OVER OPVOEDING KLEUTERJAREN Gods Heiligheid Vijftiende Zendag na Knkrteren. De opwekking van den jongeling - Evangelie volgens den H. Locos VI In dien tijde ging Jcsua naar een sl .genaamd Naïm; en zijn leerlingen een talrijke menigte gingen met H 'Als Hij nu de poorten der stad naderde, zie, daar werd een doode uitgedragen, een eenige soon zijner moeder en deze was weduwe en daar was veel volk van de stad met haar. Als de Heer haar zag werd Hij met mededoogen over haar bewogen en zeide tot haar: ween niet! En Hij naderde raakte de baar aan. (De dragers ulond^n stil). En Hij zeide: JOD-eling. Ik zeg u, sta op! En de doode zat overeind en Degon te spreken. En Hij gaf aan zijn moeder. En de vrees beving hen allen, en zij verheerlijkten God, zegge de; Er ls een groot Profeet onder c opgestaan en God heeft zijn volk 1 aocht. Pastoor: Hier hebben we de c wekking uit den dood van den zoon weduwe van Nairn, die gestorven was werd uitgedragen om begraven te wi dep. Marcus noch Mattheus hebben fei{ vermeld, de laatste maakt er sleehts in het algemeen gewag van ln Christus' antwoord aan de discipelen van Johan- n doode uitgedragen, rumoerige drukte en echt-Oosterse n vertier. Het gedrulsch der werkplaatsen en karrewielen klonk oorverdoovend op, tot eensklaps de menigte eerbiedig l zijde ging om een lijkstoet voorbij laten. Wie is het die daar uitgedragen wordt? Volgens Oostersch gebruik lag| het lijk op een open baar, het lichaam gehuld ln lijnwaad, dat alleen het aan gezicht bloot liet, opdat ouders en ver wanten het een laatste maal vóór de Ier aarde bestelling zouden kunnen kus sen. Een doode uit het gasthuis? Ben begrafenis uit een geringe achterbuurt? Maar neen, er zijn zoovele bewijzen van rouw en droefenis, dat we bij eersten oogopslag bemerkenhier ls een mensch gestorven, die teeder bemind was en diep wordt betreurd. Gaat op zijde, men- echen en laat den droeven stoet de poort uittrekken. Ontbloot het hoofd, dat alle stem nu zwijge en alle geluld verstomme, want die naar de open groeve wordt uitgedragen was de eenige zoon zijner moeder en deze was weduwe. Er zijn twee of drie dingen, die dit tooncel voor mi) bijzonder aandoenlijk «naken. Het eerste ls, dat het hier een jongeling geldt, bezield met de vooruit zichten van een jong man, met de eer zucht van een Jong man, met den moed san een Jong man. In de Bij heilanden worde de vrouw geacht de slavin en speelbal van den man te zijn. Een boer wal met zijn vrouw naar de markt gaan. Dan rijdt hij lui op den ezel Geen wonder dat de Ooetersche wen zoo hartstochtelijk verlangen naar de geboorte van zonen, zooals Rachel het geval was, die uitriep: Geef n (baniem: zonen, niet kin deren) of ik sterf! En met Hannah, die bitterlijk bedroefd zijnde, wecnende bad om een mannelijk kind. Nu nog zal een Arabische Sjelch, xes zonen en zes dochters heeft, u tellen dat bij zes kinderen rijk is; dochters tellen niet mee. De open reden is: de zonen bouwen het huis en den familienaam voort; de dochters breken het af, verliezen haar geslachts naam en zijn voor de familie verloren. Ook deze eenige zoon der weduwe zou den naam der familie in stand hoi zou voor zijn moeder op haar ouden dag het brood verdienen, het famliic-el dom beheerenmaar neen. het is alles uit en voorbij. Daar wordt levenloos voor den stoet uitgedragen. De adem ls weg, het Jonge leven ultge- bluscht, een zielloos lijk