Roteerende Duplicators
F. fl. TULP
R. K. Spaarbank - Amersfoort
Bel dan op No. 42
Kantoor en Drukkerij Langegracht 28, Amersfoort
DE EEMBODE verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdag
middag. De abonnementsprijs bedraagt één gulden
per drie maandenbuiten Amersfoort 11.10. franco per
post. Abonnementen kunnen eiken dag ingaan.
Uitgave van de Katholieke Stichting De Eembode,
gevestigd te Amersfoort
De Gcmbodc
Katholiek Orgaan voor Amersfoort en Omstreken
Dinsdag 2 Mei 1933
ADVERTENTIËN 25 cent per regel. Billijke tarieven
voor handel en nijverheid bij geregeld adverteeren
Advertentiên moeten Dinsdag en Vrijdag vóór 8 uur
in den morgen zijn bezorgd. Telefoon 314
Zevenen Veertigste Jaargang - No. 9
Zei/onderzoek voert tot zelfkennis.
Mogen de vruchten van dat onderzoek
wezen: ootmoed en zachtmoedig be-
oordeelen van den naaste.
Leer u zelf te kennen.
Het ls Mei.
't Is Mei I juicher ouden en jongeren,
rijken en armen, en allen staren met
welbehagen op de doorzichtige frisch-
heid van 't jonge gebladerte en de la
chende boniheid der bebloemde weiden.
Allen snuiven met wellust den geur op
van seringen en meidoorns, die in den
sonncschijn hare knoppen openen, i>
den zonneschijn blijde het lied aan
heffen van de lente.
Aller oor wordt gestreeld door den
Vroolijken slag van den vink, de weeke
trillers van den nachtegaal, door het
zangerig fluiten van den merel en het
zoet gekweel der leeuwerikken.
O, wie bemint haar niet de Meimaand
met haar jeugdig groen, hare Irissche
bloemen, haar jubelend vogelenkoor,
bare zachte lucht, gebalsemd door zoete
geuren, wie kent, wie bemint haar niet?
Van onze prille jeugd af hebben wij
u bemint, o zoete Mei, met innige
vreugde hebben wij telken jare uwe
komst begroet en met een dankbaar
hart uwe weldaden genoten.
Te dierbaarder zijt gij ons, o Mei,
wijl gij zijt toegewijd aan onze Moeder
Maria I Uw frisch en jeugdig groen
smukt het beeld onzer Moeder; uwe
bloemen brengen hulde aan de Hemel
koningin, terwijl tallooze Maria-kinde-
ren met het vogelenkoor wedijveren
om den lof, de grootheid, de liefde te
bezingen van haar. die als de levenszon
verscheen, om leven en vruchtbaarheid
te schenken aan deze dorre, doodt-
aarde, waarover de vorst der duisternis
heerschtc.
Treedt binnen in de nederige dorps
kerk en in de heerlijkste kathedraal.
Overal straalt het beeld der Mei-ko
ningin u tegen, badend in een zee van
licht, zich verhefiende te midden van
bloemenpracht.
't Is Mei! O moge in allet hart dit
woord vreugde wekken. Moogl gij allen
u haasten, uwe stem te sparen aan het
machtige koor. dal uit millioenen harten
en monden opstijgt, om Haar zalig te
prijzen, die de Engel „vol van genade"
groette Moogt gij allen iederen dag
dezer schoone Meimaand Je schoont
Mei-koningin groeten als dc Koningin
uwer hartenZij zegene U en de Uwen.
Hoogmoed.
Aan Christus is het te danken, dal
het woord Farize6r. van Ie voren een
ccrcnaam, een scheldwoord is gewor
den, en dat het woord Tollenaar, eerst
een bittere beschimping, alle smade
lijkheid heeft verloren.
En de parabel van den Farizeér en
den Tollenaar, is zeker wel de hoofd
oorzaak van dezen ommekeer.
De Farizttïr is daaidoor voor ons
geworden hel type van den hoogmoed
en de gehuichelde deugd, de Tollenaar
van ootmoed en oprecht berouw.
