6. Buis. Dierenarts JET VAN DER ES A.J.HEINS-Soest S. DE ZOETE Hzn. KANTOOR- en SCHRIJFBEHOEFTEN HET VENDUHUIS Glil^ilTEDIS De Meimaand. Voor den Pluimveehouder. FEUILLETON GEEN GEWETEN. N@TIEE®T iüIHlWfllK i. PIANOLESSEN In kwaliteit het beste Inprijs het goedkoopste Staines Inlaids Linoleum zichzelf recommandeert. Firma GEBRs. STAAL R. VAN BURGSTEDEN Handel in Aardappelen Groenten en Fruit TELEF. B 355 Land- en Tuinbouw- gereedschappen. Pluimveebenoodigdheden. TUIN-, BLOEM- EN LANDBOUWZADEN Zaadhandel W. S. Veltman TEB BPAKEvahSTEGEPENcCS M. van HORNSVELD Zn. Bloemist - J. GEIJTENBEEK rj-QQ BRILLL-N-, D. F. VOIGT - Gedipl. Opticien - Burg. Grothestraat 28 EERSTE SOESTER ELECTR. DRUKKERIJ - SOESTDIJK Korte Brinkweg Soestdijk Meubelen, Fornuizen, enz. De Venduhouder S. VAN DE STADT Tip Top Foto's Reparatie - Inrichting. BIRKTSTRAAT 45 - TEL. 2219 REPARATIE-INRICHTING VOOR ALLE MOTOREN. AUTOGEEN LASCH- EN SNIJ-INRICHTING STOCK, DUNLOP, MICHELIN EN ENGLEBERT BANDEN. Landbouw De maand Mei (Majus) is genoemd naai de feesten ter herinnering aan de voor vaderen (majores), volgens anderen naar die ter eere van Maja, de moeder van Mercurius. Hier heet zg Bloeimaand. De eerste Mei geldt als de heerlijkste dag van het lentetgdperk, als het begin van den voorzomer. De koude winter is nu verdwenen, Den zoeten zomer komt er aan. Dan ziet gij al de bettekens en hoornen Te bloeien staan. Alzoo een oud Meiliedje. De Meidag had voor den landbouwer altyd iets bgzonders. 't Was op Meidat de „oude Mei", den 13den van heden - dat het vee onder allerlei symbolische handelingen in de weide werd gedreven. Die eerste uitgang is een heele drukte, want vooral het jonge vee is vaak al te dartel. In oude tijden was het zelfs een heele plechtigheid. De koejongen ging er op den eersten Meimorgen in de vroegti op uit en sneed op een door de zon be schenen plek een twijg. Daarmee ging hij naar den stal en sloeg daar, in tegen woordigheid van de heele boerenfamilie, onder het opzeggen van een zegenrijm, de jonge koe driemaal op kruis, uier en heupen. Daarna werd hij onthaald op een eierkoek. De twijg werd versierd en opge hangen aan de staldeur tegen den „vlie genden draak". In Friesland gingen voorheen de boer en boerin op Meimorgen, voor zonsopgang den dauw van 't gras op een beddelaken strijken en wrongen die boven de karn uit. Anders, zoo zeide men, kwamen de heksen „dauwstrieken" en namen de koeien de boter uit de melk. „Met Mei dan is er wat of dan komt er wat", is een boeren spreekwoord. Nog is de landbouwer niet klaar met zaaien en poten. „De landman zwoegt op den akker Hij ploegt en hij egt al den dag. Hij zaait en hij wiedt telkens weder En hoopt dat hij oogsten eens mag". Voor den lOen Mei moet het lijnzaad gezaaid zijn. Bjj zomerspurrie en ook wel bij haver werd het land met plankjes onder de klomp wat aangedrukt om hét uitdrogen van het bovenste laagje tegen te gaan. Half Mei begint de hop (boonen poter) te roepen, voor het boerenvolk een teeken dat cie tijd van boonen poten is aangebroken, 't Laatst wordt de boek weit gezaaid (half Mei), die in 100 dagen uit en in den zak moet zjjn. Komen in Mei de aren in het koren, dan kan tegen St. Jacob worden gemaaid. Van Mei kende men de volgende rijmp jes: Meiregen brengt zegen. Mei koel en nat, koren in het vat. Een natte Mei geeft boter in de wei. Een bgenzwerm in Mei, goed teeken voor de wei. Algemeen bekend zijn de IJsheiligen Mamertus (11 Mei), Sint Pancratius (12 Mei) en Sint Servatius (13 Mei) of „de drie gestrenge heeren". Een oud bijgeloof nam aan, dat deze heiligen invloed op het weer hadden en groote koude kunnen brengen, vandaar