Nieuws- en Advertentieblad
Verschijnt Woensdag en Zaterdag
Bekendmakingen.
Plaatselijk Nieuws
Soetekoekianda- land.
Officieel.
Levende menschen:
Geen sleurmenschen
Uit
No. 87
Negentiende Jaargaeg
Woensdag 28 October 1931
BUREAU VOO* ADMINISTRATIE! VAN WKKDE8TAAT 7 SOE8TDIJK
advertbmtibn nn ingezonden STUKKEN WORDEN INGEWACHT TOT
UITERLIJK DINSDAGS- EN VKIJDAGaSMQRQEN S 1* UUE AAN HEK BUREAU
UITGAVE: N.V. EERSTE SOESTERELECTR. DRUKKERIJ v.h. G. v. d. BOVENKAMP
ADVEETEMTIEN: VAN 1 TOT t REGELS 71 CTS., ELKE REGEL MEER 1» CTS.
GROOTS LETTERS NAAR PLAATSRUIMTE BIJ ABONNKM. QROOTE KORTING
ABONNEMENTSPRIJS f 1PER DRIE MAANDEN, FRANCO PER POST
REDACTIE- EN ADM.-ADRES: VAN WEEDESTR. 7 - TEL. 2062 - SOESTDIJK
HET AUTEURSRECHT VAN DIT BLAD WORDT UITDRUKKELIJK VOORBEHOUDEN OVBEEBNKOMSTIG ARTIKEL II VAN DE AUTEURSWET 1111 (STAATSBLAD NUMMER IS*)
HINDERWET.
Burgemeester en Wethouders der ge
meente Soest, gelet op het bepaalde bij de
artt. 6 en 7 der Hinderwet, brengen ter
algemeene kennis:
dat op de secretarie der gemeente ter
visie is gelegd een verzoek met bijlagen
van A. A. v. Dorresteijn te Soest, om ver
gunning tot het oprichten van een petro-
leumbewaarplaats, bestaande uit een plaat
ijzeren schuurtje, bestemd voor berging
van 2000 L. petroleum in vaten van 200
Liter, in/op het perceel Molenstraat No.
68, kad. gemeente Soest, sectie H. no.
3688;
dat op den zesden November 1931, des
voormiddags te 11 uren gelegenheid is
om ten gemeentehuize bezwaren tegen het
oprichten dier inrichting in te brengen;
en dat gedurende DRIE dagen vóór
dien dag op de secretarie der gemeente
van de ter zake ingekomen schrifturen kan
worden kennisgenomen.
De aandacht van belanghebbenden wordt
er op gevestigd, dat niet tot eventueel
beroep van de later op het verzoek te
nemen beslissing gerechtigd zijn zij, die
niet op de aangewezen plaats en het aan
gegeven uur in de vorengenoemde inge
volge art. 7 der Hinderwet te houden
zitting zijn verschenen, ten einde hunne
bezwaren mondeling toe te lichten.
Soest, 23 October 1931.
Burgam. en Weth. voornoemd
De Burgemeester, G. Deketh.
Da Secretaris, J. Batenburg,
Liefhebben en arbeiden is de som
des levens; en toch, hoevelen den
ken, dat zij leven, terwijl zij ar
beiden noch liefhebben.
THOMAS MOORE.
Ziet gij niet de kleine planten, de
kleine vogels, de mieren, de spin.
de bijen tezamen werken, om hun
verschillende deelen van het heel
al in orde te brengen? en zijt gij
onwillig het werk van een men-
schelijk wezen te doen?
MARCUS AURELIUS.
O, lieve Hemel, er loopen toch zoo'n
massa zonderlinge snaken onder ons rond.
En als we niet alle-deksels oppassen, loo-
pen we nog de kans, om net zulke vreem
de kaerels te zijn, als zij! Dat is, als we
ons maar laten gaan, en maar voortleven
als sleurmenschen, van den eenen dag in
den anderen, het eene jaar in het ande
re, zonder dat er noemenswaard in onze
gedachten iets veranderd. Zonder dat we
leven, echt leven.
