Nieuws- en Advertentieblad Verschijnt Woensdag en Zaterdag 2 c „GOUDHEUVEL" Van Caesar. A.R. Kiesvereeniging „Nederland en Oranje" No. 55 01 REDACTIE- EN ADM.-ADRES: VAN WEEDESTR. 7 - TEL. 2062 - SOESTDIJK Bekendmakingen. Officieel. FEUILLETON Negentiende Jaargang Woensdag 8 Juli 1931 c 5**5 »5 c e c c c c c c c c c c c c c c c 4' c c c c c c c 515 BUREAU VOOR ADMINISTRATIE: VAN WEEDESTAAT 7 SOESTDIJK ADVERTENTIEN EN INGEZONDEN STUKKEN WORDEN INGEWACHT TOT UITERLIJK DINSDAGS- EN VRIJDAGSMORGENS 10 UUR AAN HET BUREAU UITGAVE: N.V. EERSTE SOESTER ELECTR. DRUKKERIJ v.h. G. v. d. BOVENKAMP ADVERTENTIEN: VAN 1 TOT 5 REGELS 75 CTS., ELKE REGEL MEER 15 CTS. GROOTE LETTERS NAAR PLAATSRUIMTE, BIJ ABONNEM. GROOTE KORTING ABONNEMENTSPRIJS f 1.— PER DRIE MAANDEN, FRANCO PER POST HET AUTEURSRECHT VAN DIT BLAD WORDT UITDRUKKELIJK VOORBEHOUDEN OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 15 VAN DE AUTEURSWET 1912 (STAATSBLAD NUMMER 380) Overgang naar de aanvullingsreserve. De Burgemeester der gemeente Soest, brengt ter kennis van belanghebb tv'en: Behoudens onvoorziene omstandigneden, zullen op 1 October 1931 naar de aanvul lingsreserve overgaan: 1. de gewone dienstplichtigen var. de landmacht, behoorende tot de lichting 1916 met uitzondering van hen, die de eerste oefening met een andere lichting hebben beëindigd 2. de gewone dienstplichtigen w.n de landmacht van andere lichtingen, di met de lichting 1916 de eerste oefening heb ben beëindigd, met uitzondering van hen, die reeds eerder naar de aanvul'ingsreser ve zijn overgegaan. Van den hierboven bedoelden overgang zijn niet uitgezonderd de dienstplichtigen van de lichting 1916, die reeds in 1915 zijn ingelijfd en ook in dat jaar de eerste oefening hebben aangevangen. Indien deze dienstplichtigen echter die oefening niet onafgebroken hebben volbracht en dienten gevolge haar hebben beëindigd met een andere lichting dan die van 1916, geldt voor hen de hierboven onder 1 gemaakte uitzondering. De tot de aanvullingsreserve behoorende dienstplichtigen zijn bestemd om in geval van mobilisatie eerst na de algemeene op roeping in werkelijken dienst te worden geroepen en om dan op te komen bij de depots. De rijksgoederen, verstrekt aan de dienstplichtigen, die op genoemden datum naar bedoelde reserve overgaan, zullen met uitzondering van haarkam, roskam, spons en zakboekje in October 1931 moeten worden ingeleverd. Blijkt bij de in levering, dat er goederen ontbreken, of dat deze niet in den vereischten staat ver- keeren, dan stelt de dienstplichtige, wien bet aangaat, zich o.a. aan bestraffing bloot. Nader zal aan belanghebbenden worden bekend gemaakt, wanneer en waar de inle vering moet plaats hebben. Soest, 4 Juli 1931. De Burgemeester van Soest, G. Deketh. „Iedereen wenscht een prettige va- cantie te hebben, maar het slagen daarvan wordt bepaald door de ma te waarin vacantie dient om hem te sterken voor de plichten van 't leven".... ANON. Bij 'mijn baard!, dat klinkt al heel erg droogstokkerig en taai en onaantrekkelijk. Naar het Engelsch CARL SWERDNA 21) Hierna hadden vreemde praatjes de ron de gedaan, dat de geest van den moorde naar en diens slachtoffer zouden rondwa ren op den molen.'Knechts wilden er niet langer werken. De zaken verliepen en Bol- liver was arm gestorven. Een ander had er opnieuw geprobeerd, maar met al even weinig geluk, zoodat de molen, sinds dien, verlaten stond en al half tot een ruïne was geworden. Op den achtergrond van het schilder achtige plekje prijkte het bosch van Rox- minster, in zijn kleurrijke