'tls waar, een openlijke boos Jot ne
zal dc Farizeér naar eigen woorden
wel niet geweest zijn, en ook zal hij
wel twee keer in de week gevast heb-
Met en zonder automatische papier-
toevoer en inktverdeeling Wê
KANTOORBOEKHANDEL
LanjMtr. 66 to. Krommostr. - TEL 526
ben en het tiende hebben weggegeven
van alles wat hij bezat. Maar wat klinkt
dat walgelijk uit zijn hoovaardigen
mond, als hij eerst gezegd heeft met
minachting van zijn medemensch„Heer
ik dank U, dat ik niet ben gelijk de
andere menschcngelijk ook deze
tollenaar."
„Indien iemand zegt, dat hij God
bemint, maar tegelijk zijn broeder haat,
die is een leugenaarEn wie God
dankt, dat hij zooveel beter is dan zijn
broeder, is voor God een gruwel on
uitstaanbaaren zijn dank klinkt tot
Gods troon op als een vloek.
Waar geen naastenliefde is, is ook
geen liefde tot God, en waar geen
nederigheid is, is geen ware deugd.
Niet van het hoogmoedig vermijden
van het uiterlijk kwaad, dat ons in dc
oogen der menschcn verachtelijk zou
maken, noch in het Ijdel betrachten
van uitwendig grootc daden van boete
of liefdadigheid, die ons der menschcn
lof verdienen, is voor God Iets goeds
ol iets groots gelegen, want God be
schouwt het hart: Hij rekent alleen de
bedoeling. Als die bedoeling zuiver is,
hebben onze werken waarde in Zijn
oog; is zij niet zuiver, dan zijn al onze
werken, hoe groot uitwendig ook,
zondig.
„Maar de Tollenaar", zegt het Evan
gelie. „veraf staande, dorst zelfs zijn
oogen niet ten hemel opheffen, doch
hij^ klopte zich op de borst, zeggende
„God, wees mij zondaar genadig".
De arme - - de menschcn wezen hem
na als een zondaar. Hij voelde zich
ongelukkig in zijn zonden, en hij be
sloot op te gaan naar den tempel. Daar
trof hem de genade Gods. Verlegen,
inct neergeslagen oogen, bleef hij achter
den tempel staan, bang naar voren
treden, dichter bij het Heilige de?
Heiligen. En daar stond hij maar, dacht
ia over al zijn ongerechtigheden, en
'oelde berouw. Rouwmoedig sloeg hij
op zijn borst, het hoofd gebogen en
dc oogen vol tranen. En de arme kon
niets anders gezegd krijgen in zijn
ontroering dan altijd hetzelfde: „God,
wees mij zondaar genadig".
Ik zeg u, zegt Jezus, deze ging ge
rechtvaardigd naar zijn huis; want
wie zich vernedert, zal verheven worden.
Zoo zondig als de hoogmoed is over
eigen goede daden, zoo heilig is het
berouw over de slechte.
De hoogmoedige komt den hoogen
hemel niet binnen, want hij zal verne
derd worden; de vernederde zal er tot
opstijgen glorierijk, want hij zal ver
heven worden.
Over kies- of hoofdpijn klagen J
Onzinn Mjj nhardt 's Poedervragen
Piano's - Vleugels
Fa. R VAN DEN BURG
Oeen
oppervlakkigheid.
Het uitwendige in den godsdienst
is voor ons menschcn van stuf en geest,
een onmisbare noodzakelijkheidmaar
dat uiterlijke mag geen aanplakscl wor
den, geen valsch etiket, wcaraan de
innerlijke stemming onzer ziel niet
beantwoordt.
Het uitwendige in den godsdienst
moet zijn een gezonde uiting van «nze
innerlijke gevoelens, en een krachtig
hulpmiddel tevens voor ons inwendig
godsdienstig leven. Een grondige ge
loofsovertuiging moet niet alleen ons
kerkelijk of binnenkamersch, maar ook
ons openbaar leven doordringen in
alle omstandigheden. Dan loopen we
geen gevaar tot bloolc kwezelarij te
vervallen, geen gevaar ook ons geloot
in ons koud verstand te verschuilen.