Ja, kijk eens hier, we hebben allen wel',
hetzij bewust, hetzij onbewust diep in
ons binnenste, een min of meer duidelijke
overtuiging, dat het doel van dit leven op
de een of andere manier moet zijn, del
opbouw en veredeling van het karakter,
dat we moeten pogen en eerlijk streven
naar beter en Kooger, naar meer waar
heid, meer liefde, meer goedheid. Jazeker,
we voelen dit allen wel, de een vager dan
de ander, en we beseffen, dat we to eeni-
ger t\jd toch tot verbetering en verheffing
moeten geraken, dat er iets in ons land
is, dat ons als het ware zegt. dat we uit
eindelijk al wat verkeerd, slecht, oneer
lijk, liefdeloos en onwaar in ons is, moe
ten overwinnen. O, jawel, we weten het
wel, en sommigen van ons kunnen er hart
roerend over spreken en het haarfijn ver
klaren, speciaal op dagep, die gereser
veerd zijn voor rust en inkeer en bespie
geling. Maar dikwijls wordt een kleinigheid
vergetennamelijk al deze fraaie mo
raal in het practische leven toe te pas
sen, hier en nu, zonder hetwelk het niets
anders zijn dan holle klanken. En juist
in het drukke leven, in het gedrang en
onder den druk, bij oogenschijnlijke te
genslag, miskenning en moeilijkheid, daar
is het juist dat we hebben te toonen, wat
we van al onze fraaie moraal in toepasr
sing brengen, daar wordt onze wijsheid
en onze goedheid op de proef gesteld,
daar wordt „ons goud gelouterd".
We kunnen nu eenmaal onze vroom
heid, onze goedheid noem het bij wel
ken naam ge maar wilt niet in een gla
zen kastje opsluiten als een kostbaar klei
nood, we kunnen ons niet met onze mooie
denkbeelden en mooie gedachten in de
kluia van onze bekrompenheid opsluiten.
We moeten ermee het leven in, want ze
zjjn juist voor de praktijk, voor de toepas
sing in het leven, juist onder de moei
lijkste omstandigheden, bedoeld. De plek
waar we onze „goedheid" en onze „hooge
begrippen" moeten gebruiken, is^ in ons
werk, onze zaken, zoowel als in genoegen,
in de eenzaamheid, zoowel als in het leven
van allen dag. En als onze „goedheid"
er in dat doodgewone, alledaagsche Leven
niet zoo fraai uitziet, dan moeten we er
eens terdege op letten, want "dan hebben
we hard kans, dat er iets niet mee in
den haak is. Het is heel juist, wat eeni
anonymus in New Outlook opmerkte, na
melijk dat er niets zoo goed is voor ie
mands gemoed, dan eerlijk en ernstig te
pogen zijn „goedheid' werkelijk te „le
ven'dus in toepassing te brengen, te
midden van al die gewone dingen, die hij
dag in dag uit doet, en er is geen fijner
toets voor de soort van „goedheid" die
hij bezit dan te trachten dit ermee te
doen.
Dan treedt de ware gemoedsadel aan
het licht. De ware adel, waarvan Amiel
getuigt, dat hij bestaat uit karaker, in
persoonlijke verdienste, in moreele dis
tinctie, in verhevenheid van gevoelen en
van taal, in waarheid van leven, en in
zelfrespect....
Het slotbewijs van iemand's moreele
„adel" ligt in zijn gedrag jegens de armen
en de „niemand"-en, de afwezigheid van
neerbuigendheid, de instinctieve hoffelijk
heid van zóó fijnen aard, welke ons noopt
„alle menschen te eeren" en ridderlijk
en innemend bij alle gelegenheden en in
elk gezelschap van medemenschen te zijn.
Kortom: we moeten waarlijk levende
menschen willen zijn, geen sleurmen
schen
FLORIS C.
(Nadruk verboden).
FEITEN EN CIJFERS OVER SCHOOL
EN ONDERWIJS.
li.
Een blik in de historie.
Ons lager onderwijs heeft een buiten
gewoon interessante geschiedenis. De sta
tistiek van het gewoon en uitgebreid lager
onderwijs, welke door het Centraal Bu
reau voor de Statistiek te 's-Gravenha-
ge werd bewerkt, geeft er een beknopt
overzicht van.
De eerste wet tot regeling van het la
ger onderwijs dateert van 1806. Onder
deze wet bestond er geen vrijheid van on
derwijs. Ook al was iemand in het bezit
van de noodige bewijzen van bekwaamheid,
dan was hij nog niet zeker, dat hij onder
wijs mocht geven. Daarvoor was vergun
ning van de plaatselijke Overheid noodig
en deze werd volstrekt niet altijd verleend.