dat zij den naam ijshei- ligen kregen. Het bijgeloof zal dan ook wel onstaan zijn, door dat omstreeks dien tijd van het jaar nog al eens koud weer placht voor te komen en de schade in dien tgd van het jaar aan gewassen groot kan zijn. Men zeide Voor Servatius geen zomer, na Serva tius geen vorst. Ook sprak men veel van „haagdoorn- koude", omdat de meidoorn in dien tijd bloeit. De maand Mei moet niet war zijn, getuige het volgende: Als de Mei is koel en wak, Brengt zij veel koren in den zak. Mei is ook de tgd van „eekschillen". Voor Juni moet het akkermaalshout van stam zijn en het bosch geruimd, de opge bonden eek, het talhout en de kwadden weggereden zgn. Dat men in Gelderland bij het hakken van akkermaalshout telkens een recht stammetje laat staan, is waarschijn lijk een overblijfsel van de gewoonte, een meiboom uit het bosch te halen. Na 't „Meibosch" volgde vroeger 't "plaggenvaren". Heele dagen was men soms bezig plaggen van heide of gras te maaien of te hakken met een z.g. „plak- zicht". Deze plaggen moesten dienen tot strooisel in den drukken hooitijd. Nu doet de boer niet zooveel meer aan plaggen steken en wordt er meer hooi en stroo verbouwd, zoodat het laatste met zoo veel meer ais veevoeder in gebruik is. In Meimaand (de laatste April) ein- digue veeiai de huur van landergen, nuizen en dienstboden. Ene dagen voor „Meidag gingen ue uienstboden uit nun ouden uienst, drie dagen in Mei gingen ze naar nun nieuw vont. De „Meimarltt weute in deze vrge periode van, wordt aitgd uruk bezocht. Deze „Meimarkten waren van ouus geliefde uitgaansdagen. Met het pas ontvangen loon in den zak ging net uienstvolk allerlei inkoopen doen en bracht verder den dag door met pret maken. waar dit het gebruik was sierue men de huizen met meitakken en ging het volk, hun hoeden omkranst niet net jonge groen van den schoonen Mei, onder ue vroolgke tonen van Meifluitjes enz. een rondgang maken. Verder wordt (ook thans nog) de Mei regen voor zeer groeizaam gehouuen Welk kind kent niet het liedje: Meiregen maakt dat ik grooter word, enz. A. N. L. B. MET VOORDEEL KIPPEN HOUDEN. I. Tegenwoordig houdt iedereen kippen, maar lang niet allen verdienen er aan. Dat ligt echter meer aan den eigenaar dan aan de dieren zelve. VVTj zullen hier achtereenvolgens verschillende zaken me- dedeelen, die van overwegenden invloed zgn op de rentabiliteit der kippenhouderg Wie een of meer dier zaken verwaar loost, kon er verzekerd van wezen, dat z'n winst heel klein is, of misschien wel plaats moet maken voor verlies. Wanneer men een kippenhouderij op zet, moet men beginnen met een goeu hok te bouwen. Wie dat niet doet, houde géén kippen, want zonder 'n goed hok is het eene besliste onmogelijkneid, om des winters een beduidend aantal eieren te rapen. En zonder wintereieren geen winst. Het hok hoeft niet mooi te zijn, want in 'n luxehok legt 'n kip niet meer dan in een eenvoudig hok. Wel moet het doel matig wezen. We bouwen het hok 'n eind van de varkenskooien af, omdat de kippen anders te veel vuil in het hok en vooral in de legnesten brengen. De modder blijft ook lang aan de pooten vastkleven, vooral in kleistreken of op 't veen, en dat is voor de pooten ook niet goed, ze blijven te lang koud. Als het kan zoeken we 'n gedeelte op het erf op, dat beschut is tegen ruwe winden, bijv. door gebouwen, hagen of 'n boomenrij. Hebben we geen tamelijk hoog gedeelte, dan hoogen we het eerst op, want in en om het hok moet het droog zijn. Vele hokken staan te laag, en men merkt het gewoonlijk pas als t te laat is. Het hok plaatsen we met den voorkant zóó, dat er de beste zon in kan schijnen, n.1. de voormiddagzon. Het front komt dus op het Z. O. Mogelgk is dat, ten opzichte van de andere gebouwen, wel eens onoog lijk of betier gezegd: minder sierlijk, doch daar mag de nut- of bedrrjfsfokker niet op letten. We denken alleen aan de doelmatigheid. Men kan de afmetingen als volgt ne men Lengte Breedte Voor 20 hoenders 2.50 M. 2.40 M. 30 3.