6. Buis. Dierenarts
JET VAN DER ES
A.J.HEINS-Soest
S. DE ZOETE Hzn.
KANTOOR- en SCHRIJFBEHOEFTEN
HET VENDUHUIS
Glil^ilTEDIS
De Meimaand.
Voor den Pluimveehouder.
FEUILLETON
GEEN GEWETEN.
N@TIEE®T
iüIHlWfllK
i.
PIANOLESSEN
In kwaliteit het beste
Inprijs het goedkoopste
Staines Inlaids Linoleum
zichzelf recommandeert.
Firma GEBRs. STAAL
R. VAN BURGSTEDEN
Handel in Aardappelen
Groenten en Fruit
TELEF. B 355
Land- en Tuinbouw-
gereedschappen.
Pluimveebenoodigdheden.
TUIN-, BLOEM- EN
LANDBOUWZADEN
Zaadhandel W. S. Veltman
TEB BPAKEvahSTEGEPENcCS
M. van HORNSVELD Zn.
Bloemist - J. GEIJTENBEEK
rj-QQ BRILLL-N-,
D. F. VOIGT - Gedipl. Opticien - Burg. Grothestraat 28
EERSTE SOESTER ELECTR. DRUKKERIJ - SOESTDIJK
Korte Brinkweg Soestdijk
Meubelen, Fornuizen, enz.
De Venduhouder
S. VAN DE STADT
Tip Top Foto's
Reparatie - Inrichting.
BIRKTSTRAAT 45 - TEL. 2219
REPARATIE-INRICHTING VOOR ALLE
MOTOREN.
AUTOGEEN LASCH- EN SNIJ-INRICHTING
STOCK, DUNLOP, MICHELIN EN
ENGLEBERT BANDEN.
Landbouw
De maand Mei (Majus) is genoemd naai
de feesten ter herinnering aan de voor
vaderen (majores), volgens anderen naar
die ter eere van Maja, de moeder van
Mercurius. Hier heet zg Bloeimaand.
De eerste Mei geldt als de heerlijkste
dag van het lentetgdperk, als het begin
van den voorzomer.
De koude winter is nu verdwenen,
Den zoeten zomer komt er aan.
Dan ziet gij al de bettekens en hoornen
Te bloeien staan.
Alzoo een oud Meiliedje.
De Meidag had voor den landbouwer
altyd iets bgzonders. 't Was op Meidat
de „oude Mei", den 13den van heden
- dat het vee onder allerlei symbolische
handelingen in de weide werd gedreven.
Die eerste uitgang is een heele drukte,
want vooral het jonge vee is vaak al te
dartel. In oude tijden was het zelfs een
heele plechtigheid. De koejongen ging er
op den eersten Meimorgen in de vroegti
op uit en sneed op een door de zon be
schenen plek een twijg. Daarmee ging
hij naar den stal en sloeg daar, in tegen
woordigheid van de heele boerenfamilie,
onder het opzeggen van een zegenrijm, de
jonge koe driemaal op kruis, uier en
heupen. Daarna werd hij onthaald op een
eierkoek. De twijg werd versierd en opge
hangen aan de staldeur tegen den „vlie
genden draak".
In Friesland gingen voorheen de boer
en boerin op Meimorgen, voor zonsopgang
den dauw van 't gras op een beddelaken
strijken en wrongen die boven de karn
uit. Anders, zoo zeide men, kwamen de
heksen „dauwstrieken" en namen de
koeien de boter uit de melk.
„Met Mei dan is er wat of dan komt er
wat", is een boeren spreekwoord.
Nog is de landbouwer niet klaar met
zaaien en poten.
„De landman zwoegt op den akker
Hij ploegt en hij egt al den dag.
Hij zaait en hij wiedt telkens weder
En hoopt dat hij oogsten eens mag".
