Reisindrukken
over Italië.
Menschelijke
Hyena's.
Tropenleed.
Nieuws- en Advertentieblad
Verschijnt Woensdag en Zaterdag
Het jaar 1931 in vogel
vlucht.
No. 2
:it
Twintigste Jaargang
Woensdag 6 Januari 1932
BUREAU VOOR ADMINISTRATIE: VAN WEEDESTRAAT 7 SOESTDIJK
ADVERTENTIEN EN INGEZONDEN STUKKEN WORDEN INGEWACHT TOT
UITERLIJK DINSDAG- EN VRIJDAGSMORGENS 10 UUR AAN HET BUREAU
UITGAVE: N.V. EERSTE SOESTER ELECTR. DRUKKERIJ v.h. G. v, d. BOVEKKAKP
ADVERTENTIEN: VAN 1 TOT 5 REGELS 76 CTS., ELKE REGEL MEER 15 CTS.
GROOTE LETTERS NAAR PLAATSRUIMTE, BIJ ABONNEM. GROOTE KORTING
ABONNEMENTSPRIJS II— PER DRIE MAANDEN, FR ANCO PER POST.
REDACTIE- EN ADM.-ADRES: VAN WEEDESTR. 7 - TEL. 2062 - SOESTDIJK
HET AUTEURSRECHT VAN DIT BLAD WORDT UITDRUKKELIJK VOORBEHOUDEN OVEREENKOMSTIG ARTIKEL li VAN DE AUTEURSWET 1812 (STAATSBLAD NUMMER »80)
Het afgeloopen jaar was zeer bewogen
en rijk aan onrust. Doch te midden van cri
sis op allerlei gebied of wellicht juist ten
gevolge daarvan heeft zich langzaam
maar zeker, zij het ook zeer schoorvoetend,
het hoogst belangrijke inzicht gevestigd,
zoodat het gelijdelijk een deel van het in
ternationale volksbewustzijn werd, dat de
door het verdrag van Versailles geschapen
toestand onhoudbaar is, dat de Duitsche
schadeloosstellingsschuld voor het over-
groote deel aansprakelijk is voor de huidi
ge crisis, omdat daardoor de natuurlijke
wisselwerking tusschen kapitaal- en han
delsbeweging werd verstoord.
Juist bij de jaarwisseling staan wij aan
den vooravond van hoogst belangrijke we
reldgebeurtenissen, die de kern van ons
bestaan en van onze welvaart raken. Het
jaar 1931 heeft de ontwikkeling gezien van
de groote gebeurtenissen, welke tenslotte
hebben geleid tot de binnen enkele weken
te houden internationale herstelschulden-
conferentie en dadelijk daarop de ontwape
ningsconferentie. In het dezer dagen gepu
bliceerde rapport der Bazelsche deskun
digen inzake Duitschland's betalingscapa
citeit, culmineerde als het ware het baan
brekend bewustzijn van de bijna misdadige
gevolgen eener vasthouding aan de opge
legde herstelschulden. En zulks nadat vroe
ger in het jaar President Hoover door zijn
eenjarig schulden-moratorium Duitschland
van een debacle redde....
Van de belangrijke gebeurtenissen, waar
aan 1931 zoo rijk is, dringt zich onwille
keurig de ondergang van het Engelsche
pond als wereldgoudmunt op(. De verlie
zen, die door deze inflatie over de geheele
wereld geleden zijn, zijn kolossaal. Doch
het grootste verlies boekte tenslotte het
Engelsche prestige en Londen als centrum
van de wereldkapitaalmarkti Vandaar de
wrange, door gewonde trots en kwalijk ver
borgen afgunst ingegeven campagnes in
sommige Engelsche fiqancieele bladen, die
den goeden naam van „fairness", waarop de
inwoners van Albion trotsch mochten zijn,
geen dienst bewijzen, en die door het zaai
en van argwaan wantrouwen jegens de
goudvaluta's in kleinere landen willen wek
ken
Heel in het kort willen wij hier nog even
in chronologische volgorde de voornaamste
gebeurtenissen in het afgeloopen jaar de
revue laten passeeren.
