r
Katholiek
Orgaan voor Amersfoort en Omstreken
Koopt nf Schrijfmachine
Abonnementen kunnen elke week ingaan, doch
opzegging van abonnement moet geschieden
voor den aanvang van een nieuiv kwartaal. Prijs
per 8 maanden f 1.00. Buiten Amersfoort 1.10
Dc €embo<k
Advortenliën 26 osnt pet
voor handel en nijverheid
toeren. Advfrtenti4n.ru
vófr 8 uur in den morgen
Ktintoor en Drukkerij Langegraeht 28 te Amersfoort - Telefoon 314
Varxhllnt elkm Dlnidag- «i VrlJdijmlddtj - Poit-jlro no. 442S4
Vier en veertigste Jaargang
Vrijdag 17 Oct. 1930 No. 58
Het is mijn verlangen, dat men met
voorliefde die mannen ondersteune, die
geschriften openbaar maken, welke van
een echt Katholieken geest doortrokken
zijn. Pins IX.
Epistel en Evangelie.
19e Zondag na Pinksteren.
Les uit den brief van den H. apostel
Paulus aan de Ephesiërs; IV, 23—28.
Broeders! Wordt vernieuwd naar den
geest uws gemoeds en doet den nieuwen
mensch aan, die naar God geschapen
is in gerechtigheid en heiligheid der
waarheid. Daarom legt af de leugen
taai en spreekt waarheid, ieder met
zijnen naaste; immers zijn wij elkanders
ledematen. Wordt toornig, en zondigt
niet! dat de zon niet onderga over
uw gramschapGeeft den duivel geen
plaats! Hij die stal, stele niet meer;
maar veeleer arbeïde hij, met zijne
handen doende wat goed is, opdat hij
hebbe om mede te deelen aan den
noodlijdende.
EVANOELIE
volgens den H. Mattheüs; XXII, 1 - 14.
In dien tijd sprak Jesus in gelijke
nissen tot de opperpriesters en Phari-
zeën, zeggende: Het Rijk der hemelen
is gelijk aan een koning, die een
bruilofslmaal aanrechtte voor zijnen
zoon. En hij zond zijne dienaren om
de genoodigden ter bruiloft te roepen
maar deze wilden niet komen. Weder
om zond hij andere dienaren, zeggende:
Zegt aan de genoodigden: ziet, mijnen
maaltijd heb ik bereid, mijne ossen
en mestvee zijn geslacht en alles is
gereed; komt ter bruiloft! Doch zij
sloegen er geen acht op en gingen
heen, deze naar zijne landhoeve, gene
tot zijnen handelen de anderen grepen
zelfs zijne dienaren, mishandelden hen
smadelijk en dooden hen. Toen nu de
koning dit vernam, werd hij vertoornd;
en hij zond zijne legers en verdelgde
die moordenaars en stak hunne stad
in brand. Daarop zeide hij tot zijne
dienaren: Het bruiloftsmaal is wel
bereid, maar 'de genoodigden waren
het niet waardig. Gaat dan naar de
uitgangen der wegen en noodigt allen,
zoovelen gij er vindt, ter bruiloftEn
zijne dienaars gingen uit op de wegen
en brachten allen bijeen die zij vonden
goeden en kwaden. En de bruiloftszaal
werd vervuld met aanzittenden.
De koning nu kwam binnen om de
aanzittenden te zien; en daar zag hij
eenen mensch, die geen bruiloftskleed
aan had. En hij zeide tot hemVriend
hoe zijt gij hier binnengekomen zonder
een bruiloftskleed aan te hebben? En
deze verstomde. Toen sprak de koning
tot de dienaars: bindt hem handenen
voeten en werpt hem in de uiterste
duisternis; daar zal geween zijn en
gekners der tanden. Velen toch zijn
geroepen, maar weinigen uitverkoren.