Voor den lOen Mei moet het lijnzaad
gezaaid zijn. Bjj zomerspurrie en ook wel
bij haver werd het land met plankjes
onder de klomp wat aangedrukt om hét
uitdrogen van het bovenste laagje tegen
te gaan. Half Mei begint de hop (boonen
poter) te roepen, voor het boerenvolk een
teeken dat cie tijd van boonen poten is
aangebroken, 't Laatst wordt de boek
weit gezaaid (half Mei), die in 100 dagen
uit en in den zak moet zjjn. Komen in
Mei de aren in het koren, dan kan tegen
St. Jacob worden gemaaid.
Van Mei kende men de volgende rijmp
jes:
Meiregen brengt zegen.
Mei koel en nat, koren in het vat.
Een natte Mei geeft boter in de wei.
Een bgenzwerm in Mei,
goed teeken voor de wei.
Algemeen bekend zijn de IJsheiligen
Mamertus (11 Mei), Sint Pancratius (12
Mei) en Sint Servatius (13 Mei) of „de
drie gestrenge heeren". Een oud bijgeloof
nam aan, dat deze heiligen invloed op
het weer hadden en groote koude kunnen
brengen, vandaar dat zij den naam ijshei-
ligen kregen. Het bijgeloof zal dan ook
wel onstaan zijn, door dat omstreeks
dien tijd van het jaar nog al eens koud
weer placht voor te komen en de schade
in dien tgd van het jaar aan gewassen
groot kan zijn.
Men zeide
Voor Servatius geen zomer, na Serva
tius geen vorst.
Ook sprak men veel van „haagdoorn-
koude", omdat de meidoorn in dien tijd
bloeit. De maand Mei moet niet war
zijn, getuige het volgende:
Als de Mei is koel en wak,
Brengt zij veel koren in den zak.
Mei is ook de tgd van „eekschillen".
Voor Juni moet het akkermaalshout van
stam zijn en het bosch geruimd, de opge
bonden eek, het talhout en de kwadden
weggereden zgn.
Dat men in Gelderland bij het
hakken van akkermaalshout telkens een
recht stammetje laat staan, is waarschijn
lijk een overblijfsel van de gewoonte, een
meiboom uit het bosch te halen.
Na 't „Meibosch" volgde vroeger 't
"plaggenvaren". Heele dagen was men
soms bezig plaggen van heide of gras te
maaien of te hakken met een z.g. „plak-
zicht". Deze plaggen moesten dienen tot
strooisel in den drukken hooitijd. Nu doet
de boer niet zooveel meer aan plaggen
steken en wordt er meer hooi en stroo
verbouwd, zoodat het laatste met zoo veel
meer ais veevoeder in gebruik is.
In Meimaand (de laatste April) ein-
digue veeiai de huur van landergen, nuizen
en dienstboden. Ene dagen voor „Meidag
gingen ue uienstboden uit nun ouden
uienst, drie dagen in Mei gingen ze naar
nun nieuw vont. De „Meimarltt weute
in deze vrge periode van, wordt aitgd
uruk bezocht. Deze „Meimarkten waren
van ouus geliefde uitgaansdagen. Met het
pas ontvangen loon in den zak ging net
uienstvolk allerlei inkoopen doen en bracht
verder den dag door met pret maken.
waar dit het gebruik was sierue men
de huizen met meitakken en ging het
volk, hun hoeden omkranst niet net jonge
groen van den schoonen Mei, onder ue
vroolgke tonen van Meifluitjes enz. een
rondgang maken.
Verder wordt (ook thans nog) de Mei
regen voor zeer groeizaam gehouuen
Welk kind kent niet het liedje:
Meiregen maakt dat ik
grooter word, enz.
A. N. L. B.
MET VOORDEEL KIPPEN HOUDEN.
I.
Tegenwoordig houdt iedereen kippen,
maar lang niet allen verdienen er aan.
Dat ligt echter meer aan den eigenaar
dan aan de dieren zelve. VVTj zullen hier
achtereenvolgens verschillende zaken me-
dedeelen, die van overwegenden invloed
zgn op de rentabiliteit der kippenhouderg
Wie een of meer dier zaken verwaar
loost, kon er verzekerd van wezen, dat
z'n winst heel klein is, of misschien
wel plaats moet maken voor verlies.
