5 D. Daniels - Gedipl. Horlogemaker
Groot© Opruiming
H. BEUKEN
MEUBILEER-INRICHTING
Verhuizingen en Transporten
Wegens waterschade, van alle UURWERKEN
Belgische- en Nederland
sche Defensie-uitgaven.
Voor de Huisvrouw
Voor de Vrouw
Voor de Kinderen
Advertentiën.
E. W. v. D00RM, Brinkstr. 8, Tel. 501, BAARN
Op goederen niet in de opruinrnq 10 Pet. KORTING.
Uit de Vrijheid:
Een communiqué, dat de aandacht ver
dient, verscheen dezer dagen in de bladen.
De Belgische regeering had een statistiek
laten samenstellen omtrent de militaire uit
gaven in verschillende landen. In deze „sta
tistiek" was Nederland nummer 2 van de
5 mogendheden van middelbaren rang, wier
ligging in Europa min of meer is blootge
steld. En België was nummer 5! Daaruit
bleek reeds aanstonds, dat men in België
de kunst van het groepeeren der cijfers
verstaat.
Van bevoegde Nederlandsche zijde werd
nu de aandacht er op gevestigd, dat waar
reeds 30 Staten opgave van hun defensie
uitgaven verstrekten (in verband met de
a.s. Ontwapeningsconferentie), de Belgi
sche cijfers tot dusver onbekend bleven. De
cijfers^ welke België thans, met het ver
bluffende commentaar, verstrekte, stelden
de „vergelijking" wel op zéér merkwaardige
wijze samen.
In het Nederlandsche communiqué wordt
daarover het volgende gezegd:
,^De gezamenlijke uitgaven van Nederland
en van de overzeesche gewesten, zijnde 171
millioen gulden, te weten de uitgaven voor
twee afzonderlijke legers en vloot, waarvan
pl.m. 80 pCt. in de overzeesche gewesten
aanwezig moet blijven, worden in het Bel
gische overzicht gebezigd n.b. ter vergelij
king met de uitgaven van landen^ die óf in
het geheel geen overzeesche gebieden be
zitten óf wier ovcrzeesch gebied, wat lig
ging, uitgestrektheid en belangrijkheid be
treft, zelfs voor een vergelijking met het
Nederlandsche niet in aanmerking komt.
Een juiste en eerlijke beoordeeling van
deze totale Nederlandsche verdedigingsuit-
gave van 171 millioen gulden (2448 millioen
Belg. francs) had moeten vermelden, dat
deze betreffen een Rijk in Europa, Azië enz.
van 70 millioen inwoners.
Voor de landmacht en luchtmacht van
Nederland in Europa werd in 1929 (het jaar
van vergelijking) echter 52 millioen gulden
besteed. Dit totaal is duidelijk af te leiden
uit de aan den Volkenbond verstrekte ge
gevens en derhalve aan de verschillende
statistische rekenaars niet onbekend ge
bleven.
Neemt men nu voor België het in het
bedoelde statistische bericht aangegeven
bedrag van 1458 millioen frs. als basis en
trekt men hiervan nog af 200 millioen frs.
(is vermoedelijk twee maal te veel) voor
het onderhoud van de weermacht in den
Congo en mandaatgebied, dan zou België
aan de land- en luchtmacht in Europa be
steden ongeveer 88 millioen gulden of 11
gulden per hoofd der bevolking. Hiertegen
over staat voor hetzelfde doel in Nederland
52 millioen of f 6.50 per hoofd. Mei belang
stelling kan men intusschen de desbetref
fende Volkenbondsopgave nopens "de Bel
gische defensie-uitgaven tegemoet zien.
De vergelijking van alle, wèl officieel be
kende gegevens, geeft aanleiding tot een
nog duidelijker conclusie nopens den graad
van bewapening der beide landen.
1. De totale vredessterkte van land- ei
luchtmacht van Nederland toch bedroeg ge
middeld voor 1929 (zonder de maréchaus
see) 17.102 man; van België bedraagt de op
gegeven gemiddelde vredessterkte voor
land- en luchtmacht (zonder de gendarme
rie) 71.760 man.