ls al wat over bleef van dien «enigen zoon zijner Ook nog iets anders is er, dat de doenlijkheid van dit tafereel verhoogt, zijn moeder was weduwe. Het groote licht, in dien huiselijken kring was uit gedoofd en nu was hij het eenige licht, dat haar was overgebleven. He denk zoo, dat zijn moeder, als zij hem aanzag, dik- wjjls zeide: we zijn maar met ons beid jes, Jongen! En het was muziek in haai luisterend oor hem te hooren zeggen: Wees niet bedroefd, moeder, zoover het gaat, zal ik vaders plaats innemen, an een uur zijn ai die vooruitzichten er vlogen. Er ligt een wereld van smart n van hartzeer ln di- paar enkele 'oorden: «en «enige *<x>u zijner Dit was het treurtooneel. waarop Jesu op h 1 trad. Hij verscheen er zonder voorafgaande afkondiging en hlekl lot aller ontstel tenis den lijkstoet staande. Slechts twee woorden had Hij te spreken, een tot de bedroefde moeder, een tot den dooden zoon. Ween niet, sprak Hij tot de treu rende vrouw en daarna de baar aan rakend, waarop het ltjk lag, riep Hij met luider stem: jongeling, ik zeg u, sta op! Ik leer twee dingen uit deze geschie denis en vrel vooreerst, dat Jcsus mensch was. Ik geloof, dat wij dit al te vaak vergeten. Ziet ge niet, hoe de smai zijn menschelijk hart deed trillen. Hij werd „verscheurd van medelijden", zegt let terlijk de Grieksche tekst. In elke spier, in iedere zenuw en vezel van zijn ge zegend lichaam, in iedere aandoening van zijn deelnemend hart, was Hij een mensch als gij. Hij ademde zwaar en moeilijk als Hij moede was voelde zich vernederd als Hij een stuk brood had te vragen, achtte zich gegriefd voor dertig zilverlingen verkocht te worden. Van het hoofd tot de zolen was Hij een men- schenk ind. HU nan. de natuur der engelen niet aan, Hij nam het vleesch en bloed van Adam aanecce Homo! Maar ook mag ik uit deze geschiede nis afleiden, dat Jesus God was. Ge steld, dat iemand het nu eens wagen dorst een Ujkstaataie staande te houden. Welk recht zou hij hebben om zulk een stoet het voortgaan te beletten? Wat reden zou bij kunnen opgeven om zulk een stoornis goed te praten? Maar Jesus was meer dan mensch toen Hij de baar aanraakte en uitriep: Jongeling, sta op! Wat een ontroering moet dat bij alle omstanders teweeggebracht hebben, toen de doode plotseling overeind zat en begon te spreken. Wanneer op het platteland de doodsklok geluid w weet vijf raUleu ln den omstek iedereen er alles van. Men weet, wat de mai scheeld heelt, hoi oud hij was en hl zijn laatste oogenbllkken geweest zijn. Voor aller aanblik had de doode daar languit op de baar gelegen en nu begint hij te blozen en richt zich op en vestigt zijn vragende oogen op de verbaasde toeschouwers. O maar, dat is het werk van een God, wie durft nog zeggen, dut Hij het niet was. Een groote menigte gelooft dat niet» maar komt ons halverwege tegemoet. Zij maken een scheiding in de zaak of gclooven althans, dat zij er een schel ding in maken. Zij zeggen, dat Christus een zeer goed mensch was, maar niet God. Maar of ze Hem liefelijk aan- fleemen met Renan als „Ie jeune et doux Docteur dIsrael" of biooeopbeh uitbazuinen met Strauss als „Das un- licher Grósse, dem im Tempel des Genies und der Humanltiit d«r erste Platz vor- beh.ilten werden muss".... dat ls on mogelijk en dat zal ik u bewijzen. HU was óf God óf een oplichter. Als iemand beweert iets te zijn, wat hij niet is, wat is hU dan? Een