Dan zullen de uiterlijke godsdienst
oefeningen een aansporing wordcn om
onze slechte neigingen te snoeien, onze
gebreken aan te vullen en ons geloof
lot daden om te gieten.
Het blijven vastkleven aan het uiter
lijke, zonder door Ie dringen tot het
levend hart van den godsdienst, is een
alles behalve ongevaarlijke positie. Zij
is gevaarlijk, allereerst voor ons zelf
Zoo'n uitgedroogde godsdienst kan op
den duur ons geen voldoening schen
ken. Zoolang we geen bijzondere moei
lijkheden ot struikelblokken op onzen
weg ontmoeten, zullen we met de
massa blijven meeloopen.
Maar als wc worden geplaatrd te
midden eener woelige maatschappij,
van alles te zien, te hooren en t; lezen
krijgen, als are enkel onverschilligheid
rondom ons ontwaren, en bijtenden
spot om ons geloof te verduren heb
ben. zullen wij dan ook tegen alle
aanvallen bestand zijn, zoo ons geloof
geen hechte grijpwortcls heeft geschoten
in de ziel Bij dc eerste windvlaag
moet zoo'n houten godsdienst waggelen
en tot een voimloozc ruïne ineenzakken.
Waaraan anders moeten wij den
godsdienstigen afval wijten van zoo
talrijken in onze dagen Zeker het zijn
slachtoffers hunner hartstochten, slacht
offers van slechte voorbeelden, die zij
oogen hadden, slachtoffers van
verleiding, menschelijk opzicht, van een
gebrekkige godsdienstige opvoeding.
Doch waarom hebben ze hunne harts
tochten niet beteugeld, geen weerstand
geboden aan de verleiding? Omdat
het geloof als een bijwagentje was
aangehaakt aan hun levensloop, waarin
vastgewortelde overtuiging en innige
godsdienstzin ontbrak, omdat zij niet
geleerd hadden uit hun godsdienst
fïksche kracht te putten om hun ge
vaarlijke neigingen te bedwingen, zich
te gewennen aan de beoelening der
deugd, en aldus een zelfstandig karak
ter te vormen, tegen de zwaarste aan
vallen van buiten bestand.
Oppervlakkige godsvrucht strekt niet
alleen ons zelf, maar ook den naaste
ten ondergang. Wanneer wij ons met
eenige uiterlijkheden tevreden stellen,
ons aan de uitwendige godsdienst
oefeningen hechten om die uitwendige
oefeningen zelf, wanneer wij luidkeels
ons geloof belijden en met onze braaf
heid te koop looper zonder ons geloof
door oprecht christelijke daden te
toonen, dan hebben de vijanden van
ons geloof groot gelijk dat ze ons be
spotten.
De steeds herhaalde aanvallen, die
ons heilig geloof te verduren heeft,
zijn niet zonder uitzondering aan kwade
tro rw te wijten. Ook grove onwetend
heid speelt daarbij een niet onbelang
rijke rol. De duistere vlekken in ons
godsdienstig leven doen de ongeloo-
vigen vaak nog verder afdwalen van
het rechte spoor, terwijl wij toch door
ons leven even goed als dc martelaars
door bun dood als geloofsgetuigen
konden optreden en door ons gedrag
de atgedwaalden voorlichten als een
schitterend bewijs voor de waarheid
van Onzen godsdienst.
De Apostelen hebben gewis door
hunne mondelinge prediking talrijken
tot het christelijk geloof bekeerd, m3ar
zouden de cersic christenen door hun
voorbeeld niet evenveel harten voor
den nieuwen godsdienst gewonnen
hebben
Hun onderlinge lielde en hulpvaar
digheid was den heidenen een onop
losbaar raadsel. Blonken ook wij zoo
helJer uit in oprechte deugd, dan was
er geen ongcloovige meer mogelijk op
aarde, of hij moest opzettelijk de oogen
dichtknijpen voor het stralend licht der
waarheid en zijn ooren stoppen voor
de roepstem van zijn eigen geweten.