Op 10 man voor de land- en luchtmacht in
Nederland zijn dus onder de wapenen in
België, dat een nagenoeg even sterke be
volking heeft, 42 man.
2. Het gemiddelde verblijf in werkelijken
dienst der gewone dienstplichtigen bedraagt
in Nederland zeven maanden en in België
twaalf maanden.
3. In België zijn 50 pCt. meer militaire
vliegtuigen aanwezig dan in Nederland.
Een vergelijking van de bewapening van
Nederland met die der overige rijken zou
hier te ver voeren. Zij zou evenwel tot de
slotsom leiden, dat Nederland in Europa,
zoowel als in zijn overzeesche gewesten,
onder aan de lijst der bewapeningen staat."
Tot zoover het Nederlandsche commu
niqué, dat den verkeerden indruk, alsof Bel
gië zooveel minder bewapend zou zijn dan
Nederland, gedocumenteerd weerlegt.
Het gewekte misverstand blijft er niet
minder betreurenswaard om. Ons land heeft
zijn militaire cijfers open op tafel gelegd.
België daarentegen geeft een commentaar
ten beste, dat op ons land een militaristisch
odium legt, terwijl een kind weet, dat de
cijfers omtrent lichting, diensttijd, lucht
macht enz. in België die in ons land verre
overtreffen, Dt lijkt ons niet te getuigen
van den juisten geest, die op de Ontwape
ningsconferentie tot goede resultaten kan
leiden en dergelijke voorstellingen schijnen
ons, ook afgezien van de Ontwapenings
conferentie, niet geschikt om het weder-
zijdsch vertrouwen in de buurlanden, dat
gelukkig toeneemt, te versterken.
Geen halve waarheden a.n.b.
G. P. D.
betrokken. Daarvoor toch kiest men in ve
le gevallen uit een heide- of boschachtige
streek, de duinen, die streken dus, die wei
nig bewoond zijn, zoodat de bodemopper
vlakte weinig verontreinigd wordt en dien
tengevolge het grondwater ook aan weinig
verontreiniging blootstaat, terwijl voorts
van die gronden in den regel reeds dadelijk
zeer helder water wordt verkregen.
Dat water zgn. „hard" is, is toe te schrij
ven aan de aanwezigheid van kalkzouten,
die in het water in opgelosten toestand
voorkomen. Door het koken slaan sommige
kalkzouten neer en deze kunnen op den
duur in den ketel, omdat daarin geregeld
water wordt gekookt, een meer of minder
dikke laag vormen, die men den naam
geeft van ketelsteen.
Ook wanneer men het water in een pan
kookt, kan men, vooral wanneer er veel
kalk in het water aanwezig is, een aanslag
daarin opmerken, die echter bij het om-
wasschen weer gemakkelijk te verwijderen
is.
Dit water, waarbij dus door het koken
zouten neerslaan, zat na het koken aanmer
kelijk „zachter" zijn.
Waaraan bemerken wij dat? Vooral hier
aan, dat wij dan veel beter een goed schui
mend sop kunnen maken. Daarom is het
ook, wanneer men hard water heeft, van
dubbel belang, dat men er op let, dat het
water eerst goed gekookt heeft, alvorens
men het gebruikt voor het maken van een
zeepsop, hetzij voor het afwasschen, het
schoonmaken of de wasch.
Aan te raden is, dat men in het afwasch-
water eerst nog een weinig soda doet, waar
door men aan zeep kan besparen. Want U
zult allen wel eens opgemerkt hebben, dat
men met regenwater toch altijd nog vlug-
er lezeressen, die hiermede andere ervarin
gen hebben en willen zij deze wel eens me-
dedeelen.
(Uit het Alg. Ned. Landb. blad).