Wanneer men een kippenhouderij op
zet, moet men beginnen met een goeu
hok te bouwen. Wie dat niet doet, houde
géén kippen, want zonder 'n goed hok
is het eene besliste onmogelijkneid, om
des winters een beduidend aantal eieren
te rapen. En zonder wintereieren geen
winst.
Het hok hoeft niet mooi te zijn, want
in 'n luxehok legt 'n kip niet meer dan
in een eenvoudig hok. Wel moet het doel
matig wezen.
We bouwen het hok 'n eind van de
varkenskooien af, omdat de kippen anders
te veel vuil in het hok en vooral in de
legnesten brengen. De modder blijft ook
lang aan de pooten vastkleven, vooral
in kleistreken of op 't veen, en dat is
voor de pooten ook niet goed, ze blijven
te lang koud.
Als het kan zoeken we 'n gedeelte
op het erf op, dat beschut is tegen
ruwe winden, bijv. door gebouwen, hagen
of 'n boomenrij. Hebben we geen tamelijk
hoog gedeelte, dan hoogen we het eerst
op, want in en om het hok moet het
droog zijn. Vele hokken staan te laag,
en men merkt het gewoonlijk pas als t
te laat is.
Het hok plaatsen we met den voorkant
zóó, dat er de beste zon in kan schijnen,
n.1. de voormiddagzon. Het front komt dus
op het Z. O. Mogelgk is dat, ten opzichte
van de andere gebouwen, wel eens onoog
lijk of betier gezegd: minder sierlijk,
doch daar mag de nut- of bedrrjfsfokker
niet op letten. We denken alleen aan de
doelmatigheid.
Men kan de afmetingen als volgt ne
men
Lengte Breedte
Voor 20 hoenders 2.50 M. 2.40 M.
30 3.— M. 2.60 M.
40 3.60 M. 3.— M.
50 4.50 M. 3.— M.
60 5.- M. 3.20 M.
i, 70 5.— M. 3.75 M.
80 5.— M. 4.- M.
90 5.75 M. 4.10 M.
100 6.— M. 4.25 M.
120 7.— M. 4.40 M.
150 8.— M. 5.- M.
Het beste is een hok van geschaafde
geploegde planken te bouwen, die minstens
één duim dik zijn. Binnen dunne wan
den is het 's winters te koud, vooral ir
vlakke streken, en 's zomers te heet.
Opdat de planken lang meegaan, bren
gen we de wanden op 'n steenen of
betonnen voet, die ongeveer 20 cM. bo
ven den grond uitkomt. We laten deze
wanden een tikje oversteken, om het in
regenen te voorkomen.
Breeder dan 5 M. raden wrj niet aan.
Wil men 'n hok bouwen voor meer dan
150 hoenders (ik zou het echter niet
dopn!) dan zoeke men de vergrooting in
de lengte.
ROMAN VAN
6). REINHOLD ORTMANN
Misschien was het slechts deze uitnoo-
diging geweest, waarop dr. Artois tot nu
toe gewacht had; want nauwelijks had de
professor uitgesrpoken, of hij maakte op
vallend veel haast om afscheid te nemen.
Edith geleidde hem tot aan de deur en
daar wisselden zij een blik met elkander,
die voor hun beiden veel moer beteskende
dan honderd woorden.
„Het is toch zonderling, dat je mij
over dezen vertrouwden vriend tot nu toe
met geen enkel woord gesproken hebt,
liefste Edith", merkte de professor op,
toen zg alleen waren. „Ik bevond mg
daardoor tegenover hem in een eenigszins
pijnlijken toestand".
Zij was naar hem toegesneld en liefkoo-
zena streelden haar slanke vingers zijn
reeds grijzend haar.
„Kun je boos op rag zijn, Ludwig, om
dat ik in jouw gezelschap nergens anders
gedachten heb dan voor jou en voor
onze-liefde.' Stellig zou ik je ook eens
by gelegenheid van hem verteld hebben,
want hij hij is zoo'n braaf mensch'
„Nu, wg zullen zien, wat we voor hem
kunnen doen! Alleen zou ik, eerlijk gezegd,
graag willen, dat hij je niet zoo veel be
zoeken bracht. Niet dat ik naijverig ben,
maar het geeft zoo gauw aanleiding tot
praatjes. Je zult me daarin toch gelijk
moeten geven, lieve Edith".