Daar is in de eerste plaats het bij verschil
lende gelegenheden duidelijk naar voren ge
komen besef van de groote beteekenis eener
Fransch-Duitsche toenadering. Voor de
eerste maal sedert den oorlog hebben Fran-
sche ministers een officeel bezoek aan Ber
lijn gebracht. Ook de Fransch-Italiaansche
betrekkingen, welke dc laatste jaren niet
bijster gunstig waren, zijn sterk verbeterd.
Betrekkelijk vroeg in het jaar kwam het
Britsch-Italiaansch-Fransch vlootaccoord
tot stand, waardoor waarschijnlijk tot 193G
de moeilijke vlootkwestic voorloopig gere
geld werd.
Bijzonder krachtig deed zich het gehee
le jaar door de ontwakende publieke opinie
ten gunste van de ontwapeningsconferen
tie kennen. Men is er zich rekenschap van
gaan geven, dat in verschillende landen
met minder dan 75 van het natu nale in
komen verdwijnt in den zinkput van den
oorlogswaan ln Engeland bijvoorbeeld,
waar de belastingen buitengewoon zwaar
zijn, besteedt men niet minder dan 55
van de nationale inkomsten om de rekenin
gen van vroegere oorlogen te betalen, ter-
wel lo nood.g zijn v00r de voorberei
dingen tot eventueele toekomstige oorlogen
die misschien nooit zullen komen In'
Frankrijk is de verhouding nog slechter
daar er naar aftrek van alle kosten en las
ten op rekening van vorige oorlogen en
voorbereidingen van de „nationale verde
diging" slechts een uiterst gering percen
tage overblijft voor binnenlandsche con
structieve doeleinden.
Veel stof joeg dc aankondiging van de
Duitsch-Oostenrijksche tol-ttnie op, waar
van men op grond van historische ontwik
keling een politieke Duitsch-Oostenrijksche
fusie verwachtte. Hoewel onder den druk
der omstandigheden beide landen later hun
voornemen introkken, werd de zaak voor
het Wereldgerechtshof in den Haag uit
gevochten en werd te kennen gegeven, dat
Oostenrijk in verband met zijn bijzondere
verplichtingen, welke het op zich nam, toen
eenige groote mogendheden het in staat
stelden zich financieel te saneeren, niet in
staat was een tol-unie aan te gaan.
In Spanje werd een eind gemaakt aan de
monarchie en koning Alfonso, die nu niet
bepaald een sieraad van den vorstelijken
stand was, werd bij verstek ter door ver
oordeeld. Spanje werd dus een republiek.
Zoodoende is het lijstje der constitutioneele
vorsten ingekrompen tot dertien, waaronder
eenige Oostersche vorsten, alsmede eenige
uit Centraal-Zuid-Europa.
In Frankrijk vonden president-verkiezin
gen plaats, waarbij Paul Doumer tot pre
sident werd gekozen. Men had gedacht,
dat Briand gekozen zou worden, als bekro
ning van zijn opbouwende vredespolitiek,.
Doch Briand bleef tenslotte voor het actieve
politieke leven behouden.
Groote erkentelijkheid heeft men gevoeld
voor President Hoover's initiatief tot op
schorting der herstel- en oorlogsschulden
gedurende 1 jaar. Vooral omdat men daar
in zag, dat Amerika zich niet langer buiten
de Europeesche zaken wilde houden, om
dat men in Amerika was gaan inzien, dat
de wereld een eenheid is en geen wereld
deel zich ongestraft meer kan isoleeren.
In Londen vond de belangrijke Ronde
Tafelconferentie plaats, waarbij de geheele
Britsch-Indische toestand a*ön een nauw
gezet onderzoek werd onderworpen. Ook
Gandhi kwam naar Londen en heeft ver
schillende besprekingen gevoerd. In ieder
geval is hierdoor de situatie aanmerkelijk
opgeklaard, al kan men niet van een suc
ces spreken.
In het verre Oosten ontwikkelde zich het
Chineesch-Japansche geschil over Mand-
sjoerije. Ongetwijfeld is de Volkenbond er
in geslaagd door zijn optreden de ramp van
een groote Japansch-Chineesche oorlog te
voorkomen.
