Nieuws- en Advertentieblad Verschijnt Woensdag en Zaterdag Bekendmakingen. Plaatselijk Nieuws Soetekoekianda- land. Officieel. Levende menschen: Geen sleurmenschen Uit No. 87 Negentiende Jaargaeg Woensdag 28 October 1931 BUREAU VOO* ADMINISTRATIE! VAN WKKDE8TAAT 7 SOE8TDIJK advertbmtibn nn ingezonden STUKKEN WORDEN INGEWACHT TOT UITERLIJK DINSDAGS- EN VKIJDAGaSMQRQEN S 1* UUE AAN HEK BUREAU UITGAVE: N.V. EERSTE SOESTERELECTR. DRUKKERIJ v.h. G. v. d. BOVENKAMP ADVEETEMTIEN: VAN 1 TOT t REGELS 71 CTS., ELKE REGEL MEER 1» CTS. GROOTS LETTERS NAAR PLAATSRUIMTE BIJ ABONNKM. QROOTE KORTING ABONNEMENTSPRIJS f 1PER DRIE MAANDEN, FRANCO PER POST REDACTIE- EN ADM.-ADRES: VAN WEEDESTR. 7 - TEL. 2062 - SOESTDIJK HET AUTEURSRECHT VAN DIT BLAD WORDT UITDRUKKELIJK VOORBEHOUDEN OVBEEBNKOMSTIG ARTIKEL II VAN DE AUTEURSWET 1111 (STAATSBLAD NUMMER IS*) HINDERWET. Burgemeester en Wethouders der ge meente Soest, gelet op het bepaalde bij de artt. 6 en 7 der Hinderwet, brengen ter algemeene kennis: dat op de secretarie der gemeente ter visie is gelegd een verzoek met bijlagen van A. A. v. Dorresteijn te Soest, om ver gunning tot het oprichten van een petro- leumbewaarplaats, bestaande uit een plaat ijzeren schuurtje, bestemd voor berging van 2000 L. petroleum in vaten van 200 Liter, in/op het perceel Molenstraat No. 68, kad. gemeente Soest, sectie H. no. 3688; dat op den zesden November 1931, des voormiddags te 11 uren gelegenheid is om ten gemeentehuize bezwaren tegen het oprichten dier inrichting in te brengen; en dat gedurende DRIE dagen vóór dien dag op de secretarie der gemeente van de ter zake ingekomen schrifturen kan worden kennisgenomen. De aandacht van belanghebbenden wordt er op gevestigd, dat niet tot eventueel beroep van de later op het verzoek te nemen beslissing gerechtigd zijn zij, die niet op de aangewezen plaats en het aan gegeven uur in de vorengenoemde inge volge art. 7 der Hinderwet te houden zitting zijn verschenen, ten einde hunne bezwaren mondeling toe te lichten. Soest, 23 October 1931. Burgam. en Weth. voornoemd De Burgemeester, G. Deketh. Da Secretaris, J. Batenburg, Liefhebben en arbeiden is de som des levens; en toch, hoevelen den ken, dat zij leven, terwijl zij ar beiden noch liefhebben. THOMAS MOORE. Ziet gij niet de kleine planten, de kleine vogels, de mieren, de spin. de bijen tezamen werken, om hun verschillende deelen van het heel al in orde te brengen? en zijt gij onwillig het werk van een men- schelijk wezen te doen? MARCUS AURELIUS. O, lieve Hemel, er loopen toch zoo'n massa zonderlinge snaken onder ons rond. En als we niet alle-deksels oppassen, loo- pen we nog de kans, om net zulke vreem de kaerels te zijn, als zij! Dat is, als we ons maar laten gaan, en maar voortleven als sleurmenschen, van den eenen dag in den anderen, het eene jaar in het ande re, zonder dat er noemenswaard in onze gedachten iets veranderd. Zonder dat we leven, echt leven. Ja, kijk eens hier, we hebben allen wel', hetzij bewust, hetzij onbewust diep in ons binnenste, een min of meer duidelijke overtuiging, dat het doel van dit leven op de een of andere manier moet zijn, del opbouw en veredeling van het karakter, dat we moeten pogen en eerlijk streven naar beter en Kooger, naar meer waar heid, meer liefde, meer goedheid. Jazeker, we voelen dit allen wel, de een vager dan de ander, en we beseffen, dat we to eeni- ger t\jd toch tot verbetering en verheffing moeten geraken, dat er iets in ons land is, dat ons als het ware zegt. dat we uit eindelijk al wat verkeerd, slecht, oneer lijk, liefdeloos