Edith legde haar arm om zijn hals en
kuste hem. „Ik zou er immers trotsch op
kunnen zgn, geliefde, indien ik je op een
nagverig gevoel zou betrappen. Want dat
zou een bewijs voor mg zijn, dat mijn
bezit je werkelgk nog iets waard is".
„Vleistertje!" zeide hg glimlachend,
terwgl hij haar liefkoozing beantwoordde.
„Verkeer je daaromtrent dan nog in twij
fel? Maar ik hou veel te veel van je,
dan dat ik je ooit zou kunnen wantrou
wen. Bovendien zou ik op mijn leeftijd
toch wel een heel eigenaardig figuur
maken, indien ik den gverzuchtigen echt
genoot wilde spelen".
„Och, spreek me toch niet van je ja
ren!" vleide ze. „Het is irrimers juist
je rijpe mannelijkheid, waarop ik zoo
trotsch ben".
Hoewel de plotselinge ontdekking van
de tot voor eenige oogenblikken onbeKencle
jeugdvriendschap van zgn verlooide eerst
werkelijk een gevoel van misnoegen in
professors gemoed had teweeggeoraclii,
was het nu echter in ieder geval aan
Ediths handigheid gelukt, die ontstemming
tot op de laatste herinnering te doen ver
dwijnen.
Nog eenigen tgd keuvelden zg schert
send met elkander als twee jonge ver
liefden, toen vroeg Edith plotseling: „En
Ingeborg'.' Zij is niet met je meegekomen?
HeD je naar (lan nog niets gezegd
Professor Wallroths juist nog van geluk
stralend gelaat werd opeens somber. „Ik
ben je volledige openhartigheid schuldig,
lieve Edith. Ja, ik heb met mijn dochter
gesproken; maar zg heeft de mededeeling
van mijn verloving niet met zulk een
vreugde begroet, als ik het wel ver
wacht had. Wjj zullen haar den tgd moe
ten laten, zich aan de gedachte van mijn
aanstaand huwelijk te gewennen".
Om Ediths mondhoeken trilde het ver
dacht en zjj wendde haar gelaat af, daar
zg schijnbaar werktuigelijk voelde, dat
haar schoone trekken op dit oogenblik
een bijna leelgke uitdrukking vertoonden.
„Uit zich haar vriendschap voor mij
op deze wyze?" was alles wat zg vroeg.
En na een korte pauze voegde zg er, zich
beheerschend, aan toe: „Maar ik wil niet
tusschen jou en je kind staan, Ludwig
Indien ik geweten had, dat het den vrede
in je huis zou kunnen verstoren, dan zou
ik je nooit myn jawoord gegeven heb
ben".
„Maar Edith, welk een gedachte!" ant
woordde de professor heftig. „Zouden
wg soms ons geluk moeten opofferen ten
koste van een dwaze gril van een kind?
Neen, neen, nooit mogen zulke woorden
meer over je lippen komen, wanneer
het niet je bedoeling is mg ten zeerste
te kwetsen. Ingeborg zal zich gemakkelijk
genoeg aan de veranderde omstandigheden
aanpassen, zoodra zg ziet, dat mgn besluit
onwrikbaar is en wanneer zg desondanks
in haar koppigen tegenstand mocht vol
harden welnu, dan zullen wrj een weg
dienen in te slaan, waardoor het gevaar,
dat zich pgnlijke toestanden zouden kun
nen voordoen, geheel en al uitgesloten
wordt".
„En welke weg zou dat kunnen zgn,
Ludwig
„Daarover ben ik het op het oogenblik
met mezelf niet geheel eens. Ingeborg
De hoogte van het hok moet aan den
achterkant steeds 1.40 M. zijn (oi 1.50
M.). Dan kan men altiju recht overeind
in het hok staan. De voorkant worcil zoo
veel maal 30 cM. hooger, als het hok Me
ters breed is. Een zeer goede dakbedek
king is net tusschen de opleggers met
prima sluitpannen hierboven. Men kan
ook nemen planken met asfalt, doch zulk
een dak ventileert niet, wat tusschen het
riet ongemerkt wel gebeurt.