Alleen door de daden en werken der
geloovigen, kan de levenskracht van
den godsdienst zich uiten en zelfs de
meest bevooroordeelde geesten ver
overen.
En rijker aalmoes dan God terug te
schenken aan den naaste, die er zich
zelf van onterld heeft is niet denkbaar.
Die aalmoes kunnen wij uitreiken niet
docr een paar uiterlijke fraaiigheden,
ma»- door te toonen wat de godsdienst
in zijn kern is, en in onze zielen ver
mag te bewerken.
onder controle Centrale accountantsdienst Ned. Boerenbond
Goedgekeurd bij Konlaklllk Bcstull dA. 14 Maart 1013, no. 68
De zittingen voor het inleggen en terugbetalen van gelden
worden gehouden in het R. K. Spaarbankgebouw
BREEDESTRAAT bij de LANGEGRACHT
des ZONDAGS van 12 tot 1 uurWOENSDAGAVONDS van 7
tot 8 uur en VRIJDAGS van 10 tot II uur.
Dadelijk ingaande rente 3°/io pCt.
Spaarbusjes gratis verkrijgbaar.
Kannler: Amsterdam«che Bank.
bittere ervaringen van wreede, In on
telbare vormen optredende schakee
ringen. van matericele ellende met zich
ee.
De ervaringen vanal het begin, toen
de tragische sneeuwbal aan hel rollen
werd gebracht, cn door steeds vergroo-
tende omvang altijd meer argclooze
schepsels naar de afgrond sleurde.
In de bedrijven, de instellingen, de
kantoren, de winkels, overal was aller
eerst de helsche nerveuse angst binnen
geslopen voor het eigen overcompleet
zijn, voor het rationalisaticspook, dat de
menschelijkheid voor de voeten van de
bedrijtsredelijkheid ging sleuren.
En als laatste schakel in de samen
hang van ellendc-lactoren een dage-
lijksche vernederende gang naar de
publieke aalmoes, steun voor nood
zakelijk ievenson^e.'ioud, cn meer niet.
Millioenen hebben deze sociale ont
wikkeling in bun particuliere, lot het
krampachtige uiterste verdedigde be
langen meegemaakt. Nu zijn ze onkos-
ten-factoren geworden, ketenen aan de
bedreigde constituiie van de staten,
verworpelingen, en trekkers van het
noodlot, dat een in-rotte economische
structuur over de heele wereld heelt
verspreid. Het zijn niet meer dan leden
van een reusachtige kolonie partij
gangers -an de voor alle andere par
tijen ironische nieuwe stand der ge
dwongen in-activiteit. P.
Sproeten komen vroeg
het voorjaar, koop tijdig een pot
Sprutol. Bij alle Drogisten.
Werkloozen.
(Ingezonden.)
't Zijn er velen; duizenden; en
alle landen der wereld. Allemaal zijn
ze van verschillende maatschappelijke
trappen op hetzelfde niveau getuimeld,
allen slaan ze in diezelfde door haar
tragische collectiviteitstriomph tot ob
sessie wordende reeks ellende-dragers,
en allen steken -successievelijk hun
hand naar het datumstempel om ander
maal en voor de zooveelste keer 'I feit
van hun trieste verlatenheid en sociale
itschakeling door de contróle te doen
vastleggen.
De een is niet beter dan de ander,
allen evenveel tijd en even weinig om
handen. Allen dragen in deze nooit
gedroomde laatste levensphase de
Cyclostylepapier
Inkt en Stencils
Vraagt prijsopgaaf
Fa. h. ELZET7AAR
LANöESTRflAT 84 TEL. 528
Binnenland
Teekenend.