en onwaar in ons is, moe ten overwinnen. O, jawel, we weten het wel, en sommigen van ons kunnen er hart roerend over spreken en het haarfijn ver klaren, speciaal op dagep, die gereser veerd zijn voor rust en inkeer en bespie geling. Maar dikwijls wordt een kleinigheid vergetennamelijk al deze fraaie mo raal in het practische leven toe te pas sen, hier en nu, zonder hetwelk het niets anders zijn dan holle klanken. En juist in het drukke leven, in het gedrang en onder den druk, bij oogenschijnlijke te genslag, miskenning en moeilijkheid, daar is het juist dat we hebben te toonen, wat we van al onze fraaie moraal in toepasr sing brengen, daar wordt onze wijsheid en onze goedheid op de proef gesteld, daar wordt „ons goud gelouterd". We kunnen nu eenmaal onze vroom heid, onze goedheid noem het bij wel ken naam ge maar wilt niet in een gla zen kastje opsluiten als een kostbaar klei nood, we kunnen ons niet met onze mooie denkbeelden en mooie gedachten in de kluia van onze bekrompenheid opsluiten. We moeten ermee het leven in, want ze zjjn juist voor de praktijk, voor de toepas sing in het leven, juist onder de moei lijkste omstandigheden, bedoeld. De plek waar we onze „goedheid" en onze „hooge begrippen" moeten gebruiken, is^ in ons werk, onze zaken, zoowel als in genoegen, in de eenzaamheid, zoowel als in het leven van allen dag. En als onze „goedheid" er in dat doodgewone, alledaagsche Leven niet zoo fraai uitziet, dan moeten we er eens terdege op letten, want "dan hebben we hard kans, dat er iets niet mee in den haak is. Het is heel juist, wat eeni anonymus in New Outlook opmerkte, na melijk dat er niets zoo goed is voor ie mands gemoed, dan eerlijk en ernstig te pogen zijn „goedheid' werkelijk te „le ven'dus in toepassing te brengen, te midden van al die gewone dingen, die hij dag in dag uit doet, en er is geen fijner toets voor de soort van „goedheid" die hij bezit dan te trachten dit ermee te doen. Dan treedt de ware gemoedsadel aan het licht. De ware adel, waarvan Amiel getuigt, dat hij bestaat uit karaker, in persoonlijke verdienste, in moreele dis tinctie, in verhevenheid van gevoelen en van taal, in waarheid van leven, en in zelfrespect.... Het slotbewijs van iemand's moreele „adel" ligt in zijn gedrag jegens de armen en de „niemand"-en, de afwezigheid van neerbuigendheid, de instinctieve hoffelijk heid van zóó fijnen aard, welke ons noopt „alle menschen te eeren" en ridderlijk en innemend bij alle gelegenheden en in elk gezelschap van medemenschen te zijn. Kortom: we moeten waarlijk levende menschen willen zijn, geen sleurmen schen FLORIS C. (Nadruk verboden). FEITEN EN CIJFERS OVER SCHOOL EN ONDERWIJS. li. Een blik in de historie. Ons lager onderwijs heeft een buiten gewoon interessante geschiedenis. De sta tistiek van het gewoon en uitgebreid lager onderwijs, welke door het Centraal Bu reau voor de Statistiek te 's-Gravenha- ge werd bewerkt, geeft er een beknopt overzicht van. De eerste wet tot regeling van het la ger onderwijs dateert van 1806. Onder deze wet bestond er geen vrijheid van on derwijs. Ook al was iemand in het bezit van de noodige bewijzen van bekwaamheid, dan was hij nog niet zeker, dat hij onder wijs mocht geven. Daarvoor was vergun ning van de plaatselijke Overheid noodig en deze werd volstrekt niet altijd verleend. In het midden der vorige eeuw waren er mede hierdoor nog slechts weinig bijzon dere scholen. Toen kwam in 1857 een nieuwe onder wijswet tot stand. Zij gaf uitvoering aan het beginsel, neergelegd in de Grondwet van 1848, volgens welke het geven