ONS MATERIAAL BIJ HET STRIJKEN
Behalve een goed strijkijzer, een strijk
plank en een mouwplankje, zijn er drie
kleine hulpmiddelen, die een goede huis
vrouw bij het strijken noodig heeft en die
haar buitengewoon goede diensten bewij
zen. Daar is in de eerste plaats het rekje
of treeftje, dat of op de strijkplank zelf is
aangebracht of los op tafel of op de plank
wordt gezet. Dit rekje dient om het heete
ijzer neer te kunnen zetten, zonder dat er
iets schroeit. Een belangrijk tweede hulp
middel is het was-kussentje of was-plankje,
dat dient om de ijzers glad te houden. Iede
re huisvrouw weet bij ervaring welk een
ellende het is als de ijzers blijven kleven,
hetgeen soms ook gebeurt doordat men de
stijfsel niet gaar heeft laten worden. Dit
was-plankje moet ongeveer zoo groot zijn
als het strijkijzer. Men legt er een paar
schilfertjes was of ceresine op en prikt er
dan met een paar punaises een doekje over
heen. Wanneer men nu met het heete ijzer
over het op het plankje gespannen doekje
strijkt, smelt de was er onder en wordt
het ijzer op doeltreffende wijze „gesmeerd."
Ten derde heeft men een kussentje noodig
om het heete ijzer stevig vast te kunnen
houden. Men gebruikt hier voor wel eens
een klein opgevouwen, theedoek of een an
dere lap, doch dit is verkeerd, want de boel
word onwillekeurig geschroeid en bedor
ven. Bij een electrisch ijzer heeft men daar
van natuurlijk niet zoo'n last, omdat men
daaraan meestal een houten handvat heeft
klokkende zijpanden. Ook voor deze japon
(patroon No. 3254) is 4 Meter stof van 1
Meter toereikend.
De kousen vormen steeds een belangrijk
onderdeel van ons tojlet. En daarom zij op
gemerkt, dat voor het seizoen van thans
bruin een lievelingskleur is. Zoo ziet men
allerlei kleuren en tinten bruin. Bijvoor
beeld kameelbruin, dat meer naar het beige
gaat en gedragen kan worden bij zwarte
bruine, groene, roode of roestkleurige ja
ponnen. Een andere tint, die aangekondigd
wordt als kannibaalbruin, is de kleur van
esn kous. die eventjes lichter is dan donker
ger een vet sop heeft, dan bij leidingwater, 7r"hr„-.1^ "d,UUVt" "f."':
.1 u Hit p.rct m J, Ir,. si I (Gebruikt men gewone ijzers, dan verdient
KALKAANSLAG IN KETELS.
De huisvrouw, die voor vele doeleinden
nog regenwater gebruikt, zal van een aan
slag in haar ketel niet veel last hebben.
Maar wel kan _dit het geval zijn bij een
geregeld gebruik van grondwater, in het
bijzonder bij het gebruik van leidingwater.
Leidingwater is ook grondwater, maar
wij verstaan daaronder in het bijzonder dat
water, dat door buizen naar de woningen
wordt gevoerd en dat voor een stad, dorp,
streek of deel van een provincie van een
centraal punt wordt verkregen.
Nu zal het menigeen, die aanvankelijk
grondwater gebruikte uit eigen put of door
middel van een Norton-pomp, en thans
van het leidingwater gebruik maakt, opval
len, dat er tusschen beiden verschillen zijn.
Het leidingwater kan veel helderder zijn,
het is vrij van schadelijke bestanddeelen
(grondwater dat op de goede wijze ver
kregen wordt en diep weg komt, kan ook
vrij daarvan zijn, doch leidingwater geeft
ons grooter zekerheid in dezen, omdat het
geregeld aan onderzoekingen onderworpen
is).
Meerdere verschillen zouden nog te noe
men zijn, maar een verschil, dat ons in het
gebruik iederen dag opvalt, is, dat het lei
dingwater zooveel „harder" kan zijn, dan
het grondwater, dat oorspronkelijk werd ge
bruikt. Dit zal verband houden met den
bodem, waarvan het leidingwater wordt
al is dit eerst gekookt. M|en kan dus bij
regenwater met minder zeep volstaan, om
dat dat water vrij is van kalkzouten en het
is dan ook zoo begrijpelijk, dat vele huis
vrouwen voor de wasch bij voorkeur re
genwater gebruiken. Als er dan ook maar
voor gezorgd wordt, dat het goed schoon
wordt opgevangen, dan zal men er ook
uitsluitend de voordeelen van ervaren.