herfsttinten. Curzon had dit plekje aangeraden, maar Dorothy maakte er op den dag van den pic-nic voor het eerst mee kennis. Want met haar werk en haar ,babies" en Mary had zij het altijd zóó volhandig, dat zij maar heel weinig tijd voor zichzelve over hield. Ze was er echter zeer mee ingeno men en zei tegen Roderick: ,Weet u, wanneer ik het hier wel eens zou willen zien? Op een donkeren win— derigen avond, wanneer de maan zoo af en toe tusschen de zware wolken door trekt en met kletteren en spatten van de regendruppels, af en toe opgezwiept door een gierende windvlaag, het geheel opluis tert'met een grillige, mystieke muziek". ,Bij zulk een gelegenheid stel ik mij ge heel te uwer beschikking, om u te bege leiden". dat „sterken voor de plichten", enz. en dat nog wel speciaal in de vacantie, sap perloot, in vacantie waarin men wil luieren en zich te goed doen en liefst heelemaal niet aan plichten en werk denken. Maar.... kom kc m, zoo erg is het niet, en het pro ces van die sterking voor plichten (brrr... wal een streng woord) is geheel pijnloos en U merkt er waaratje niet eens iets van, en terwijl ge U kostelijk amuseert en al lerlei ongedachte en ongewone, buitennis- sige dingen uithaalt in Uw vacantie.... ge beurt het! Want dat is het groote geheim en tevens de groote beteekenis van va cantie: verandering, afwisseling, opening van geheel nieuwe gezichtspunten, nieuwe horizonten, nieuwe belangstelling voor het leven en "het werken, nieuwe animo, nieu we geestdrift, nieuwe levenslust, ziedaar het doel van vacantie. En dat is toch hee lemaal niet droogstokkerig, nietwaar? Terwijl het ons niettemin „sterkt voor de plichten van het leven" aldus. Het is maar de zaak, de dingen in het juiste licht te zien. Dan verliezen ze heel dikwijls veel, zoo niet alles, van hun onaantrekke lijkheid of angstwekkendheid. Maar we hadden het dan over vacantie. Onmiddellijk rijzen visioenen op van de schoonheid der natuur, de plechtige rust aan het eind van een schoonen zomerdag, de stille, stralende lichten aan den stillen nachthemel, de pracht van zacht omboog rijzende heuvels, als een levend getuigenis van de mogelijkheid in ieder van ons tot een hooger plan van bestaan, dan de men- schen gewoonlijk bereiken. Het herinnert ons alles eraan dat echter al deze dingen die aan onze stoffelijke zintuigen in een of anderen vorm verschijnen, geestelijke waarden en werkelijkheden staan, die dit alles beheerschen en ons nooden al dat gene te staan, die dit alles beheerschen en ons nooden al datgene te genieten, dat de natuur ons te bieden heeft. En dit telkens hergenieten, dat de natuur ons te bieden heeft. En dit telkens hernieuwde contact met de schoonheid der natuur die nimmer verveelt, helpt ons telkens weer onze denkbeelden te verwijden, en nieuwe ener gie en levenslust te vergaren, en het leven rfieuwe glans te verleenen. Inderdaad is het, zooals een collega in de New Outlook (Toronto) opmerkte: een van de grootste problemen in het leven is hoe men het leven Lan beletten om taai en eentonig te worden. In alle wel geordende levens heeft alles de neiging om in vaste groeven vast te roesten. Dat is geen argument tegen welgeordende le- levens, want wil het leven werkelijk suc cesvol zijn, dan moet het welgeordend wezen. Maar het is een waarschuwing, dat we op onze hoede moeten zijn voor een onvermijdelijke neiging. Een zekere frisch- heid van geest en waakzaamheid van ge moed te bewaren, te midden van het ver richten van dezelfde dingen, dag na dag. jaar in jaar uit en soms bovendien