Kantoorboeken N Wetenswaardigheden op Administratief en Fiscaal terrein. FEUILLETON WEÊRGALÖÖZE ZELFOPOFFERING Voor de Vrouw Voor de Kinderen WIJ LEVEREN VLUG, GOED, BILLIJK REKENINGEN, NOTA's, KWITANTIES, BRIEFPAPIER, MEMORAN DUMS, BRIEFKAAR TEN, ENZ. ENZ. Correspondentie deze rubriek betreffende rechtstreeks te zenden aan de Directie van de N.V. Accountantskantoor „Nederlandsch Bureau voor Adviezen", gevestigd te Haar lem, Houtplein 17r. Bij vragen lezers hebben het recht tot het inwinnen van kosteloos advies in be lastingzaken en aangelegenheden van boek- houdkundigen aard postzegel voor ant woord bijvoegen. HET KASBOEK. De boekhouding moet een antwoord ge ven op de vragen wat te vorderen is van de klanten en wat verschuldigd is aan de leveranciers. Vorderingenboek en Schuldenboek ge ven dit antwoord. Men moet ook controle hebben op zijn kasgeld. Uit de boekhouding moet blijken hoe veel geld er moet zijn en dan behoort van tijd tot tijd liefst iederen avond te worden nagegaan, of het geld er ook in derdaad is. Het Kasboek levert deze controle. Het Kasboek is meer dan controle- boek. Maar daarover spreken wij later nog wel eens. Voorloopig beschouwen wij het Kasboek uitsluitend als controle-boek. Over het Kasboek in zijn meest een- voudigen vorm zullen wij het thans heb ben. Een Kasboek is bij een groot aantal mid denstanders nog contrabande. Zeer tot hun eigen schade. De kas klopt toch nooit, is vaak het lakonieke antwoord. Wat een Kasboek is, mag worden be kend verondersteld. Het is een boek, waarin men zijn ont vangsten en uitgaven opteekent in tijds volgorde. Alle ontvangsten en alle uitgaven teekent men in dit boek aan. Niet slechts dus de zuivere zaakontvangsten en zaak uitgaven, resp. bedrijfs ontvangsten en uitgaven. Alle ontvangsten en uitgaven. Ook dus de buitengewone ontvangsten en uitgaven, zooals huurontvangst, rente-ont vangst en dergelijke. Ook de privé-uitga- ven. Hoe zal het Kasboek controlemiddel zijn, wanneer men niet alle ontvangsten en uitgaven noteert? Vele ambachtslieden houden er een Kas boek op na. In het Kasboek van een bepaald jaar noteeren wij alleen bedrijfs-ontvangsten en -uitgaven; geleende gelden en terugbe taalde geleende gelden bijv. niet; alleen ontvangsten wegens geleverd materiaal en verrichten aroeid en uitgaven aan le veranciers, betaalde onkosten en derge- lpe. Zij noteeren dan onder de ontvangsten en uitgaven van dit bepaalde jaar ook die bedr^ïsontvangsten en -uitgaven, die in een volgend jaar worden ontvangen en ge daan, maar op het einde van het jaar nog waren te vorderen, resp. verschuldigd. Op die wijze krijgen ze de bedrijf^ontvangsten en -uitgaven van een bepaald jaar bij el kaar te staan. Wij achten het onjuist het Kasboek op deze wqze te houden. Kascontrole is op die wijze onmogelijk. Aan een boekhouding moet als eerste eisch worden gesteld, dat kascontrole plaats vindt. Is kascontrole onmogelijk, of -hetgeen op hetzelfde neerkomt is deze controle wel mogelijk, maar wordt ze nagelaten, dan verliest de boekhouding zoo niet al le, dan toch een groot gedeelte van haar betrouwbaarheid. Hoe gemakkelijk worden niet fouten gemaakt. Geheel onopzettelijk. Welnu, wanneer kascontrole niet wordt toegepast, waarschuwt uw boekhouding niet en is er dus geen gelegenheid de fou ten te achterhalen. Wie kascontrole toe past, bemerkt uit het niet-sluiten van de kas, dat er iets aan hapert. Is er te wei nig in kas bijv. (zegt Het Kasboek dat er f100.