Het is echter niet altijd het geval, dat
door het koken van hard water alle kalk
zouten neerslaan. Het kan zelfs gebeuren,
dat er in het water uitsluitend die zouten
voorkomen, die door het koken in het ge
heel niet neerslaan. Dat water noemt men
blijvend hard. Slaan de zouten wel neer,
dan is het voorbijgaand hard.
En dan is er nog een derde mogelijkheid
en wel, dat een deel van de zouten neer
slaat. Dat water wordt dus door het koken
gedeeltelijk zacht. Hieruit volgt dus. dat al
slaan er door het koken kalkzouten neer,
dat dit nog niet voor ons het bewijs is, dat
het water daardoor geheel zacht is gewor
den. Dat dit water voorbijgaand hard is
komt zelfs maar zelden voor.
Op den duur kan de kalkaanslag in den
ketel tot een dikke laag worden, die men
zelf niet meer verwijderen kan. Men kan
deze er dan wel bij een smid laten uitbik-
ken, maar als het een email ketel is, brengt
dit in den regel mee, dat er ook stukken
email afspringen. De ketel heeft daardoor
dus veel te verduren. Een ander nadeel is
nog, dat wanneer men de ketel zoo'n tijd
lang met die laag erin gebruikt heeft, het
water lang zoo gauw niet aan de kook te
krijgen is, tengevolge van dien dikken bo
dem.
Dit is dus onzuinig in het gebruik, want
men heeft meer brandstof te gebruiken
en langer te wachten!.
Veel beter is het dan ook, dat men der
gelijke ketels geregeld schoonmaakt.
Doch hoe? Er worden daarvoor verschil
lende middelen aangegeven.
In de eerste plaats wil ik noemen de be
paalde sponsjes, die in den handel worden
gebracht. Houdt men deze voortdurend in
den ketel, dan zou deze daardoor veel min
der aanslaan, doordat de kalkzouten zich
om het sponsje afzetten.
Ik heb zoo'n sponjc een tijdlang al in ge
bruik, en blijkt inderdaad, dat de ka.lkzou-
ten zich daarom afzetten, doch eveneens
is de ketel voortdurend aangeslagen, zoo
dat ik er bij het water, dat ik gebruik en
dat zeer hard is, geen profijt van onder
vind.
Dat sponsje is nu reeds tot een „kalk
steen" geworden en kan nog wel dit voor
deel hebben,, dat deze bij het gebruik van
den ketel over den bodem schuurt, waar
door stukjes ketelsteen loskomen.
Om dezelfde reden doet men ook wel
eens een knikker in den ketel of een platte
steen.
Voor een geregeld schoonmaken van den
ketel, dat iedere week wordt toegepast,
voldoet mij nog het beste deze even op het
vuur te zetten met wat sterke azijn er in,
zooveel dat de bodem goed bedekt is.
Wanneer de azijn kookt, wordt de ketel
dadelijk van het vuur genomen en laten we
de azijn nog langs de zijkanten loopen, zoo
dat ook deze, benevens de tuit, een beurt
krijgen.
Er ontstaat dan veel schuim, wat er op
wijst, dat de kalk door de azijn wordt op-
gelost.
Is de ketel schoon, dan wordt de azijn
er uitgeschonken, die soms nog wel eens,
indien de aanslag niet erg is, een tweede
keer te gebruiken is.
Tenslotte wordt de ketel goed nagespoeld.
Als sterke azijn kan men azijnessence
gebruiken, verdund met water, b.v. één
maal sterker dan inmaakazijn of nog ster
ker.
Dat kan men zelf bepalen naar de uitwer
king die de azijn heeft.
In plaats van azijn wordt ook wel zout
zuur genomen, dat een zeer scherp middel
is. Ketelsteen is ook daarmee uitstekend te
verwijderen, maar doordat zoutzuur zoo
bijtend is en een zeer scherpe da'mp geeft,
heeft men daarbij met grooter voorzichtig
heid te werken.
Men moet vooral oppassen, dat men de
damp niet inademt.
