OVER OPVOEDING
KLEUTERJAREN
Gods Heiligheid
Vijftiende Zendag na Knkrteren.
De opwekking van den jongeling
- Evangelie volgens den H. Locos VI
In dien tijde ging Jcsua naar een sl
.genaamd Naïm; en zijn leerlingen
een talrijke menigte gingen met H
'Als Hij nu de poorten der stad naderde,
zie, daar werd een doode uitgedragen,
een eenige soon zijner moeder en deze
was weduwe en daar was veel volk van
de stad met haar.
Als de Heer haar zag werd Hij met
mededoogen over haar bewogen en zeide
tot haar: ween niet! En Hij naderde
raakte de baar aan. (De dragers
ulond^n stil). En Hij zeide: JOD-eling. Ik
zeg u, sta op! En de doode zat overeind
en Degon te spreken. En Hij gaf
aan zijn moeder. En de vrees beving hen
allen, en zij verheerlijkten God, zegge
de; Er ls een groot Profeet onder c
opgestaan en God heeft zijn volk 1
aocht.
Pastoor: Hier hebben we de c
wekking uit den dood van den zoon
weduwe van Nairn, die gestorven was
werd uitgedragen om begraven te wi
dep. Marcus noch Mattheus hebben
fei{ vermeld, de laatste maakt er sleehts
in het algemeen gewag van ln Christus'
antwoord aan de discipelen van Johan-
n doode uitgedragen,
rumoerige drukte en echt-Oosterse n
vertier. Het gedrulsch der werkplaatsen
en karrewielen klonk oorverdoovend op,
tot eensklaps de menigte eerbiedig l
zijde ging om een lijkstoet voorbij
laten. Wie is het die daar uitgedragen
wordt? Volgens Oostersch gebruik lag|
het lijk op een open baar, het lichaam
gehuld ln lijnwaad, dat alleen het aan
gezicht bloot liet, opdat ouders en ver
wanten het een laatste maal vóór de
Ier aarde bestelling zouden kunnen kus
sen. Een doode uit het gasthuis? Ben
begrafenis uit een geringe achterbuurt?
Maar neen, er zijn zoovele bewijzen van
rouw en droefenis, dat we bij eersten
oogopslag bemerkenhier ls een mensch
gestorven, die teeder bemind was en
diep wordt betreurd. Gaat op zijde, men-
echen en laat den droeven stoet de poort
uittrekken. Ontbloot het hoofd, dat alle
stem nu zwijge en alle geluld verstomme,
want die naar de open groeve wordt
uitgedragen was de eenige zoon zijner
moeder en deze was weduwe.
Er zijn twee of drie dingen, die dit
tooncel voor mi) bijzonder aandoenlijk
«naken. Het eerste ls, dat het hier een
jongeling geldt, bezield met de vooruit
zichten van een jong man, met de eer
zucht van een Jong man, met den moed
san een Jong man. In de Bij heilanden
worde de vrouw geacht de slavin en
speelbal van den man te zijn. Een boer
wal met zijn vrouw naar de markt gaan.
Dan rijdt hij lui op den ezel
Geen wonder dat de Ooetersche
wen zoo hartstochtelijk verlangen naar
de geboorte van zonen, zooals
Rachel het geval was, die uitriep: Geef
n (baniem: zonen, niet kin
deren) of ik sterf! En met Hannah, die
bitterlijk bedroefd zijnde, wecnende bad
om een mannelijk kind.
Nu nog zal een Arabische Sjelch,
xes zonen en zes dochters heeft, u
tellen dat bij zes kinderen rijk is;
dochters tellen niet mee. De open reden
is: de zonen bouwen het huis en
den familienaam voort; de dochters
breken het af, verliezen haar geslachts
naam en zijn voor de familie verloren.