Teekeningen, waarop alle bijzonderheden
zijn uitgewerkt, zoouat daarnaar iedere
dorpstiiminerman en verder ieder, die wat
handig in timmeren is, een hok kan ma
ken, zijn verkrijgbaar legen inzending van
35 cent in postzegels bij de Kedact.e van
hel „Algemeen Nederiancisch Landbouw
blad", Landbouwhuis, Arnhem. Deze tee
keningen zijn voor hokken voor 20150
hoenders.
Langs den achterwand brengen we een
mestzolder aan, 80, hoogstens 90 cM.
boven den grond. Deze mestzolder is voor
zitstokken 1 Meter breed en voor 3 zit-
stfikken 1.40 Meter, want de zitstokken
(5 bij 6 cM.) moeten 40 cM. van hart tot
hart van elkaar al liggen.
Wie zulk 'n hok gebouwd heeft, met
flinke ramen aan den zonkant, die ten
deele draai- of schuifbaar zijn, die kan ge
rust kippen gaan houden en er verzekerd
van wezen, uat het geld, hieraan besteed,
veelvuldig terugkomt.
De zitstokken moeten alle op dezelld'
hoogte komen te liggen, anders ontstaat
er maar ruzie om de hoogste plaats. Hier
en daar ziet men ze nog trapsgewijze aan
gebracht, dat is verkeerd. Hoe rustiger
het in het «hok is, hoe beter, want an
ders gaat de productie beslist achteruit,
evengoed als (ie melkgift bij koeien, die
onrustig gemaakt worden.
Alle zitstokken brengen we zóó aan, dat
ze buiten het hok schoongemaakt kunnen
worden, dus op inkepingen of beter nog
op losse schraagjes of bokjes. Bij het zui
ver maken van den mestzolder is dat ook
'n reuzengemak. In de zitstokken mogc-n
geen gaten of spleten zitten, want dat
zouden keurige schuilplaatsen zijn voor
het ongedierte, vooral van de z.g. bloed-
luis, die liefst maar dicht bij het kippen-
lichaam blijft.
De bodem in het hok, die flink hoog
moet liggen, kan uit droog rivierzand be
staan of: vast gemaakt worden van ce
ment of beton, op 'n laag sintels of ri
vierzand. Anders zweet cement of beton
licht. A, N, L. B
(Wordt vervolgd)
VOOR UW a.s.
ONDERSTAAND ADRES.
KOLONIEWEG 11
SPREEKUUR 2-3 DINSDAGS
Handel In Kunstmeststoffen,
- Turf strooisel en Granen -
MIDDELWIJKSTRAAT 18 - TEL. 2141
doet een verbruiker na jaren en jaren
weg, omdat het ten slotte begint te vervelen
Verslijten doet men het echter niet
Daarom is het 'n dankbaar artikel hetwelk
Stalen met prijsopgaaf worden op verlangen
gaarne toegezonden door
Woninginrichters - Heuvelweg 8
NIEUWSTRAAT 55
Aardappelen, Groenten,
Binnen- en Buitenlandsch Fruit
Geconserveerde en Ingemaakte
GROENTEN
BURG. GROTHESTR. 41 - Tel. 2140
SOESTDIJK
BEUKENLAAN 31a
DE STOOM EN VERFGOE-
DEREN GAAN VOOR
STOOMYERVEPIJ EN CNEH.WASSCHEPIJ
ALMELO
Onze behandeling is vakkundig en
onze prijzen billijk I
Depots: C. W. Veenendaal, Van Weedestraat
J. P. Lüschen, Soesterb.straat
blijven zich bij voortduur beleefd aan
bevelen voor alle werkzaamheden in
METSEL-, BETON-, PUT- EN
RIOOLWERK. - WITTEN EN
GEWOON SCHILDERWERK
SCHOONMAKEN VAN HUIZEN'
van binnen en buiten.