KANTOORBOEKHANDEL
m P. A. TULP Bl
Ungestrut (6 to. Krommestrut TEL 3M
DOOZEN HUISHOUDPOST Inhoudende:
50 Enveloppen 30 vel gelinieerd papier
20 Correspondenllelraarten 10 Briefkaarten
vel vloei Posttarleven voor blnnen-
en buitenland
PRIJS tl.—
aan, en bleven halsstarrig, ja zelfs, zij
grepen hen en doodden hen. En nu
volgt de bedreiging, de waarschuwing
van Jezus„toen de Koning dit hoorde
werd Hij vergramd." Hetgeen de Heer
verhaalt over de rechtvaardige gram
schap van den Koning, die de moor
denaars verdelgde en hunne stad in
brand stak, is letterlijk in vervulling
gegaan bij de verwoesting van de stad
Jerusalem door den Rom. veldheer
Titus. En niet alleen dit, maar omdat
de Joden zich de leer van het Evan
gelie onwaardig gemaakt hadden, wend
den de verkondigers er van zich tot
de heidenen, zooals in de gelijkenis
wordt aangegeven door de zending
van de dienaren tot de kruispunten
der wegen waar zij allen, Joden en
heidenen, tot de bruiloft moesten bij
een verzamelen.
Door de apostelen Paulus en Bar
nabas werd dit woordelijk aan de Joden
verklaard: „Aan U (Joden) moest eerst
het woord Gods verkondigd worden
maar omdat gij het verwerpt en U het
eeuwig leven onwaardig maakt, ziet,
zoo wenden wij ons tot de heidenen."
Moge ons dit tot een waarschuwing
i vermaning dienen. De Joden hebben
Jezus met zijn genaden niet aange
nomen en als straf gaan ze nu ais een
van God verlaten volk als zwervelingen
over de aarde, zonder koning, zonder
offers, zonder priesters, zonder tempel.
Zal ons dit niet tot waarsphuwing
mogen dienen? Zoo dikwijls wellicht
heeft God ons door Zijn genade tot
een beter en deugdzamer leven ge
roepen; zal wellicht ook voor ons
nier het oogenblik komen dat God
zich van ons terug trekt en Zijne ge
naden schenkt aan anderen, die beter
dan wij met die genaden zullen mede
werken? Laat ons de waarschuwing
van de gelijkenis uit dit Evangelie
steeds voor oogen houden, in aan
sluiting met Jezus' woorden„Gij zult
den Heer uwen God niet op de proef
stellen."
Liturgische Kalender.
Week van 19—25 October.
Zondag 19.19e Zondag na Pinksteren,
Tijdeigen, Mis Salus, 2e geb. H. Petrus
van Alcantara, 3e uit de Mis tot voort
planting des Geloofs (bij Votiefmissen).
Pref. H. Drievuldigheid.
Maandag 21. H. Hilarion, 2e geb.
H.H. Ursula enz., 2e A. cünctis.
Woensdag 22. Mis v. d. 19e Zondag,
zonder Gloria, 2e geb. A cunctis, 3e
naar keuze.
Donderdag 23. als gisteren.
Vrijdag 24. H. Raphaël. Credo.
Vrijdag 25. Mis v. O.L.V. Salve, (bij
v geb. H.H. Crysanthus
Geest. Pref. H. Maagd.
Evanéelleverklaring.
19e Zondag na Pinksteren.
Het doel dat de Zaligmaker met deze
gelijkenis op het oog had was den
Joden te toonen dat hun om hunne
hardnekkigheid de verkondiging van
het Evangelie zou ontnomen worden
en zou overgebracht worden.
Het rijk der hemelen is in deze ge
lijkenis het rijk Gods, het rijk van den
Messias met zijn verlossing en hemel-
sche genaden, voorgesteld als een
bruiloftsfeest. De eerstgenoodigden
waren de Joden. Maar helaas, zij wil
den niet komenofschoon de Messias
uit hen was voortgekomen, door hen
was verwacht en afgebeden, aan hen
was beloofd, erkenden ze Hem niet
en bleven ongeloovig niettegenstaande
Zijne vele wonderwerken. Ook zijne
dienaren, de Apostelen, namen zij niet
Gregoriana.