Ook deze eenige zoon der weduwe zou
den naam der familie in stand hoi
zou voor zijn moeder op haar ouden dag
het brood verdienen, het famliic-el
dom beheerenmaar neen. het is
alles uit en voorbij. Daar wordt
levenloos voor den stoet uitgedragen. De
adem ls weg, het Jonge leven ultge-
bluscht, een zielloos lijk ls al wat over
bleef van dien «enigen zoon zijner
Ook nog iets anders is er, dat de
doenlijkheid van dit tafereel verhoogt,
zijn moeder was weduwe. Het groote
licht, in dien huiselijken kring was uit
gedoofd en nu was hij het eenige licht,
dat haar was overgebleven. He denk zoo,
dat zijn moeder, als zij hem aanzag, dik-
wjjls zeide: we zijn maar met ons beid
jes, Jongen! En het was muziek in haai
luisterend oor hem te hooren zeggen:
Wees niet bedroefd, moeder, zoover het
gaat, zal ik vaders plaats innemen,
an een uur zijn ai die vooruitzichten
er vlogen. Er ligt een wereld van smart
n van hartzeer ln di- paar enkele
'oorden: «en «enige *<x>u zijner
Dit was het treurtooneel. waarop Jesu
op h
1 trad.
Hij verscheen er zonder voorafgaande
afkondiging en hlekl lot aller ontstel
tenis den lijkstoet staande. Slechts twee
woorden had Hij te spreken, een tot de
bedroefde moeder, een tot den dooden
zoon. Ween niet, sprak Hij tot de treu
rende vrouw en daarna de baar aan
rakend, waarop het ltjk lag, riep Hij met
luider stem: jongeling, ik zeg u, sta op!
Ik leer twee dingen uit deze geschie
denis en vrel vooreerst, dat Jcsus
mensch was. Ik geloof, dat wij dit al te
vaak vergeten. Ziet ge niet, hoe de smai
zijn
menschelijk hart deed trillen. Hij werd
„verscheurd van medelijden", zegt let
terlijk de Grieksche tekst. In elke spier,
in iedere zenuw en vezel van zijn ge
zegend lichaam, in iedere aandoening
van zijn deelnemend hart, was Hij een
mensch als gij. Hij ademde zwaar en
moeilijk als Hij moede was voelde zich
vernederd als Hij een stuk brood had te
vragen, achtte zich gegriefd voor dertig
zilverlingen verkocht te worden. Van het
hoofd tot de zolen was Hij een men-
schenk ind. HU nan. de natuur der
engelen niet aan, Hij nam het vleesch
en bloed van Adam aanecce Homo!
Maar ook mag ik uit deze geschiede
nis afleiden, dat Jesus God was. Ge
steld, dat iemand het nu eens wagen
dorst een Ujkstaataie staande te houden.
Welk recht zou hij hebben om zulk een
stoet het voortgaan te beletten? Wat
reden zou bij kunnen opgeven om zulk
een stoornis goed te praten? Maar Jesus
was meer dan mensch toen Hij de baar
aanraakte en uitriep: Jongeling, sta op!
Wat een ontroering moet dat bij alle
omstanders teweeggebracht hebben,
toen de doode plotseling overeind zat
en begon te spreken. Wanneer op het
platteland de doodsklok geluid w
weet vijf raUleu ln den omstek iedereen
er alles van. Men weet, wat de mai
scheeld heelt, hoi oud hij was en hl
zijn laatste oogenbllkken geweest zijn.
Voor aller aanblik had de doode daar
languit op de baar gelegen en nu begint
hij te blozen en richt zich op en vestigt
zijn vragende oogen op de verbaasde
toeschouwers. O maar, dat is het werk
van een God, wie durft nog zeggen, dut
Hij het niet was.
Een groote menigte gelooft dat niet»
maar komt ons halverwege tegemoet.
Zij maken een scheiding in de zaak of
gclooven althans, dat zij er een schel
ding in maken. Zij zeggen, dat Christus
een zeer goed mensch was, maar niet
God. Maar of ze Hem liefelijk aan-
fleemen met Renan als „Ie jeune et
doux Docteur dIsrael" of biooeopbeh
uitbazuinen met Strauss als „Das un-
licher Grósse, dem im Tempel des Genies
und der Humanltiit d«r erste Platz vor-
beh.ilten werden muss".... dat ls on
mogelijk en dat zal ik u bewijzen.
