r Katholiek Orgaan voor Amersfoort en Omstreken Koopt nf Schrijfmachine Abonnementen kunnen elke week ingaan, doch opzegging van abonnement moet geschieden voor den aanvang van een nieuiv kwartaal. Prijs per 8 maanden f 1.00. Buiten Amersfoort 1.10 Dc €embo<k Advortenliën 26 osnt pet voor handel en nijverheid toeren. Advfrtenti4n.ru vófr 8 uur in den morgen Ktintoor en Drukkerij Langegraeht 28 te Amersfoort - Telefoon 314 Varxhllnt elkm Dlnidag- «i VrlJdijmlddtj - Poit-jlro no. 442S4 Vier en veertigste Jaargang Vrijdag 17 Oct. 1930 No. 58 Het is mijn verlangen, dat men met voorliefde die mannen ondersteune, die geschriften openbaar maken, welke van een echt Katholieken geest doortrokken zijn. Pins IX. Epistel en Evangelie. 19e Zondag na Pinksteren. Les uit den brief van den H. apostel Paulus aan de Ephesiërs; IV, 23—28. Broeders! Wordt vernieuwd naar den geest uws gemoeds en doet den nieuwen mensch aan, die naar God geschapen is in gerechtigheid en heiligheid der waarheid. Daarom legt af de leugen taai en spreekt waarheid, ieder met zijnen naaste; immers zijn wij elkanders ledematen. Wordt toornig, en zondigt niet! dat de zon niet onderga over uw gramschapGeeft den duivel geen plaats! Hij die stal, stele niet meer; maar veeleer arbeïde hij, met zijne handen doende wat goed is, opdat hij hebbe om mede te deelen aan den noodlijdende. EVANOELIE volgens den H. Mattheüs; XXII, 1 - 14. In dien tijd sprak Jesus in gelijke nissen tot de opperpriesters en Phari- zeën, zeggende: Het Rijk der hemelen is gelijk aan een koning, die een bruilofslmaal aanrechtte voor zijnen zoon. En hij zond zijne dienaren om de genoodigden ter bruiloft te roepen maar deze wilden niet komen. Weder om zond hij andere dienaren, zeggende: Zegt aan de genoodigden: ziet, mijnen maaltijd heb ik bereid, mijne ossen en mestvee zijn geslacht en alles is gereed; komt ter bruiloft! Doch zij sloegen er geen acht op en gingen heen, deze naar zijne landhoeve, gene tot zijnen handelen de anderen grepen zelfs zijne dienaren, mishandelden hen smadelijk en dooden hen. Toen nu de koning dit vernam, werd hij vertoornd; en hij zond zijne legers en verdelgde die moordenaars en stak hunne stad in brand. Daarop zeide hij tot zijne dienaren: Het bruiloftsmaal is wel bereid, maar 'de genoodigden waren het niet waardig. Gaat dan naar de uitgangen der wegen en noodigt allen, zoovelen gij er vindt, ter bruiloftEn zijne dienaars gingen uit op de wegen en brachten allen bijeen die zij vonden goeden en kwaden. En de bruiloftszaal werd vervuld met aanzittenden. De koning nu kwam binnen om de aanzittenden te zien; en daar zag hij eenen mensch, die geen bruiloftskleed aan had. En hij zeide tot hemVriend hoe zijt gij hier binnengekomen zonder een bruiloftskleed aan te hebben? En deze verstomde. Toen sprak de koning tot de dienaars: bindt hem handenen voeten en werpt hem in de uiterste duisternis; daar zal geween zijn en gekners der tanden. Velen toch zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren. KANTOORBOEKHANDEL m P. A. TULP Bl Ungestrut (6 to. Krommestrut TEL 3M DOOZEN HUISHOUDPOST Inhoudende: 50 Enveloppen 30 vel gelinieerd papier 20 Correspondenllelraarten 10 Briefkaarten vel vloei Posttarleven voor blnnen- en buitenland PRIJS tl.