In het midden der vorige eeuw waren er
mede hierdoor nog slechts weinig bijzon
dere scholen.
Toen kwam in 1857 een nieuwe onder
wijswet tot stand. Zij gaf uitvoering aan
het beginsel, neergelegd in de Grondwet
van 1848, volgens welke het geven van
onderwijs vrij zou zijn, behoudens het toe
zicht der Overheid, en, voor zoover het
middelbaar- en lager onderwijs betrof, het
onderzoek naar de bekwaamheid en zede
lijkheid der onderwijzers. Bij deze wet
werden minimum-jaarwedden voor de hoof
den en onderwijzers der openbare scholen
vastgesteld, alsmede een maximum-aantal
leerlingen per onderwijzer. Wanneer het
aantal leerlingen meer dan 70 bedroeg,
moest het hoofd der school worden bijge
staan door een kweekeling, terwijl bij meer
dan 100 leerlingen de hulp van een onder
wijzer noodig werd geacht.
In 1878 werd weer een stap voorwaarts
gedaan. De onderwijswet, welke in dat
jaar tot stand kwam, bracht een sterke
vermindering van het aantal leerlingen per
onderwijzer. Reeds bij meer dan 30 school
gaande kinderen moest het hoofd door
minstens één onderwijzer worden bijge
staan, terwijl een tweede onderwijzer ver-
eischt werd, wanneer het aantal leerlin
gen boven de 70 steeg. Deze bepalingen
golden niet voor het bijzonder onderwijs.
Bij de wet van 1869 werd een eerste
stap gezet op den weg der financieele ge
lijkstelling Tan openbaar en bijzonder on
derwijs ten opzichte van 's Rijks kas. Bij
zondere scholen, die, wat het aantal on
derwijzers betreft, voldeden aan de voor
de openbare scholen gestelde eischen,
kregen recht op een Rijks vergoeding voor
de onderwtjzerssalarissen, zooals aan de
gemeenten voor hare openbare scholen
werd toegekend.
In de jaren 1901 en 1905 volgden ver
dere verbeteringen in de positie der bij
zondere scholen. Zg ontvingen een bijdra
ge in de kosten der schoollokalen, de
minimum-salarissen der verplichte en een
deel van de salarissen der boventallige
onderwijzers werden van Rijkswege ver
goed, voor de pensioenen der onderwijzers
werd zorg gedragen.
Tenslotte kwam de Lageronderwijswet
van 1920, waarbij de bijzondere scholen
ten opzichte van de openbare kassen vol
komen met de openbare werden gelijk ge
steld..
Merkwaardig is het na te gaan hoe zich
de verhouding van openbaar tot bijzonder
onderwijs sedert het midden der vorige
eeuw, mede als gevolg van de geschetste
ontwikkeling der wetgeving, heeft gewij
zigd.
De statistiek geeft een staavje, waaruit
blijkt, dat er in 1845 in ons land 3214 J&-
gere scholen waren, waarvan 2410 open
bare en 804 bijzondere Er waren dus 3
openbare scholen op 1 bijzondere.
In 1900 waren er 4G07 lagere scholen
en wel 3127 openbare en 1480 bijzondere.
De verhouding' was toen dus ongeveer als
2.2 staat tot 1.
In 1920 waren er in totaal 8062 lagere
scholen en wel 3610 openbare en 4452
bijzondere. Dit geeft een verhouding van
1.3 staat tot 1.
Eindelijk waren er in 1929 in totaal
8062 lagere scholen en wel 3610 open
bare en 4512 bjjzondere. Derhalve een
verhouding van openbare tot bijzondere
van 0.8 tot 1.
Over het aantal scholen in ons land is
aan de hand van de onderwijsstatistieken
nog wel wat meer te vertellen. Maar daar
over een volgende maal.
Cabaretavond in „Eemland".
Door de directie van „De Soester" en
„Soesterberger" werd Vrijdagavond j.1. in
de zaal van „Eemland" aan de adverteer
ders een cabaretavond aangeboden,door
het Kunst- en Cabaretgezelschap „Apol-
lo" uit Amsterdam, onder de artistieke
leiding van den heer D. Ingen Soest. De
zaal .en het podium was voor deze gele*-
genheid fraai met palmen opgesierdt, door
het bloemenmagazijn „Flora" aan de Ko-
ninginnelaan No. 2. De avond werd geo
pend en voor een groot deel gevuld door
den conferencier den heer Jan H. Haan,
die uitstekend van de tongriem gesneden
is en met zijn grappou en grollen het
auditorium spoedig te pakken had. Er
is geweldig gelachen en geapplaudiseerd.