HU was óf God óf een oplichter. Als
iemand beweert iets te zijn, wat hij niet
is, wat is hU dan? Een leugenaar, een
huichelaar! Daarover zijn we het allen
eens. Welnu, Christus verklaarde God te
zUn. Niet ln den oneigcnlUken, half-
slachtigen zin, maar in de echte, volle,
elgeniUke beteckenls. Hij herhaalde het
telkens en telkens, nam de kenmerken
van een God aan en vereenzelvigde zich
met de werken en de daden van een
God. Hij schreef zich goddelijke eigen
schappen. goddelijke werkingen, een
goddelijk wezen toe. Als een goddelijk
persoon trad HU op in zijn handelingen.
Sod werd Hij erkend en aanbeden
door zijn apostelen.
De wereld kan nu naar willekeur aan
vaarden of verwerpen de vrije wil
werd niet voor niets gegeven maar
ik noem het een bcleediging van hek
gezonde mensehenverstand met ons
die« te willen maken, dat dit heerlijke
Wezen niets meer dan een mensch was.
op wiens bevel de verlamde arm werd
uitgestrekt, het doode oog weer glansde,
die de kluisters van den dood aan stuk
ken brak en Nairn's droeven rouwstoet
de»"' losbarsten ln Juichkreten en Ho-
MAX.
plaats van veel benepen chauvinistische
Opvattingen.
Annie S. lomons heeft lang genoeg op
Sumatra doorgebracht om het Indische
leven ln zün vele schakeeringen vol
doende te leeren kennen en er den wei
deenden invloed van te ondergaan.
Men gevoelt r"
n heeft m
iemand, die
n af worden de ai
n uit.
-iooBtng. Ben klein meisje zal om een
'eletowaardlg ding aan te dulden, zeg
gen: „Oeh, bet ls een klein vod, zoo
■fclein als de blijdschap op mUn geboorte
dag". Kinderloosheid en de geboorten
.■van dochters zijn daar in menig geval
•de eenige redenen voor echtscheiding.
HET HUIS
IN I» HITTE. (156) Neder-
Undsche Keurboekerij. Am-
Mevrouw Annie van Wageningen-Sa-
lomons heeft met haar man drie laar
op Deli vertoefd; ln dit beek. dat zi]
naar aanleiding van haar verblijf ln de
tropen: .Het buis ln de hitte" heeft ge
noemd, heeft zij haar Indische Indruk
ken samengevat.
Het boek is geen aaneengesloten ro
man, die zich in iDdlë afspeelt, maar
is een bundel losse schetsen, die teza
men haar visie op het Indische leven
weergeven.
Sinds Multatull's Max Havelaar zijn
r heel wat boeken over Indlë versche
en.
Toch zal men betrekkelijk zelden een
boek aantreffen, dat ons Indlë werkclUk
nader brengt.
De meeste Indische romans zouden
iet wijziging van enkele plaatselijke om
standigheden. heel goed in een Euro-
peesch milieu kunnen spelen. De Indi
sche omgeving is er te veel een orna
ment, te veel een décor, waartegen hei
verhaal zich afspeelt. De boeken ade
len te weinig het echte, eigen oos-
irsch karakter.
Het boek van Annie Salomons vormt
hierop een gunstige uitzondering.
Het boek schUnt ln hoofdzaak tU-
dens haar verblUf op Sumatra ontstaan
zUn. Het is als een schetsboek, dat
versohe Impressies bU Iedere nieuwe
ontdekking en iedere pos beleefde ge-
uiimlddcUijk vastlegt.
schetsen zUn afgewerkt ln een zul\
en aangenomen stijl en zoo geeft zU
in elk hoofdstuk haar visie op die
den van het Indische leven, die haar
's vrouw van Westersche beschaving
?t meest getroffen hebben.
Het ls Juist soo'n interessant boek.
omdat het oprecht de Indrukken weer
geeft van een vrouw, die den invloed der
Westersche kuituur volledig heeft on
dergaan en die zelf bekent, dat haar
leven vóOr haar vertrek naar Indië uit
een aaneenschakeling van artistieke ge
beurtenissen had bestaan, omdat zU als
grootestadskind geleefd had bU boeken,
schouwburgen en concerten (pag, 145).