Dominica XIX p. Pent.
19de Zondag na Pinksteren (19 Oct)
Het evangelie van dezen Zondag
verhaalt ons den parabel van de ver
werping der Joden, die eerst door de
oden, daarna door de Apostelen tot
iet bruiloftsfeest van Christus, tot de
H. Kerk geroepen zijn, doch die de
evangelieverkondigers vervolgd en ge
dood hebben, nadat zij eerst zich ver
grepen aan den door God gezonden
Messias. God strafte hen door de ver
nietiging van hun rijk en door de ver
woesting van Jeruzalem. Na de Joden
werden de heidenen van alle landen
uitgenoodigd. Tot de Kerk behooren
alleen, is echter niet genoeg. Wanneer
de Christen het bruiloftskleed niet
draagt, wanneer hij het sieraad der
heiligmakende genade mist en onboet
vaardig in zijn zonden volhardt, zal
hij in de uiterste duisternis geworpen
worden, zal hij voor eeuwig verloren
gaan. De oproep tot een goed leven,
tot het dragen van het bruilofskleed
der heiligmakende genade is als een
zachte, dringende bede van een goeden
vader tot zijn kind. Dezelfde God
echter, die de Goedheid ten opzichte
van zijn schepsel in de hoogste vol
maaktheid bezit, is ook de God, dien
de strenge rechtvaardigheid als een
oneindige eigenschap toekomt en na
dus Zijn goedheid aan de menschen
te hebben bewezen soms jaren en jaren
achtereen moet Hij op de grens van
het leven zijn rechtvaardigheid toe
passen: Bindt hem handen en voeten
en werpt hem in de uiterste duister
nis; daar zal geween zijn en geknars
van tanden. De mensch kan dus zijn
heele leven lang Gods gebod blijven
verachten, allerlei uitvluchten zoeken,
om zich niet aan Gods geboden be
hoeven te storen, ja zelfs kan hij het
bestaan van God daarom gaan ont
kennen, om ten minste nog iets te
hebben waarmede hij zijn geweten
slaap sust, maar
staande, zijn gezonde oogen sluit en
dan gaat verkondigener is geen zon,
want ik zie hem niet. Staan blijft het
feit, dat God zijn geboden heeft ge
geven en men aan de consequentie
om deze te onderhouden noodzakelijk
onderworpen is.
Deze gedachte brengt de communio
van dezen Zondag schoon in de melo
dische uitwerking naar voren.
1. Tu mandasti mandata tua costo-
diri nimis.
Gij hebt bevolen, Uw geboden streng
te onderhouden.
Het lied zet daarom in op de hooge
dominant do en onderstreept zoo heel
opvallend het eerste woord: Tu
Gij hebt de geboden gegeven. Gij hebt
het recht daartoe, Gij zijt immers de
Heer. Uw geboden zijn dan ook ons
geluk. O, dat wij dit toch steeds moch
ten inzien. Feestelijk, bijna majestueus
klinkt deze zin in het begin, heel bij
zonder ook door de forsche quintinzet
bij cu(stodiri nimis). De noten op de
laatste lettergreep van (ni)mis vragen,
volgens de handschriften met rythmi-
sche teekens een breede voordracht.
De tweede zin is een deemoedige
bede om steun uit den hemel, om in
de toekomst's Heeren wegen te mogen
bewandelen
2. Utinam dirigantur via e meae, ad
custodiendas juslificationes tuas.
Dat toch mijn wegen gericht mogen
zijn op het onderhouden Uwer voor
schriften.
