Voor de a.s. Schoonmaak Boekhandel N.V. Eerste Soester Electr. Drukkerij Van Weedestraat 7, Telefoon 2062, Soestdijk Ingezonden. De strijd van een vrouw. Dierenplagen. Wij zijn ruim gesorteerd in Kastrandjes, Kastpapier in diverse kleuren, Crêpe-papier voor bloempotversiering, Transparantpapier, Selephanepapier, Witte en gekl. Servetten, Punaises, rood, wit, blauw en koper, enz. FEUILLETON Buiten verantwoordelijkheid der Redactie AAN OUDERS EN OPVOEDERS. Openbaar en Christelijk. In een klein geschriftje brengt het Be stuur van Volksonderwijs het volgende on der uw aandacht, door mij zoo kort mogelijk weergegeven. Wat niet nagelaten mag wor den is steun geven aan de in ons land steeds sterker wordende beweging, om zich te ver zetten tegen het meer en meer verkerke lijken" van ons onderw. Dit verzet mag niet nagelaten worden omdat het voortschrijden van het zoogen. Christelijk Onderwijs in ons land op deze wijze zooals dit hier en ginds en bijna overal in steeds grooter wordende verdeeldheid en onverdraagzaam heid plaats vindt groote gevaren voor ons volksbestaan in zijn gevolg heeft. Daar aan moet paal en perk worden gesteld met al onze kracht en invloed. Het is voldoende gebleken dat de openbare school in staat is goede volksdeugden aan te kweeken, die op den naam van Christelijke en maatschap pelijke deugden aanspraak maken. Het is niet alleen de openbare school, waarop het onderwijs zoo gegeven wordt, dat dit nie mand uitsluit,, welke ook de godsdiensttje of politieke richting der ouders is. Zij is de school die verdraagzaamheid leert, door verdraagzaam te doen, die niet dient «5e eene of andere kerkelijke richting, maar die alleen en uitsluitend dient, de belangen van het kind. Van het kind in zijn kinderlijk eenvoudige opvattingen, dat nog niet vraagt naar kerkelijke of politieke geschillen, die alleen groote menschen belang kunnen in boezemen. Daarom is er op de openb. school plaats voor alle kinderen, zonder onder scheid. Alléén op de openb. school kan dit geschieden, op geen enkel andere school is dit mogelijk. Dit is de reden dat de openb. school door „anderen wordt gelasterd en gehoond en er door die „anderen" een felle vaak on waardige strijd tegen de algemeene volks school wordt gestreden. Tegen die algemeene volksschool, waar voor niet verpolitiekte Christenen, als bijv. de oud-schoolopziener in het district Amsterdam Dr. J. H. Gunning. Wzn.„ een waarlijk geloovig man, zich met warm te in de bres blijven stellen. Toen er van kerkelijke zijde werd beweerd, dat de kin deren, die naar de openbare school gaari aan („ongcloof en revolutie zijn overgege ven" schreef deze eerlijke Chrsten: ,,Ik heb nog nimmer en gij weet ik spreek veel menschen nog nimmer zeg ik u, iemand ontmoet,, die verklaarde, dat hij door de openbare school een ongeloovige of sociaal-democraat was geworden, maar daarentegen meer dan één, die positief ver klaarde,, dat hij door de Christelijke school en de wijze, waarop daar het geloof werd ingestampt geheel van het geloof en den godsdienst zijner vaderen was vervreemd". Wij willen opkomen voor die bedreigde en belasterde school, die men zoo dikwijls onvoldoende verzorgt, soms zelfs laat ver kwijnen en verkommeren» of zelfs wel op heft om er een sekteschool voor in de plaats te kunnen stellen. Wij willen de openbare school sterk ma ken en haar steunen in haar moeilijke maar mooie taak, de algemeene volkseenheid en volksontwikkeling hoog te houden