ZU geeft zich in dit werk blijkbaar
zooals zU ls: een vrouw met een nuch
ter. helder verstand, e«n sterke opmer
kingsgave, vatbaar voor schoonheid en
ontroering en toeh ook weer zoo echt
vrouwelUk van gemoed, dat ln bcpaal-
opzichten een angstige en bange
ZU bcschrljlt oiis de prachtige naluu:
van dit heerlijk schoon land, waar «li
witte orchideeën bloeien; zll vertelt ovc.
haar vacanllc, die zij doorbracht in lie
prachtige Gojoland op Aljeh; zU ver
laMlschc lei
•Toch"Is n
ZU bekent eerlUk. hoe v
een geluk, dat haar man deze
leemten prachtig aanvult. ZU teekent
hem als een man, die rustig, kordaat
zelfbewust optreedt cn die een bult»
gewoon scherpen kijk op mensehen
heeft.
De gave van Intuïtief aanvoelen
doorgaans toe aan de vrouw, het diep
doorgronden van een karakter, het
scherp ontleden van een zielsleven Is
meer het voorrecli' van den man.
Men mag het over het algemeen be
schouwen als een voorrecht, langen tijd
in den vreemde te hebben verkeerd.
Het burgcrUJke. klcln-Holland
gaat er af; een breede kUk treedt ln de
n Indlë.
;n kan zUn met zUn taeete,
drukkende steden, zUn ziekten, zUn pla
gen. zUn txoosteloozc melancholie.
ZU laat ons sten. hoe daar sommige
icnschcn aan het opiumschuiven ver-
aafd xün: hoe daar de „opiumkit" soms
_jize kroegen vervangt, waar deze on-
gelukklgen zich overgeven aan hun
"Tielrocs. die. hoewel minder walgc-
ernstiger ln zUn gevolgen ls. dan
de dronkenschap van den gepatenteer-
den drinkebroer.
ZU leidt ons binnen ln een melaat-
schenkolonlc, zoo'n verzameling van be
smette menschen, die een wereldje op
zich zelf vormen, die elkander voortdu
rend sarren en plagen es ondanks alle
gemis aan uitzicht op genezing en alle
walgelijke mismaaktheid, zeerhartstoeh-
telUk en erotisch 7.IJ1 aangelegd.
In hoofdstuk XIV geeft zij haar op-
attlng over kerk en godsdiens', weer.
Wij zouden zeggen dat Annie Salo-
-s. hoewel zelf goed katholiek, hier
toch n.„.
dachhmgang weergeeft. WIJ twijfelen
geen oogcnbUk aan haar goede mcc-
ning, maar wat zU schrijft. Li niet over-
even Juist.
WU achten haar zienswijze en over
tuiging op alle punten niet even zuiver
katholiek uitgebalanceerd.
verreweg de meeste opzichten kun-
wU haar opvatting volkomen on-
dcrschrUven. ZU laat b.v. goed uitko
men, hoe In de Katholieke Kerk de
eenheid van het menschelUk geslacht
prachtig tot uitdrukking komt, waar de
waar al!c menschen zich broeders en
le-s voelen ln Jcsus Christus.
i legen de opvatting, dat
Ammers-Killler dat meent, die het beter
vindt, dat het eiland Buil zijn helden-
ache kuituur bchoudc en voor de ge
nade van 't Christendom bltjvc gesloten
In dit alles kunnen wij Annie Salo
mons groot gelijk geven, mazr op en
kel. punten meenen wij met haar van
meening te moeten verschillen. Wanneer
xti b.v. schrijft over „de vrome imlddcl-
tcn te bevredigen dsn heef
nederige naastenliefde meer m
tucht dan met vroomheid te mak
WU krijgen bovendien den I
dat zij den r
Wanneer men dit hoofdstuk U
komt men niet aan den Indruk
schrijfster meent, da'
wetenschap en kunst
de orde Is als de gecstetUke
die het bijwonen van een godsdienst
oefening kan geven, al Is Jeze laatste
intenser en van meer bhjvenden aard.