Door de telkéhs herhaalde sa krijgt
deze zin in de melodie iets weeks,
iets gedrukts. De zanger voelt dat hij
•n zijn levenswandel niet altijd 'sHeeren
paden heeft begaan. Het doet hem leed,
dat hij, evenals de lieden uit den para
bel zich om zijn land en goed heeft
bekommerd, en niet genoeg gehoor
heeft gegeven aan de uitnoodiging van
den Koning van het feestmaal. Hij heeft
er bilter spijt van, dat hij dikwijls het
bruiloftskleed verloor. Daarom bidt hij,
vol berouw en overtuigd van eigen
zwakheid, om Gods genade. Hij bidt
in den geest van de volgende post-
communio, die luidt: Moge ons Uw
heelende werking, Heer, én genadig
van onze boosheden zuiveren, én Uw
geboden steeds doen aankleven. Zoo
als altijd bijna, wanneer er een ge
drukte stemming heerscht bidt de zan
ger in kleine afstanden (secunden het
meest). Het justiflcati(ones) herhaalt
trouw de melodie van (cus)todien(das),
geheel in den geest van een diep
nederig, deemoedig, en weemoedig
gebed.
Gooische Post. J.
dit gesprokene is echter slechts weinig
in het Evangelie te vinden.
Bovendien leest men in Joannes dat
vele andere wonderen door Christus
verricht, niet in Zijn boek beschreven
zijn. En 't Evangelie wordt dan be
sloten met die echt menschelijke
wone uitlating „er is nog veel n
wat Jesus gedaan heeft; zoo het stuk
voor stuk werd beschreven, dan zou
zelfs de wereld, dunkt me, de boeken
niet kunnen bevatten, die er over te
schrjjven zijn."
Uit dit alles mogen we besluiten, dat
de vier Evangelieën ons niet de leer
en de prediking van Christus in haar
geheel hebben overgeleverd.
Onze kennis daaromtrent moet dus
worden aangevuld.
Waaruit zal dit echter beter kunnen
gebeuren dan uit de andere boeken
van het Nieuwe Testament, waarin toch
ook de leer van Christus wordt uit
eengezet?
Doch ook hier stuiten wij op moei-
heden. We meenen in de brieven der
Apostelen vooral, nu eens een dui
delijke overzichtelijke uiteenzetting van
Christus' leer en openbaring te vinden.
Maar ziet, verschillende keeren worden
we hier verwezen naar een mondelinge
overlevering.
Uit die geschriften immers blijkt
zonneklaar, dat de Apostelen zich niet
tot taak gesteld hebben een beknopte
handleiding te geven, zeer geschikt bij
het godsdienst onderricht aan de hei
denen, of een volledig handboek der
Christelijke leer ten gebruike van die
genen, die al in Christus geloofden.
Het waren louter gelegenheidsge
schriften, handelende over de meest
uiteenloopende, dikwijls zeer bijkom
stige zaken. Die brieven waren ooi
niet gericht tot de heidenen, om hun
daardoor met het Christelijk geloof
bekend te maken, maar aan reeds
bloeiende Christen gemeenten.
Niet het schrijven van boeken, maar
het prediken van het woord Gods be
schouwden de Apostelen als het doel
van hun leven. W. B.
dwaas als de mensch, die in'de zon
Het H. Evangelie.
Wij menschen, moeten trachten heel
de leer van Christus te achterhalen,
heel de openbaring te kennen, welke
Hij ons gebracht heeft. De Heer zelf
toch heeft het leven en de zaligheid
beloofd aan allen die zouden geloofd
hebben, maar met verwerping allen
bedreigd, die schuldig in ongeloof
zouden volharden.
't Spreekt vanzelf dat wij Christus'
leer het eerst gaan zoeken in de boe
ken over Zijn leven, in de vier Evan
geliën.
Ieder volgens zijn talenten, volgens
eigen aard en karakter, hebben de
Evangelisten den Christus geschilderd,
als den Messias, den Verwachte aller
tijden en volkeren, als den liefdevollen
Verlosser der menschen, ja, als den
Zoon van God zelve.