nog heelemaal geen zeer belangwekkende din gen is heelemaal niet gemakkelijk.... Er zijn niet weinig levens geweest, die heel vroeg een buitengewone belofte van groote dingen vertoonden, en die ten slotte afzakten tot een heel onbeduidende ver tooning, omdair de neiging om oudbakken en taai te worden, te veel gelegenheid ge legenheid gelaten werd om zich te doen „Ik houd mij aanbevolenMaar dan niets zeggen tegen tante Nan, want die zou zulk een onderneming als een verzoeking van de Voorzienigheid beschouwen. En wat zou die arme Lady Eva er ontsteld uitzien! Ik vind juist, dat ze den laatsten tijd iets minder schuchter en schichtig wordt, 't Zijn nog net zoo'n paar kinderen, zij en Syd!" „Kijk, daar ontsnappen ze weer stille tjes. 't Zal mij benieuwen, hoe gauw ik nu weer ten behoeve van Sydney Annesley een beroep moet doen op den „verschrik- kelijken" graaf!" Ze stonden beiden ook wat achteraf, nadat het diner juist was afgeloopen: een waar succes voor een pic-nic. „Wat zouden mijn gasten nu willen doen?" vroeg zij. „Wel, wat een dergelijk gezelschap al tijd doet, na het eten: in dankbaarheid siësta houden. Kijk maar eens, in hoe be vallige rust ze daar gegroepeerd zitten!" Dit was ook zoo: tante Nan, bijvoor beeld, zat op een stapel kussens, in ge sprek met haar vriendin, Mrs. Annesley; oom Matt zat te praten met den dominéé, terwijl de heeren een geurige sigaar had den opgestoken. Een eindje verderop werd de jongste dochter van den deken in be slag genomen door haar neef; haar oudere <suster sprak met Mr. Ryder, wiens blik echter steeds afdwaalde naar het tweetal onder den goudbruinen beuk. Lord Beau- clerk lag eenzaam zijn pijp te rooken, het eenig genot, dat hem nog gelaten was, ofschoon hij zich, na die eerste uitbarsting van droefheid, meesterlijk had weten te schikken, in zijn deceptie. „Nu, maar u zei immers, dat u den molen van binnen wilde zien. Laten wij dan nu gaan", drong Curzon. „Maar tante Nan heeft haar plicht als gelden.. De mannen die het best in het leven geslaagd zijn, zijn de mannen ge weest, die in staat waren eiken dag een nieuwe visie op het leven te gewinnen. En dat is niet zakelijk. Er zijn wel op zijn minst duizend gezichtspunten en zijden aan het leven, dat wie dan ook van ons leeft, en de kwestie of we in staat zijn een geest van frischheid ten aanzien ervan te bewaren bepaalt de mate van ons suc ces. De verandering van bezigheid en in den stroom onzer gedachten en gevoelens, welke een vacantie teweeg brengt, draagt ertoe bij het leven frisch en tintelend te houden, en dat feit is juist het groote argument voor vacantie. Vacantie is niet uitsluitend en alleen bedoeld voor rust en luieren, integendeel. De besten onder ons werken dan soms nog veel harder, maar aan andere, heel andere dingen, dan bij hun gewone werk. Maar het is de veran dering, de nieuwe gedachten en gevoelens en prikkels die door de verandering van bezigheid wakker geroepen zijn, die va cantie zoo hoogst nuttig en heilzaam maakt Dus.... Laten we met vacantie gaan. En genieten. FLORIS C. Het gebeurt bijna nooit dat Caesar in dit formidabele fidele gekkenhuis ernstig denkt, zelfs in mijn pennevruchten zit vol op humor. Maar vandaag moet ik een der tigtal regels ernstig schrijven, want er is iets gebeurd. Iets vulgairs, iets leelijks. Ik heb een stuk pornografie onder m'n oo- gen gehad, 'n stuk chantage-gekrabbel ach ter het portret van een geestelijke, een verwelkomde nog wel, en in een nieuw blad uit de Smederij van Smit waarop, de duivel kan 't niet verbeteren, van de