De heer D. Ingen Soest die daarop op
trad, heeft een mooi baritongeluid,als
hel klinkend metaal, zijn proloog uit „de
Paljas'' werd ambitieus vertolkt.
Mej. W. Rusche, sopraan, die daarna
optrad, deed van haar stemgeluid volop
genieten, zoowel in het hooge register
zingt zij zeer beschaafd. De volle zuivere
toon sprak tot het hart.
Het kwartet bestaande uit de dames
Mej. Willy Rusche, sopraan, Mevr. Attilr
la Comez, alt, den heer Jac. van Gelde-
ren, tenor en de heer D. Ingen Soest,;
bariton, was een aaneengesloten geheel,
rythmisch zuiver en volkomen beschaafd,
het was een waar genot-, dit viertal te
beluisteren.
De heer Larette, de man met de 1001
geheimzinnigheden, gaf verbluffende staal
tjes van vingervlugheid ten beste, zoadat
hij het auditorium van het begin tot hét
einde gevangen hield. De touwscène met
de beide helpers was een uniek geheel,
er werd geschaterd van de lach. De weer-
looze slachtoffers stonden perplex.
Het slot van dit stadsprogramma „Mi
mosa" eene Japansche miniatuur-opera,
was een waardig geheel; als in alle hui
zen het toeging zooals werd voorgesteld,
dan was het probleem van werkverschaf
fing spoedig opgelost. Het drietal was aan
elkander gewaagd, de zang was correct;
de costumeering en het kapwerk volko
men in orde.
Mevr. Jo Rusche-Sajet verzorgde op
eminente wijze het muzikale gedeelte; de
dames werden door de directie bloemen
aangeboden, die volkomen verdiend waren.
Alles bijeen genomen een avond vol af
wisseling, die met eere genoemd mag wor
den, het auditorium heeft zich terdege ge
amuseerd, zooals uit het daverend applaus
was te constateeren. De directie der cou
rant, daarvoor een woord van dank.
Tot slot een gezellig bal, onder leiding
van den heer A. v. Weert, dat de aanwe
zigen prettig bijeen hield.
In Januari 1932 komt het gezelschap
terug met de operette „Mobilisatie" 1914
1918, dat de zaal dan te klein mag zijn,
om allen te bevatten; het gezelschap ver
dient het ten volle.
Filmavond in „Eemland".
Het bezoek Zaterdagavond aan de film,
door den heer v. Wijngaarden, was zooals
wij ons hadden voorgesteld. Plin. 20 per
sonen waren present, en bij de kinder
voorstelling in de namiddaguren hetzelf
de aantal. Na het U.T.O. nieuws, liep een
kinderfilm, „Verdoovingsmiddelen", welke
preaparaten goed werkten, gezien
het gesol met den patiënt. Daarop liep,
„de avonturen van den komiekeling „Char-
ly Chaplin", welke phenoinenaal was.
Charly als bokskampioen en gentleman
was volmaakt in orde. Billy deed de deur
toe, pracht dressuur. De heer van
Wijngaarden Jr. en z\jn a.s. luisterden
een en ander op door piano viool. Om
10 uur stonden wjj wederom in den fris-
schen herfstwind. Of de volgende week
weer zal gefilmd worden is een groot
vraagteeken.
„Flora" Bioscoop, Baarn.
De film, „De Privé Secretaresse", welke
vanaf Vrijdag a.s. loopt, is een zeer aar
dige comedie, die tot de allerbeste soort
behoort, en die voorzeker iedereen moet
gaan zien; Men zal zich vermaken om 't
vlotte spel van Renata Mül'ler, die het van
typiste tot privé-secretaresse wistj te
brengen, om ten slotte de ega te worden
van haar ex-patroon Harivari. Zeer leuk
is het optreden van den partner, die als
zangleeraar blijkt geeft, daar tot in de
puntjes in thuis te zijn. Het is dan ook
een bijzonder geslaagd geheel, de zaal zal
wel te klein blijken, om allen een plaats
te kunnen geven.
De Ie Jeugddienst in de Emmakerk.
Deze werd door ongesteldheid van Ds.