— aan, en bleven halsstarrig, ja zelfs, zij grepen hen en doodden hen. En nu volgt de bedreiging, de waarschuwing van Jezus„toen de Koning dit hoorde werd Hij vergramd." Hetgeen de Heer verhaalt over de rechtvaardige gram schap van den Koning, die de moor denaars verdelgde en hunne stad in brand stak, is letterlijk in vervulling gegaan bij de verwoesting van de stad Jerusalem door den Rom. veldheer Titus. En niet alleen dit, maar omdat de Joden zich de leer van het Evan gelie onwaardig gemaakt hadden, wend den de verkondigers er van zich tot de heidenen, zooals in de gelijkenis wordt aangegeven door de zending van de dienaren tot de kruispunten der wegen waar zij allen, Joden en heidenen, tot de bruiloft moesten bij een verzamelen. Door de apostelen Paulus en Bar nabas werd dit woordelijk aan de Joden verklaard: „Aan U (Joden) moest eerst het woord Gods verkondigd worden maar omdat gij het verwerpt en U het eeuwig leven onwaardig maakt, ziet, zoo wenden wij ons tot de heidenen." Moge ons dit tot een waarschuwing i vermaning dienen. De Joden hebben Jezus met zijn genaden niet aange nomen en als straf gaan ze nu ais een van God verlaten volk als zwervelingen over de aarde, zonder koning, zonder offers, zonder priesters, zonder tempel. Zal ons dit niet tot waarsphuwing mogen dienen? Zoo dikwijls wellicht heeft God ons door Zijn genade tot een beter en deugdzamer leven ge roepen; zal wellicht ook voor ons nier het oogenblik komen dat God zich van ons terug trekt en Zijne ge naden schenkt aan anderen, die beter dan wij met die genaden zullen mede werken? Laat ons de waarschuwing van de gelijkenis uit dit Evangelie steeds voor oogen houden, in aan sluiting met Jezus' woorden„Gij zult den Heer uwen God niet op de proef stellen." Liturgische Kalender. Week van 19—25 October. Zondag 19.19e Zondag na Pinksteren, Tijdeigen, Mis Salus, 2e geb. H. Petrus van Alcantara, 3e uit de Mis tot voort planting des Geloofs (bij Votiefmissen). Pref. H. Drievuldigheid. Maandag 21. H. Hilarion, 2e geb. H.H. Ursula enz., 2e A. cünctis. Woensdag 22. Mis v. d. 19e Zondag, zonder Gloria, 2e geb. A cunctis, 3e naar keuze. Donderdag 23. als gisteren. Vrijdag 24. H. Raphaël. Credo. Vrijdag 25. Mis v. O.L.V. Salve, (bij v geb. H.H. Crysanthus Geest. Pref. H. Maagd. Evanéelleverklaring. 19e Zondag na Pinksteren. Het doel dat de Zaligmaker met deze gelijkenis op het oog had was den Joden te toonen dat hun om hunne hardnekkigheid de verkondiging van het Evangelie zou ontnomen worden en zou overgebracht worden. Het rijk der hemelen is in deze ge lijkenis het rijk Gods, het rijk van den Messias met zijn verlossing en hemel- sche genaden, voorgesteld als een bruiloftsfeest. De eerstgenoodigden waren de Joden. Maar helaas, zij wil den niet komenofschoon de Messias uit hen was voortgekomen, door hen was verwacht en afgebeden, aan hen was beloofd, erkenden ze Hem niet en bleven ongeloovig niettegenstaande Zijne vele wonderwerken. Ook zijne dienaren, de Apostelen, namen zij niet Gregoriana. Dominica XIX p. Pent. 19de Zondag na Pinksteren (19 Oct) Het evangelie van dezen Zondag verhaalt ons den parabel van de ver werping der Joden, die eerst door de oden, daarna door de Apostelen tot iet bruiloftsfeest van Christus, tot de H. Kerk geroepen zijn, doch die de evangelieverkondigers vervolgd en ge dood hebben, nadat zij eerst zich ver grepen aan den door God gezonden Messias. God strafte hen door de ver nietiging van hun rijk en door de ver woesting van Jeruzalem. Na de Joden werden de heidenen van alle landen uitgenoodigd. Tot de Kerk behooren alleen, is echter niet genoeg. Wanneer de Christen het bruiloftskleed niet draagt, wanneer hij het sieraad der heiligmakende genade mist en onboet vaardig in zijn zonden volhardt, zal hij in de uiterste duisternis geworpen worden, zal hij voor eeuwig verloren gaan. De oproep tot een goed leven, tot het dragen van het bruilofskleed der heiligmakende genade is als een zachte, dringende bede van een goeden vader tot zijn kind. Dezelfde God echter, die de Goedheid ten opzichte van zijn schepsel in de hoogste vol maaktheid bezit, is ook de God, dien de strenge rechtvaardigheid als een oneindige eigenschap toekomt