van onderwijs vrij zou zijn, behoudens het toe zicht der Overheid, en, voor zoover het middelbaar- en lager onderwijs betrof, het onderzoek naar de bekwaamheid en zede lijkheid der onderwijzers. Bij deze wet werden minimum-jaarwedden voor de hoof den en onderwijzers der openbare scholen vastgesteld, alsmede een maximum-aantal leerlingen per onderwijzer. Wanneer het aantal leerlingen meer dan 70 bedroeg, moest het hoofd der school worden bijge staan door een kweekeling, terwijl bij meer dan 100 leerlingen de hulp van een onder wijzer noodig werd geacht. In 1878 werd weer een stap voorwaarts gedaan. De onderwijswet, welke in dat jaar tot stand kwam, bracht een sterke vermindering van het aantal leerlingen per onderwijzer. Reeds bij meer dan 30 school gaande kinderen moest het hoofd door minstens één onderwijzer worden bijge staan, terwijl een tweede onderwijzer ver- eischt werd, wanneer het aantal leerlin gen boven de 70 steeg. Deze bepalingen golden niet voor het bijzonder onderwijs. Bij de wet van 1869 werd een eerste stap gezet op den weg der financieele ge lijkstelling Tan openbaar en bijzonder on derwijs ten opzichte van 's Rijks kas. Bij zondere scholen, die, wat het aantal on derwijzers betreft, voldeden aan de voor de openbare scholen gestelde eischen, kregen recht op een Rijks vergoeding voor de onderwtjzerssalarissen, zooals aan de gemeenten voor hare openbare scholen werd toegekend. In de jaren 1901 en 1905 volgden ver dere verbeteringen in de positie der bij zondere scholen. Zg ontvingen een bijdra ge in de kosten der schoollokalen, de minimum-salarissen der verplichte en een deel van de salarissen der boventallige onderwijzers werden van Rijkswege ver goed, voor de pensioenen der onderwijzers werd zorg gedragen. Tenslotte kwam de Lageronderwijswet van 1920, waarbij de bijzondere scholen ten opzichte van de openbare kassen vol komen met de openbare werden gelijk ge steld.. Merkwaardig is het na te gaan hoe zich de verhouding van openbaar tot bijzonder onderwijs sedert het midden der vorige eeuw, mede als gevolg van de geschetste ontwikkeling der wetgeving, heeft gewij zigd. De statistiek geeft een staavje, waaruit blijkt, dat er in 1845 in ons land 3214 J&- gere scholen waren, waarvan 2410 open bare en 804 bijzondere Er waren dus 3 openbare scholen op 1 bijzondere. In 1900 waren er 4G07 lagere scholen en wel 3127 openbare en 1480 bijzondere. De verhouding' was toen dus ongeveer als 2.2 staat tot 1. In 1920 waren er in totaal 8062 lagere scholen en wel 3610 openbare en 4452 bijzondere. Dit geeft een verhouding van 1.3 staat tot 1. Eindelijk waren er in 1929 in totaal 8062 lagere scholen en wel 3610 open bare en 4512 bjjzondere. Derhalve een verhouding van openbare tot bijzondere van 0.8 tot 1. Over het aantal scholen in ons land is aan de hand van de onderwijsstatistieken nog wel wat meer te vertellen. Maar daar over een volgende maal. Cabaretavond in „Eemland". Door de directie van „De Soester" en „Soesterberger" werd Vrijdagavond j.1. in de zaal van „Eemland" aan de adverteer ders een cabaretavond aangeboden,door het Kunst- en Cabaretgezelschap „Apol- lo" uit Amsterdam, onder de artistieke leiding van den heer D. Ingen Soest. De zaal .en het podium was voor deze gele*- genheid fraai met palmen opgesierdt, door het bloemenmagazijn „Flora" aan de Ko- ninginnelaan No. 2. De avond werd geo pend en voor een groot deel gevuld door den conferencier den heer Jan H. Haan, die uitstekend van de tongriem gesneden is en met zijn grappou en grollen het auditorium spoedig te pakken