leugenaar, een huichelaar! Daarover zijn we het allen eens. Welnu, Christus verklaarde God te zUn. Niet ln den oneigcnlUken, half- slachtigen zin, maar in de echte, volle, elgeniUke beteckenls. Hij herhaalde het telkens en telkens, nam de kenmerken van een God aan en vereenzelvigde zich met de werken en de daden van een God. Hij schreef zich goddelijke eigen schappen. goddelijke werkingen, een goddelijk wezen toe. Als een goddelijk persoon trad HU op in zijn handelingen. Sod werd Hij erkend en aanbeden door zijn apostelen. De wereld kan nu naar willekeur aan vaarden of verwerpen de vrije wil werd niet voor niets gegeven maar ik noem het een bcleediging van hek gezonde mensehenverstand met ons die« te willen maken, dat dit heerlijke Wezen niets meer dan een mensch was. op wiens bevel de verlamde arm werd uitgestrekt, het doode oog weer glansde, die de kluisters van den dood aan stuk ken brak en Nairn's droeven rouwstoet de»"' losbarsten ln Juichkreten en Ho- MAX. plaats van veel benepen chauvinistische Opvattingen. Annie S. lomons heeft lang genoeg op Sumatra doorgebracht om het Indische leven ln zün vele schakeeringen vol doende te leeren kennen en er den wei deenden invloed van te ondergaan. Men gevoelt r" n heeft m iemand, die n af worden de ai n uit. -iooBtng. Ben klein meisje zal om een 'eletowaardlg ding aan te dulden, zeg gen: „Oeh, bet ls een klein vod, zoo ■fclein als de blijdschap op mUn geboorte dag". Kinderloosheid en de geboorten .■van dochters zijn daar in menig geval •de eenige redenen voor echtscheiding. HET HUIS IN I» HITTE. (156) Neder- Undsche Keurboekerij. Am- Mevrouw Annie van Wageningen-Sa- lomons heeft met haar man drie laar op Deli vertoefd; ln dit beek. dat zi] naar aanleiding van haar verblijf ln de tropen: .Het buis ln de hitte" heeft ge noemd, heeft zij haar Indische Indruk ken samengevat. Het boek is geen aaneengesloten ro man, die zich in iDdlë afspeelt, maar is een bundel losse schetsen, die teza men haar visie op het Indische leven weergeven. Sinds Multatull's Max Havelaar zijn r heel wat boeken over Indlë versche en. Toch zal men betrekkelijk zelden een boek aantreffen, dat ons Indlë werkclUk nader brengt. De meeste Indische romans zouden iet wijziging van enkele plaatselijke om standigheden. heel goed in een Euro- peesch milieu kunnen spelen. De Indi sche omgeving is er te veel een orna ment, te veel een décor, waartegen hei verhaal zich afspeelt. De boeken ade len te weinig het echte, eigen oos- irsch karakter. Het boek van Annie Salomons vormt hierop een gunstige uitzondering. Het boek schUnt ln hoofdzaak tU- dens haar verblUf op Sumatra ontstaan zUn. Het is als een schetsboek, dat versohe Impressies bU Iedere nieuwe ontdekking en iedere pos beleefde ge- uiimlddcUijk vastlegt. schetsen zUn afgewerkt ln een zul\ en aangenomen stijl en zoo geeft zU in elk hoofdstuk haar visie op die den van het Indische leven, die haar 's vrouw van Westersche beschaving ?t meest getroffen hebben. Het ls Juist soo'n interessant boek. omdat het oprecht de Indrukken weer geeft van een vrouw, die den invloed der Westersche kuituur volledig heeft on dergaan en die zelf bekent, dat haar leven vóOr haar vertrek naar Indië uit een aaneenschakeling van artistieke ge beurtenissen had bestaan, omdat zU als grootestadskind geleefd had bU boeken, schouwburgen en concerten (pag, 145). ZU geeft zich in dit werk