zijde van een zich noemend, maar onge noemd „katholiek perscomité" staat ge drukt: Pax et Justitia.... Katholiek volk dienen.... vrede en rechtvaardigheid.... en paden die omhoog voeren.... een klop op de deur en welkom vreemdeling. Daar naast staat het portret van Mijnheer Pas toor, en daar achter staat een stuk onka- tholieke, onchristelijke vuile rijmelarij, die met enkele andere aardigheidjes het blad bestempelt tot een vuil vies pamflet, ge dekt door een onrechtmatig R.K. vlagje. Als de Utrechtsche Kerkvorst hiertegen geen protest doet hooren, dan veronder stelt Caesar dat het zoo in de lijn ligt-Van het vunzige zootje, dat zich dan een on rechtmatige naam aanmeet en paradeert als pest-comité. Want, vrienden, broeders, liberalen, arbeiders en allle weldenken- den, voor en tegen Caesar, laat ons af spreken dat er tusschen humoristische dwaze en lachwekkende zaken en vuil schrijverij, of laster, hetgeen naar men zegt doodzonde is (verstaat ge, katholiek perscomité) nogwel eenig verschil bestaat. Ik kan dat ook, gut ja, want de ernst doet me alweer haast kokhalzen. Alleen wensch ik u, pornografisten niet toe, dat ik het blijvend ga doen, want ik kan hier wel enkele kleine vuile dingetjes in zach- ten vorm weergeven, gij orgeldraaier's zoon; en ik wil, desnoods, als ge het heel graag wilt, óók nog wel enkele andere minder prettige dingen schrijven, ook wel uit Rotterdamsche dagen en andere zuile- gastvrouw aan mij overgedragen. Zou ik dus wel gevolg kunnen geven aan uw uitnoodiging?" „Wel zeker! U is voortdurend voor de gasten in de weer geweest. Nu kunnen ze wel eens een tijdje op zichzelven letten. Als zij ons missen, dan hebben zij maar te roepen; zoo veraf zijn we toch niet". Dorothy liet zich overhalen, nam Cur- zon's arm en samen gingen ze toen op excursie. HOOFDSTUK XXIV. „Nu, het ziet er van buiten toch wel be ter uit, dan van binnen, en als de geesten verstandig zijn, dan zou ik ze aanraden, om maar liever buiten te blijven". „Ja, .ik weet niet, in hoeverre hun or ganische zintuigen nog ontwikkeld zijn. want het ruikt hier niet lekker: zoo voch tig en duf!" Ze waren op de bovenkamer, toen ze zoo sprakeneen ruim vertrek, waar schijnlijk ééns de slaapkamer van Bolli- ver, waar het groote ouderwetsche ledi kant nog stond en ook het oude ameuble ment, geheel gespleten en wankel en ver vallen. „In dat ruime ledikant is anders wel plaats voor zes spoken! Als je daarin sliep, wat zou je dan een rare droomen hebben! Hè, wat is dat voor een raar ding!" Uit een donkeren hoek was iets zwarts te voorschijn gekomen, dat haar vlak langs het hoofd streek en zóó, door de gebroken ruit van het venster schoot. „Ik geloof toch heusch, dat u er nog zoo heel zeker niet van is, dat er hier geen spoken zouden zijn. 't Is anders maar een vleermuis!" „Maar een vleermuis is een verschrik- lijke zomersche dagen. Wij hebben sedert lang, (ik en mijn praetorianen) ons licht besteld en gekregen, Doch in ernst vragen wij ons af of de Erkasche overheid het schunnig gebeuren waarop in den aanhef dezes is gewezen, zal toelaten. Niet dat het ons ook maar het minste raakt. O neen, het geeft heer lijk werk aan den winkel, en gelegenheid om onwaardige was-achtige dood-gravers in het zonnetje te zetten. En dat is vooral voor bruiloften gezellig. Pas op het doodskloppertje, knelislever! De Erkasche«stam heeft tegenwoordig last van rooie hond! Een kwaadaardig ver schijnsel wanneer het met leverkleur ver spreid wordt en bovendien nog door de Smederij wordt vuurvast gemaakt. Het nieuwe pamflet „zal