zijn, don zwijg Je, en zoodoende verliep het avond maal zonder eenlg rumoer. Tegen het slot van dit ceremoniëel waagde mijn vrouw een bewering. „Weet Je, wat me ls opgevallen? Dat het behang het zoo aardig heeft gehouden. Niets verschoten. Moet Je eens oen. Weet Jij nog, waar de schilderijen gehangen hebben. Je kunt het gewoon niet meer zien. En nou dacht ik zoo hè: als we ze nou eens anders ophingen. Ik bedoel, op andere plaatsen. Je zult eens zien, hoe aardig dat staat. Dan krijgt het heele interieur echt wat anders, wat nieuwers. „Neeik bedoel dat groote dair, en dan die twee kleine eens voor een jaar aan dezen kant. Dan kunnen we de plastiekjes bij den schoorsteen han gen, en dat emailledingetje daar, bij de kast.... Ik dacht zoo: dat doet-'ie wel even als hij thuis komt. Het zal trouwens moeten, want ik heb de spijkers er al uit getrokken vanmiddag Mag ik u meedeelen, dat ik links ben. Of dat een vorm van erfelijke belasting is, weet ik niet, en ik heb er ook nooit last van ondervonden, als men mij met mijn handen maar laat doen, wat ik er zelf mee doen wil. Een spijker en een hamer hooren niet in mijn hand thuis. Ik bespaar u de rest. Toen het allang donker was, hingen de schilderijen nog niet, er lag kalk op den pasgeboenden vloer, en ons bil lijke behang had hier en daar schubben gekregen. Maar dat was het ergste niet. We moesten n.l. ook nog naar bed. Dat had nog nooit eenige moeilijkheid opgeleverd Slechts een maal heeft een ijverig luchtbeschermer in den loop van al die maanden bij mij bescheidenlij k aan den bel getrokken, vanwege glimpjes licht, die door de slaapkamergordijnen tot op de straat streepten. Nu echter waren er geen gordijnen, geen enkele. Nog nooit ben ik bij het schijnsel van 'n rijks- gecontroleerd blauw zaklantaarntje in mijn sponde gedoken, ...ik heb de stille hoop, dat onze buren tegen dat uur al ter ruste waren. Ik ben in de verste verte geen schoonheid in négli gé met-een-dieven lantaren. Enfin: we zijn het te boven gekomen. Den volgenden dag heb ik een deel van mijn finantiëel bezit afgestaan aan een handig man. die en kele uren in mijn huis heeft geregeerd. Daarna stonden de tafels en stoelen weer op h plaats, waren de kasten ingepakt, en hingen de schilderijen op hun nieuwe plaatsen En mijn weder helft, die mij uitstekend kent, was royaal geweest met de boter ditmaal, zoodat we een sjuutje hadden meneer, een sjuutje Zooiets bizonders draag ik altijd graag zelf dc kamer in. Het wiegde zoo vóór-oorlogsch vet in het kom metje, en het geurde, dat Je het eigenlijk betreurde, dat niet meer menschen dit ruiken en proeven kon den Ik schreed door de gang met dit schrijn vol heer lijkheidtot aan het matje voor de kamerdeur, en daar gebeurde het catastrophale, een glJJ, een schop tegen de pasgewasschcn kamerdeur, een lee- lijk woord, een gil van haar, een gebroken juskom, een emmer, een dweil, een ander pak, droge aard appels met natte groenten, opgenomen kleedjes, een vloek over de boenwas-van-voor-den-oorlog, en toentoen scheen, voor het eerst vertroetelend warm, de brave lentezon door de kraakheldere gor dijnen,... Er werd niet veel gezegd. Dat kon niet met zulke gezichten. En tóch, tóch was het lente...» 't ls weer zoo Onverwacht is het begonnen: Op een middag kwam je thuis En de boel lag onderstboven, Daar was schoonmaak in je huis! Werksters sleuren zeil en vloerkleed Zóó maar door je kamer heen; In een hopeloozen rommel Zit je moederziel alléén Emmers, dweilen, verfpotten, Trappen, bezems, ragebol, Staan en liggen door elkander: Heel het huis lijkt stapeldol. Zeepsopluchten, boenwasgeuren Zweven overal in 't rond, Vrouwen staan plafonds te witten, t Kruipen boenend langs den grond. Wil je over eten reppen, (Want je maag maakt zwaar geluid), Wel, dan sturen ze je ijskoud Voor.een stuiver soda uit! Waarde mannen-lotgenooten, 'k Wed dat g'allen mèt my zijt: 'k Wil een huis vol mannen stichten Als pension in schoonmaaktijd. Allen komen we daar samen, Ieder onzer is er vrij En we wonen daar heel knusjes Tot begin of medio Mei. Daar geen dweilen en geen poetslap, 't Leven is er ideaal; 't Huis blijft open tot de vrouwen Zijn genezen van haar kwaal! Harry Poll. ...en daar gebeurde het catastrophale!

Historische kranten - Archief Eemland

De Eembode | 1941 | | pagina 11