blijkbaar zooals zU ls: een vrouw met een nuch ter. helder verstand, e«n sterke opmer kingsgave, vatbaar voor schoonheid en ontroering en toeh ook weer zoo echt vrouwelUk van gemoed, dat ln bcpaal- opzichten een angstige en bange ZU bcschrljlt oiis de prachtige naluu: van dit heerlijk schoon land, waar «li witte orchideeën bloeien; zll vertelt ovc. haar vacanllc, die zij doorbracht in lie prachtige Gojoland op Aljeh; zU ver laMlschc lei •Toch"Is n ZU bekent eerlUk. hoe v een geluk, dat haar man deze leemten prachtig aanvult. ZU teekent hem als een man, die rustig, kordaat zelfbewust optreedt cn die een bult» gewoon scherpen kijk op mensehen heeft. De gave van Intuïtief aanvoelen doorgaans toe aan de vrouw, het diep doorgronden van een karakter, het scherp ontleden van een zielsleven Is meer het voorrecli' van den man. Men mag het over het algemeen be schouwen als een voorrecht, langen tijd in den vreemde te hebben verkeerd. Het burgcrUJke. klcln-Holland gaat er af; een breede kUk treedt ln de n Indlë. ;n kan zUn met zUn taeete, drukkende steden, zUn ziekten, zUn pla gen. zUn txoosteloozc melancholie. ZU laat ons sten. hoe daar sommige icnschcn aan het opiumschuiven ver- aafd xün: hoe daar de „opiumkit" soms _jize kroegen vervangt, waar deze on- gelukklgen zich overgeven aan hun "Tielrocs. die. hoewel minder walgc- ernstiger ln zUn gevolgen ls. dan de dronkenschap van den gepatenteer- den drinkebroer. ZU leidt ons binnen ln een melaat- schenkolonlc, zoo'n verzameling van be smette menschen, die een wereldje op zich zelf vormen, die elkander voortdu rend sarren en plagen es ondanks alle gemis aan uitzicht op genezing en alle walgelijke mismaaktheid, zeerhartstoeh- telUk en erotisch 7.IJ1 aangelegd. In hoofdstuk XIV geeft zij haar op- attlng over kerk en godsdiens', weer. Wij zouden zeggen dat Annie Salo- -s. hoewel zelf goed katholiek, hier toch n.„. dachhmgang weergeeft. WIJ twijfelen geen oogcnbUk aan haar goede mcc- ning, maar wat zU schrijft. Li niet over- even Juist. WU achten haar zienswijze en over tuiging op alle punten niet even zuiver katholiek uitgebalanceerd. verreweg de meeste opzichten kun- wU haar opvatting volkomen on- dcrschrUven. ZU laat b.v. goed uitko men, hoe In de Katholieke Kerk de eenheid van het menschelUk geslacht prachtig tot uitdrukking komt, waar de waar al!c menschen zich broeders en le-s voelen ln Jcsus Christus. i legen de opvatting, dat Ammers-Killler dat meent, die het beter vindt, dat het eiland Buil zijn helden- ache kuituur bchoudc en voor de ge nade van 't Christendom bltjvc gesloten In dit alles kunnen wij Annie Salo mons groot gelijk geven, mazr op en kel. punten meenen wij met haar van meening te moeten verschillen. Wanneer xti b.v. schrijft over „de vrome imlddcl- tcn te bevredigen dsn heef nederige naastenliefde meer m tucht dan met vroomheid te mak WU krijgen bovendien den I dat zij den r Wanneer men dit hoofdstuk U komt men niet aan den Indruk schrijfster meent, da' wetenschap en kunst de orde Is als de gecstetUke die het bijwonen van een godsdienst oefening kan geven, al Is Jeze laatste intenser en van meer bhjvenden aard. Nu ls het heel goed mogelUk. dat de groote massa bij een godsdienstocfc- ring ondergaat als ln dc concertzaal bU hel beluisteren van Beethoven's negen de. vooral wanneer de liturgie In de kerk goed wordt gevierd en er mooi wordl die Christus s een