geen blad voor den mond nemen als het de katholieke be ginselen voor den mond nemen als het de katholieke beginselen geldt" het wil „een spreekbuis zijn" enz. Ik wist niet dat een riool een spreekbuis is, en ook niet dat gevloekt vuil, droesem lectuur en zwadder- achtige laster tot de erkasche beginselen behoorden. In onze kringen behoort dat tot de uitwerpselen, maar dat kan een rooie hond niet weten, natuurlijk. CAESAR. Twee handen op één buik. De voorzitter, de heer Endendijk, erkent, dat gemeenteterreinen zijn verkwanseld zonder raadsbesluit en zonder goedkeuring van Gedeputeerde Staten. De verantwoordelijke ex-loco-burgemeester tracht den eveneens verantwoordelijken ex-directeur van Openbare Werken, van grove schuld vrij te pleiten. Blijkens het verslag in ons nummer van 4 dezer werd door den heer Endendijk als voorzitter van bovengenoemde vereeniging de zaak „Heidebloesem" behandeld en zou volgens hem na toelichting zijn komen vast te staan: le. Dat de aanvragen voor koop van de bewuste grond, geheel normaal is geweest en de handteekening van den heer Nollen, na onderzoek door den Burgemeester en den Inspecteur, niet is vervalscht, maar als echt erkend. 2e. Dat de boeken van de toenmalige Directeur niet zoek waren, maar 'berusten bij den Burgemeester. 3e. Dat al de gronden, die in eigendom zijn overgegaan aan de combinatie „Heide bloesem" zijn uitgezet, en door den land meter opgemeten, aan den notaris zijn opgegeven, en in de acte zijn vastgelegd, en tot de laatste cent betaald. 4e. Dat het tekort van f 19000.niet zou bestaan. 5e. Dat er werkelijke fouten zijn be gaan, omdat niet vaststaat dat de verkoop van meerdere gronden, de raad of Ged. Staten heeft gepasseerd, doch dat niet de heer van Klooster, doch de Gem.-adminis- tratie of B. en W. daarvoor hadden te zor gen. 6e. Dat het eenige wat formeel als een fout van den heer van Klooster kan wor den aangewezen is, dat het niet voorzich tig is geweest dat door hem, die Directeur was van O.W. hij tegelijk de belangen be hartigde van hen, die in relaties stonden met de gemeente over aankoop van grond Wat punt 1 betreft, kunnen wjrj volstaai met te wijzen op de in 1927 door den heer Nollen persoonlijk afgelegde verkla ring, dat hij de grond, waarover het £aa nimmer te koop heeft gevraagd, noch voor zich zelf, noch voor een ander. Van het transport van dien grond, ter kelijk ding; véél erger nog dan een spook! Als klein kind heb ik eens een in mijn haar gehad en die heeft mij toen een dood schrik op het lijf gejaagd.... maar wat een prachtig uitzicht van hier! Is daar een bruggetje, een eind verder de rivier op?' „Ja. De rivier vormt daar de grens van het bosch. Wist u niet, dat daar een brug getje was?" „Ik geloof van niet; tenminste ik herin ner het mij niet. Ik ben nog haast niet in het bosch geweest; ik heb hier enkel eens met Eva gewandeld. Leidt dat brug getje aan den anderen kant naar High- chester?" „Juist. Als ik naar Highchester ga, volg ik meestal dien weg die zeker wel een anderhalve mijl korter is". ,Dat had ik moeten weten! 