en daar mee trachten onze volkskracht te vermeer deren. De vereeniging die dit doel met toe wijding najaagt heet Volksonderwijs. Zij is het, die na jarenlangen strijd de leerplicht heeft gebracht; die opkomt voor deugdelijk volksonderwijs, voorbereidend,, lager en voortgezet onderricht voor alle kin deren van ons volk zonder eenig onder scheid, en die aan misdeelde kinderen steun geeft tot ontwikkeling en opvoeding in alle richtingen. Voor den arbeid van volkson derwijs, waarin ouders van schoolgaande kinderen en allen die belang stellen in een deugdelijke ontwikkeling van onze jeugd, met de onderwijzers der openb. school krachtig samen werken,, vragen wij Uw aan dacht. HET BIJBELSCH ONDERWIJS OP DE CHR. SCHOOL. Ook hiervoor wordt Uw aandacht ge vraagd, omdat het oordeel daarover is uit gesproken door een vriend van dit Onder wijs n.1. Prof. Dr. J. A. Cramer, Hooglee raar Rijks Univ. Utrecht, (uitg. Erven Bij- leveld Utrecht). Daar ik slechts enkele gre pen uit dit boekje kan aanhalen, moet ik er nogmaals op aandringen dat ouders en op voeders er kennis van nemen. Het zijn 35 blz., die ik ter lezing aanbeveel. Even nog dit. Wie het verslag der Unie verg. op 20- (Naar het Engelsch) 18) „Nu je er mij naar vraagt, zal ik het ook eerlijk zeggen. Ze bezit zeker Spaansche schoonheid en ze zal ook knap genoeg zijn van hoofd; maar toch kan ik niet zeggen, dat ik bijzonder ingenomen ben met haar persoon. Ik geloof niet, dat ze is, die ze schijnt. Er was zoo'n onnatuurlijke terug houding over haar en dan kreeg ik zoo den indruk, dat ze niet met je opheeft!" „Lieve kind, je bent nog jong en oner varen, terwijl ik een vrouw van de wereld ben. Ik vergis mij maar heel zelden in de menschen. Hoe zeer het mij ook spijt, moet ik je waarschuwen, dat je. Miss Avenel niet al te zeer vertrouwt!" De verwisseling had plaats gehad. On der veel tranen en veel raadgevingen en goede wenschen was madame Valmy ver trokken en had lady Avgnel haar plaats ingenomen. Een aller-harteirjkst welkom viel haar ten deel van miss Cameron. U moet mijn huis als het uwe beschou wen en in den omgang moet u doen of u mjjn zuster was. En toen liet miss Cameron haar de mooie kamers zien, die zij voor haar jn orde had laten maken. Margarita mocht zelve de werken kiezen dieizij op den boe kenmolen wilde hebben. 's Avonds stelde Margarita een wande ling voor, maar Adelaide voelde daar niet veel voor. Ik heb mij vanochtend bij het afscheid- nemen van madame zoo overstuur gemaakt dat mijn hoofd er nog pijn van doet. iDus 9-27 zich herinnert, herinnert zich ook tle klacht: dat men aan de kinderen die de school (Chr. school) verlaten niets kan be merken dat zij dat onderwijs genoten hebben enz. enz. Ook herinnert men zich wellicht de Broederlijke verzuchting van een der Heeren sprekers (Predikanten) die alzoo luidde: „Een Christen, die zijn kind naar de openbare school zendt is een miserabele Christen. Ik wil zoo beknopt mogelijk weergeven wat Prof. C. zoo duidelijk neer schreef. Prof. C. zegt: laten wij nu trachten de zaak nuchter te bezien. Bijb. onderwijs, moet het beste zijn, wat de Chr. school geeft, maar is het ook het beste,, wat zij geeft? En nu meen ik met allen ernst de vraag ontkennend te moeten beantwoor den." Dan volgt eene uiteenzetting, doch vooraf zegt Prof. C. met nadruk, te spreken als vriend van het Christel, onderwijs. Op pag. 19 antwoord Prof. C. op de vraag: Hoe is het nu met het onderwijs in de