In die H. Evangelieën zien we die
verheven goddelijke Persoonlijkheid
voor ons, met alles wat daarin onze
geestdrift, onze bewondering wekt,
omdat het zoo geheel elke menschelijke
maat, elk menschelijk denkbeeld te
boven gaat.
Maar toch vinden we naast dat vol
tooide beeld van den Christus in die
Evangelieën geen keurig afgeronde
weergave van Zijn leer. Geen enkele
Bijbeltekst ook geelt ons daarover een
argument, terwijl er wel gevonden
worden, die het tegendeel bewijzen.
In zijn afscheidsrede zegt de Ver
losser tot de Apostelen: „Nog veel
meer heb Ik u te zeggen, doch ge
kunt het thans nog niet dragen. Maar
wanneer Hij komt, de Geest der waar
heid, dan zal Hij u tot de volle waar
heid geleiden.
Uit de handelingen der Apostelen
blijkt ook dat Christus gedurende de
veertig dagen tusschen zijn Verrijzenis
en Hemelvaart meermalen aan Zijn
doet dan even leerlingen verscheen en met hen sprak
r het Koninkrijk Gods". Van al
Pater Vlamlncx,
de Martelaar
van Soestdijk.
Het was op een zonnigen zomerdag
Augustus 1689, dat, ondanks het
verbod der Overheid, op Soestdijk een
Minderbroeder aankwam om zijn tante
aldaar te bezoeken. Ondanks het ver
bod der overheid, zeggen wij,
want het was aan alle Paters ten
strengste verboden zich in deze pro
vincie op te houden. Onze Minder
broeder werd dan ook reeds den
tweeden dag door den Schout van
Baarn gevangen genomen en te Soest
dijk „in een particuliere kamer gezet,
dewelke nagt en dag door eenen of
twee dienaars bewaakt wierd".
Vóór wij het verdere droevig lot van
dezen geloofsheld tneedeelen, willen
wij eerst zien, wie hij was.
Franciscus Vlamincx werd in 1656
te Turnhout (België) uit godvruchtige
ouders geboren en voelde zich reeds
vroeg tot den geestelijken stand aan
getrokken. Op 20-jarigen leeftijd trad
hij dan ook in de Orde der Minder
broeders en begon hij het volgende
jaar zijn studie in de Godgeleerdheid
aan het Convent van Brussel, waar hij
in 1680 tot Priester gewijd werd.
Thans werd hij gezonden naar het
klooster te Megen in Noord-Brabant.
Hier predikte hij met grooten ijver
niet alleen onder zijn medebroederen,
maar ook in plaatsen, waar toenmaals
de uitoefening van den R. K. Gods
dienst slechls heimelijk werd geduld
of zelfs verboden was. Vooral in laatst
bedoelde dorpen, waartoe destijds ook
Baarn en Soestdijk behoorden, was
het voor eiken Priester, die er zich
waagde, gevaarlijkbij ontdekking toch
werd hij in hechtenis genomen en niet
dan tegen den prijs van 600 gulden
vrijgelaten. Dit was voor die dagen
een aanzienlijk bedrag, zoodat som
mige Priesters dan ook langen tijd
gevangen zaten.
Maar de vurige ijver van Pater
Vlamincx liet zich door dat gevaar niet
afschrikkenintegendeel,, men hoorde
hem toen reeds meermalen zeggen,
dat, zoo hij gevangen mocht worden
genomen, hij in geen geval losgelaten
wilde worden„hij wenschte voor het
Catholyk geloof alles te lijden wat er
zou kunnen voorvallen, ja ook de
grootste tormenten (kwellingen)"
ln 1689 werd hij door PaterJAugus-
linus Casfro, Gardiaan van 'f ge
noemde klooster te Megen, naar Am-
merzoden bij Zalt-Bommel gezonden,
waar hij voortaan predikte.