— M. 2.60 M. 40 3.60 M. 3.— M. 50 4.50 M. 3.— M. 60 5.- M. 3.20 M. i, 70 5.— M. 3.75 M. 80 5.— M. 4.- M. 90 5.75 M. 4.10 M. 100 6.— M. 4.25 M. 120 7.— M. 4.40 M. 150 8.— M. 5.- M. Het beste is een hok van geschaafde geploegde planken te bouwen, die minstens één duim dik zijn. Binnen dunne wan den is het 's winters te koud, vooral ir vlakke streken, en 's zomers te heet. Opdat de planken lang meegaan, bren gen we de wanden op 'n steenen of betonnen voet, die ongeveer 20 cM. bo ven den grond uitkomt. We laten deze wanden een tikje oversteken, om het in regenen te voorkomen. Breeder dan 5 M. raden wrj niet aan. Wil men 'n hok bouwen voor meer dan 150 hoenders (ik zou het echter niet dopn!) dan zoeke men de vergrooting in de lengte. ROMAN VAN 6). REINHOLD ORTMANN Misschien was het slechts deze uitnoo- diging geweest, waarop dr. Artois tot nu toe gewacht had; want nauwelijks had de professor uitgesrpoken, of hij maakte op vallend veel haast om afscheid te nemen. Edith geleidde hem tot aan de deur en daar wisselden zij een blik met elkander, die voor hun beiden veel moer beteskende dan honderd woorden. „Het is toch zonderling, dat je mij over dezen vertrouwden vriend tot nu toe met geen enkel woord gesproken hebt, liefste Edith", merkte de professor op, toen zg alleen waren. „Ik bevond mg daardoor tegenover hem in een eenigszins pijnlijken toestand". Zij was naar hem toegesneld en liefkoo- zena streelden haar slanke vingers zijn reeds grijzend haar. „Kun je boos op rag zijn, Ludwig, om dat ik in jouw gezelschap nergens anders gedachten heb dan voor jou en voor onze-liefde.' Stellig zou ik je ook eens by gelegenheid van hem verteld hebben, want hij hij is zoo'n braaf mensch' „Nu, wg zullen zien, wat we voor hem kunnen doen! Alleen zou ik, eerlijk gezegd, graag willen, dat hij je niet zoo veel be zoeken bracht. Niet dat ik naijverig ben, maar het geeft zoo gauw aanleiding tot praatjes. Je zult me daarin toch gelijk moeten geven, lieve Edith". Edith legde haar arm om zijn hals en kuste hem. „Ik zou er immers trotsch op kunnen zgn, geliefde, indien ik je op een nagverig gevoel zou betrappen. Want dat zou een bewijs voor mg zijn, dat mijn bezit je werkelgk nog iets waard is". „Vleistertje!" zeide hg glimlachend, terwgl hij haar liefkoozing beantwoordde. „Verkeer je daaromtrent dan nog in twij fel? Maar ik hou veel te veel van je, dan dat ik je ooit zou kunnen wantrou wen. Bovendien zou ik op mijn leeftijd toch wel een heel eigenaardig figuur maken, indien ik den gverzuchtigen echt genoot wilde spelen". „Och, spreek me toch niet van je ja ren!" vleide ze. „Het is irrimers juist je rijpe mannelijkheid, waarop ik zoo trotsch ben". Hoewel de plotselinge ontdekking van de tot voor eenige oogenblikken onbeKencle jeugdvriendschap van zgn verlooide eerst werkelijk een gevoel van misnoegen in professors gemoed had teweeggeoraclii, was het nu echter in ieder geval aan Ediths handigheid gelukt, die ontstemming tot op de laatste herinnering te doen ver dwijnen. Nog eenigen tgd keuvelden zg schert send met elkander als twee jonge ver liefden, toen vroeg Edith plotseling: „En Ingeborg'.' Zij is niet met je meegekomen? HeD je naar (lan nog niets gezegd Professor Wallroths juist nog van geluk stralend gelaat werd opeens somber. „Ik ben je volledige