In Duitschland werd ter elfder ure na
veel moeilijkheden een nieuw kabinet door
dr, Brüning gevormd. Het brutale optreden
der nationaal-socialisten en der volgelin
gen van den pers-manipulant Hugenberg,
vormt wel een gevaar, doch de Duitsche re-
geering toont zich krachtig en vastberaden
en heeft zelfs den heeren nationaal-socialis
ten getoond, niet bang te zijn voor een groo
te mond en heeft hen radicaal verboden zich
in hun bruine uniformhemden te vertoonen
In Engeland trad eveneens een nieuwe
regeering op, een nationale regeering, fei
telijk staande boven de partijen, onder lei
ding van Mac Donald, nadat bij de nieuwe
verkiezingen de Labour regeeringspartij ge
decimeerd werd.
Dan ti ad op 1 November de bewapenings-
vacantie voor den tijd van 1 jaar in. Dit was
het gevolg van het voorstel van den Ita-
liaanschen minister van buitenlandsche za
ken, Grandi, op 8 September te Genève ge
daan ten behoeve van een werkelijk en ef
fectief bestand in de bewapening. Een goe
de inleiding voor de ontwapeningsconfe
rentie.
En zoo kunnen we tenslotte aan de hand
van al dit gebeuren in 1931 niet anders doen,
dan eindigen met de verklaring, zooals wij
die onlangs nog gaven, dat uit alles heel
duidelijk naar voren komt, dat de verschil
lende problemen op militair, politiek^ so
ciaal, financieel en economisch gebied ten
nauwste met elkaar verbonden zijn. Naast
de onderlinge afhankelijkheid en verbon
denheid der naties, staat de onderlinge ver
bondenheid der problemeni Het komende
jaar zal daarvan het sprekende bewijs le
veren,, als men na de herstelconferentie
zich ter ontwapeningsconferentie begeeft.
(Nadruk verboden).
FLORIS C.
Vervolg,
Maar Italië is ook een groot land- en
tuinbouwland. Turijn ligt middenin de Po-
vlakte, vruchtbaar deel van Italië. Wie op
de groenten- en vruchtenmarkt te Turijn
rondneust, denkt er wel eens in de onmid
dellijke nabijheid van het Westland te zijn.
Maar het is er toch weer anders. Er wordt
geklaagd over dc concurrentie, die Italiaan
sche tomaten de Hollandsche aandoen, niet
slechts de eerlijke concurrentie, die betrek
king heeft op de kwaliteit van het product,
maar ook de oneerlijke, die daarin bestaat,
dat Italiaansche tomaten verpakt worden als
waren zij uit Holland afkomstig en als zoo
danig worden verkocht. In Turijn ziet men
°r "'r* ^el van' en vreerr|deling, die
°r in c"Bngcn over wil verkrijgen, hoort
zich afschepen met datgene wat men kwijt
wil zijn. Maar op de markt in Turijn liggen
Italiaansche tomaten, gelijk wij die ook vin
den in het verder Italië, waaromheen een
tuinbouwstreek gevestigd is. Men kan alleen
van buiten zien. dat zij mooi van kleur zijn,
maar dc kwaliteit, wie zal het zeggen? Noch
in den tuinbouw noch in den landbouw in-
tusschen is er bloeitijd. Dat is in zekeren
zin afgescheiden van de crisis van dit
oogenblik, want daar zijn bijzondere rede
nen, die den Italiaanschen landbouw nadee-
lig bcinvloeden. Het was een tijd van con
gressen, dien wij in Italië medemaakten,
want de groote fascistische Raad was in
Venetië samen, en in verschillende steden
hielden tal van groote vakvereenigingen
hare bijeenkomsten. Zoo waren in Milaan
dc landarbeiders aan het beraadslagen, en
daar gold in hooge mate de vraag of de
Mezzadria, het stelsel, waarbij de landar
beider aan het land verbonden is, verdere
uitbreiding zal krijgen. In het Noorden, al
lereerst in de Po-vlakte, maar ook in Tos
cane werkt dit stelsel uitnemend, en van
daar dan ook dat, wanneer ge door Um-
brië of Toscane of En.ilia gaat, de boeren
hoeven elkander opvolgen en een welvarend
uiterlijk vertoonen. Naar het Zuiden neemt
dat af, want daar zijn <;e toestanden anders.