Schoorsteenvegen. Ledigen van
putten. Aanleg en onderhoud van
tuinen en Grondwerk.
o-eren Van k°om" en bloemgewas
Riet- en Stroomatten. Beton
en Tuingrint.
AL ONS WERK GEBEURT VAK
KUNDIG TEGEN BILLIJKE
PRIJZEN.
Hoogachtend,
Eikenhorstweg 2 Soestdijk
Bloemen - Magazijn
„OPHELIA"
Burg. Grothestraat 4 - Telef. 2113.
Levert Bloemwerken voor alle gelegenheden
Ruim voorzien van alle Bloemist-Artikelen.
Aanleg en Onderhoud van Tuinen
Oe nieuwe Bloem- en Tuinzaden ontvangen
hst wonen,* voot isMtezrp
Uwe OOGEN zijn
uw rijkst bezit II
Elk verkeerd gesteld
glas brengt ze ver
der achteruit. Laat
ze vakkundig
beschermen door:
VAN WEEDESTRAAT 7
KORTE BRINKWEG :-: SOESTDIJK
Lid N. B. v. Meubeltr. Ondern.
Is dagelijks geopend voor het
ontvangen van goederen voor de
eerstvolgende verkooping.
Tevens uit de hand te koop diverse
6 stuks 50 cent Briefkaarten 6 f 1.—
FOTOGRAAF
G. van GRONINGEN
FERDINAND HUYCKLAAN óa -:
Ontwikkelen en afdrukken voor amateurs.
Wed. J. C. POHLMAN
Lange Brinkweg 31 Soest.
Magazijn van degelijk Schoenwerk
tegen uiterst billijke prijzen.
Minzaam aanbevelend,
heeft uitzichzelf den wensch te kennen
gegeven by ons huwelijk of in ieder ge
val kort daarna, het huis te verlaten en
na rijp overleg schijnt mij dit uitkomst-
middel inderdaad voor ahe betrokkenen
verreweg het beste te zgn".
Met groote vastberadenheid schudde
Edith het hoofd. „Neen, mijn vriend,,
zelfs op gevaar af je toorn op te wekken
moet ik eerlijk verklaren, dat ik ten koste
van zulk een prys niet gelukkig zou kun
nen zijn. Voor mg is slechts een enkele
mogelgkheid denkbaar, hoe Ingeborg het
vauerlijk huis zou kunnen verluien, zonder
dat daardoor tevens voor mg de deur
voor al tgd gesloten zou zgn".
„Ik begrijp je niet goed, beste Edith!
Wat voor mogelgkheid is het dan, waar
aan jij denkt"?
„Alleen wanneer zg zelf in het hu
welijk trad, zou ik mgn geweten bevryd
gevoelen van het onverdraaglijk verwijt,
dat ik een kind van den huiselyken haard
zou hebben verdreven".
„Mgn grootmoedige Edith! Mïiar eer-
lyk gezegd, dat is een uitweg, waaraan
ik heelemaal nog niet gedacht heb. Ik
vrees alleen, dat er voorloopig ewinig
kans bestaat op de verwezenlijking van
deze gedachte. Ingeborg is nog zoo jong
en zg heeft tot op heden nog nooit een
levendiger belangstelling aan den dag ge
legd voor de heeren uit haar kennissen
kring. Tenslotte kan ik haar toch niet
met geweld aan den man brengen".
„Wie spreekt daar ook over? Mai.
misschien heeft zij tot nu toe te weinig
gelegenheid gehad, mannen te leeren ken
nen, die haar waardig genoeg waren om
een eenigszins dieperen indruk op haar
te maken. Ik bedoel heelemaal niet jou
iets voor te schrijven; maar ik zou liet
als een zeer gelukkige gedachte beschou
wen, iendien je er toe mocht besluiten,
zulke mannen in je huis te inviteeren".