had. Er is geweldig gelachen en geapplaudiseerd. De heer D. Ingen Soest die daarop op trad, heeft een mooi baritongeluid,als hel klinkend metaal, zijn proloog uit „de Paljas'' werd ambitieus vertolkt. Mej. W. Rusche, sopraan, die daarna optrad, deed van haar stemgeluid volop genieten, zoowel in het hooge register zingt zij zeer beschaafd. De volle zuivere toon sprak tot het hart. Het kwartet bestaande uit de dames Mej. Willy Rusche, sopraan, Mevr. Attilr la Comez, alt, den heer Jac. van Gelde- ren, tenor en de heer D. Ingen Soest,; bariton, was een aaneengesloten geheel, rythmisch zuiver en volkomen beschaafd, het was een waar genot-, dit viertal te beluisteren. De heer Larette, de man met de 1001 geheimzinnigheden, gaf verbluffende staal tjes van vingervlugheid ten beste, zoadat hij het auditorium van het begin tot hét einde gevangen hield. De touwscène met de beide helpers was een uniek geheel, er werd geschaterd van de lach. De weer- looze slachtoffers stonden perplex. Het slot van dit stadsprogramma „Mi mosa" eene Japansche miniatuur-opera, was een waardig geheel; als in alle hui zen het toeging zooals werd voorgesteld, dan was het probleem van werkverschaf fing spoedig opgelost. Het drietal was aan elkander gewaagd, de zang was correct; de costumeering en het kapwerk volko men in orde. Mevr. Jo Rusche-Sajet verzorgde op eminente wijze het muzikale gedeelte; de dames werden door de directie bloemen aangeboden, die volkomen verdiend waren. Alles bijeen genomen een avond vol af wisseling, die met eere genoemd mag wor den, het auditorium heeft zich terdege ge amuseerd, zooals uit het daverend applaus was te constateeren. De directie der cou rant, daarvoor een woord van dank. Tot slot een gezellig bal, onder leiding van den heer A. v. Weert, dat de aanwe zigen prettig bijeen hield. In Januari 1932 komt het gezelschap terug met de operette „Mobilisatie" 1914 1918, dat de zaal dan te klein mag zijn, om allen te bevatten; het gezelschap ver dient het ten volle. Filmavond in „Eemland". Het bezoek Zaterdagavond aan de film, door den heer v. Wijngaarden, was zooals wij ons hadden voorgesteld. Plin. 20 per sonen waren present, en bij de kinder voorstelling in de namiddaguren hetzelf de aantal. Na het U.T.O. nieuws, liep een kinderfilm, „Verdoovingsmiddelen", welke preaparaten goed werkten, gezien het gesol met den patiënt. Daarop liep, „de avonturen van den komiekeling „Char- ly Chaplin", welke phenoinenaal was. Charly als bokskampioen en gentleman was volmaakt in orde. Billy deed de deur toe, pracht dressuur. De heer van Wijngaarden Jr. en z\jn a.s. luisterden een en ander op door piano viool. Om 10 uur stonden wjj wederom in den fris- schen herfstwind. Of de volgende week weer zal gefilmd worden is een groot vraagteeken. „Flora" Bioscoop, Baarn. De film, „De Privé Secretaresse", welke vanaf Vrijdag a.s. loopt, is een zeer aar dige comedie, die tot de allerbeste soort behoort, en die voorzeker iedereen moet gaan zien; Men zal zich vermaken om 't vlotte spel van Renata Mül'ler, die het van typiste tot privé-secretaresse wistj te brengen, om ten slotte de ega te worden van haar ex-patroon Harivari. Zeer leuk is het optreden van den partner, die als zangleeraar blijkt geeft, daar tot in de puntjes in thuis te zijn. Het is dan ook een bijzonder geslaagd geheel, de zaal zal wel te klein blijken, om allen een plaats te kunnen geven. De Ie Jeugddienst in de Emmakerk. Deze werd door ongesteldheid van Ds. J. I. van Schaick geleidt door den theol. cand. den Eerw. heer W. van Oest al hier. Onder