Het is hierbij in den regel niet noodig de
ketel met zoutzuur te verwarmen en is het
dan«aan te raden de behandeling buitens
huis toe te passen.
Vooral ook er om denken, dat U niet
morst met zoutzuur en na gebruik liefst
uitgieten in een zinkputje of ergens bui
tenshuis, waar geen planten staan.
Spoel den ketel goed na met schoon wa
ter.
Bij het bewaren van een flesch zoutzuur
moet er op gelet worden, dat deze zooveel
mogelijk afzonderlijk staat, omdat er, in
het bijzonder bij een aangebroken flesch,
voortdurend scherpe dampen worden afge
geven. Metalen, die in de nabijheid staan
kunnen daardoor worden aangetast.
Een raad, die men nog wel gauw eens
leest is de ketel uit te koken met water en
aardappelschillen. Ik paste dit eens toe,
doch zonder succes, maar dit kan best lig
gen aan dc soort kalkaanslag. Misschien zijn
het aanbeveling om ijzers met een hol hand
vat te nemen). Zoo'n strijkkussentje kan
men met heel weinig moeite maken door
een vierkant zakje te stikken van een oude
katoenen lap. Dit zakje vult men op met
opgevouwen couranten of lapjes. Bij een ge
woon strijkijzer,, dat op het vuur geheet
wordt, behoeft men niet zoo heel voor
zichtig te zijn met afkrabben met een mesje
of schuren met fijn schuurlinnen. Bij een
electrisch ijzer echter mag men nooit aan
den onderkant met een mes of zoo krab
ben, want dan heeft men veel kans, dat
men het strijkvlak bederft en ruw maakt.
Hier is dus het gebruik van het was-
plankje zeer a an te bevelen.
Kleine wenken, groot gemak
Als men wil voorkomen, dat een spiraal
matras gaat roesten, doet men er verstandig
aan de matras een kwastje aluminiumverf
te geven.
Als schoenen, nadat ze in den regen ge
dragen zijn en daarna opgedroogd stijf
worden, doet men goed ze met warm water
af te nemen en vervolgens stevig in te wrij
ven met castor-olie, Dit geldt natuurlijk
vooral voor de grovere soorten mans: en
jongensschoenen.
Vetvlekken op peau de suède schoenen
verwijdert men door ze met een lapje
met zuivere glycerine te wrijven.
Als men een cake maakt, kan men min
stens 1 ei vervangen door in het beslag 1
eetlepel azijn te doen.
Men kan de kleur van een karpet een heel
stuk ophalen en het karpet tegelijkertijd
goed reinigen door het stevig te boenen
met warm water, waarin men rauwe aard
appels heeft geraspt. Men gebruikt 2 rau
we aardappels op 1 liter water. Natuurlijk
moet men dit mengsel een minuut of 10
laten bezinken, voordat men het water voor
alle zekerheid nog even door een doek
zeeft. Met dit gezeefde water boent men
het karpet.
HET GEHEIM VAN DEN
NACHTEGAAL
rij naar een sprookje van Hans
Christjaan Andersen. bewerkt door
Clara van Son.
RECEPT.
Vleeschcroquetten maakt men van 2 one
vleesehresten, IK kopje melk, of jus met
water, IK lepel tarwebloem, 1 lepel boter,
wat peper, zout en nootmuskaat, K eetlepel
gehakte peterselie c 2 afgestreken lepels
bloem, en een pannet. frituurvet. De boter
verwarmt men roereude met de bloem tot
een gladde massa, daarbij voegt men lang
zamerhand het vocht en laat het sausje even
roerende doorkoken (een paar minuten).
Hierdoor roert men het gehakt of eenigs-
zins grof gemalen vleesch en de kruiden.