In het „Bouwk. Wkbl." maakt Ver-
kruysen eenige opmerkingen over een
tentoonstelling der teekenleeraren in
de Leidsche „Lakenhal";
„Het is mijn stellige overtuiging dat
de teekenleeraren zich met deze ten
toonstelling geen goed doen, omdat zij
c een illusie mee verstoren, n.l. de
ill.isie die men kan hebben dat een
goed teekenleeraar beseft, dat het niet
juist is om te Tooroppen, te Thorn
Prikkeren, te Mondrianen enz., en ook
dat hij beseffen kan dat zelfkennis
voor een leeraar, althans waar het zijn
vak betreft, toch wel een eerste ver-
eischte is. Het is volstrekt niet noodig
Jat een leeraar eer uitvoerend kunste
naar is. maar beslist noodig is dat hij
besefi, wit een uitvoerend kunstenaar
is. Als hij dat beseft dan zal er in hem
een stille bescheidenheid zijn, een
artistieke schuchterheid, die hem weer
houdt op een openbare tentoonstelling
daverende bravourstukken zonder in
houd en machtelooze pogingen om
Hebt II een
Taxi of auto noodig
Amersfoort.
iets 'e bereiken neer te hangen.
Lcn leeraar moet iemand iets leeren;
dat Is zijn vak cn daarin behoort hij
het vertrouwen te hebben van degenen,
die hij iets onderwijzen moet, maar
dan moet hij zich onthouden van
openbare vertooningen van wat hij nu
juist niet kan; dit laatste is niet de
ier om zijn prestige te verhoogen".
BERICHTEN
UIT
AMERSFOORT
In Memoriam.
In den ouderdom van 86 jaar is
Zaterdag In het St. Jozefgesticht alhier
overleden de heer L. J. Luycx, Ridder
in de Orde van Oranje Nassau, oud-
President van den Bijzonderen Raad
der St. Vincentius-vereeniging.
Voor deze vereeniging, waarvan hij
bijna 50 jaar lid geweest is, heeft hij
veel gewerkt en met veel succes. Ook
was hij sinds de oprichting lid van
de Aartsbroederschap van dc Heilige
Familie in de parochie van O. L. Vr.
Hemelvaart.
Van hem mag gezegd worden, dat
hij ook in zijn hoogen ouderdom met
jeugdige kracht heelt gewerkt cnvoor
ons allen een voorbeeld geweest is.
Het loon voor zijn werk zal hem
zeker geschonken worden door den
goeden Godmaar laten wij toch niet
vergeten, hem in onze gebeden te ge
denken.
Von Bismarck over
oorlotf en vrede.
Het was in Augustus 1867, een jaar
na den oorlog inet Oostenrijk, die door
Pruisen met den slag van Königgraiz
zoo schitterend beslist werd Er werd
bij dc familie Von Bismarck aan tafel
veel gesproken over de gloriCn van
dit dagen, cn zelfs werd het onder
werp aangeroerd van een mogelijken
oorlog met Frankrijk. Maar Bismarck
temperde de geestdrift der tafelge-
nooten, zeggende: „wie ook maar één
keer in het brekend oog van een ster
vend soldaat op het slagveld gezien
heeft, die bedenkt zich, vóór hij een
ootlog beRint." Op gelijke wijze liel
hij zich twee jaar later uit, in Öclober
1868, toen zijn academievriend graal
Keyserling, uit dc Russische Oostzee-
provincie, hem bezocht, en over de ver
houding tusschen Frankrijk en Pruisen
begon. „De Franschen kunnen het aan
de Pruisen r.iet vergeven," zei Bismarck
toen, „dal die de eerste mogendheid
van Europa geworden 2ijn. Vandaar
hunne aanhoudende bedreigingen met
oorlog. Het leven van mi'lioenen men-
schen op te offeren, is echter ook eer
moeilijke slap. Reeds ten dage var
KoniggiSlz was het me iets verschrik
kelijks al die gewonde tnenschen te
icn, en bij dat alles de vcrantwoorde-
jkh'eid tc dragen. Daarom wil ik ook
alleen in dat geval den oorlog, als de
omstandigheden hem onvermijdelijk
maken.