J. I. van Schaick geleidt door den theol.
cand. den Eerw. heer W. van Oest al
hier. Onder het zingen van Gez. 44 1,
bestijgt spr. den kansel, spreekt het vo
tum uit, leest de Chr. inhoud van de Wet
des Heeren, na de beschrijving door Pau-
lus en laat zingen Gez. 83 6. Daarop
leest spr. voor Jes. 44 :21—23 en Lucas
19 110 en kiest tot teksten Luc. 15
vers 7. Na nog te hebben laten zingen
Psl. 25 45, onderwijl de gebruikelijke
collecten werden gehouden, bepaalt hij
zijn gehoor er bij, dat er maar één Evan
gelie is, maar verschillend in weergave
door de Evangelisten.. Elk heeft een fa
cet van den diamanten Jezus Christus be
licht, waardoor een verblindend Licht is
gezien. Boven het Evangelie van Mattheus
zou spr. willen zetten „Jezus Christus, de
beloofde Messias", omdat daarin alles wijst
op de komst van Hem, naar Joodsche be
loften. En boven dat van Lucas Jezus
neemt de Zondaars aan". In dat Evange
lie komen de gelijkenis voor van „de ver
loren Zoon", de verloren penning van „het
verloren schaap", het vinden van Zache-
rias en van de boetvaardige zondaar aan
het Kruis. Het slotwoord van het voor
gelezen tekstwoord gaat over het verloren
schaap, over een opvallend kleurgetal n.1..
over één schaap wat bij God telt, bij de
menschen moet altijd alles in het groot
zijn. Maar bij God telt één zondaar meer
dan 99 rechtvaardigen. Bij Israël had men
twee standen, de wetgeleerden en de onge-
letterden, de tollenaars en zondaars, en
nu bemoeit Jezus zich het allerminst met
de 2e categorie, wat hem door de Joden
zeer kwalijk werd genomen. Daarom is dit
tekstwoord een woord van rijke troost.
Het woord spreekt van belangstelling voor
den enkeling, en voor den zondaar die zich
bekeerd. Bij bekeering moet Christus alles
worden, dus moet men zich hoeden voor
oppervlakkigheid en pessimisme.
Bekeeren is omkeeren en gaan in de
richting van God. Uit de tekst proeft men,
dat God verblijd is als één zondaar zich
bekeert, daarom is Zijn liefde wonder
groot, en vooral in deze moeilijke crisis
tijden een vaste rots voor velen die drei
gen onder te gaan. Na het zingen van
Gez. 49 1 en gebed werd nog gezongen
Gez. 39 13, het laatste staande, waar
op de apostolische zegenbede volgde.
13 November is er een feestvergade»-
ring voor de jeugdkerkbezoekers in de
Emmakerk.
Het Groot Tooneel uit Amsterdam, met
„De Twee Weezen".
Door de directie „Hub. Kievits" is dit
oude stokpaardje wederom van stal ge
haald en is in „Hotel Eemland" met ge
juich ontvangen. De zaal was Zondagavond
goed bezet door plm. 140 belangstellenden.
De inhoud zal door ieder die van tooneel-
spel houdt, wel meerdere malen zijn be
grepen; in 't kort komt het hierop neer.
Henriëtte (Mej. Bakker) en een blind
meisje Louise (Mej. Kievits) beiden wees.
,zijn op een goeden of kwaden dag in Pa
rijs aangekomen, waar zij zouden worden
opgewacht door een goeden vriend. Maar
het loopt anders uit. Henriëtte wordt ge
schaakt door Marias (de heer Middag)
voor den graaf de Lamière (de heer Bak
ker) die dol is op aardige snoetjes en
figuurtjes. Maar een zekere baron (de
heer Barbes) komt tegen dergelijke avon
tuurtjes op en begaat om haar een duel-
Door het verdwijnen van Henriëtte staat
het blinde meisje alleen, waarover zich
vrouw Frochard (Mevr. Kievits) zich
ontfermt, maar zoo., dat zij er 'n bedelares
van maakt. Haar zoon Jacques (de heer
Kievits), een eerste nietsnut, die rijp is
voor de galg, leidt een leven als een
prins, en haar aangenomen zoon Pierre,
(de heer Gerlach), krijgt een trap en een
hap. Nu wil het, dat de baron een oogje
krijgt op Henriëtte. die dat echter niet
aanmoedigt, maar haar antwoord zal ge
ven, als zij haar zuster weervindt. De bar
ron maakt daar positief werk vanvrouw
Frochard slechts in naam. De liefdeshis
torie wordt voor Henriëtte een val, de oom
van den baron laat om "mesaillance in de
familie te voorkomen, Henriëtte naar St.
