EE^STT
LECTR.
WAN WEEDESTRAAT 7
OESTDUK - TEL 2062
Prettig
lezen!
■in
Kit.
Baarnsche Fijnhouthandel
Grafsteenhouwerij J. H. DE BRUIJN
Met
Togbril
J. v. WOUDENBERG Coromandel enz.
Wij leveren U in den kortst moge
lijken tijd: Enveloppen, Briefpapier,
Memorandums, Rekeningen, Kwitan-
tiën, enz. enz.
Visite-, Verlovings-, Ondertrouw-,
Geboorte- en Rouwkaarten - Rouw-
ciruulaires.
Speciaal ingericht voor het vervaar
digen van Bestekken, Brochures en
Reglementen.
VRAAGT PRIJSOPGAVE!
WIJ ZIJN UITERST BILLIJK!
No.
Boekhouden in Eigen Zaak
N.V. Vaderlandsche Bank v. Belaste Waarden
O BLIGATIËN
Uwe Oogen
Uw rijkst
D. F. VOIGT - Gedipl. Opticien
v Burgemeester Grothestraat 28
Japansch Eiken eemstwaat 12a
Slavonisch Eiken
Beukenhout
Satijn Noten
Mahony
Teakhout
E.C. WEIJERS
FEUILLETON
„Liefhebben zult gij mij"
FI
„Lic
Leert dit door middel van onze schriftelijke
cursussen in eenvoudig practisch boek
houden voor eigen zaak.
Duur van een cursus een half jaar. Iedere
veertien dagen een les over de post.
Lesgeld slechts f 6.60 voor den gehee-
len cursus.
Meer dan 18.000 personen volgden
reeds een cursus.
Vraagt toezending van een gratis-proefles.
N. V. Accountantskantoor „Nationaal Bureau voor Adviezen".
Directie: P. SIEBESMA R. DE VRIES, gevestigd te Leeuwarden,
Nieuwestad 83.
Anna Paulownastraat 32 's-GRAVENHAGE
Geeft af:
gedekt door eerste hypotheken.
Verkrijgbaar bij alle Bankiers
ACACIALAAN BAARN - OPGERICHT 1909
Speciale levering van alle voorkomende
GRAFVERSIERINGEN
in Hardsteen, Zandsteen, Marmer ol Graniet
Het oudste en voordeeligste adres voor Baarn en Omstreken.
Elk verkeerd gesteld glas
brengt ze verder achteruit.
Laat ze vakkundig
beschermen door
ZEEDIJK 24,
PIANO-S - ORGELS - VLEUGELS
le klas Reparatie-Inrichting
STEMMEN per keer en
abonnement
Het beste adres voor Reparatiën
aan STRIJK-INSTRUMENTEN
Weklelijks bezoek aan Soest en
Omstreken.
TELEFOON 224 - HILVERSUM
Naar het Engelsch
van
DOLF WYLLARDE.
13)
Hü sprak langzaam, tusschen de glin-
sterend-witte tanden.
„Zelfs, als ik u vertellen kan, hetgeen
u het liefst van alles wenscht te hooren!"
„U spreekt in raadselen!"
„De tijd is nog niet daar dat ik duidelijk
zal spreken. Intusschen heb ik den' sleutel
tot hetgeen u zoekt; of, althans, ik kon
dien krijgen".
Ze antwoordde niet. Ze achtte zelfs
niet veel op zijn grootspraak, daar ze
wel begreep hoe hij alles zou gezworen
hebben om maar haar gunst te winnen.
Het leek haar onmogelijk dat er eenige
bedoeling achter zijn woorden kon schui
len, dan enkel die, om het geheim te we
ten te komen, dat zij naar hij imeende
met Agincourt deelde.
„U blijft het antwoord schuldig? Was
uw beweren dan niet waar, dat Majoor
Agincourt u de inlichting kon geven, die
u verlangde. Is dat geheim tusschen u
beiden dan toch niet anders dan een „lief
desgeheim"? U heeft hem lief... hem lief."