Daar zijn geen eigenli ke dorpen, want de
arbeiders, die het land bebouwen, komen
van de nabijgelegen steden; zij gaan heen
en terug, want er is geen vestiging op het
platteland. Dat op die wijze van het samen
binden van het land en arbeider weinig
komt, behoeft geen verwondering te wek
ken. Nu wil men en terecht den land
arbeider meer aandeel geven in de op
brengst van het land, dat hij bebouwt, en
dit is in het gedeelte van Italië» dat ten
Noorden van Rome ligt, welilcht vrij ge
makkelijk door te voeren, maar hoe in het
Zuiden? Dat wordt een ware revolutie van
agrarische toestanden, en in den tegen-
woordigen tijd is wel niemand erop uit om
zulke evoluties of re\ oluties te verwezen
lijken,, want men weet wel waar zij begin
nen maar niet waar zij ophouden.
Neen, het is in den landbouw nog alles
behalve rooskleurig». Men heeft jarenlang
gevraagd naar gegevens, statistische gege
vens, en zij zijn juist in den laatsten tijd
verschenen, bewerkt aan de hand van moei
zaam verkregen cijfers van voor den oorlog
en van na den oorlog. Het\geeft een niet
onaardig beeld van de veranderingen, die
hebben plaats gegrepen, wanneer men van
den gemiddelden landbouwer in Italië hoort»
dat de wijziging van den levensstandaard
van 1913 tot nu is als 1 op 4.90, hetgeen
dus practisch wil zeggen, dat de duurte van
het leven vervijfvoudigd is. Nu zijn er da
delijk enkele provinciën als Venetië, LTm-
brië en Apulië, die dit gemiddelde van 4
overtreffen. Daartegenover staat echter, dat
het vruchtbare Lombardije veel hoogere
cijfers geeft» hetgeen dus vanzelf tot de
conclusie brengt, dat reeds voor den oor
log de verhoudingen daar beter waren dan
in de andere genoemde provinciën, maar
dat er in de superieuriteit dier verhoogingen
dus een zekere stilstand is gekomen. Er
zijn streken» waar de loonen, vergeleken met
die van voor den oorlog, aanmerkelijk zijn
verbeterd, maar er zijn er ook, waar zij
aanmerkelijk zijn verslechterd. Daarbij moet
men rekening houden met bijzondere toe
standen, als b.v. de betaling gedeeltelijk
in natura, die in Milaan nog voorkomt.
Nu staat daartegenover, dat het fascistisch
regime zekere orde heeft weten te scheppen
wat betreft de verhouding van eigenaars en
daglooners. Juist in deze dagen is er een
niet onbelangrijk proces tegen zgn. staken
de landarbeiders in de Romagna van Raven
na ten gunste van de arbeiders beslist. De
verhoudingen zijn er ingewikkeld, en een
uiteenzetting ervan ^zou een voorafgaande
theorie in de geldende fascistische wetge
ving vereischen. Hier goldt het een zooda
nig apart geval, dat de leider van de vak-
vereeniging, die tevens de aanvoerder van
de plaatselijke fascisten was, zonder be
zwaar de plaats der beklaagden kon inne
men. Juist dit is teekenend: hier de vak-
vereeniging, die de rechten der arbeiders
vertegenwoordigt, maar dan ook de aan
gewezen beklaagde is. Dit proces was het
eerste onder de nieuwe geldende wetgeving,
naar welks uitslag men met eenige spanning
zag. Voor de psychologie van het geval is
het zeker jammer, dat het zoo apart was,
want anders zou ongetwijfeld de uitspraak
minder vooraf aangewezen zijn geweest.
Wie van den fascistischen Staat in Italië
hoort, heeft zoo eenigszins de begrijpelijke
neiging om te verwachten, dat men iets van
dien Staat als het ware op de straat zal
bemerken. En dat nu is geenszins het ge
val. Het leven in Italië verloopt naar het
uiterlijk als in elk ander land; slechts dege
ne, die in Italië wonende, de Italiaansche
wet, welke hier en daar de strengheid van
het oude Rome tracht te vertoonen, leert
kennen, denkt er wellicht anders over. Nu
kan het niemand verbazen, dat Italië in deze
omstandigheden een gelijke crisis door
maakt als wij in elk land kennen. Tegen
het uur van de beurs en na afloop daarvan
stonden in Rome en Milaan, in Turijn en
Napels de gezichten even zorgvol als wij
die in de laatste maanden overal kennen.