bij- belsche geschiedenis? Dat is vrijwel hetzelf de als in 1526. Het trof mij dat Prof. C. als eerste Hoofdl. zou willen aangeven: „begin met het onderw. uit het Nieuwe Testament en dan in de eerste plaats met de Evang. Dan volgt weder eene uiteenzetting zeer belang rijk, doch te lang om weer te geven. De /riend van Chr. Onderw. schroomt niet voor de Waarheid uit te komen, en zegt op pag. 22: Hoe menigmaal, en dat is volstrekt geen overdrijving, hoe menigmaal heeft men tot mij gezegd: „ik ben ook zoo'n slachtoffer van het Christel, onderwijs. Dat waren menschen die een zeer moeilijke crisis had den doorgemaakt, van wie sommigen tot het geloof waren teruggebracht, maar be leden dat zij die crisis niet hadden behoeven te doorworstelen, wanneer hun beter bijb. onderwijs ware gegeven. Hoe begrijpelijk is ook het volgende door Prof. C. medege deeld. Hoeveel onderwijzers en onderwij zeressen hebben mij bekend: dat zij het zoo moeilijk vonden, telkens iets te moeten on derwijzen, wat zij zeiven niet geloofden. Dat zijn geen uitz. geweest, niet zoo nu en dan, maar eens êên, maar zéér velen. Wa ren dat allemaal menschen, die een klap van het ongeloof beet hadden? Neen,, het waren menschen, die geloofden, maar het onwaarachtige van hunne positie gevoelden. Op pag. 16 lezen wij van iemand die geref. bijb. onderwijs had ontvangen en die opde verg. in Utrecht getuigde dat alles kapot gaat, radicaal kapot, wat hij door geref. bijbel-onderwijs had ontvangen. Prof. C. vraagt: Zijn wij er dan vanaf te verklaren, dat het helaas de geest der 'wereld, de geest des ongeloofs is geweest,, die deze arme ziel te pakken heeft. Mogen wij in phariseesche zelfingenomenheid zeggen: dat ons bijbel onderwijs goed is geweest, maar dat het toch onze schuld niet is, wanneer het niet door Gods Geest gehuldigd is van het hart? Of zou het ook kunnen zijn, dat wij en niemand anders dan wij zeiven,, ie schuld waren van de crisis in dat leven, omdat ons onderwijs geheel verkeerd was? Tot hiertoe heb ik in korte trekken iets van den schoonen inhoud van 'het boekje weergegeven, doch hoofdzaak is, dat ouders en opvoeders zelf met den geheelen inhoud kennis maken. Nog dit eene waarvan ik ook maar een gedeelte weergeef. Prof. C. zegt: zich niet tegen de chr. school te hebben uitgelaten, maar wel zeer beslist tegen het bijb. on derwijs op de Chr. scholen, dat naar zijre vaste overtuiging niet op hetzelfde peil staat als het andere onderwijs, aldaar gege ven en dringend verbetering behoeft. D< oorzaak hiervan is het vasthouden aan de oude antithese: .„christelijk" en openbaar" inden zin van „geloovig" en „ongeloovig terwijl dan nog vaak de lijn op politiek ter rein wordt doorgetr kken, die dan scheiding moet maken tusschen christenen" en „pa- ganisten". Verder vraagt Prof. C. „verdient het aanbeveling telkens van het openbaar onderwijs te spreken als van onzen vij and"? Verdient het aanbeveling zich te be schouwen als een christe.lijke phalanx, aan wier zijde recht en waarheid staan en zoo te strijden tegen het „ongeloof". Zou het niet kunnen gebeuren, dat men in het heetst van den strijd tevergeefs naar Jezus in zijn mid den zocht?". Soestdijk, Maart 1931. C. M. BERG. „Waarom plaag je dat dier zoo?" is een vraag die men dikwijls hoort of zelf uit en die zoo veel keer onbeantwoord blijft. De dierenplagers hebben geen enkele re den, waarop hun plagen gegrond is, dan alleen hun treurige liefhebberij in plagen, hun niet