en na dus Zijn goedheid aan de menschen te hebben bewezen soms jaren en jaren achtereen moet Hij op de grens van het leven zijn rechtvaardigheid toe passen: Bindt hem handen en voeten en werpt hem in de uiterste duister nis; daar zal geween zijn en geknars van tanden. De mensch kan dus zijn heele leven lang Gods gebod blijven verachten, allerlei uitvluchten zoeken, om zich niet aan Gods geboden be hoeven te storen, ja zelfs kan hij het bestaan van God daarom gaan ont kennen, om ten minste nog iets te hebben waarmede hij zijn geweten slaap sust, maar staande, zijn gezonde oogen sluit en dan gaat verkondigener is geen zon, want ik zie hem niet. Staan blijft het feit, dat God zijn geboden heeft ge geven en men aan de consequentie om deze te onderhouden noodzakelijk onderworpen is. Deze gedachte brengt de communio van dezen Zondag schoon in de melo dische uitwerking naar voren. 1. Tu mandasti mandata tua costo- diri nimis. Gij hebt bevolen, Uw geboden streng te onderhouden. Het lied zet daarom in op de hooge dominant do en onderstreept zoo heel opvallend het eerste woord: Tu Gij hebt de geboden gegeven. Gij hebt het recht daartoe, Gij zijt immers de Heer. Uw geboden zijn dan ook ons geluk. O, dat wij dit toch steeds moch ten inzien. Feestelijk, bijna majestueus klinkt deze zin in het begin, heel bij zonder ook door de forsche quintinzet bij cu(stodiri nimis). De noten op de laatste lettergreep van (ni)mis vragen, volgens de handschriften met rythmi- sche teekens een breede voordracht. De tweede zin is een deemoedige bede om steun uit den hemel, om in de toekomst's Heeren wegen te mogen bewandelen 2. Utinam dirigantur via e meae, ad custodiendas juslificationes tuas. Dat toch mijn wegen gericht mogen zijn op het onderhouden Uwer voor schriften. Door de telkéhs herhaalde sa krijgt deze zin in de melodie iets weeks, iets gedrukts. De zanger voelt dat hij •n zijn levenswandel niet altijd 'sHeeren paden heeft begaan. Het doet hem leed, dat hij, evenals de lieden uit den para bel zich om zijn land en goed heeft bekommerd, en niet genoeg gehoor heeft gegeven aan de uitnoodiging van den Koning van het feestmaal. Hij heeft er bilter spijt van, dat hij dikwijls het bruiloftskleed verloor. Daarom bidt hij, vol berouw en overtuigd van eigen zwakheid, om Gods genade. Hij bidt in den geest van de volgende post- communio, die luidt: Moge ons Uw heelende werking, Heer, én genadig van onze boosheden zuiveren, én Uw geboden steeds doen aankleven. Zoo als altijd bijna, wanneer er een ge drukte stemming heerscht bidt de zan ger in kleine afstanden (secunden het meest). Het justiflcati(ones) herhaalt trouw de melodie van (cus)todien(das), geheel in den geest van een diep nederig, deemoedig, en weemoedig gebed. Gooische Post. J. dit gesprokene is echter slechts weinig in het Evangelie te vinden. Bovendien leest men in Joannes dat vele andere wonderen door Christus verricht, niet in Zijn boek beschreven zijn. En 't Evangelie wordt dan be sloten met die echt menschelijke wone uitlating „er is nog veel n wat Jesus gedaan heeft; zoo het stuk voor stuk werd beschreven, dan zou zelfs de wereld, dunkt me, de boeken niet kunnen bevatten, die er over te schrjjven zijn." Uit dit alles mogen we besluiten, dat de vier Evangelieën ons niet de leer en de prediking van Christus in haar geheel hebben overgeleverd. Onze kennis daaromtrent moet dus worden aangevuld. Waaruit zal dit echter beter kunnen gebeuren dan uit de andere boeken van het Nieuwe Testament, waarin toch ook de leer van Christus wordt uit eengezet? Doch ook hier stuiten wij op moei- heden. We meenen in de brieven der Apostelen vooral, nu eens een dui delijke overzichtelijke uiteenzetting van Christus' leer en openbaring