Maar wel merkwaardig is het, dat het fas
cisme, ondanks den invloed, waarover het
ongetwijfeld in verschillende lagen der be
volking beschikt, geen speciale pogingen
aanwendt om aan de nooden, die zich plot
seling voordoen, het hoofd te bieden. Dat is
natuurlijk gemakkelijk te verklaren door
het feit, dat het fascistisch Italië leeft te
midden van een werelddeel, op wat het
fascisme wellicht noemt verouderden grond
slag opgebouwd. Aan den anderen kant
echter vormt Italië, niet slechts geogra
fisch en politiek, maar ook economisch en
vooral sociaal-cultureel geheel een eenheid,
dat men daarvan een eigen standpunt niet
met verwondering zou begroeten. Italië
moet trachten in de moeilijke tijden, die
het doormaakt, zichzelf te redden, maar ge
deeltelijk blijft het daarbij op de hulp van
andere landen aangewezen.
En nu zal voor de vastheid van het fas
cistisch regime een niet onbelangrijke vraag
zijn in hoeverre het in deze pogingen slaagt.
Het is begrijpelijk, dat men in Italië met
voldoening constateert, dat de lire zich op
het niveau, die deze al sedert jaren inneemt,
handhaaft; het is in elk geval een bewijs,
dat, mag men in buiten- en binnenland ook
van geweldige industrieële en commerci-
eele malaise spreken, het moderne Italië
nog vertrouwen geniet. Wie er vertoeft
ziet er werkzaamheid en vertier genoeg.
Maar wordt aan den anderen kant juist in
dit seizoen getroffen door het verschijnsel,
dat het vreemdelingenverkeer bij dat van
andere jaren zoo ontzaglijk ten achter blijft.
In Rome reden de groote touringcars die
den eenen dag door het kerkelijk Rome
voeren, half of voor een derde deel bezet
rond; typische verschijningen van Engel
sche en Amerikaansche toeristen, die zich,
zelfs al zouden zij geen Baedeker in de hand
hebben, uren tevoren reeds laten raden,
vormden uitzonderingen. Nu is een der
goede dingen van het fascisme ongetwij
feld daarin gelegen, dat het Italië heeft op
gewekt om zich van de vreemdelingenin
dustrie vrij te maken, althans vrijer dan
Italië tevoren was. En inderdaad, wie reist,
constateert minder openbare bedelarij, maar
ook minder vermomde fooienjagerij. Ita
liaansche hotels hebben het fooienstelsel
veelal afgeschaft, en bijkans nergens wordt
men om een extra-fooi lastig gevallen.
Maar vooral het hinderlijke, suppoosten van
openbare instellingen van vroeger eigen, dat
zij den vreemdeling voor de beenen liepen
om hem te dwingen explicaties zijnerzijds
te aanvaaarden, is teneinde. Over het Fo
rum Romanum b.v. loopen de wachters
rond die een wakend ook over de gedragin
gen der bezoekers houden, maar ge moet
u tot hen wenden teneinde hun inlichtingen
te verkrijgen. Zelfs de wachter, die het be
kende kaarsje aansteekt over de bijkans
prehistorische vondsten met teksten, die
reeds ten tijde van Cicero onduidelijk wer
den geacht, moet om een beetje licht ge
vraagd worden en biedt het gelukkig!
zelf nier meer aan!
FEITEN EN CIJFERS OVER SCHOOL
EN ONDERWIJS.
Wanneer wij nagaan op welke wijze de
bevolking der scholen voor gewoon lager
onderwijs over de achtereenvolgende leer
jaren is verdeeld, komt ons het beeld van
de (afgeknotte) pyramide voor den geest.