Spoedig vernam hij hier, dat zijn
tante te Soestdijk hertrouwd was (met
een Protestant) en daarom verzócht hij
aan zijn overheid: „te mogen gaan
naar Soestdijk, een dorp in het Bis
dom Utrecht, om de kinderen van zijn
overleden oom in het Catholyk geloof
te versterken en voor het perijckel
(gevaar) van verleiding te bewaren."
Dit verlof werd hem toegestaan en
zoo kwam hij onversaagd gelijk wij
reeds in het begin zagen in Aug.
op Soestdijk aan. Hij werd ech-
goedig verklapt, want reeds twee
dagen later liet de Schout van Baarn
hem in Soestdijk In hechtenis zetten.
Nauwelijks was dit den Apostoli-
schen Vicaris-Generaal van Holland
(die toen de waardigheid van Aarts
bisschop bekleedde), n.l. Petrus Codde,
alsook den Overste der Minderbroe
ders te Amsterdam ter oore gekomen,
of zij besloten den losprijs van 600
gulden aan den Schout van Baarn niet
te voldoen en wel op uitdrukkelijk
verlangen van Pater Vlamincx zelf,
maar hem „tot meerder glory van God
en van het waaragtig Catholyk geloof
in de gevangenis te laten".
Dit besluit stemde den gevangene
tot groote blijdschap, want nu had hij
gelegenheid de oprechtheid van zijn
geloof te staven met het verduren
eener harde gevangenschap, ja mis
schien met den dood. Hij schreef dan
ook aan zijn moeder te Turnhout„Ik
wil u kennelijk maken mijn blijdschap
in den H. Geest, omdat ik gevangen
worde gehouden niet als schelm of
dief, maar omdat ik priester ben". En
in een anderen brief lezen wij„Al is
het, dat mijn gevangenis nog duurt,
mijn patiëntie (geduld) duurt ook nog,
en dat niettegenstaande de koorts, die
ik nu een half jaar lang gehad heb",
Hij wenschte innig, zoo vervolgde hij,
voor Christus te lijden, ja den martel
dood te sterven, „niet willende gaan
vlugten, opdat de Dienaars (zijn be
wakers) en anderen om zijnentwille
niet zouden te lijden hebben".
Intusschen had hem, zoo wij reeds
terloops bemerkten, een slepende
koorts aangetast, die zijn krachten
sloopte. Slechts karig of ongeschikt
voedsel werd hem verstrekt, „want
met scherp bier en sterk gezouten
varkensvleesch moet ik tevreden zijn,
somtijds wat suyvel (boter of kaas)
daarbij gevoegt wordende".
Toch onderging hij getroost zijn lijden
of neemt een abonnement voor onder
houd van uw schrijfmachine bij
N. ELZEÏ7AAR
KANTOORBOEKHANDEL Q
LANGESTRflAT 84 TEL. 528
Inderdaad, ook andersdenden moeten
eerbied hebben voor zulk een over
tuiging, die van geen wankelen weet
en zich door niets laat afschrikken.
Eindelijk zou hij deze overtuiging
met zijn dood bezegelen. Na acht
maanden gevangenschap en geduldig
gedragen lijden is hij als een martelaar
voor zijn geloof op Hemelvaartsdag
4 Mei 1690, in zijn gevangenis op
Soestdijk overleden. „Op des Heeren
Hemelvaart is hij mede opgeklommen
uit zijn vergankelijke gevangenis en
geniet bij nu de Hemelsche vrijheid",
zegt een tijdgenoot. „Sijn dood lichaam,
ag? daagen boven aarde geweest heb
bende, is 'snags in de kerk van het
dorp Baerne begraaven, in dewelcke
de Catholyken eertijds plagten haaren
Godsdienst te doen, maar nu gebruikt
wordt door de Geusen". (In den Kerst
nacht van 1580 hadden zij bezit v
de kerk genomen).
Zoo vond de vrome Pater een dood,
zooals hij dien voorzien en ook ge-
wenscht had, getuigenis gevende van
zijn onwankelbaar geloof.