geestelUkc die Deze ontroering grijpt het rieleleven In en doe Jesus Christus inniger liefhebben. De banden van den godsdienst worden ei steviger door aangehaald. Toch moet men aan dit gevoel niel te veel waarde hechten, omdat het naai hel woord van "ftiomas van Kempen De groote H. ThcreslU heeft achttien Jaar lang niets dan geestelijke dorheid ondervonden. Deze loutering is vaak be ter dan alle geestelijke voldoening bU Thabor-oogenbükken genuien. Het maakt den mensch meer hecht cn leert hem Inzien, dat in geestclUk leven alles aankomt op toename der genade, op den groei het bovennatuurlijk leven, op plichtsbesef tegenover God Ben mooi en geschikt boek. Na de periode van de armelijke belangstelling iceike duurt tot plmIt maan den, volgt de genode oan de subjectieve belangstelling. Deze periode duurt tot plm. zevert jaar. Wc noemen het kind hl deze periode ..kleuter". Over het algemeen kunnen toe zeggen dal bijna 30 pet. der kinderen op het einde van hun eerste levensjaar kunnen spreken en loopen. ruim SO pet- leert deze vaardigheid in het tweede jaar. Zoodra een kind zoo ver is, is hl) geen „babp" meer maar 'n „kleuter"- Deze jaren welke u>e den kleutertijd noemen, olwel de speelperiode, ls een merkwaardige tijd. welke zich ken merkt door een vrij snelle ontwikkeling. We kunnen deze periode eigenlijk weer onderverdcclenHet leuke, volgzame kind ran U i 2 jaar is heuseh een ander wezentje dan de kleine lastpak van 3 i 4 laar: vooral jongens zijn driftig en onhandelbaar. Ben der eerste kenteekenen sterk egocentrisch is. AUes draait m zijn wereldje, n stelt de kleuter In zijn dienst. Iedereen- Vader, moeder. Teddy uoelf zich een klein koninkje, en cine rijk. Hij probeert allen in in dezen tUd dikwijls ei van den kleutertijd is wet. dat 'het kind om hem zelf, zijn eigen ik Alles is er voor hem en om hem. AUes en a Als hij de kans krijgt speelt hij de baas ovc. Beer. broertjes en zusjes zijn er voor hem. 1 toee hem ol haar die hem storen wü in zijn zijn eigen omgeving zijn willetje op te leogt verstandig zijn om dat te laten groeien. Dit is werkelijk voor ouders en opvoeders eenen kant heeft het kind hulp noodig. en aan den anderen kant maakt het kind daar onbewust misbruik van. door iedereen in zijn omgeving aan het werk te zetten. Nu is de lijd daar om rustig op Ie treden en strikte gehoorzaamheid te et- schen. Waar het kan en mogelijk is. late men hel kind echter zijn gang gaan. en moedige het zelf doen bU da kleuter aan. Heuseh, 'n kleuter kan veel meer als wij zelf denken. Laat uw kleine kleuter gerust een glas dragen, houtjes binnen brengen, zichzelf aankleeden etc. Als u het hem toevertrouwt, zult U eens zien hoe keurig cn nauwgezet hfj zijn taak ten einde brengt. Br zijn ouders waarbij de kleuter niets mag. de heete dag is een litanie met einde- looze variaties: 0(0/ hier al. zit daar niet aan, zit stil. etc. etc. Werkelijk met zulke kleuters mag men medelijden hebben om de ouders wel keze bezitten. V zult zien als u uw jongetje in dezen tijd u laat helpen, dat h heet wat driftbuitjes voorkomt en tevens kweekt u er mede aan de prachti ge ridderlijke deugd van anderen le helpen. Laat uw kleine meisjes gerust eens mee kopjes a'nasschen en afdrogen. V zult eens zien. ze laten ze echt niet stuk vallen en kijk eens hoe nauwkeurig en fijn ze afgedroogd worden. t kleurtje op de wangetjes verraadt met hoeveel zorg en