openhartigheid schuldig, lieve Edith. Ja, ik heb met mijn dochter gesproken; maar zg heeft de mededeeling van mijn verloving niet met zulk een vreugde begroet, als ik het wel ver wacht had. Wjj zullen haar den tgd moe ten laten, zich aan de gedachte van mijn aanstaand huwelijk te gewennen". Om Ediths mondhoeken trilde het ver dacht en zjj wendde haar gelaat af, daar zg schijnbaar werktuigelijk voelde, dat haar schoone trekken op dit oogenblik een bijna leelgke uitdrukking vertoonden. „Uit zich haar vriendschap voor mij op deze wyze?" was alles wat zg vroeg. En na een korte pauze voegde zg er, zich beheerschend, aan toe: „Maar ik wil niet tusschen jou en je kind staan, Ludwig Indien ik geweten had, dat het den vrede in je huis zou kunnen verstoren, dan zou ik je nooit myn jawoord gegeven heb ben". „Maar Edith, welk een gedachte!" ant woordde de professor heftig. „Zouden wg soms ons geluk moeten opofferen ten koste van een dwaze gril van een kind? Neen, neen, nooit mogen zulke woorden meer over je lippen komen, wanneer het niet je bedoeling is mg ten zeerste te kwetsen. Ingeborg zal zich gemakkelijk genoeg aan de veranderde omstandigheden aanpassen, zoodra zg ziet, dat mgn besluit onwrikbaar is en wanneer zg desondanks in haar koppigen tegenstand mocht vol harden welnu, dan zullen wrj een weg dienen in te slaan, waardoor het gevaar, dat zich pgnlijke toestanden zouden kun nen voordoen, geheel en al uitgesloten wordt". „En welke weg zou dat kunnen zgn, Ludwig „Daarover ben ik het op het oogenblik met mezelf niet geheel eens. Ingeborg De hoogte van het hok moet aan den achterkant steeds 1.40 M. zijn (oi 1.50 M.). Dan kan men altiju recht overeind in het hok staan. De voorkant worcil zoo veel maal 30 cM. hooger, als het hok Me ters breed is. Een zeer goede dakbedek king is net tusschen de opleggers met prima sluitpannen hierboven. Men kan ook nemen planken met asfalt, doch zulk een dak ventileert niet, wat tusschen het riet ongemerkt wel gebeurt. Teekeningen, waarop alle bijzonderheden zijn uitgewerkt, zoouat daarnaar iedere dorpstiiminerman en verder ieder, die wat handig in timmeren is, een hok kan ma ken, zijn verkrijgbaar legen inzending van 35 cent in postzegels bij de Kedact.e van hel „Algemeen Nederiancisch Landbouw blad", Landbouwhuis, Arnhem. Deze tee keningen zijn voor hokken voor 20150 hoenders. Langs den achterwand brengen we een mestzolder aan, 80, hoogstens 90 cM. boven den grond. Deze mestzolder is voor zitstokken 1 Meter breed en voor 3 zit- stfikken 1.40 Meter, want de zitstokken (5 bij 6 cM.) moeten 40 cM. van hart tot hart van elkaar al liggen. Wie zulk 'n hok gebouwd heeft, met flinke ramen aan den zonkant, die ten deele draai- of schuifbaar zijn, die kan ge rust kippen gaan houden en er verzekerd van wezen, uat het geld, hieraan besteed, veelvuldig terugkomt. De zitstokken moeten alle op dezelld' hoogte komen te liggen, anders ontstaat er maar ruzie om de hoogste plaats. Hier en daar ziet men ze nog trapsgewijze aan gebracht, dat is verkeerd. Hoe rustiger het in het «hok is, hoe beter, want an ders gaat de productie beslist achteruit, evengoed als (ie melkgift bij koeien, die onrustig gemaakt worden. Alle zitstokken brengen we zóó aan, dat ze buiten het hok schoongemaakt kunnen worden, dus op inkepingen of beter nog op losse schraagjes of bokjes. Bij het zui ver maken van den mestzolder is dat ook 'n reuzengemak. In de zitstokken mogc-n geen gaten of spleten zitten, want dat zouden keurige schuilplaatsen zijn voor het ongedierte, vooral van de z.g. bloed- luis, die liefst maar dicht bij het kippen- lichaam blijft. De bodem in het hok, die