te vinden. Maar ziet, verschillende keeren worden we hier verwezen naar een mondelinge overlevering. Uit die geschriften immers blijkt zonneklaar, dat de Apostelen zich niet tot taak gesteld hebben een beknopte handleiding te geven, zeer geschikt bij het godsdienst onderricht aan de hei denen, of een volledig handboek der Christelijke leer ten gebruike van die genen, die al in Christus geloofden. Het waren louter gelegenheidsge schriften, handelende over de meest uiteenloopende, dikwijls zeer bijkom stige zaken. Die brieven waren ooi niet gericht tot de heidenen, om hun daardoor met het Christelijk geloof bekend te maken, maar aan reeds bloeiende Christen gemeenten. Niet het schrijven van boeken, maar het prediken van het woord Gods be schouwden de Apostelen als het doel van hun leven. W. B. dwaas als de mensch, die in'de zon Het H. Evangelie. Wij menschen, moeten trachten heel de leer van Christus te achterhalen, heel de openbaring te kennen, welke Hij ons gebracht heeft. De Heer zelf toch heeft het leven en de zaligheid beloofd aan allen die zouden geloofd hebben, maar met verwerping allen bedreigd, die schuldig in ongeloof zouden volharden. 't Spreekt vanzelf dat wij Christus' leer het eerst gaan zoeken in de boe ken over Zijn leven, in de vier Evan geliën. Ieder volgens zijn talenten, volgens eigen aard en karakter, hebben de Evangelisten den Christus geschilderd, als den Messias, den Verwachte aller tijden en volkeren, als den liefdevollen Verlosser der menschen, ja, als den Zoon van God zelve. In die H. Evangelieën zien we die verheven goddelijke Persoonlijkheid voor ons, met alles wat daarin onze geestdrift, onze bewondering wekt, omdat het zoo geheel elke menschelijke maat, elk menschelijk denkbeeld te boven gaat. Maar toch vinden we naast dat vol tooide beeld van den Christus in die Evangelieën geen keurig afgeronde weergave van Zijn leer. Geen enkele Bijbeltekst ook geelt ons daarover een argument, terwijl er wel gevonden worden, die het tegendeel bewijzen. In zijn afscheidsrede zegt de Ver losser tot de Apostelen: „Nog veel meer heb Ik u te zeggen, doch ge kunt het thans nog niet dragen. Maar wanneer Hij komt, de Geest der waar heid, dan zal Hij u tot de volle waar heid geleiden. Uit de handelingen der Apostelen blijkt ook dat Christus gedurende de veertig dagen tusschen zijn Verrijzenis en Hemelvaart meermalen aan Zijn doet dan even leerlingen verscheen en met hen sprak r het Koninkrijk Gods". Van al Pater Vlamlncx, de Martelaar van Soestdijk. Het was op een zonnigen zomerdag Augustus 1689, dat, ondanks het verbod der Overheid, op Soestdijk een Minderbroeder aankwam om zijn tante aldaar te bezoeken. Ondanks het ver bod der overheid, zeggen wij, want het was aan alle Paters ten strengste verboden zich in deze pro vincie op te houden. Onze Minder broeder werd dan ook reeds den tweeden dag door den Schout van Baarn gevangen genomen en te Soest dijk „in een particuliere kamer gezet, dewelke nagt en dag door eenen of twee dienaars bewaakt wierd". Vóór wij het verdere droevig lot van dezen geloofsheld tneedeelen, willen wij eerst zien, wie hij was. Franciscus Vlamincx werd in 1656 te Turnhout (België) uit godvruchtige ouders geboren en voelde zich reeds vroeg tot den geestelijken stand aan getrokken. Op 20-jarigen leeftijd trad hij dan ook in de Orde der Minder broeders en begon hij het volgende jaar zijn studie in de Godgeleerdheid aan het Convent van Brussel, waar hij in 1680 tot Priester gewijd werd. Thans werd hij gezonden naar het klooster te Megen in Noord-Brabant. Hier predikte hij met grooten ijver niet alleen onder zijn medebroederen, maar ook in plaatsen, waar toenmaals de uitoefening van den R. K. Gods dienst slechls