Het deeg, uitgespreid op een plat bord,
laat men afkoelen tot het stevig is. Dan
ormt men er langwerpige croquetjes van
en wentelt die door het paneermeel. De 2
lepels bloem mengt men aan met een paar
lepels water tot een niet te dun papje, daar
in dompelt men de croquetjes en wentelt ze
nog eens in het paneermeel. In dien tijd
zorgt men dat het ijzeren potje met het
frituurvet zóó heet is geworden, dat de
blauwe damp er af komt. De croquetjes
legt men erin (2 5 4 tegelijk). Dan laat men
ze even bakken tot ze een knappend korst
je hebben en neemt ze er daarna met een
schuimspaan uifc. Op een stuk grauw papier
even laten uitlekken en dan legt men ze op
een schaaltje.
HUISVROUW.
TWEE GEKLEEDE JAPONNETJES.
De twee z.g. namiddagjaponnetjes, die
wij deze week geven, vertoonen op dui
delijke wijze de allernieuwste mode-details,
ooals cape-kraag, schouder-cape-jes, aan
gezette, geplisseerde randjes, enz. Het link-
sche modelltje, (patroon No. 3253) is van
bruine crêpe de chine. De japon heeft een
Berthekraag, die afgezet is met een klein
plissétje. De plissé is een ruim aangezet
randje, waarin men de plooitjes zelf eenigs-
zins onregelmatig met een heet ijzer heeft
gestreken. Onregelmatig is ook de z.gr
,,basque"0 het pandje op den rok, dat links
vrij hoog begint en dat van achteren schuin
naar beneden loopt, zoodat aan den rechter
kant het pand veel lager valt. Ook dit is.
evenals de rok, van onderen afgezet met
een plissétje. Dc rok heeft verder de noo-
dige wijdte verkregen door een ruim in
gezet, rondgesneden pand (godets). Aan 4
Meter stof van 1 Meter breed heeft men
voldoende. Daarnaast een snoezig japonne
tje van crêpe satin. Ook dit japonnetje heeft
een cape-je, dat achter op den rug gespleten
is. Bovendien heeft iedere mouw nog een
volannetje, waardoor de indruk van een
dubbele postillonscape wordt gewekt. De
rok is van voren en van achteren recht, met
bruin en een bronsachtigen glans heeft.
Deze kousen draagt men bij een geheel
bruin costuuin. Walnoot is een licht mau
ve-beige tint, die heel goed staat bij brui
ne, groene, roode of roestroode jurken. Bij
grijze costuums draagt men verder grijze
kousen, bij geheel blauwe costuums, grijs-
achtig-mol; en heel donkergrijs, naar bruin
toe, draagt men bij het heele zwarte costuum
en de zwart-en-wit ensemble.
L O E S.
Van deze japonnen zijn knippatronen ver
krijgbaar 5 75 cent. Postwissel zenden aan:
De Beurs, Amstellaan 66, Amsterdam-Z.
Op het strookje nauwkeurig vermelden:
Naam en adres van afzender, nummer van
het gewenschte patroon en maat. Levering
binnen 1 week. (De maten van 40 tot 52
kunnen geleverd worden).
Beste meisjes en jongens.
De oplossingen van de raadsels van
verleden week luiden als volgt
1. Boskoop is Bjoskoop.
2. Bodegraven.
De nieuwe raadsels zijn:
1. Ik ben zoo zwart als roet. Keer -mij
om, dan wordt ik als melk zoo wjt. Ra.
ra, wat is dat?
2. Men vindt mij op de boerderij. Keer
mij om, dan word ik door vele menschen
als pap gegeten. Wie ben ik?
3. Het is een klejn vlindertje. Zet het
op zijn kop, dan wordt het een jongens
naam. Hoe heet dat vlinder!je?
4. Wie kan van de volgende letters een
jongensnaam maken: A D D E R U?
OOM KAREL
Te koop
2 drachtige Friesche schapen. Camillestraat
9 a.d. Soesterweg bij fabriek fa. Noack,
Amersfoort.
Nadruk verboden - rechten voorbehouden
„Maar het boek, waarin ik het gele
zen heb, is door den machtigen keizer van
Japan aan mij gezonden, dus het kan geen
leugen zijn. ik wil den nachtegaai hooren
en als hij er vanavond niet is, krijgt het
heele hot na het eten een pak slaag!"