„Het tegendeel", antwoordde Madame
Miéville, met lichten spot. „Geen van mijn
kennissen die mij zoo weinig aantrekt als
Majoor Agincourt. Zou ik u daarom mo
gen verzoeken, diens naam niet meer te
noemen in uw onderhoud met mij?"
„Madame" sprak hij, „ik moet mij dus
wel schikken in hetgeen u zoo beslist
heeft. Bedenk echter, dat ik u iets kan
verteld hebben, wat u liever had moeten
weten, zoowel voor uw veiligheid als ter-
wille van uw gemoedsrust".
Bij deze laatste woorden was hij bijna
al weg en de plek was verlaten, op itwee
Arabieren na, die hun avondmaal kook
ten op een vuurtje, dat ze op den weg
hadden aangelegd.
„Het moet dus wel alles grootspraak
zijn?.... Hoe kon hij nu iets vernomen
hebben, waar dit mij zoo nooit gelukt
is?...."
Er was nu geen rozige tint meer in de
lucht, maar het werd grauw en nevelig.
Nog slechts vaag vielen de omtrekken
van de Pyramiden te onderscheiden. De
Nijl was nu blauwwit en het luchtgewelf
kleurloos. Het was kil en Madame hui
verde, of zij koorts had.
„Hij achtte mij niet goed genoeg voor
haar", prevelde zij. „Kan een vrouw ooit
zulk een beleediging vergeten?"
Prins Said daalde de helling af naar
Caïro, als een man die niet weet waar hij
loopt. Niet, ijat de schemering zijn gang
zoo onzeker maakte, maar zijn blinde
hartstocht. Hij liep steeds verder en be
gaf zich in dat gedeelte van de bazaars,
waar Europeanen maar zelden komen. Hij
keek degenen, die hij voorbij kwam, in het
gelaat met haast even groote spanning
als Madame Miéville dit ook had gedaan
maar hij scheen niet te vinden, wat hij
zocht.
„Hier heeft hij mij toch gezegd, dat ik
naar hem zou uitkijken",- mompelde hij.
„Bij het huis van Abdulla, met het groe
ne luik".
Hij bleef stilstaan, met vreemde on
beslistheid in zijn manier van doen en
keek naar rechts en links, terwijl zijn
Europeesch gekleede gestalte een vreem
de tegenstelling vormde met het roode en
gele en blauwe gewaad van de voorbij
gangers. Ineens kwam daar uit een nauw
steegje, links, een man, die haast tegen
den Prins aanliep. Iets in de breede ka
ken en den gespleten neus, deed hem naar
den man kijken, die eveneens den blik
op Prins Said gevestigd hield. In het Ara
bisch fluisterde die:
„Broeder, hoe heet gij?"
„Ik heet Darna".
.„Kent gij ook een Kale?"
De man keek, met een blik van wan
trouwen; maar zijn stem gaf daar geen
blijk van, terwijl hij antwoordde:
„Ja, hij is mijn broeder. Wat weet gij
van hem?"
„Ik ben degeen, tot wien hij sprak van
Het, nu veertien dagen geleden".
„Volg mij dan", zei Darna. „Neen, gij
hoeft geen vrees te koesteren. Behalve
wanneer gij „H e t" soms bij u droeg?"
4,Bestaat het gevaar, in „Het" te
dragen?" vroeg Prins Said haastig. „Ik
heb Het niet bij mij! Ik heb het zelfs
niet in mijn bezit. Maar ik heb van Het
gehoord".
,*Er is geen oogenblik gevaar, nu
gij Het niet by u hebt", antwoordde
Darna kalm. „Maar gij zijt een bode; gij
brengt nieuws. Waar is Het".
„Dit kwam ik Kale vertellen".
„Ik ben ook een van de Kinderen van
de Zon", sprak Darna met gedwongen
kalmte. „Wat hebt gij Kale beloofd?"
„Ik heb geen belofte gedaan, maar als
gij en hij mij een week' later hier,wilt op
wachten, zal ik Het meebrengen of u
toonen waar Het is".
Darna scheen te overleggen.
Prins Said stond in het nauwe steegje,
waar hjj de armen niet ha^ kunnen uit
strekken, of, aan alle kanten, zou hij te
gen de bouwvallige huisjes gestooten heb
ben.