het zingen van Gez. 44 1, bestijgt spr. den kansel, spreekt het vo tum uit, leest de Chr. inhoud van de Wet des Heeren, na de beschrijving door Pau- lus en laat zingen Gez. 83 6. Daarop leest spr. voor Jes. 44 :21—23 en Lucas 19 110 en kiest tot teksten Luc. 15 vers 7. Na nog te hebben laten zingen Psl. 25 45, onderwijl de gebruikelijke collecten werden gehouden, bepaalt hij zijn gehoor er bij, dat er maar één Evan gelie is, maar verschillend in weergave door de Evangelisten.. Elk heeft een fa cet van den diamanten Jezus Christus be licht, waardoor een verblindend Licht is gezien. Boven het Evangelie van Mattheus zou spr. willen zetten „Jezus Christus, de beloofde Messias", omdat daarin alles wijst op de komst van Hem, naar Joodsche be loften. En boven dat van Lucas Jezus neemt de Zondaars aan". In dat Evange lie komen de gelijkenis voor van „de ver loren Zoon", de verloren penning van „het verloren schaap", het vinden van Zache- rias en van de boetvaardige zondaar aan het Kruis. Het slotwoord van het voor gelezen tekstwoord gaat over het verloren schaap, over een opvallend kleurgetal n.1.. over één schaap wat bij God telt, bij de menschen moet altijd alles in het groot zijn. Maar bij God telt één zondaar meer dan 99 rechtvaardigen. Bij Israël had men twee standen, de wetgeleerden en de onge- letterden, de tollenaars en zondaars, en nu bemoeit Jezus zich het allerminst met de 2e categorie, wat hem door de Joden zeer kwalijk werd genomen. Daarom is dit tekstwoord een woord van rijke troost. Het woord spreekt van belangstelling voor den enkeling, en voor den zondaar die zich bekeerd. Bij bekeering moet Christus alles worden, dus moet men zich hoeden voor oppervlakkigheid en pessimisme. Bekeeren is omkeeren en gaan in de richting van God. Uit de tekst proeft men, dat God verblijd is als één zondaar zich bekeert, daarom is Zijn liefde wonder groot, en vooral in deze moeilijke crisis tijden een vaste rots voor velen die drei gen onder te gaan. Na het zingen van Gez. 49 1 en gebed werd nog gezongen Gez. 39 13, het laatste staande, waar op de apostolische zegenbede volgde. 13 November is er een feestvergade»- ring voor de jeugdkerkbezoekers in de Emmakerk. Het Groot Tooneel uit Amsterdam, met „De Twee Weezen". Door de directie „Hub. Kievits" is dit oude stokpaardje wederom van stal ge haald en is in „Hotel Eemland" met ge juich ontvangen. De zaal was Zondagavond goed bezet door plm. 140 belangstellenden. De inhoud zal door ieder die van tooneel- spel houdt, wel meerdere malen zijn be grepen; in 't kort komt het hierop neer. Henriëtte (Mej. Bakker) en een blind meisje Louise (Mej. Kievits) beiden wees. ,zijn op een goeden of kwaden dag in Pa rijs aangekomen, waar zij zouden worden opgewacht door een goeden vriend. Maar het loopt anders uit. Henriëtte wordt ge schaakt door Marias (de heer Middag) voor den graaf de Lamière (de heer Bak ker) die dol is op aardige snoetjes en figuurtjes. Maar een zekere baron (de heer Barbes) komt tegen dergelijke avon tuurtjes op en begaat om haar een duel- Door het verdwijnen van Henriëtte staat het blinde meisje alleen, waarover zich vrouw Frochard (Mevr. Kievits) zich ontfermt, maar zoo., dat zij er 'n bedelares van maakt. Haar zoon Jacques (de heer Kievits), een eerste nietsnut, die rijp is voor de galg, leidt een leven als een prins, en haar aangenomen zoon Pierre, (de heer Gerlach), krijgt een trap en een hap. Nu wil het, dat de baron een oogje krijgt op Henriëtte. die dat echter niet aanmoedigt, maar haar antwoord zal ge ven, als zij haar zuster