flink hoog moet liggen, kan uit droog rivierzand be staan of: vast gemaakt worden van ce ment of beton, op 'n laag sintels of ri vierzand. Anders zweet cement of beton licht. A, N, L. B (Wordt vervolgd) VOOR UW a.s. ONDERSTAAND ADRES. KOLONIEWEG 11 SPREEKUUR 2-3 DINSDAGS Handel In Kunstmeststoffen, - Turf strooisel en Granen - MIDDELWIJKSTRAAT 18 - TEL. 2141 doet een verbruiker na jaren en jaren weg, omdat het ten slotte begint te vervelen Verslijten doet men het echter niet Daarom is het 'n dankbaar artikel hetwelk Stalen met prijsopgaaf worden op verlangen gaarne toegezonden door Woninginrichters - Heuvelweg 8 NIEUWSTRAAT 55 Aardappelen, Groenten, Binnen- en Buitenlandsch Fruit Geconserveerde en Ingemaakte GROENTEN BURG. GROTHESTR. 41 - Tel. 2140 SOESTDIJK BEUKENLAAN 31a DE STOOM EN VERFGOE- DEREN GAAN VOOR STOOMYERVEPIJ EN CNEH.WASSCHEPIJ ALMELO Onze behandeling is vakkundig en onze prijzen billijk I Depots: C. W. Veenendaal, Van Weedestraat J. P. Lüschen, Soesterb.straat blijven zich bij voortduur beleefd aan bevelen voor alle werkzaamheden in METSEL-, BETON-, PUT- EN RIOOLWERK. - WITTEN EN GEWOON SCHILDERWERK SCHOONMAKEN VAN HUIZEN' van binnen en buiten. Schoorsteenvegen. Ledigen van putten. Aanleg en onderhoud van tuinen en Grondwerk. o-eren Van k°om" en bloemgewas Riet- en Stroomatten. Beton en Tuingrint. AL ONS WERK GEBEURT VAK KUNDIG TEGEN BILLIJKE PRIJZEN. Hoogachtend, Eikenhorstweg 2 Soestdijk Bloemen - Magazijn „OPHELIA" Burg. Grothestraat 4 - Telef. 2113. Levert Bloemwerken voor alle gelegenheden Ruim voorzien van alle Bloemist-Artikelen. Aanleg en Onderhoud van Tuinen Oe nieuwe Bloem- en Tuinzaden ontvangen hst wonen,* voot isMtezrp Uwe OOGEN zijn uw rijkst bezit II Elk verkeerd gesteld glas brengt ze ver der achteruit. Laat ze vakkundig beschermen door: VAN WEEDESTRAAT 7 KORTE BRINKWEG :-: SOESTDIJK Lid N. B. v. Meubeltr. Ondern. Is dagelijks geopend voor het ontvangen van goederen voor de eerstvolgende verkooping. Tevens uit de hand te koop diverse 6 stuks 50 cent Briefkaarten 6 f 1.— FOTOGRAAF G. van GRONINGEN FERDINAND HUYCKLAAN óa -: Ontwikkelen en afdrukken voor amateurs. Wed. J. C. POHLMAN Lange Brinkweg 31 Soest. Magazijn van degelijk Schoenwerk tegen uiterst billijke prijzen. Minzaam aanbevelend, heeft uitzichzelf den wensch te kennen gegeven by ons huwelijk of in ieder ge val kort daarna, het huis te verlaten en na rijp overleg schijnt mij dit uitkomst- middel inderdaad voor ahe betrokkenen verreweg het beste te zgn". Met groote vastberadenheid schudde Edith het hoofd. „Neen, mijn vriend,, zelfs op gevaar af je toorn op te wekken moet ik eerlijk verklaren, dat ik ten koste van zulk een prys niet gelukkig zou kun nen zijn. Voor mg is slechts een enkele mogelgkheid denkbaar, hoe Ingeborg het vauerlijk huis zou kunnen verluien, zonder dat daardoor tevens voor mg de deur voor al tgd gesloten zou zgn". „Ik begrijp je niet goed, beste Edith! Wat voor mogelgkheid is het dan, waar aan jij denkt"? „Alleen wanneer zg zelf in het hu welijk trad, zou ik mgn geweten bevryd gevoelen van het onverdraaglijk verwijt, dat ik een kind van den huiselyken haard zou hebben verdreven". „Mgn grootmoedige Edith! Mïiar eer- lyk gezegd, dat is een uitweg, waaraan ik heelemaal nog niet gedacht heb. Ik vrees alleen, dat er voorloopig ewinig kans bestaat op de verwezenlijking van deze gedachte. Ingeborg is nog zoo jong en zg heeft tot op heden nog nooit een levendiger belangstelling aan den dag ge legd voor de heeren uit haar kennissen kring. Tenslotte kan ik haar toch niet met geweld aan den man brengen". „Wie spreekt daar ook over? Mai. misschien heeft zij tot nu