Nog in Augustus van hetzelfde jaar
1690, werd zijn dood in bet kapihel
(vergadering) der Minderbroeders te
Leuven herdacht.
Wij lezen daarover (vertaald) o. a.
het volgende:
„Sedert ons laatste kapittel, drie jaar
geleden gehouden, zijn in deze pro
vincie (d. i. Neder-Dultschland) 89
Fraters overleden, waaronder de Eerw.
Frater Franciscus Vlamincx, die in den
kerker voor het Katholieke geloof is
gestorven." En dezelfde Gardiaan van
't klooster te Megen, die hem nauwe
lijks een jaar te voren als hoopvol
prediker had uitgezonden, teekende
in het kloosterboek zijn dood aan met
deze woorden (in 't Latijn): „Op het
feest zelf van des Heeren Hemelvaart
in het jaar 1690 stierf in de achtste
maand van zijn gevangenschap te
Soestdijk bij Utrecht, ter plaatse zijner
gevangenneming, na een koorts van
zes maanden de Eerw. Pater Francis
cus Vlamincx, verkondiger van het
Woord Gods en lid van ons klooster;
-----O - O - - - - wuoru vjuus CM MU Vcui uus Riuuaicr
hij beschouwde het als gezonden vaneen v00rbeel<jig én ijverig man, die,
God, omzijn geloof te beproeven. Lpdat zijn bloedverwanten niet van
De Schout van Baarn dreigde hem k t Katholieke geloof zouden afvallen,
een paar malen in den gevangenkel-
der te Baarn te sluiten (die nog in 't
Hotel Central aan den Brink te zien
is, het oude Rechthuis); misschien
hoopte de Schout, dal de Pater dan
het losgeld zou laten betalen.
Doch zekere godvruchtige vrouw,
Antonia Geurtsen, wist telkens den
Schout tot andere gedachten te brengen.
Ook genoot de gevangene veel
vriendschap van den Pastoor uit Soest,
oh. Haegen, die ook Baarn (in 't ge-
ïeim) bediende. „Deesen Pastoor heeft
den Pater nu en dan besogt en hem
een boeksken met gebeeden verschaft,
waaruit de gevangene dagelijks las.
Maar als hij in het einde zijns levens
versogt denzelven heer Pastoor bij zich
te mogen hebben, is dit door den
Schout geweigerd".
En toch had de gevangene slechts
verlof te geven om den losprijs (600
gulden), die voor hem gereed lag, aan
den Schout ter hand te stellen om
terstond de gevangenis te kunnen ver
laten. Maar dit streed met zijn begin
sel immers hij was er van overtuigd,
dat hij het lijden, 't welke God hem
gezonden had, geduldig moest dragen
tot meerdere glorie van zijn Heer en
met toestemming zijner overheid zich
naar Soestdijk had begeven, doch al
daar gevangen en opgesloten werd en
die liever voor Christus lang en ge
duldig armoede en gebrek wilde lijden,
dan bevrijd te worden uit zijn gevan
genis door onbillijke beloften of ge
schenken. Hieruit mogen wij godvruch
tig afleiden, dat hij, die met Christus
is opgenomen, ons, wanneer wij in ge
lijke omstandigheden mochten komen,
een uitstekend voorbeeld van geduld
heeft nagelaten."
Kerknieuws
AARTSBISDOM UTRECHT
Z. D. H. de Aartsbisschop van
Utrecht heeft op verzoek, eervol ontslag
verleend aan den weleerw. heer C. J.
J. Terwisscha van Schettinga als ka
pelaan der parochie van het H. Hart
te Utrecht, zulks in verband met diens
vele werkzaamheden als directeur van
het Centraal Bureau van Sobriëtas tc
Hertogenbosch en als leider van het
Nationaal Secretariaat van het Wlt-
Gele Kruis te Utrecht.
Z.Eerw. neemt zijn intrek in het
Gesticht St. Joan de Deo te Utrecht.