Na de eerste klasse;, die wij ons als de ba
sis denken, neemt het getal leerlingen in
elke volgende klasse af. Stellen wij het ge
tal leerlingen in het eerste leerjaar op hon
derd, dan daalt de klasse bezetting als
volgt:
Leerjaar 1 100
Leerjaar 2 93.4
Leerjaar 3 92.6
Leerjaar 4 90.5
Leerjaar 5 80.7
Leerjaar 6 70.6
Leerjaar 7 41.8
Op grond van deze cijfers mogen wij wel
licht zeggen, dat van de leerlingen, die in
de eerste klas worden toegelaten, 20 h 30%
de zesde klasse niet haalt. Er blijft op dit
gebied nog veel te onderzoeken. In de
Statistiek van het Gewoon en Uitgebreid
Lager Onderwijs 1929 1) wordt er op ge
wezen hoe gecompliceerd het schijnbaar
eenvoudige verschijnsel, dat wij in het bo
venstaande staatje hebben uitgedrukt, in
werkelijkheid is. Er zijn op dit punt nog
verschillende vragen op te lossen. Hiertoe
behoort ook deze, hoe het komt, dat de
leerjaren 2 t/m 6 in de grootere gemeenten
in verhouding tot het getal leerlingen in de
eerste klasse sterker bezet zijn dan in de
kleinere plattelands-gemeenten.
Wat ook in dit verband nog te onderzoe
ken blijve, vast sta^t, dat er een groot aan
tal leerlingen dat dezen gang van het
onderwijs niet kan bijhouden en achter
raakt. Dit valt aanstonds in het oog, wan
neer wij letten op de leeftijden der leerlin
gen in verband met de klasse, waarin zij
zijn geplaatst. Dienaangaande brengt de on-
derwijsstatistiek hoogst belangwekkende
gegevens. Nemen wij met het Centraal Bu
reau voor de Statistiek aan, dat een leerling,
die op 31December 7 jaar oud is, in het
eerste leerjaar nog als normaal geplaatst
kan worden aangemerkt, dan geldt als uiter
ste leeftijd voor het tweede leerjaar de leef
tijd van 8 jaar, voor het derde leerjaar die
van 9 jaar, enz. Deze maatstaf is niet te
streng, want de meeste leerlingen komen
op ongeveer 6-jarigen leeftijd op school.
Wij vragen nif, welk gedeelte van de leer
lingen in elke klasse een hoogeren leeftijd
heeft bereikt). De statistiek geeft de vol
gende percentages achterblijvende leerlin
gen:
Leerjaar Procent
1 5.1
2 9.4
3 13.3
4 18.3
5 24.6
6 20.9
Wij merken op» dat het aantal achterblij
vende leerlingen tot het 5de leerjaar toe
stijgt en daarna afneemt. De ergste achter
blijvers halen de 6e klasse niet meer. Op
merkelijk is, dat, gelijk uit uitvoeriger cij
fermateriaal blijkt, het aantal achterblijven
de jongens dat der achterblijvende meisjes
steeds overtreft.
Wij komen nog even terug op de cijfers
betreffende het verloop der leerlingen. Ook
bij de U.L.O.-scholen trekken de verschil
len in dc bezetting der achtereenvolgende
leerjaren de aandacht. Hier zijn zij, zoo
mogelijk» nog belangwekkender dan bij het
gewoon lager onderwijs. Stellen wij de eer
ste klasse der U.L.O.-school op honderd
leerlingen, dan krijgen wij:
Er loopen hier Hyena's rond
Hebt gij dat ooit geweten?
Die beesten, gluiperig, onguur,
Die slechts de lijken eten.
Zij houden, overdag, zich schuil,
Als muizen en als ratten;
Gaan steeds, in diepe duisternis,
't Luguber werk hervatten.
BIJ DAG verraadt NIETS hunnen aard,
Maar 's NACHTS zijn 't WARE DOL
LEN;
't Gehuil, in 't holste van den nacht,
Doet 't bloed in d'aderen stollen.
En ieder haat dat vrees'lijk beest,
Al is 't nog zoo bang en laf;
Dat gluipt en sluipt, en loert en wroet,
En lijken haalt uit 't graf.
Maar op Hyena's doel 'k hier NIET,
Met pooten, kop en staart;
Neen; DIE IN MENSCHELIJK GE-
DAANT'
Vindt men ALOM op d'aard'
HIER sluipt óók ZOO'N H^YENA rond,
Die steeds in 't duister wroet;
De man is EVEN SCHUW EN LAF
Als 't genoemde dier-gebroed!