schoon karakter. Ook de ontwikkeling doet er veel aan toe en de opvoeding. Alvorens wij verder gaan, zouden wij willen vragen wat verstaat men onder „pla gen?" Plagen is in 't algemeen, iets van het dier verlangen of wel aan hetzelfde opdringen, dat noodeloos de gemoedsstemming van het dier verbittert, dan wel pijn veroorzaakt» al is het in mindere mate. Bij heviger pijn zal men eer van mishandelen spreken. De gemoedsstemming van het dier is ook als die van den mensch. Den eenen tijd al eens beter gehumeurd dan op een anderen tijd. Dat kan als gevolg van diverse oorza ken zijn, b.v. onaangenaam weer, zooals in den laatsten dagen vooral, lichamelijke ge steldheid enz., maar neemt niet weg dat men daar eenigszins rekening mee moet houden, wil men het dier niet noodeloos verbitteren, plagen. Iemand die gewoon is steeds met het zelfde dier te werken en om te gaan, zal als hij tenminste eenig gevoel voor zijn dier heeft en het dier begrijpt, direct merken of het dier goed of minder goed geluimd is. Wil men nu van zoo'n dier iets verlan gen dat niet met zijn humeur is overeen te brengen, dan is dat ook een soort plagerij, maar toch niet altijd noodeloos, het kan soms voor den mensch en voor het dier zelf noodig zijn en is het plagen een nood zakelijk kwaad. Veel menschen, groote en kleine, maar deze laatsten vooral plagen het dier uit lief hebberij en dat is noodeloos plagen. Zij geven de hond een been en dan volgt: „nu moet je eens zien hoe kwaad of hij wordt als ik het wil afnemen." Nu wordt getracht het been weer af te nemen en geraakt het dier in woede, wat wel eens tengevolge heeft dat de plager een beet in de handen krijgt, waarvoor het dier dan een pak slaag óf een paar trappen krijgt. Dat is laf en kwajongensachtig. Wie plaagt moet ook verwachten dat het dier zich verweert en niet daarom het dier nog eens extra mishandelen. Ik heb het meermalen gezien dat er lie den dieren plaagden, doch zoo dat de ge plaagde zich niet kon verweren, b.v. „Moet je eens zien hoe die »os slaat als je met een stroohalm naar hem wijst!" Een stroohalm wordt genomen en er mede in de richting van het kruis van het paard ge wezen'. Direct sloeg het dier met beide achter- beenen, echter zonder den plager te raken, want die hield zich buiten het bereik van de hoeven,, en had veel plezier. Ik zei: „als je nu een flinke vent bent, dan moet je nu bij het paard in het vak durven gaan. Mttar daar bedankte de held voor, dat durfde hij niet en toonde hij zich in zijn ware gedaante. Wel op een afstand, maar niet als het dier hem kan bereiken. Mijn ervaring heeft mij geleerd dat het ook meestal domme lieden zijn die dieren plagen en ook lui die bang zijn voor de dieren. Verbeeld u volstrekt niet dat de koetsier EEN GOED ZAKENMAN4 4 4 weet, dat net uitgevoerd Drukwerk 4 4 cachet aan zijn zaak geeft. Komt 4 daarvoor bij ons, wij geven U gaarne 4 4 advies engij zult tevreden zijn! 4 <4 4 4 lc Soester Electr. Drukkerij 4 <4 4 444444444444444444444 of stalknecht;, die staat te razen en te vloe ken tegen zijn paard, of het met de zweep bewerkt, dat hij zoo'n flink koetsier of rui ter is! Dat de voerman die zijn honden mishan deld onder de kar dat ook durft te doen als de honden los loopen. Dikwijls is de eene een groote kruk en de andere een laf aard, maar beiden in den regel dom en zon der eenig begrip over het omgaan met die ren. Dieren plagen getuigt altijd van een slechte inborst» en het is daarom voor ouders