vlijt ze dit werkje doen. Als u uur kindertjes alles uit handen neemt, nooit eens iels zelf laat doen dan worden 'f zulke onhandige stuhtelige wezens, 'f Worden later de jongens welke nooit behoorlijk zelf een das kunnen strikken, welke hun goed overal laten slingeren, 'f worden de meisjes, die nooit echt hel huishouden leeren waardeeren. later onhandige onpractische vrouwen, dikwijls oorzaak vast allerlei leed in de toekomst- Want zoo als het jonge boompje geleid wordt, zoo zal het later groeien ln volle wasdom: wat jong scheet groeit, kan nooff meer recht groeien. Mgr. von Kettelcr. de groole zielekenner en psycholoog, zei. dat tic opvoeding hoofdzakelijk in de eerste zes levensjaren plaats vindt, zooals de klem dan gelegd is. zal de opvoeding zich ontwikkelen. Hoe de kleuter alleen belang stelt in zichzelf, komt ook vooral uit in z'n spel. Het kind bereidt zich voor op het leven, al heel spoedig zal het ervaren dat hij In de wijde wereld slechts een onbelartgrilk stipje Is. Kindje begint te vragen de eerste, ditle's dalle's „i z d a"- Berst vraagt het alleen den naam, later teil het tv ten het hoe, en waarom. ..Vraaoal". goed mogelijk Trachten we op deze antwoorden stoeten -t af met een ..Ik h s tijd'. Later zijn vele ouders verwonderd, dat kun kinderen kun niet het vertrou wen schenken, en ze vergelen dat zij met hun eeuwige, Jk heb geen tijd", of zeur nfef"de kinderziel voor altijd voor zich gesloten hebben. Met wat goe den wil en wal overleg kan toch altijd een goed antwoord gegeven worden. In wanneer ze te moeilijke vragen stellen of dingen vragen die ze nog niet we ten mogen dan zal een tactvol zeggen, ..Kindje daar ben je nu nog te kiem ooor. dat zal moeder je later als je groot er bent vertellen", o t Iets dergelijks kan zeker tevreden stellen. Het ligt maar geheei en al aan den toon en de ma nier waarop, of uw kleuter met uw antwoord tevreden zal zijn. Iets meer spe ciaals over de kindertaal een volgende keer. OBRRA. God is heilig. Dat is een heid van ons geloof, die ieder een kent cn die vanzelf spreekt. ..Heilig, heilig, heilig, Heer God der heerscharen," zoo bidt de priester in de H. Mis; „lu solus sanctns, gij alleen zijt heilig," zoo jubelt hij in de Gloria, en deze waarheid staat ook honderden malen in de H. Schrift. Maar wat belcekent dat: „God is heilig"? Dat laat zich niet met enkele, woorden zeggen, omdat met rekening moet honden me meerdere bet eekenissen, die wel nauw met elkaar verbonden zijn ir toch onderling zijn onder scheiden. God is heilig. Kn dan moeten ij op dc eerste plaats denken au Gods verhevenheid en n jesteit, die met ontzag vervult huiveren doet van grooten eer bied. „Heilig, heilig, heilig, Heer God der heerscharen, hemel en aarde zijn vervuld van de majes- •it uwer heerlijkheid." Dit begrip van Gods heiligheid as u mogelijk vreemd, want als u uw begrip vormde van wat heiligheid is. Iiebl u waarschijn lijk eerst gedacht aan heilige menschen en het idee, dat ge hen lindt, hebt u trachten toe te pussen op God. Toch blijft het waar, dal wij met het woord heiligheid voor alles moeten verbinden de ge dachte aan Gods verhevenheid. Niets en niemand is heilig, dan zoover in een zaak of in een persoon iels gevonden wordt van Gods verhevenheid. Gods verhevenheid eischt ont zag. cischt eerbied. Wordt nu ten teeken van ontzag, van eer bied voor Gods verhevenheid zaak of persoon