(Historisch)
Ik deed U laatstelijk het verhaal,
Dat er geen „Wilden" thans meer zijn
In Soetekoekianda—land
Maar naar het blijkt, was dat maar schijn.
Want luister wat er is geschied
Daar in het dorpje S;
Waar een „inboorling" als „Wilde" deed,
Al is 't met geen succes.
De laatste Bus gaat huiswaarts toe,
't Is Middernacht en stil;
Daar klinkt, zoo plots'ling in den nacht,
Geschreeuw, gevloek, gegil!
't Is een wilde, woeste „inboorling",
Die daar te razen staat;
En zich, in doilen „Amok"-zin
Vóór d' auto werpen gaat.
Chauffeur stopt plotseling, verschrikt;
't Loopt nog gelukkig af;
Maar, zéér natuurlijk, zoo men vat,
De man zit werk'lijk paf!
En telkens als hij rijden wil
Gaat woesteling vóór d' auto staan;
Er komen weldra, op 't rumoer,
Steeds meerdere Dorpers aan.
PCLITIE, dadelijk „opgebeld"
Komt met bekwamen spoed;
Door haar wordt alles geprobeerd
Te werken op 't gemoed.
Men wil den woesten dolleman,
(Is 't „dronkenschap" of „waan"?)
Met 'n zoet lijntje, steeds maar weer,
Naar huis toe brengen gaan.
Maar DAT gaat zóó gemakk'lrjk niet;
Hoort verder mijn „relaas":
Vier stoere lui, (MAJOOR aan 't hoofd)
Zijn nauwelijks hem de baas.
Hij rukt en trekt, en sjouwt en sjort?
Pleegt „lijdelijk verzet";
En haalt, door zijn geraas, getier,
De slapers uit hun bed.
Tot op een zeker oogenblik,
De man zich vallen laat;
Vier man POLITIE, dood vermoeid,
Valt bijkans mee op straat.
Zóó gaat het nog een tijdje voort,
Tot men dan eindelijk, kort en goed,
('t Geduld zwaar op de proef gesteld,)
Den „held" naar CEL toe brengen moet.
Daar zat hij nu, de woesteling,
Tot zijn en anderer scliand;
Zóó iets gebeurt nog al te vaak,
In Soetekoekianda-land
Toen keerde rust in 't dorpje weer,
En ieder was tevree;
De WILDE Soetekoekiaan
Zijn naam is: ER VAN DEE
AD-REM.
Pierre, de staatsgevangenis sleepen. Daar
ontmoet zij een vrouw, die zij een weg}-
wijster ten leven was, wat deze omzet in
een daad, door Henriëtte een vrij geleide
te geven voor haar, die naar Cajen
ne moet. Nu gaat Henriëtte op zoek naar
Louise en ontdekt haar bij vrouw Fro
chard. De vlucht voor de beiden belet door
Jaques, wat een tweegevecht tengevolge
heeft tusschen Jaques en Pierre, waar
door eerstgenoemde het onderspit delft.
Henriëtte en Louise zijn nu hereend en
vinden door den baron, de moeder van
Louise terug, die een bezwijming nabij
was. Een gelukkig eind dus.
Het stuk werd superieur naar voren
gebracht, allen deden hun uitersten best;
de costumeering en het kapwerk droeg
er veel toe bij. de entourage had beter
gekend. Onze vingers jeukten om vrouw
Frochard eens flink af te dekken, zoo'n
vrouwmensch was het dubbel waard. Pier
re was de edelste onder dit drietal, veel'
heeft Louise aan hem te danken. De ba
ron was de liefde meer waard dan de
gunst des Konings, Henriëtte was het ook
waard.
De gravin gaf met gevoel haar ge
moedstoestand weer, de dokter was een
buitengewoon goed mande domestique
Urban als geknipt voor zijn vak. Jaques
een primeur nietsnut; in zijn dubbele rol
een streng prefect.
Alles bijeen een model vertooning, de
aanwezigen hebben geweend en gelachen,
het applaus geweldig, tot drie-vier maal'
werd gehaald.
Binnenkort komt het gezelschap terug
met „George wil wel", een dol leuke mi
litaire klucht, dus tot ziens.
(Vervolg binnenpagina)