weervindt. De bar ron maakt daar positief werk vanvrouw Frochard slechts in naam. De liefdeshis torie wordt voor Henriëtte een val, de oom van den baron laat om "mesaillance in de familie te voorkomen, Henriëtte naar St. (Historisch) Ik deed U laatstelijk het verhaal, Dat er geen „Wilden" thans meer zijn In Soetekoekianda—land Maar naar het blijkt, was dat maar schijn. Want luister wat er is geschied Daar in het dorpje S; Waar een „inboorling" als „Wilde" deed, Al is 't met geen succes. De laatste Bus gaat huiswaarts toe, 't Is Middernacht en stil; Daar klinkt, zoo plots'ling in den nacht, Geschreeuw, gevloek, gegil! 't Is een wilde, woeste „inboorling", Die daar te razen staat; En zich, in doilen „Amok"-zin Vóór d' auto werpen gaat. Chauffeur stopt plotseling, verschrikt; 't Loopt nog gelukkig af; Maar, zéér natuurlijk, zoo men vat, De man zit werk'lijk paf! En telkens als hij rijden wil Gaat woesteling vóór d' auto staan; Er komen weldra, op 't rumoer, Steeds meerdere Dorpers aan. PCLITIE, dadelijk „opgebeld" Komt met bekwamen spoed; Door haar wordt alles geprobeerd Te werken op 't gemoed. Men wil den woesten dolleman, (Is 't „dronkenschap" of „waan"?) Met 'n zoet lijntje, steeds maar weer, Naar huis toe brengen gaan. Maar DAT gaat zóó gemakk'lrjk niet; Hoort verder mijn „relaas": Vier stoere lui, (MAJOOR aan 't hoofd) Zijn nauwelijks hem de baas. Hij rukt en trekt, en sjouwt en sjort? Pleegt „lijdelijk verzet"; En haalt, door zijn geraas, getier, De slapers uit hun bed. Tot op een zeker oogenblik, De man zich vallen laat; Vier man POLITIE, dood vermoeid, Valt bijkans mee op straat. Zóó gaat het nog een tijdje voort, Tot men dan eindelijk, kort en goed, ('t Geduld zwaar op de proef gesteld,) Den „held" naar CEL toe brengen moet. Daar zat hij nu, de woesteling, Tot zijn en anderer scliand; Zóó iets gebeurt nog al te vaak, In Soetekoekianda-land Toen keerde rust in 't dorpje weer, En ieder was tevree; De WILDE Soetekoekiaan Zijn naam is: ER VAN DEE AD-REM. Pierre, de staatsgevangenis sleepen. Daar ontmoet zij een vrouw, die zij een weg}- wijster ten leven was, wat deze omzet in een daad, door Henriëtte een vrij geleide te geven voor haar, die naar Cajen ne moet. Nu gaat Henriëtte op zoek naar Louise en ontdekt haar bij vrouw Fro chard. De vlucht voor de beiden belet door Jaques, wat een tweegevecht tengevolge heeft tusschen Jaques en Pierre, waar door eerstgenoemde het onderspit delft. Henriëtte en Louise zijn nu hereend en vinden door den baron, de moeder van Louise terug, die een bezwijming nabij was. Een gelukkig eind dus. Het stuk werd superieur naar voren gebracht, allen deden hun uitersten best; de costumeering en het kapwerk droeg er veel toe bij. de entourage had beter gekend. Onze vingers jeukten om vrouw Frochard eens flink af te dekken, zoo'n vrouwmensch was het dubbel waard. Pier re was de edelste onder dit drietal, veel' heeft Louise aan hem te danken. De ba ron was de liefde meer waard dan de gunst des Konings, Henriëtte was het ook waard. De gravin gaf met gevoel haar ge moedstoestand weer, de dokter was een buitengewoon goed mande domestique Urban als geknipt voor zijn vak. Jaques een primeur nietsnut; in zijn dubbele rol een streng prefect. Alles bijeen een model vertooning, de aanwezigen hebben geweend en gelachen, het applaus geweldig, tot drie-vier maal' werd gehaald. Binnenkort komt het gezelschap terug met „George wil wel", een dol leuke mi litaire klucht, dus tot ziens. (Vervolg binnenpagina)

Historische kranten - Archief Eemland

De Soester | 1931 | | pagina 1