„Voor zoover ik daartoe in staat ben.
zal het stellig gebeuren", verzekerde de
professor ijverig, „want ik moet beken
nen, dat mgn verstandige Edith ook dit
maal weer den juisten weg heeft aange
wezen. Ik had mg er zoo aan gewend,
Ingeborg slechts als een kind te be
schouwen, zoodat mij de mogelijkheid van
een huwelijk voor haar altijd i'n nevelige
verte scheen te liggen. Maar er zgn er
stellig velen nog jonger naar het altaar
gegaan dan zg en wanneer zich vandaag
of morgen een geschikte party voor haar
voordeed, zou ik mg stellig niet lang be-
denken „ja en amen" te zeggen".
Bij zijn laatste woorden ging de deur
naar hel aangrezende vertrek open en in
een zwartzijden japon ruischte met haar
zoetsten glimlach de kleine mevrouw van
Manstein binnen. Onder het elegante kan
ten mutsje zag het in een scheiding ge
kamde sneeuwwitte haar er nog veel eer
waardiger uit dan eerst en hei was heel
begrijpelijk, dat professor Wallroth de
oude dame met een gelaat, waarop op
rechte hoogachting te lezen stond, de
hand kuste. Het gesrpek echter verloor
door haar komst zijn ernstig karakter.
Men praatte over allerlei opgewekte,
doch ook tamelijk onverschillige dingen en
men zou het onmogelijk geacht hebben
zich een goediger, beminnelijker en zacht
moediger dame voor te stellen, dan me
vrouw van Mans teii.
Na verloop van een half uur nam de
professor afscheid en Edith geleidde hem
tot aan de deur. Up de gang legde zij
nogmaals haar arm om zijn hals en fluis
terde teeder vlak bij zijn oor: „Zul je
ook altijd van mij blijven houden, Lud
wig? En zul je later nooit geen berouw
gevoelen, dat je mij. uit mgn somber be
staan aan jou met je schitterende positie
hebt verbonden?"
„Mgn lief, dwaas meisje!" glimlachte
hij. „Ik ben het immers, die in dit gevai
het beste lot getrokken heeft - - niet jij!"
„En je zult ook eens aan den armen
Artois denken, niet waar? Wees ervan
verzekerd, dat hg het verdient".
„Stellig! Hoe zou ik hem kunnen ver
geten, daar hg zulk een bemiddelaarster
heeft! Tot ziens dan, lieve Edith, tot
spoedig weerziens
Hg vertrok en Edith keerde naar haar
moeder terug, op wier bleek gelaat thans
niets meer te bespeuren was van de
goedhartige en beminnelijke uitdrukking
tijdens het bezoek van den professor.
„De professor heeft Artois hier aan
getroffen". sprak zij scherp. „Dat had
een mooie geschiedenis kunnen worden.
Ik hoop dat die indringerige doctor het
voortaan niet weer zal wagen, hier nog
maals een stap over den drempel te
zetten".
Zg had er klaarblijkelijk nog iets aan
willen toevoegen, maar zg verstomde on
willekeurig voor den vernietigenden blik
uit de oogen van haar docter.
„Neem u in acht moeder en tracht het
door een onbedachtzaam woord niet bij
dezen „indringerigen doctor" te bederven.
Hg bezit een middel, waardoor hij in
staat is nog op het allerlaatste oogen
blik onze plannen te verijdelen en zooals
ik hem ken, zal hg geen seconde aarze
len daarvan gebruik ie maken, indien hij
zich door ons beleedigd voelt."
Het smalle gezicht van mevrouw van
Manstein werd nog spitser. „Ah, daar
hebben we het nu alDaarom moest je
je dus zoolang met dien hongerlijder in
laten! Enfin, ik wasch mijn handen
in onschuld! Ik heb je dikwyls genoeg
gewaarschuwd".
Edith drukte haar hand krampachtig te
gen haar gejaagd hijgenden boezem en
met sissend geluid kwamen de woorden
tusschen haar samengeknepen lippen te
voorschijn, toen zij antwoordde: „Bespaar
mg alstublieft uw verwijten, anders zou
ik waarachtig kunnen vergeten, wat ik u
als mijn moeder schuldig ben! Ik ben op
het oogenblik heusch niet in een stem
ming, ook dat nog te verdragen!"