bijzonder God toegewijd, dan wordt ii zaak en zoo'n persoon heilig genoemd. Zoo b.v. kerk gebouwen, altaren, kelken enz., noemt St. Paulus de Christe nen heilig, omdat zij door het H. Doopsel Gode zijn toegewijd, noemt men priesters heilige personen wegens hun priester wijding en kloosterlingen we gens hun kloostergeloften, waar door zij God op bijzondere wijze loebehooren. linnen zaken alleen krach tens een wijding heilige zaken worden, personen zooals de menschen en de engelen kunnen en moeten ook op een andere wijze heilig zijn. Gods verheven heid eischt n.l. van hen, dat zij in hun gedrag ook werkelijk ontzag en eerbied voor Hem too- Deze eerbied moet op de eerste plaals bestaan in God te aanhielden. Daartoe mag hij zich echter niet beperken. Integendeel, en gelen en menschen moeten bun ontzag en eerbied voor God be luigen in heel hun doen en laten door n.l. al hun daden, heel hun deuken en streven te richten naar Gods grootheid en goed heid en macht en majesteit. Naarmate nu de menschen of engelen aldus hun bewust vrij willig handelen doen slrekken lot verheerlijking Gods, in die male worden zij ook heilig ge noemd. Niet enkel echter de engelen en de menschen kennen Gods erhevenheid. God zelf kent ze eveneens en Hij kent ze op de meest volmaakte wijze en Hij heeft voor die verhevenheid den 'olmaaktslen eerbied. En in eer bied daarvoor wil Gods niets dan wat met die verhevenheid in zijn wezen overeenkomstig cn daarin heeft men een twee den titel om God heilig te noe men. Wij moeten echter nog even i'der gaan en er aan denken, dat wij spreken over God. Uit den eerbied, dien God heeft voor zich zelf volgt noodzakelijk ook', dat Hij, wat Hij kent als het hoogste, 't volmaaktste, ook als zoodanig bemint en geniet. Allerdiepste eerbied voor zich zelf gaat in God dus samen met allerinnigste liefde en het aller- 'olkomensl genieten van zich" zelf. In de kennis en het genie ten van zich zelf, den eerbied en de liefde voor zich zelf bestaat Gods hoogste volmaaktheid, Gods wezenlijke heiligheid. Meer nog, daarin heeft men ook Gods eigenlijk innerlijk' leven, want die kennis en die liefde, die eerbied en dat genot zijn niet slechts goddelijke han delingen, maar zijn God zelf, want in God, die absoluut enkel voudig is in zijn wezen, is geen onderscheid tusschen de hande lingen, die Hij stelt, en zijn god delijk wezen. Ach hoe schiet hier ize geest en onze taal te kort n God te kunnen begrijpen en er God te kunnen spreken. God is dus de absolute vol komenheid van het zich zelf kennen, minnen, genieten; Gods wezen is kennis, liefde, genot; de volledigste kennis, de «Her igste liefde, het aUerdiepste genot, omdat het de kennis is en de liefde en het genot van het allerhoogste en alleredelste en wel op de volmaaktste wijze en daarom is Gods wezen en inner lijk leven heiligheid. Aan dat leven nu van God, dan die goddelijke heiligheid worden wij in zekeren zin deelachtig als God ons. zijn genade instort en >ns een nieuw, een hoo- i goddelijker leven doet ontluiken. Moge deze korte beschouwing ■er Gods heiligheid er eenigs- zi-ns toe bijdrageu ons aan le sporen dit nieuwe, hoogere, god delijke leven der genade in ons roet des te meer zorg Ie bewaren en te doen uitgroeien tot ons eigen heil en bovenal tot ver heerlijking van den driewerf heiligen God, Dr. N. S.

Historische kranten - Archief Eemland

De Eembode | 1939 | | pagina 6