Men ziet het, reeds uit het oogpunt
van menschelijkheid was het Bismarck's
wensch, den oorlog te voorkomen. Toch
is de worsteling van 1870,71 niet uit
gebleven. Doch terstond na de over
winning op de Fransche legerscharen,
was liet streven van den Rijkskanselier
op liet behoud van den vrede gericht.
Zeker, Bismarck is er altijd op uit ge
weest, üuitschland's militaire macht te
versterken, maar niet om Frankrijk op
nieuw aan te vallen, wél om ieder
oogenblik te kunnen verdedigen, wat
door „de groote oorlog" verworven
was. Herinnerd moet worden, dat in
Frankrijk dadelijk na den vrede van
Frankfort de wraakgedachte tegen
Duitschland een vorm aannam, en ver
sterking der mililare krachten iedere
wensch uitdrukte. In 1874 was er al
reeds spanning tusschen de beide
elkander wantrouwende volken. De
Fransche gezant te Berlijn, Goutaut-
Biron, ging tot Bismarck om zich te
beklagen en nader ingelicht Ie worden.
Bismarck ontving hem op oudejaars
dag 1875. Het werd een vriendelijke,
maar hartstochtelijke samenspreking,
Bismarck gaf toe, dat de Duitschc pers
liet te erg maakte, maar hij liet na
drukkelijk uiikotnen, dat de Duitschc
regeering volstrekt geen oorlog wilde.
Dit waren zijn woorden tot Biron:
„Verleden jaar hebt gij het aantal
van uw bataillons vermeerderd. Ik heb
toen gezegd, dat dit voor de toekomst
verontrustend is. Meer heb ik niet ge
zegd. Is het noodig, dat ik eerst nog
inijn alkeer van den oorlog met nadruk
uitspreek? Na 1866 zeide men mij, dat
Frankrijk voor 't oogenblik de handen
Mexico meer dan vol had, en dus de
gelegenheid om het aan te grijpen
gunstig was. Al deze argumenten heb
ben mij echter niet van mecning doen
veranderen, en ik heb den vrede niet
verstoord.
Vijftien jaar later, in 1893, toen hij
op Friedrichsruh een gedwongen rust
moest torsen, omdat de Keizer hem
genoopt had zijn ontslag te nemen,
sprak hij zich nogmaals in gelijken
geest uit. Bismarck zeide; „Dit is in
de politiek de groote zaak, de autori
teit, de zedelijke autoriteit te bezitten.
Het is niet genoeg, dat men een groote
legermacht heef:, waarmede men er op
losslaan kan, maar het is noodzakelijk,
dat men de zedelijke autoriteit heeft
om den oorlog te vermijden, en dat
de zware lasten, die een, zij het ook
nog zoo zegenrijke, oorlog oplegt, het
land bespaard blijven. Wie in de poli
tiek uitziet naar meer dan men noodig
heeft, zal ondervinden, dat zijn begee-
ren een politieke fout blijkt geweest
te zijn."
In de Gedanken ttnd Erinnerugen
raadt hij dan ook elke uitdaging af
„Wij moeten er naar trachten," zegt
hij, „dc ontstemmingen, die door ons
opgroeien tot een werkelijke groote
mogendheid te voorschijn geroepen zijn,
door het eerlijke en vredelievende ge
bruik onzer zwaartekracht te verzachten.
Dat Eismarck de vrees niet mee
rekende bij zijn overleg, is overbekend,
en dus is zijn waarschuwing juist
daarom te meer van beteekenis. Nog
in 1869, toen de drang naar oorlog
niet vreesde, tot vrede geneigd. „Een
vrede, die aan de vrees is blootgesteld,
iedere week, iederen dag, verstoord te
kunnen worden", zeide hij in de paric-
metszitting van 30 Januari, „heeft de
waarde van een viede niet. Een oorlog
is dikwijls minder naJeelig voor de
algemeenc welvaart dan een zoodanige
onzekere vrede. Inzake deze zuiver
politieke opvatting zal ik mij niet in
de \£ar laten brengen.