en opvoeders een groote en dure plicht om de jeugd liefde voor de dieren in te prenten. De jeugd vooral is in het euvel van dieren plagen wel het ergste en daarom moet die jeugd bewerkt worden. Maar ook ouderen geven soms redenen tot ergenis en zijn niet vrij te pleiten van het geven van een slecht voorbeeld. Het is nu eenmaal zoo, dat de jeugd veel eer iets verkeerds, slecht aan leert dan goe de zaken. Ouderen moeten dus een voorbeeld ge ven nooit dieren plagen en het jongeren verbieden. Hier geld in de eerste plaats: goed voor gaan doet goed volgen. Ook voor de opvoe ding (dressuur) van 't dier is 't plagen zeer schadelijk. Een plager kan in een oogenblik meer bederven, dan dressuur er in dagen met moeite in brengt. Dat is ook een nadeel van het plagen,, dat alleen gevoeld en naar waarde beoordeeld kan worden door hen die er de dupe van zijn geweest. Hiexuit voelt men, dat dieren plagen ook menschen plagen is. KOOPMAN. Redacteur Uitg. van het Maandblad „De Dierenvriend" Off. Org. van de Ver. tot verspreiding van geschriften tegen dierenmishandeling. Secretariaat Oranjelaan 24. Soestdijk. zou ik veel liever hier kalm blijven zitten. Misschien dat u wel wat voor mij zingen wilt? Me dunkt, u zult een heerlijke stem hebben. O, ik houd dol veel van zingen! ant woordde Margarita en trad dadelijk be reidwillig aan de piano. Ze accompagneerde zichzelve en zong zóó zacht en gevoelvol dat de tranen Ade laide in de oogen welden. O, wat een uitdrukking weet u in uw zingen te leggen! Kent u ook die schoone ballade van Browning van Evelvn Ho- pe? En toen vervielen zij in een langdurige bespreking van poëzie in het algemeen, waarbij miss Avenel blijk gaf van zulk een algemeene ontwikkeling, dat Adelaida zich verbazend veel voorstelde van haar gezelschapsdame. Madame wilde nooit met mij over poë zie spreken. Ze zei, dat ik toch al zoo onpractisch was. Neen, dat madame geen liefhebster van poëzie was, kan je wel aan haar gezicht zien, meende Margarita. Vreemd toch, maar in den regel is dat wederkeerig: u schijnt niet van haar te houden en zij had niet veel op met ,u! Neen; dat voelde ik wel': wij wantrouw den elkaar. HOOFDSTUK X*X. Eenige weken waren er verloopen en toen ging miss Cameron met haar gezel schapsdame naar Walton Court. Zij was verbazend ingenomen met miss Avenel. Zij vond haar het origineelste ka rakter, dat zij nog ooit om en bij zich had gehad en sloeg haar gade met keen bewondering, zooals men een zeldzaam gewas gadeslaat. Ik tracht uw gebreken uit te vinden, zei ze op een goeden dag vol ernst. jUw deugden ken ik numaar1 het is toch niet meer dan menschelijk, dat u ook ondeug den bezit. Die zult u gaandeweg wel ontdekken. Ik kan u al vast vertellen, dat ik ,een voorraad jalouzie bezit, waar u van schrikken zoudt. En dan ben ik een door- drijfster zooals er misschien geen tweede bestaat. Ik deins voor geen middelen terug om mijn doel te treffen. Hoe kunt u daar genoegzaam over oor- deelen? Ik denk, dat u zich wat overschat in die doordrijverijdat u nu eerder over drijft; zou dit nu zoo wezen? Margarita bleef het antwoord schuldig; dit was nu iets wat zij heusch niet mader kon toelichten; maar miss Cameron zou de waarheid van die bewering nog wel eens ondervinden. Op den tweeden dag na haar komst op Walton Court kreeg Margarita een gevoe lige waarschuwing. Miss Cameron had grooten eerbied voor de huishoudster,v mrs. Grane, en dus stelde zij Margarita voor dat ze