Eindelijk sprak Darna, kalm, al kostte
het hem moeite tot een besluit te gera.
ken: „Het is goed. Wij stellen vertrouwen
in uw woorden, jonge man, laat ons niet
in den steek en noem uw belooning".
„Ik vraag er géén behalve, dat ik
misschien eisch, hoe er door u een zeke
re rechtvaardigheid wordt gepleegd". Dit
laatste deed hem zeggen de herinnering
aan een stekende blik van Madame. „Maar
één ding moet gij, vun uw kant, beloven".
„Spreek, broeder!"
„Zie, dat gij, noch Kale, noch iemand
van u, ik weet immers niet, hoe ital-
rijk gij zijt u begeeft buiten uw eigen
wijk. Zelfs moet gij u niet vertoonen in
de Muski, waar de Europeanen komen".
Darna overlegde andermaal met zich-
zelven en boog het hoofd, ter bevestiging.
„Dit zij zoo, broeder. Voor zeven da
gen".
De Prins keerde zich om en de ander
was weer even stil en snel verdwenen
als hrj gekomen was.
Er lag een onheilspellende uitdrukking
over het gelaat van den Egyptenaar, toen
hij zich van de inlandsche naar de Eu-
ropeesche wijk van Caïro begaf.
In de hall bij Shepheard hing een zwart
bord, waarop de data stonden aangetee-
kend van de aankomst van de stoomsche
pen te Alexandrië; en als de mail aan
kwam kon men daar zeker altijd een paar
personen bijeen vinden, die zich naar aan
leiding van dit nieuws onderhielden.
Madame Miéville, die een paar dagen' na
haar bezoek aan den tempel van Moha-
med Ali door de hall trad, zag daar een
groep oudere en jongere heeren; één van
hen nam den hoed af en maakte er haar
opmerkzaam op, dat de mail binnen was,
zoodat er brieven konden verwacht wor
den.
Madame bedankte het jongmensch met
een glimlach, want zij wist heel goed, hoe
deze inlichting, dikwijls als bet begin van
een gesprek werd opgevat; maar verder
schonk ze er niet veel aandacht aan.
Toen ze, later op den dag, zich weer
naar boven begaf, om zich te kleeden voor
het diner zag ze, op het rek, een ibrief
aan haar geadresseerd; en zonder verwijl
begaf ze zich daarmee naar haar kamer.
Het handschrift had iets kostschoolach
tigs, zóó duidelijk en rond waren de let
ters.
In de enveloppe was een velletje papier
van dezelfde hand; maar daar keek Ma
dame bijna niet naar; al haar aandacht
besteedde ze aan het nog kleiner vel
letje, dat daar in gevouwen en met pot
lood geschreven was.
De boodschap, er in vervat, verslond ze
met de oogen, die nu een pngewoon-teede-
re uitdrukking droegen en vochtig waren
van aandoening. Toen ze aan de ondertee-
kening was gekomen, sloeg ze de handen
voor de oogen en prevelde:
„Arme jongen! Och; en daar heb ik
niets van geweten! Wat zegt Markham?"
Nu nam ze het éérst-veronachtzaamde
blaadje op en las den inhoud. Met ge
fronst voorhoofd begon ze toen het vertrek
op en neer te stappen.
„Wat moet ik toch beginnen?" over
legde zrj. „Ik moet, onmiddellgk, naar' hem
toegaan en mijn werk in den steek laten.
O, dit zal zijn dood zjjn! Maar (hij
schijnt toch te moeten sterven: en ik
zelfs ik, kan hem niet redden
(Wordt vervolgd).
nissen
ring
meer
men di
de is
van di
dachte
reldoo
in de
de diji
vriend
de wei
ren je
den. i
schapj
beleef
die bi
wijls
den, 1
De ge
dus
de uit
14)
De
zinnet
hard
hoofd
In i
haar
„W
hebbe
nog e
tel en
wensc
had n
ligheic
Al liji
loof r
mag L
Haa
het vc
„Er
gedaai
verant
u was
belovc
opvatl
ken. F
laat
gend
Ze
waar.
briefje
te late
Me