Mevrouw van Manstein zette een ge
zicht, waarop haar dochter door een er
varing van lange jaren schijnbaar een
buitengewoon scherp antwoord las; want
met een plotselinge beweging keerde
Edith de oude dame den rug toe, sloe»
de deur van de salon met een harden slag
achter zich dicht, zoodat de vaasjes op
de kasten rinkelden en draaide tweemaal
den sleutel in het slot om, teneinde zich
tegen een mogelijke vervolging door haar
moeder te beveiligen.
HOOFDSTUK IV.
Valentin Düringhoffen stond voor zyr.
werktafel bij het eenigste kleine vensier
van het met alle Spartaansche eenvoud
gemeubelde vertrek en beschouwde vol
aandacht met zijn heldere, blauwe oogen
de heele kleine witte kristallen, die zich
op den bodem van het kleine reageer-
glas hoven de blauwachtige spiritusvlam
vormden. Ook toen er door een vermoe
delijk zeer ruwe vuist op de deur gebonsd
werd, keerde hij zijn hoofd niet om
en riep met de onverschilligheid van ie
mand, die geen onaangename verrassing
te vreezen heeft: „Binnen?!"
Een reusachtige menschelyke gestalte,
een kerel als een boom met vierkante
schouders, schoof op deze uitnoodiging
hijgend over den drempel. Hij was ge
huld in een wijde kamerjapon van ouder-
wetsche, gebloemde stof en pas toen de
dikke grijze rookwolken, die de reus uit
een lange pijp voor zich uit in de kamer
geblazen hau, eenigszms opgetrokken wa
ren, ontdekte men dat een groot rood
hoofd met borstelig, grijs haar en krijgs-
haftigen suorrebaaru op de enorme schou
ders rustte.
„Bent u het, vader Leopard?" vroeg
Düringhofien, zonuer zijn reageerglas ook
maar een oogenblik uit het oog te va
liezen. „ik hoop, dal het niet in uw hor
danigheid als ambtenaar is, dat ge mij
met een bezoek vereert".
De reus bromde wat in zijn baard, dat
bijna klonk als het onderdrukte gegrom
van een getergden bullebijter en liet zon
der eenig antwoord snel achtereen wel
een half üozgn geweldige rookwolken naar
het plafond omhoog kronkelen.
„Laat je toch in hemelsnaam niet sto
ren!" begon hij eindelijk met een diepe,
dreunende basstem. „Wat voor duivelstuig
heb je dan nu weer onder handen?"
„Geheimen, vader Leopard, gewichtige
geheimen!" gal Düringhoffen zichtbaar
goed geluimd ten antwoord. „Ik ben al
tamelgx goed op weg den» steen der wij
zen te ontdekken".
„Och, onzin! Ik zou well eens willen
weten wat voor goeds er uit die heksen
ketel te voorschijn kon komen. Hoogstens
nog een nieuw vergif bij de vele, die wc
al hebben! Weet je wel, mijnheer Dü
ringhoffen, dat die rommel een helsche
reuk verspreidt?"
„Dat heb ik werkelgk nog ir»-' 't geheel
niet bemerkt", glimlachte de jonge man.
„Wg chemikers wennen ons langzamer
hand het constateeren van zulke reuken
af".
Leopard was dichter naar de werktafel
gegaan en snoof met achterovergebogen
hoofd op zeer opvallende wijze.
„Verschrikkelijk! Het is warempel geen
wonder, wanneer de klerken boven op
mijn bureau zich de neus dichtknijpen.
Je verpest met. dat helsche brouwsel
de heele woning".
Zijn verwijtende woorden klonken welis
waar zeer grimmig: maar zij schenen in
tegendeel op Düringhoffen absoluut geen
indruk te maken.
„Dat is nu weer een van uw dichter
lijke overdrijvingen, vader Leopard".
merkte hij onverschillig op. „maar wachl
u nu nog maar een oogenblikje, ik ben
zoo klaar".
(Wordt vervolgd).