gezamenlijk de oude vrouw een bezoek zouden brengen op haar eigen kamers. Mrs. Grane ontving de dames met veel waardigheid. Al meer dan eens had zij Margarita strak zitten aankijken tot ze eindelijk zei Neem mij niet kwalijk, miss Avenel, maar u doet mij sterk denken aan een dame, die ik een paar maanden geleden op Walton Court heb gezien. Met verhoogden blos vroeg Margarita: En waarom dan? U heeft net zulk een verstrooiden droo- inerigen blik. Komen veel vreemden de plaats altijd zien? vroeg miss Cameron. Als de familie weg is ja .dan komt er nog al eens bezoek. Maar deze dame had juist zoo'n bijzond er-treffend gezicht. Ik liet haar de schilderijen-galerij zien en ook het portret van zijn lordschap. En u hadt eens moeten zien, hoe lang ze daar voor bleef stilstaan. Geen wonder! Het is ook een bijzonder knap gezicht, viel miss Cameron in. Nu, het kwam mij toch dadelijk voor, dat er iets vreemds was aan die dame: al dien tijd hield zij haar voile ook voor het gelaat en ze sprak met gedempte stem Maar mrs. Grane, u maakt er een heel romannetje van! Neen, heusch, het speet mij later, dat ik zoo vrij-uit tegen haar gesproken heb, want zij deed zulke vreemde vragen. Het wordt hoe langer hoe geheimzin niger, lachte miss Cameron. Wat vroeg zij dan alzoo? Ja; precies herinner ik het mij niet meer, maar onder andere, weet u ook ol er iets bijzonders was in het testament van den overleden lord. Op dat oogen blik trof het mij niet zoozeer, maar later heb ik er heel wat over nagedacht. Adelaide werd doodsbleek. Margarita kreeg juist zoo'n kleur, dat ze zich ijlings over een nog in bloei zijnde roode gena- rium heenboog. Wat had ze dit te vragen ,riep Adelaide Wat ging dat haar aan? Wat heeft u haar mrs. Grane? Ik heb gezegd, net zooals het was, miss dat er niets vreemds in .het testament stond, anders zouden wij het wel gewe- ten hebben. Goed geantwoord 1 En toen zei ze, dat ze zich vergiste, dat het zeker een ander testament moest zjjn geweest, waar zij van gelezen had. Wat voor een persoontje was het? Ja; dat kan ik u .niet goed beschrijven, miss, omdat ik geen enkelen keer haar gezicht heb gezien, doordat zij die donkere voile droeg. Zij was tamelijk jsing, zoowat van de lengte van miss |Avenel en ze had iets zeer bevalligs over zich. Deed ze nog meer vragen (betreffende de familie? Dat herinner ik rnjj niet vmeer, miss! 't Is vreemd!! sprak miss ^Cameron weer. Heb je die romantische geschiedenis gehoord. Margarita? Ja, ik heb ze gehoord. iEn ik vind 't ook vreemd. v Toen ze van de bloemen opkeek, zag zij. dat de blik van de huishoudster vol belangstelling op haar gericht was. Maar miss Avenel, u schijnt toch niet zoo bijzonder onder den indruk van het vreemde van de geschiedenis. Neen, dat ben ik ook niet; waarschijn lijk omdat ik veel meer gewend ben aan de nieuwsgierigheid van de wereld. Als ik een plaats had als deze zou ik ze nooit; openstellen voor het publiek. Maar waarom zou zij nu juist hier zjjn gekomen? hield Adelaide vol. Wel, als de nieuwsgierigheid haar nu ergens heendreef waarom dan miet hierheen! En als er iets vreemds met het testament was \velnu, dan «is dit een eigenaardig samentreffen. Ze zei dit dood-gewoon, maar ^al dien tijd hield ze strak den blik op Aledaide's gelaat gericht en dacht bij zichzelf: Ik ben op'het rechterspoor. Ze kent en ducht het geheim! van het testament. (wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

De Soester | 1931 | | pagina 4