heimelijk werd geduld of zelfs verboden was. Vooral in laatst bedoelde dorpen, waartoe destijds ook Baarn en Soestdijk behoorden, was het voor eiken Priester, die er zich waagde, gevaarlijkbij ontdekking toch werd hij in hechtenis genomen en niet dan tegen den prijs van 600 gulden vrijgelaten. Dit was voor die dagen een aanzienlijk bedrag, zoodat som mige Priesters dan ook langen tijd gevangen zaten. Maar de vurige ijver van Pater Vlamincx liet zich door dat gevaar niet afschrikkenintegendeel,, men hoorde hem toen reeds meermalen zeggen, dat, zoo hij gevangen mocht worden genomen, hij in geen geval losgelaten wilde worden„hij wenschte voor het Catholyk geloof alles te lijden wat er zou kunnen voorvallen, ja ook de grootste tormenten (kwellingen)" ln 1689 werd hij door PaterJAugus- linus Casfro, Gardiaan van 'f ge noemde klooster te Megen, naar Am- merzoden bij Zalt-Bommel gezonden, waar hij voortaan predikte. Spoedig vernam hij hier, dat zijn tante te Soestdijk hertrouwd was (met een Protestant) en daarom verzócht hij aan zijn overheid: „te mogen gaan naar Soestdijk, een dorp in het Bis dom Utrecht, om de kinderen van zijn overleden oom in het Catholyk geloof te versterken en voor het perijckel (gevaar) van verleiding te bewaren." Dit verlof werd hem toegestaan en zoo kwam hij onversaagd gelijk wij reeds in het begin zagen in Aug. op Soestdijk aan. Hij werd ech- goedig verklapt, want reeds twee dagen later liet de Schout van Baarn hem in Soestdijk In hechtenis zetten. Nauwelijks was dit den Apostoli- schen Vicaris-Generaal van Holland (die toen de waardigheid van Aarts bisschop bekleedde), n.l. Petrus Codde, alsook den Overste der Minderbroe ders te Amsterdam ter oore gekomen, of zij besloten den losprijs van 600 gulden aan den Schout van Baarn niet te voldoen en wel op uitdrukkelijk verlangen van Pater Vlamincx zelf, maar hem „tot meerder glory van God en van het waaragtig Catholyk geloof in de gevangenis te laten". Dit besluit stemde den gevangene tot groote blijdschap, want nu had hij gelegenheid de oprechtheid van zijn geloof te staven met het verduren eener harde gevangenschap, ja mis schien met den dood. Hij schreef dan ook aan zijn moeder te Turnhout„Ik wil u kennelijk maken mijn blijdschap in den H. Geest, omdat ik gevangen worde gehouden niet als schelm of dief, maar omdat ik priester ben". En in een anderen brief lezen wij„Al is het, dat mijn gevangenis nog duurt, mijn patiëntie (geduld) duurt ook nog, en dat niettegenstaande de koorts, die ik nu een half jaar lang gehad heb", Hij wenschte innig, zoo vervolgde hij, voor Christus te lijden, ja den martel dood te sterven, „niet willende gaan vlugten, opdat de Dienaars (zijn be wakers) en anderen om zijnentwille niet zouden te lijden hebben". Intusschen had hem, zoo wij reeds terloops bemerkten, een slepende koorts aangetast, die zijn krachten sloopte. Slechts karig of ongeschikt voedsel werd hem verstrekt, „want met scherp bier en sterk gezouten varkensvleesch moet ik tevreden zijn, somtijds wat suyvel (boter of kaas) daarbij gevoegt wordende". Toch onderging hij getroost zijn lijden of neemt een abonnement voor onder houd van uw schrijfmachine bij N. ELZEÏ7AAR KANTOORBOEKHANDEL Q LANGESTRflAT 84 TEL. 528 Inderdaad, ook andersdenden moeten eerbied hebben voor zulk een over tuiging, die van geen wankelen weet en zich door niets laat afschrikken. Eindelijk zou hij deze overtuiging met zijn dood bezegelen. Na acht maanden gevangenschap en geduldig gedragen lijden is hij als een martelaar voor zijn geloof op Hemelvaartsdag 4 Mei 1690, in zijn gevangenis op Soestdijk overleden. „Op des Heeren Hemelvaart is hij mede opgeklommen uit zijn vergankelijke gevangenis en geniet bij nu de Hemelsche