Nu ls het heel goed mogelUk. dat de
groote massa bij een godsdienstocfc-
ring ondergaat als ln dc concertzaal bU
hel beluisteren van Beethoven's negen
de. vooral wanneer de liturgie In de kerk
goed wordt gevierd en er mooi wordl
die Christus s
een geestelUkc
die
Deze ontroering grijpt
het rieleleven In en doe
Jesus Christus inniger liefhebben. De
banden van den godsdienst worden ei
steviger door aangehaald.
Toch moet men aan dit gevoel niel
te veel waarde hechten, omdat het naai
hel woord van "ftiomas van Kempen
De groote H. ThcreslU heeft achttien
Jaar lang niets dan geestelijke dorheid
ondervonden. Deze loutering is vaak be
ter dan alle geestelijke voldoening bU
Thabor-oogenbükken genuien.
Het maakt den mensch meer
hecht cn leert hem Inzien, dat in
geestclUk leven alles aankomt op
toename der genade, op den groei
het bovennatuurlijk leven, op
plichtsbesef tegenover God
Ben mooi en geschikt boek.
Na de periode van de armelijke belangstelling iceike duurt tot plmIt maan
den, volgt de genode oan de subjectieve belangstelling.
Deze periode duurt tot plm. zevert jaar. Wc noemen het kind hl deze periode
..kleuter".
Over het algemeen kunnen toe zeggen dal bijna 30 pet. der kinderen op het
einde van hun eerste levensjaar kunnen spreken en loopen. ruim SO pet-
leert deze vaardigheid in het tweede jaar. Zoodra een kind zoo ver is, is hl)
geen „babp" meer maar 'n „kleuter"- Deze jaren welke u>e den kleutertijd
noemen, olwel de speelperiode, ls een merkwaardige tijd. welke zich ken
merkt door een vrij snelle ontwikkeling. We kunnen deze periode eigenlijk
weer onderverdcclenHet leuke, volgzame kind ran U i 2 jaar is heuseh een
ander wezentje dan de kleine lastpak van 3 i 4 laar: vooral jongens zijn
driftig en onhandelbaar. Ben der eerste kenteekenen
sterk egocentrisch is. AUes draait
m zijn wereldje,
n stelt de kleuter In zijn dienst.
Iedereen- Vader, moeder. Teddy
uoelf zich een klein koninkje, en
cine rijk. Hij probeert allen in
in dezen tUd dikwijls ei
van den kleutertijd is wet. dat 'het kind
om hem zelf, zijn eigen ik
Alles is er voor hem en om hem. AUes en a
Als hij de kans krijgt speelt hij de baas ovc.
Beer. broertjes en zusjes zijn er voor hem. 1
toee hem ol haar die hem storen wü in zijn
zijn eigen omgeving zijn willetje op te leogt
verstandig zijn om dat te laten groeien.
Dit is werkelijk voor ouders en opvoeders
eenen kant heeft het kind hulp noodig. en aan den anderen kant maakt het
kind daar onbewust misbruik van. door iedereen in zijn omgeving aan het
werk te zetten.
Nu is de lijd daar om rustig op Ie treden en strikte gehoorzaamheid te et-
schen.
Waar het kan en mogelijk is. late men hel kind echter zijn gang gaan. en
moedige het zelf doen bU da kleuter aan. Heuseh, 'n kleuter kan veel meer
als wij zelf denken. Laat uw kleine kleuter gerust een glas dragen, houtjes
binnen brengen, zichzelf aankleeden etc. Als u het hem toevertrouwt, zult
U eens zien hoe keurig cn nauwgezet hfj zijn taak ten einde brengt. Br zijn
ouders waarbij de kleuter niets mag. de heete dag is een litanie met einde-
looze variaties: 0(0/ hier al. zit daar niet aan, zit stil. etc. etc.