toe te weinig gelegenheid gehad, mannen te leeren ken nen, die haar waardig genoeg waren om een eenigszins dieperen indruk op haar te maken. Ik bedoel heelemaal niet jou iets voor te schrijven; maar ik zou liet als een zeer gelukkige gedachte beschou wen, iendien je er toe mocht besluiten, zulke mannen in je huis te inviteeren". „Voor zoover ik daartoe in staat ben. zal het stellig gebeuren", verzekerde de professor ijverig, „want ik moet beken nen, dat mgn verstandige Edith ook dit maal weer den juisten weg heeft aange wezen. Ik had mg er zoo aan gewend, Ingeborg slechts als een kind te be schouwen, zoodat mij de mogelijkheid van een huwelijk voor haar altijd i'n nevelige verte scheen te liggen. Maar er zgn er stellig velen nog jonger naar het altaar gegaan dan zg en wanneer zich vandaag of morgen een geschikte party voor haar voordeed, zou ik mg stellig niet lang be- denken „ja en amen" te zeggen". Bij zijn laatste woorden ging de deur naar hel aangrezende vertrek open en in een zwartzijden japon ruischte met haar zoetsten glimlach de kleine mevrouw van Manstein binnen. Onder het elegante kan ten mutsje zag het in een scheiding ge kamde sneeuwwitte haar er nog veel eer waardiger uit dan eerst en hei was heel begrijpelijk, dat professor Wallroth de oude dame met een gelaat, waarop op rechte hoogachting te lezen stond, de hand kuste. Het gesrpek echter verloor door haar komst zijn ernstig karakter. Men praatte over allerlei opgewekte, doch ook tamelijk onverschillige dingen en men zou het onmogelijk geacht hebben zich een goediger, beminnelijker en zacht moediger dame voor te stellen, dan me vrouw van Mans teii. Na verloop van een half uur nam de professor afscheid en Edith geleidde hem tot aan de deur. Up de gang legde zij nogmaals haar arm om zijn hals en fluis terde teeder vlak bij zijn oor: „Zul je ook altijd van mij blijven houden, Lud wig? En zul je later nooit geen berouw gevoelen, dat je mij. uit mgn somber be staan aan jou met je schitterende positie hebt verbonden?" „Mgn lief, dwaas meisje!" glimlachte hij. „Ik ben het immers, die in dit gevai het beste lot getrokken heeft - - niet jij!" „En je zult ook eens aan den armen Artois denken, niet waar? Wees ervan verzekerd, dat hg het verdient". „Stellig! Hoe zou ik hem kunnen ver geten, daar hg zulk een bemiddelaarster heeft! Tot ziens dan, lieve Edith, tot spoedig weerziens Hg vertrok en Edith keerde naar haar moeder terug, op wier bleek gelaat thans niets meer te bespeuren was van de goedhartige en beminnelijke uitdrukking tijdens het bezoek van den professor. „De professor heeft Artois hier aan getroffen". sprak zij scherp. „Dat had een mooie geschiedenis kunnen worden. Ik hoop dat die indringerige doctor het voortaan niet weer zal wagen, hier nog maals een stap over den drempel te zetten". Zg had er klaarblijkelijk nog iets aan willen toevoegen, maar zg verstomde on willekeurig voor den vernietigenden blik uit de oogen van haar docter. „Neem u in acht moeder en tracht het door een onbedachtzaam woord niet bij dezen „indringerigen doctor" te bederven. Hg bezit een middel, waardoor hij in staat is nog op het allerlaatste oogen blik onze plannen te verijdelen en zooals ik hem ken, zal hg geen seconde aarze len daarvan gebruik ie maken, indien hij zich door ons beleedigd voelt." Het smalle gezicht van mevrouw van Manstein werd nog spitser. „Ah, daar hebben we het nu alDaarom moest je je dus zoolang met dien hongerlijder in laten! Enfin, ik wasch mijn handen in onschuld! Ik heb je dikwyls genoeg gewaarschuwd". Edith drukte haar hand krampachtig te gen haar gejaagd hijgenden boezem en met sissend