't Water is daar zeker heel diep?" ,Ja: en de stroom is er sterk". „Hè!" zei ze met een rilling. „Wat is er?" „Ik weet niet, hoe het kwam, maar ik had ineens een gevoel, of ik in het water viel, en.... Neen laten we nu maar niet verder onderzoeken. Bovendien vrees ik dat ze mij missen zullen. Hoor ik daar niet iemand roepen?" Er werden verscheidene stemmen ver nomen van buitenaf, maar zij meende vast. de stem van oom te onderscheiden. „Wat zou oom Matt verlangen? We zul len maar gauw gaan". Maar toen ze op het punt was, het ver trek te verlaten, bedacht ze zich toch en zei: „Gaat u hem nu vertellen, waar ik ben, en breng hem hier boven". ,Ik geloof niet, dat ik hem hier boven zal krijgen". „O, als ik er ben, wèl! Maar ziet, datu niemand anders meebrengt en vertelt u tante Nan maar niet, dat ik hier zit. Dan name van wien dan ook, was hem' niets bekend. De heer Nollen gaf ons zijn origineele handteekening met de mededeeling „hier heeft U mijn handteekening, vergelijk de ze maar met de handteekening onder de ^tukken, die dan zoogenaamd van mij moe ten heeten, en ge zult U zelf het bewijsige- leverd hebben, dat ik dien grond noch gekocht, noch aangevraagd heb". De heer Nollen was zeer ontstemd en zeide het er niet bij te zullen laten zitten. Daar van zekere zijde toch altijd alles ontkend wordt, zullen wij afdrukken laten maken van de origineele handteekening van den heer Nollen en van de handteeke- ningen, die voorkwamen op de oorspron kelijke stukken, zooals deze zich het dos sier in het jaar 1927 bevonden. Of deze beide stukken ook thans nog in dat dos sier aanwezig zijn, zouden wij niet durven beweren. Bij het bezoek van den Burgemeester en den Inspecteur van Politie aan den heer Nollen, hebben deze den heer Nollen niet gesproken. Zij werden te woord gestaan door een inwonenden zoon. De stukken met Öe handteekeningen, zooals wij die in ons volgend nummer zullen afdrukken, zijn door den heer Nollen niet als echt erkend. Eenig stuk, waaruit zou blijken, dat de volgens raadsbesluit, aan den heer Nollen verkochte grond (wist er zelf niets van) kon worden overgedragen door den heer H. van Klooster aan zijn neef en familie relatie, de heeren Kuijer en Thuring, zal men tevergeefs in het dossier zoeken. Zelfs in de acte van transport komt een dergelijke machtiging niet voor. Bur gemeester, secretaris en notaris hebben genoegen genomen met de mededeeling van den heer H. van Klooster, dat hij als gemachtigde opkwam voor de heeren Kuijer en Thuring. Wij leggen er den na druk op, dat de schakel tusschen den heer zou zij het maar op de zenuwen krijgen". „Gaat u liever zelf mee, dan zullen wij Mr. Flówer tusschen ons in naar boven nemen." „Maar ik ben nu alweer lang de vleer muis vergeten! Toe, gaat u nu!" Curzon gehoorzaamde en Dorothy bleef aan het venster staan, toen een geluid ach ter haar, haar ineens deed omkijken en zij Ewart Ryder daar in het vertrek zag. Hjj moest hen den molen hebben zien binnengaan en hen gevolgd zijn; misschien had hij wel geluisterd. „U doet mij schrikken, Mr. Ryder! Is u ook op de „spokenjacht". Me dunkt, ik verdien wel een complimentje voor mijn moed, om hier alleen te durven blijven. Maar ik heb uw neef gestuurd, om Oom op te halen, 't Zal mij benieuwen, of die komt!" Hij bleef zwijgen, de tanden op elkaar geklemd, terwijl hem het klamjme zweet uitbrak. „U is zeker niet wel?" vroeg zij. „Ik ben gekZóó gek, dat ik gelooft, hoe het maar beter zou zijn, dat ik mij daar ginds afwierp; dan was het alles gedaan!" Terwijl hij zoo uitbarstte, greep hij haar hand en drong: „Nu ik eenmaal begonnen ben, \vacht dan tenminste, tot ik uit gesproken heb! U en de gedachte aan u hebben mij gek gemaakt; en nog erger sinds u mij helpt mij te bevrijden van den band,, die ik steeds meer verfoeide, sedert ik u gezien had. Heel den dag heb ik nu al getracht, u te spreken.. Ik zou mijn ziel en zaligheid verkoopen, ora dat gemak, waarmee hij met u praat". (Wordt vervolgdj

Historische kranten - Archief Eemland

De Soester | 1931 | | pagina 1