zijn! R. B. Ecnnc week na dezen schrikkelijk" avond was moeder Hanneke met Maria Regina naar de duinen gegaan om, ge lijk zoo dikwijls te voren, in hel avond- e zien naar een schip dal den terug zou brengen uit een on bekend oord. Helder en klaar, vol rus- lige majesteit spande de hemel zijn ster- renboog over tie wijde zee, die geitel- mcnisvnl ruischend ouder den iiulrul een van liet naderend Kerstfeest. Ei begon in ile verte het klokje Ie lui .i, welluidend, feestelijk schoon, lie was alsof die metalen slem, op tien d van den grooten feestdag, e lied: Stille NaclttI Heilig Nacht! - over land en zee wilde doei weergalmen, zoo klonk het iu dezei stillen avondstond; en de oude vlsschei die zijn schuitje, waarin hij eenzaam li de duisternis over de golven gedreven sprei Ontnecr k mij niet van Helgoland i mij niet den moed, vertier kon zij niet, de oude. Ee ontsnapte aan hare lippen en Hendrik! - klonk het wederom na ee igenblik zwijgens. Ja, hij was het. de doodgewaande; hij had tie gestalte zij- moeder I.erkend, hoe zou het ook anders? Moeder! Hendrik! En twee harten, zoo lang gescheiden, io lang om elkander in bange angsten, sloegen nu tegen elkander, O Kerstnacht! Kerstnacht! klonk het eindelijk van de lippen des zoons, en de visschers. die een kring vormden om deze groep, ontblootten hunne hoofden, lerwijl Maria Regina, die met kloppend hart en volzallg van vreugde zwijgend er hij stond, zacht begon te fluisteren: Ik weet, ik weet, mijn Hendrik komt, Want God, ja God is goed! Mijn arme jongen! Moederarmen Kerstmis onder het Schrikbewind. Naar het Fransch EDm. BEPEYRE. Hel kasteel G. ligt niet ver van de betooverende oevers der Garonne Het werd gebouwd in dc elfde eeuw. Hoewel de toren grootcndccls verwoest werd gedurende liet ongelukkig tijdsver loop der omwenteling, behecrscht het nog, op heclnc grondslagen gevestigd, eene vruchtbare vlakte, welke zich daar uitstrekt als een groote tuin waar het oog hier en daar met welgevallen rust op sierlijke groepen houtgewas. Aan den voet van zijn walmurcn, uit gehouwen in dc rots over eene lengte van ongeveer vijfhonderd meters, slin gert zich een breede band van groen welke in zijne kronkelingen eene kapel bedekt, de ondcraardsche huiskapel van de heerlijkheid, lot welke men toegang heeft langs eene ondcrgrondsche trap verborgen achter een geheime deur. Daar is het dat menig held een rust plaats vond na een kerstnacht, die met zijn stralen dc gruw len van den bur gerkrijg bescheen, een Kerstnacht roemrijk om het bloed der martelaren, gestort op «lit kleine stukje echt Pran- sclien grond. De tamme kastanjeboo- i, welke met hunne takken liet kas- omgeven, overwulvcn suizend In de winterlucht immer nog een Godvreezcnd geslacht, Het is ccn patriarchaal verblijf dat ecuwen trois«'cidc en onder zijn dak het edelste bloed van Frankrijk beschut. Sinds onheugelijke tijden was het niet meer nondlg geweest ter wille van rust verstoorders de grachten over te trek ken, de ophaalbruggen op te hpschcn en deelgenoot te worden met de kleine luiden in hunne nooden en in hun lij den. met de geringeren, dicht om den ouden burcht geschaard, om verspreid in de vlakte wonende doch alle langs den breeden weg der menschel!]ke mee warigheden. II. Me» schrikbewind was in volle wt king. De moordende brandstichters v

Historische kranten - Archief Eemland

De Eembode | 1927 | | pagina 5