De Hannoveranen hebben hun on
afhankelijkheid verloren, doordien ze
hun weerkracht verwaarloosd hebben,
zal het iederen Staat gaan, die
zich aan dezelfde verwaarloozing schul
dig maakt. Voor de verdediging des
vaderlands behoort iedere butger veel
over te hebben. „Kalmpjes thuis te
zitten, en zijn krantje te lezen, met
bittere en hartstochtelijke critick legen
de regeering, die hare maatregelen
nemen moet. waarvan zij, die buiten
slaan, hel verband niet kunnen beoor-
dcelen. ieder regeeringsbesluit te be-
beknibbelen, en een steen tusschen de
wielen der staatsmachine Ie werpen,
dat is geen vaderlandslievend bedrijf".
Van de vriendschap der groote
mogendheden onderling verklaart Bis
marek onomwonden (Gedanken und
Erinnerungen, II, Kap. 28): „De vriend
schap van het kabinet eener groote
mogendheid voor het andere is altijd
tot een zekeren graad platonisch, want
geen groote mogendheid kan zich In
den persoonlijken dienst van de andere
stellen, leder van deze zal altijd hare,
niet slechts tegenwoordige, maar ook
toekomstige betrekkingen tot de overige
in 't oog houden, en blijvende, princi-
pieele vriendschap met elke der andere
naar mogelijkheid moeten vermijden.
Vooral voor Dnilschland met zijn
centrale, naar drie kanten open. cr
daardoor voor frontaanvallen blootge
stelde grenzen, geldt dit in hooge
male."
En misschien in nog hoogere male
voor kleine stalen, als b.v. van Belgifi
en Nederland. Voor hen vooral geldt,
meer dan ooit, dat hunne liefde voor
grootc mogendheden best doet plato
nisch te blijven. Het geloof, dat eenige
groote mogendheid te goeder uren
onze liefde vergelden zou, zou teleur-
stellingondcrvinden. De grootc mogend
heden, die dc kleine staten beloven tc
beschermen, komen te laat met haar
hulp, want ze moeten allereerst reke
ning houden met hare eigene omstan
digheden, en in dien tijd komt de
ondergang der kleine stalen.
Wie zal hen later uit dien onder
gang weer opheffen en tot nieuwen
bloei brengen?
Bij Bismarck is geen antwoord op
deze vraag, ter overweging aan dc
groote mogendheden, die als beschcrm-
staten willen optreden. Wel echter een
Indrukwekkend woord aan het adres
der leidende staatslieden. Het is zoo
gemakkelijk, zegt hij, „voor een staats
man, hetzij dan in den ministerraad of
op liet spreekgestoelte in de vertegen
woordiging, met den populairen wind
in de oorlogstrompet te blazen, en zich
onderwijl bij het haardvuur te zitten
warmen, of van een tribune donderende
redevoeringen te houden cn het aan
den musketier, die op den besneeuw-
den grond ligt dood te bloeden, over
te laten of het gevolgde stelsel zege
en roem brengt of niet. Niels gemak
kelijker dan dat, maar wee den staats
man, als hij in dezen tijd niet vraagt
naar een grond tot den krijg, die ook
nog na den oorlog steekhoudend zal
blijken."
Zóó sprak Bismarck over den oor
log. En hoezeer hij, na den strijd met
Frankrijk, met het denkbeeld der moge
lijkheid op een duurzamen vrede ver
vuld was, blijkt best uit zijn woord!
„Ik heb een lievelingsgedachte met
betrekking tot het sluiten van den vrede
en die is, de instelling van een inter
nationale rechtbap'waardoor degenen
zullen gevonnis' worden, die tot den
oorlog hebben aangestookt I kranten-
schrijvers, gedeputeerden, senatoren,
ministers."