vrijheid", zegt een tijdgenoot. „Sijn dood lichaam, ag? daagen boven aarde geweest heb bende, is 'snags in de kerk van het dorp Baerne begraaven, in dewelcke de Catholyken eertijds plagten haaren Godsdienst te doen, maar nu gebruikt wordt door de Geusen". (In den Kerst nacht van 1580 hadden zij bezit v de kerk genomen). Zoo vond de vrome Pater een dood, zooals hij dien voorzien en ook ge- wenscht had, getuigenis gevende van zijn onwankelbaar geloof. Nog in Augustus van hetzelfde jaar 1690, werd zijn dood in bet kapihel (vergadering) der Minderbroeders te Leuven herdacht. Wij lezen daarover (vertaald) o. a. het volgende: „Sedert ons laatste kapittel, drie jaar geleden gehouden, zijn in deze pro vincie (d. i. Neder-Dultschland) 89 Fraters overleden, waaronder de Eerw. Frater Franciscus Vlamincx, die in den kerker voor het Katholieke geloof is gestorven." En dezelfde Gardiaan van 't klooster te Megen, die hem nauwe lijks een jaar te voren als hoopvol prediker had uitgezonden, teekende in het kloosterboek zijn dood aan met deze woorden (in 't Latijn): „Op het feest zelf van des Heeren Hemelvaart in het jaar 1690 stierf in de achtste maand van zijn gevangenschap te Soestdijk bij Utrecht, ter plaatse zijner gevangenneming, na een koorts van zes maanden de Eerw. Pater Francis cus Vlamincx, verkondiger van het Woord Gods en lid van ons klooster; -----O - O - - - - wuoru vjuus CM MU Vcui uus Riuuaicr hij beschouwde het als gezonden vaneen v00rbeel<jig én ijverig man, die, God, omzijn geloof te beproeven. Lpdat zijn bloedverwanten niet van De Schout van Baarn dreigde hem k t Katholieke geloof zouden afvallen, een paar malen in den gevangenkel- der te Baarn te sluiten (die nog in 't Hotel Central aan den Brink te zien is, het oude Rechthuis); misschien hoopte de Schout, dal de Pater dan het losgeld zou laten betalen. Doch zekere godvruchtige vrouw, Antonia Geurtsen, wist telkens den Schout tot andere gedachten te brengen. Ook genoot de gevangene veel vriendschap van den Pastoor uit Soest, oh. Haegen, die ook Baarn (in 't ge- ïeim) bediende. „Deesen Pastoor heeft den Pater nu en dan besogt en hem een boeksken met gebeeden verschaft, waaruit de gevangene dagelijks las. Maar als hij in het einde zijns levens versogt denzelven heer Pastoor bij zich te mogen hebben, is dit door den Schout geweigerd". En toch had de gevangene slechts verlof te geven om den losprijs (600 gulden), die voor hem gereed lag, aan den Schout ter hand te stellen om terstond de gevangenis te kunnen ver laten. Maar dit streed met zijn begin sel immers hij was er van overtuigd, dat hij het lijden, 't welke God hem gezonden had, geduldig moest dragen tot meerdere glorie van zijn Heer en met toestemming zijner overheid zich naar Soestdijk had begeven, doch al daar gevangen en opgesloten werd en die liever voor Christus lang en ge duldig armoede en gebrek wilde lijden, dan bevrijd te worden uit zijn gevan genis door onbillijke beloften of ge schenken. Hieruit mogen wij godvruch tig afleiden, dat hij, die met Christus is opgenomen, ons, wanneer wij in ge lijke omstandigheden mochten komen, een uitstekend voorbeeld van geduld heeft nagelaten." Kerknieuws AARTSBISDOM UTRECHT Z. D. H. de Aartsbisschop van Utrecht heeft op verzoek, eervol ontslag verleend aan den weleerw. heer C. J. J. Terwisscha van Schettinga als ka pelaan der parochie van het H. Hart te Utrecht, zulks in verband met diens vele werkzaamheden als directeur van het Centraal Bureau van Sobriëtas tc Hertogenbosch en als leider van het Nationaal Secretariaat van het Wlt- Gele Kruis te Utrecht. Z.Eerw. neemt zijn intrek in het Gesticht St. Joan de Deo te Utrecht.

Historische kranten - Archief Eemland

De Eembode | 1930 | | pagina 1