Hij schrijft, HEEL SCHUNNIG, in een
krant
Op rijm; noemt zich J. J.;
Graaft kuil steeds voor een ander dan,
Valt zelf er in; O, wee!
Hij is daarbij óók nog: GEMEEN!
MORAAL heeft hij GEEN ZIER;
Waar hij EEN MENSCH wil knauwen
gaan,
Rijmt (quasi) hij op „EEN DIER".
Zulk SMAADSCHRIFT neemt Redactie op,
ln 't nummer voor NIEUWJAAR!
Als AL wat zich fatsoenlijk weet,
GELUK wenscht aan elkaar.
Die krant? Het is „De Soester" NIET,
Op wien een „KWEZEL" fit;
't Is 't laatste Vrijdag exemplaar
SOESTER COURANT", van Smit.
De rijm'laar dient GELIJK GESTELD,
Met het HYENA-BEEST;
Het blad dient zich te schamen, diep,
Waarin men ZOOIETS leest.
AD-REM.
onderwijs. Maar ook na de tweede klasse
verdwijnt er een groot procent der leerlin
gen.
Wij stellen ons voor de volgende week
deze reeks te besluiten met eenige gegevens
over oudercommissie en ouderavonden,
over het geneeskundig schooltoezicht en de
naleving der Leerplichtwet.
1) Bewerkt door het Centraal Bureau
voor de Statistiek.
Leerjaar 1
Leerjaar 2
Leerjaar 3
100
61.7
40.7
Opvallend is vooral het sterke verloop na
de eerste klasse. Duidelijk wordt hierdoor
gedemonstreerd, dat de eerste U.L.O.-klas
se voor veel leerlingen, die nimmer van
plan zijn geweest de geheele school te door-
loopen, in de plaats treedt van het zevende
leerjaar der school voor gewoon lager
(Vervolg)
Toen het afscheid kwam, toen gingen Ri-
na en njo, stil, zonder veel drukte van el
kaar; ze omhelsde haar kind ten afscheid,
ze begroef even haar gezicht tegen zijn li
chaampje aan, toen was 't voorbij. Ze liet
haar kind los. en ging bedeesd en stil achter
haar „toewan" aan, de loopplank af.
Dat was het afscheid van moeder en zoon,
voor 't leven. Nooit heeft ze haar njo, haar
kind teruggezien! Rina huilde niet, ook de
volgende dagen niet, ze was alleen stiller
en gedweeër dan voor dien. 't Huis was
leeg, de zon overglansde den tuin als vroe
ger, doch njo was er niet. Taxje jankte nu
en dan. Op de bloeiende hembang-repatie,
heg met donkerroode bloemen, kwamen de
vlinders af en aan; en de kippen kakelden
alsof ze njo misten. Allen, allen misten njo.
Zijn stoeltje stond leeg tegen den muur.
Hier en daar lag nog wat speelgoed. Doch
njo kwam niet terug.
Dat was de eerste wreede scheiding. Ach,
wat zou een inlandsche vrouw gevoelen?
Geef haar een bordje rijst, en ze heeft ge
noeg!! 't Is immers, „maar" een getinte
vrouw?
Taxje voelde immers ook niets? „Toewan"
kwam als gewoonlijk thuis, en zeide niet
veel, maar snauwde nu en dan, als Rina
in gedachten verzonken was. En eens op een
avond toen ze werkelijk bij haren „toewan"
huilde van verdriet om njo, toentoen
snauwde „toewan" haar af. Na dien zeide
ze nooit meer iets over njo. „Begrepen"
werd ze immers toch niet, door het eenige,
en liefste wat ze nog had, om voor te le
ven, haren grooten „toewan"? 't Dagelijkscli
leven ging gewoon zijn gang als altijd. Het
was nu eenmaal zoo. Indische kinderen
moesten naar Holland om „beschaving" op
te doen en knap te worden. Of hun moeder
hun arme inlandsche moeder hun miste,
daarnaar werd niet gevraagd. Wat betee-
kent nu een inlandsche vrouw!? Zij is im
mers zoo geheel anders dan Europeesche
vrouwen. Och zoo'n inlandsche vrouw is al-