,,'lsing-pi!zei de kamerneer en rende
weer w eg om het heele paleis te doorzoe
ken. Het heele hof rende met hem mee,
want niemand wjlde graag een pak slaag
krijgen.
ledereen vroeg naar den nachtegaal,
waarvan de buitenwereld alles wist en
waarvan niemand aan het hof nog ooit
gehoord had. Eindelijk vonden zij een
arm klein meisje in de keuken en dat zei:
„U lieve deugd, bedoelt L' de nachtegaal?
Die ken ik heel goed. Ja zeker, hij kan
prachtig zjngen. Llken avond mag ïk een
pannetje eten naar mijn moeder brengen,
die gjnds aan het strand woont en als ïk
dan naar het paleis terug keer en ik ben
moe; dan rust ik ujt ïn het bosch en
dan hoor ik de nachtegaal! En hij zjngt
zoo prachtig...."
"Zeg, jij klein keukenmeisje", zeï de
kamerheer. „Je krijgt een vaste betrek
king als keukenprinses en je krijgt de
bijzondere gunst om te mogen zien, hoe de
Keizer eet, als je ons naar den nachten
gaal brengt. De nachtegaal moet n.1. van
avond aan het hof verschijnen!"
Toen gingen ze allemaal naar het bosch
waar de nachtegaal gewoonlijk zong. Bg-
na het geheele hof was er. En terwijl ze
zoo up weg waren, begon er in de verte
een koe te loeien.
„O, daar heb je hem!" riep een jonge
hoveling uit, „wat een wonderlijk prach
tige stem heeft zoo'n klejn beestje! Jk
heb nog nooit zoo iets gehoord!"
„Nee, dat is een koe, die loeït. Wij
zijn nog een heel eind van de plek, waar
de nachtegaal woont!', zei het keuken
meisje. Toen kwamen zij langs een sloot
en de kikvorschen begonnen luid te kwa
ken.
„Prachtig, prachtig," zeï een andere
hoveling, „het is net het geluid van kerk
klokken
„Nee, dat zijn kikkers!" zei het keu
kenmeisje, „maar wij zullen hem nu wel
gauw hooren, denk ik
Toen begon de nachtegaal te zingen.
„Daar heb je hem!", zei het kleine
meisje, ,,hoor maar eens en kijk eens,
waar hij zit!". En zij wees naar een klei;*
grijs vogeltje, dat tusschen de takken zat.
„Het is toch niet waar?!", zeï de Ka
merheer. „Ik had nooit gedacht, dat hij
er zóó uit zou zjen. Wat zïet hij er dood
gewoon uit. Ik denk. dat hjj prachtigei
kleuren heeft gehad, dat hij op hel ge
zicht van zooveel deftige menschen van
Kleur verschoten is!''
„Nachtegaaltje!", riep het keukenmeis
je, zoo hard ze kon, ..onze keizer wenscht
dat je voor hem zingt!"
„Met alle plezier, hoor!", zei de nach
tegaal, terwjjl hij een prachtig lied gor
gelde.
Des avonds was er groot feest in het
paleis van den keizer. De vloeren en de
muren, die immers allemaal van porce-
lein waren, waren extra mooi opgewre
ven en glommen in het licht van 1000
gouden lampjes. Iedereen had zyn Zon-
dagsche pak aan en de keizer zat op zijn
gouden troon en vlak voor hem had men
een gouden stokje gemaakt, waarop de
nachtegaal moest zitten, als hij voor den
keizer zou zjngen. Toen de nachtegaal
binnenkwam, gjng hij dadelijk op het gou
den stokje zitten en maakte 3 keer een
buiging voor den Keïzer. Daarna zong
de nachtegaal zoo'n prachtig lied, dat de
keizer er tranen van jn zijn oogen kreeg.
De keizer zei, dat de vogel als beloonïrig
zijn gouden pantoffels om zijn hals mocht
dragen; dat was natuurlijk een groote
eer.
bij
BAARN - LAANSTRAAT 14 - TELEFOON 301
Uw Horloge is een kleine machine t
J Vakkundige behandeling van alle soorten Uurwerken,
J Laanstraat 99 - Baarn - Telefoon 495 J
9
ft»»»»»»»*»»**»***»'»»»