geluid kwamen de woorden tusschen haar samengeknepen lippen te voorschijn, toen zij antwoordde: „Bespaar mg alstublieft uw verwijten, anders zou ik waarachtig kunnen vergeten, wat ik u als mijn moeder schuldig ben! Ik ben op het oogenblik heusch niet in een stem ming, ook dat nog te verdragen!" Mevrouw van Manstein zette een ge zicht, waarop haar dochter door een er varing van lange jaren schijnbaar een buitengewoon scherp antwoord las; want met een plotselinge beweging keerde Edith de oude dame den rug toe, sloe» de deur van de salon met een harden slag achter zich dicht, zoodat de vaasjes op de kasten rinkelden en draaide tweemaal den sleutel in het slot om, teneinde zich tegen een mogelijke vervolging door haar moeder te beveiligen. HOOFDSTUK IV. Valentin Düringhoffen stond voor zyr. werktafel bij het eenigste kleine vensier van het met alle Spartaansche eenvoud gemeubelde vertrek en beschouwde vol aandacht met zijn heldere, blauwe oogen de heele kleine witte kristallen, die zich op den bodem van het kleine reageer- glas hoven de blauwachtige spiritusvlam vormden. Ook toen er door een vermoe delijk zeer ruwe vuist op de deur gebonsd werd, keerde hij zijn hoofd niet om en riep met de onverschilligheid van ie mand, die geen onaangename verrassing te vreezen heeft: „Binnen?!" Een reusachtige menschelyke gestalte, een kerel als een boom met vierkante schouders, schoof op deze uitnoodiging hijgend over den drempel. Hij was ge huld in een wijde kamerjapon van ouder- wetsche, gebloemde stof en pas toen de dikke grijze rookwolken, die de reus uit een lange pijp voor zich uit in de kamer geblazen hau, eenigszms opgetrokken wa ren, ontdekte men dat een groot rood hoofd met borstelig, grijs haar en krijgs- haftigen suorrebaaru op de enorme schou ders rustte. „Bent u het, vader Leopard?" vroeg Düringhofien, zonuer zijn reageerglas ook maar een oogenblik uit het oog te va liezen. „ik hoop, dal het niet in uw hor danigheid als ambtenaar is, dat ge mij met een bezoek vereert". De reus bromde wat in zijn baard, dat bijna klonk als het onderdrukte gegrom van een getergden bullebijter en liet zon der eenig antwoord snel achtereen wel een half üozgn geweldige rookwolken naar het plafond omhoog kronkelen. „Laat je toch in hemelsnaam niet sto ren!" begon hij eindelijk met een diepe, dreunende basstem. „Wat voor duivelstuig heb je dan nu weer onder handen?" „Geheimen, vader Leopard, gewichtige geheimen!" gal Düringhoffen zichtbaar goed geluimd ten antwoord. „Ik ben al tamelgx goed op weg den» steen der wij zen te ontdekken". „Och, onzin! Ik zou well eens willen weten wat voor goeds er uit die heksen ketel te voorschijn kon komen. Hoogstens nog een nieuw vergif bij de vele, die wc al hebben! Weet je wel, mijnheer Dü ringhoffen, dat die rommel een helsche reuk verspreidt?" „Dat heb ik werkelgk nog ir»-' 't geheel niet bemerkt", glimlachte de jonge man. „Wg chemikers wennen ons langzamer hand het constateeren van zulke reuken af". Leopard was dichter naar de werktafel gegaan en snoof met achterovergebogen hoofd op zeer opvallende wijze. „Verschrikkelijk! Het is warempel geen wonder, wanneer de klerken boven op mijn bureau zich de neus dichtknijpen. Je verpest met. dat helsche brouwsel de heele woning". Zijn verwijtende woorden klonken welis waar zeer grimmig: maar zij schenen in tegendeel op Düringhoffen absoluut geen indruk te maken. „Dat is nu weer een van uw dichter lijke overdrijvingen, vader Leopard". merkte hij onverschillig op. „maar wachl u nu nog maar een oogenblikje, ik ben zoo klaar". (Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

De Soester | 1929 | | pagina 4