Werkelijk met zulke kleuters mag men medelijden hebben om de ouders wel
keze bezitten. V zult zien als u uw jongetje in dezen tijd u laat helpen, dat
h heet wat driftbuitjes voorkomt en tevens kweekt u er mede aan de prachti
ge ridderlijke deugd van anderen le helpen. Laat uw kleine meisjes gerust
eens mee kopjes a'nasschen en afdrogen. V zult eens zien. ze laten ze echt
niet stuk vallen en kijk eens hoe nauwkeurig en fijn ze afgedroogd worden.
t kleurtje op de wangetjes verraadt met hoeveel zorg en vlijt ze dit werkje
doen. Als u uur kindertjes alles uit handen neemt, nooit eens iels zelf laat
doen dan worden 'f zulke onhandige stuhtelige wezens, 'f Worden later de
jongens welke nooit behoorlijk zelf een das kunnen strikken, welke hun goed
overal laten slingeren, 'f worden de meisjes, die nooit echt hel huishouden
leeren waardeeren. later onhandige onpractische vrouwen, dikwijls oorzaak
vast allerlei leed in de toekomst-
Want zoo als het jonge boompje geleid wordt, zoo zal het later groeien ln volle
wasdom: wat jong scheet groeit, kan nooff meer recht groeien.
Mgr. von Kettelcr. de groole zielekenner en psycholoog, zei. dat tic opvoeding
hoofdzakelijk in de eerste zes levensjaren plaats vindt, zooals de klem dan
gelegd is. zal de opvoeding zich ontwikkelen.
Hoe de kleuter alleen belang stelt in zichzelf, komt ook vooral uit in z'n spel.
Het kind bereidt zich voor op het leven, al heel spoedig zal het ervaren dat
hij In de wijde wereld slechts een onbelartgrilk stipje Is.
Kindje begint te vragen de eerste, ditle's dalle's „i z d a"- Berst vraagt het
alleen den naam, later teil het tv ten het hoe, en waarom.
..Vraaoal".
goed mogelijk
Trachten we op deze antwoorden
stoeten
-t af met een ..Ik h
s tijd'.
Later zijn vele ouders verwonderd, dat kun kinderen kun niet het vertrou
wen schenken, en ze vergelen dat zij met hun eeuwige, Jk heb geen tijd", of
zeur nfef"de kinderziel voor altijd voor zich gesloten hebben. Met wat goe
den wil en wal overleg kan toch altijd een goed antwoord gegeven worden. In
wanneer ze te moeilijke vragen stellen of dingen vragen die ze nog niet we
ten mogen dan zal een tactvol zeggen, ..Kindje daar ben je nu nog te kiem
ooor. dat zal moeder je later als je groot er bent vertellen", o t Iets dergelijks
kan zeker tevreden stellen. Het ligt maar geheei en al aan den toon en de ma
nier waarop, of uw kleuter met uw antwoord tevreden zal zijn. Iets meer spe
ciaals over de kindertaal een volgende keer.
OBRRA.
God is heilig. Dat is een
heid van ons geloof, die ieder
een kent cn die vanzelf spreekt.
..Heilig, heilig, heilig, Heer God
der heerscharen," zoo bidt de
priester in de H. Mis; „lu solus
sanctns, gij alleen zijt heilig," zoo
jubelt hij in de Gloria, en deze
waarheid staat ook honderden
malen in de H. Schrift.
Maar wat belcekent dat: „God
is heilig"?
Dat laat zich niet met enkele,
woorden zeggen, omdat met
rekening moet honden me
meerdere bet eekenissen, die wel
nauw met elkaar verbonden zijn
ir toch onderling zijn onder
scheiden.
God is heilig. Kn dan moeten
ij op dc eerste plaats denken
au Gods verhevenheid en n
jesteit, die met ontzag vervult
huiveren doet van grooten eer
bied. „Heilig, heilig, heilig, Heer
God der heerscharen, hemel en
aarde zijn vervuld van de majes-
•it uwer heerlijkheid."
Dit begrip van Gods heiligheid
as u mogelijk vreemd, want als
u uw begrip vormde van wat
heiligheid is. Iiebl u waarschijn
lijk eerst gedacht aan heilige
menschen en het idee, dat ge
hen lindt, hebt u trachten
toe te pussen op God.
Toch blijft het waar, dal wij
met het woord heiligheid voor
alles moeten verbinden de ge
dachte aan Gods verhevenheid.
Niets en niemand is heilig, dan
zoover in een zaak of in een
persoon iels gevonden wordt van
Gods verhevenheid.
Gods verhevenheid eischt ont
zag. cischt eerbied. Wordt nu
ten teeken van ontzag, van eer
bied voor Gods verhevenheid
zaak of persoon bijzonder
God toegewijd, dan wordt
ii zaak en zoo'n persoon
heilig genoemd. Zoo b.v. kerk
gebouwen, altaren, kelken enz.,
noemt St. Paulus de Christe
nen heilig, omdat zij door het
H. Doopsel Gode zijn toegewijd,
noemt men priesters heilige
personen wegens hun priester
wijding en kloosterlingen we
gens hun kloostergeloften, waar
door zij God op bijzondere wijze
loebehooren.
linnen zaken alleen krach
tens een wijding heilige zaken
worden, personen zooals de
menschen en de engelen kunnen
en moeten ook op een andere
wijze heilig zijn. Gods verheven
heid eischt n.l. van hen, dat zij
in hun gedrag ook werkelijk
ontzag en eerbied voor Hem too-
Deze eerbied moet op de
eerste plaals bestaan in God te
aanhielden.
Daartoe mag hij zich echter
niet beperken. Integendeel, en
gelen en menschen moeten bun
ontzag en eerbied voor God be
luigen in heel hun doen en laten
door n.l. al hun daden, heel hun
deuken en streven te richten
naar Gods grootheid en goed
heid en macht en majesteit.
Naarmate nu de menschen of
engelen aldus hun bewust vrij
willig handelen doen slrekken
lot verheerlijking Gods, in die
male worden zij ook heilig ge
noemd.
Niet enkel echter de engelen
en de menschen kennen Gods
erhevenheid. God zelf kent ze
eveneens en Hij kent ze op de
meest volmaakte wijze en Hij
heeft voor die verhevenheid den
'olmaaktslen eerbied. En in eer
bied daarvoor wil Gods niets
dan wat met die verhevenheid
in zijn wezen overeenkomstig
cn daarin heeft men een twee
den titel om God heilig te noe
men.
Wij moeten echter nog even
i'der gaan en er aan denken,
dat wij spreken over God. Uit
den eerbied, dien God heeft voor
zich zelf volgt noodzakelijk ook',
dat Hij, wat Hij kent als het
hoogste, 't volmaaktste, ook als
zoodanig bemint en geniet.
Allerdiepste eerbied voor zich
zelf gaat in God dus samen met
allerinnigste liefde en het aller-
'olkomensl genieten van zich"
zelf. In de kennis en het genie
ten van zich zelf, den eerbied en
de liefde voor zich zelf bestaat
Gods hoogste volmaaktheid,
Gods wezenlijke heiligheid.
Meer nog, daarin heeft men
ook Gods eigenlijk innerlijk'
leven, want die kennis en die
liefde, die eerbied en dat genot
zijn niet slechts goddelijke han
delingen, maar zijn God zelf,
want in God, die absoluut enkel
voudig is in zijn wezen, is geen
onderscheid tusschen de hande
lingen, die Hij stelt, en zijn god
delijk wezen. Ach hoe schiet hier
ize geest en onze taal te kort
n God te kunnen begrijpen en
er God te kunnen spreken.
God is dus de absolute vol
komenheid van het zich zelf
kennen, minnen, genieten; Gods
wezen is kennis, liefde, genot;
de volledigste kennis, de «Her
igste liefde, het aUerdiepste
genot, omdat het de kennis is
en de liefde en het genot van het
allerhoogste en alleredelste en
wel op de volmaaktste wijze en
daarom is Gods wezen en inner
lijk leven heiligheid.
Aan dat leven nu van God, dan
die goddelijke heiligheid worden
wij in zekeren zin deelachtig als
God ons. zijn genade instort en
>ns een nieuw, een hoo-
i goddelijker leven doet
ontluiken.
Moge deze korte beschouwing
■er Gods heiligheid er eenigs-
zi-ns toe bijdrageu ons aan le
sporen dit nieuwe, hoogere, god
delijke leven der genade in ons
roet des te meer zorg Ie bewaren
en te doen uitgroeien tot ons
eigen heil en bovenal tot ver
heerlijking van den driewerf
heiligen God, Dr. N. S.