— moet zijn, terwijl er f80.is), dan wijst dit er op, dat een uitgaaf werd vergeten in te boeken, of dat. hetgeen min der waarschijnlijk is, een ontvangst tot een te hoog bedrag werd ingeboekt. Omgekeerd, is er teveel in kas, dan be- teekent dit of dat een ontvangst abusieve lijk niet werd genoteerd, of dat een uit gaaf tot een te hoog bedrag, dan wel twee maal geboekt staat. Vooral, wanneer men den tijd, die tusschen twee kascontroles ligt, niet te lang neemt, zal het in negen van de tien gevallen gelukken de fout op te sporen. Komt het herhaaldelijk voor, dat verschillen, hoe ook wordt gezocht, niet terecht kunnen worden gebracht, dan maant dit tot het instellen van een onder zoek, of er ook fraude mogelijk is. Met kascontrole staat en valt veler boekhouding. In de boekhouding van een bakker of winkelier, is controle op de juistheid van de ingeboekte winkelontvangsten wan neer althans £een kasregister wordt ge bruikt onmogelijk. De juistheid moet worden aangenomen. De juistheid van't meerendeel der ingeboekte uitgaven kan tenslotte nog worden geconstateerd dooi de kwitanties. Past nu een bakker, of winkelier geen kascontrole toe, dan verzwakt deze om standigheid de waarde van de boekhou ding als bewijsmiddel bijv. in een recla me tegen een te hoogen aanslag, Is dan nog bovendien het bruto-winst- percentage beneden het normale en kan van deze omstandigheid geen verklaarbare reden worden opgegeven, dan zal de boek houding als bewijsmiddel worden ver worpen. Houdt daarom een Kasboek bij. Maar doe meer. Pas ook regelmatig kascontrole toe. Regelmatig. Dus niet een paar keer in het jaar. Een dergelijke controle geeft weinig. Wanneer men dan verschillen con stateert en hoe serieus men ook boek houdt, verschillen zal men constateeren, flan verkeert men in de onmogelijkheid deze terecht te brengen. Men controleere, indien mogelijk iederen avond de kas. Kan dat niet, dan late men in geen geval kas controle langer dan een week achterwege. Wie prijs stelt op een betrouwbare boekhouding, een boekhouding, die bij re clames tegen te hooge aanslagen als be wijsmiddel wordt aanvaard, passé kascon trole toe. Er zijn op 't oogenblik staten in den handel, die het toepassen van kascontrole gemakkelijk maken. Naar het Engelsch van M. E. E. POWERS. 15) „Het was "mijn laatste redmiddel. Je weet niet, wat ik heb doorgemaakt eer ik er toe overging. Wil .je wel geftaoven, dat ik iedereen haat?" „Zelfs den deugdzamen William?" „Neen; William haat ik niet. Hij is de beste, eerlijkste man, dien ik ooit ont moette. Maar nu mag ik niet langer dra len, mijn paard staat al vóór". Maisie volgde. „Kijk, is dit niet een goed begin?" vroeg Helen, op het prachtige rijdier dui dend. ,Hij is vanochtend gekomen, v.rg zeld van een brief van mr. Jones, mr. Plantagenet Jones, waarin die mij zijn huwelijksaanzoek deed. Hjj zag er tegen op, om persoonlijk mijn hand te vragen tn door nu vandaag dit paard te berijden, schenk ik hem mjjn „ja-woord". Op dit oogenblik verscheen kapitein Challoner, en vroeg beleefd: „Mag ik je ook mjjn hulp bieden bjj het opstijgen, Helen?" „Neen. dank je. Daar is de groom voor' antwoordde zij, ijskoud. „Je bent er vroeg bij. Ik vrees, dat mr. Jones nog niet op is! Je moet niet vergeten, dat hp geen jonge verloofde meer is. Hij heeft dit alles al meer dan eens doorgemaakt". Maisie keek den jongen man met een verwijtenden blik aan. Een daagsche jurk en een voorjaars mantel. Het is een heel gewoon, maar aardig en stevig daagsch japonnetje, dat wij deze keer geven. Het is van een gewone fantasiestof niet een makkelijke, ruime klokrok, die in punten is aangezet. Langs het vierkante halsje loopt een smal vest je van effen crepe de chine, met een smal plissétje afgezet, evenals de manchetten, die ook van effen crepe zijn. Voor dit mo del (patroon nr. 3284) heeft men "3.50 M. stof van 1 M. breed noodig. En dan be ginnen we alweer hard te denken over een nieuwe voorjaarsmantel. Die op de teeke- ning (patroon nr. 3285) is eveneens ge dacht van een fantasiestof met een groote kraag en revers, die afgezet zijn met ef fen stof. De mantel wordt gesloten met» 6 groote galalithknoopen. Aan 2.50 M. stof van 1.40 M. 'breed heeft men vol doende. Ondertusschen houdt men hier en daar al uï'.stalldngen van voorjaarshoeden. Op merkelijk zijn de talrijke heele. fijne weef sels, die niet eens altijd stroo zijn. doch soms haarkant, cellophane of andere kunst matige stoffen. Opmerkelijk is echter ook. dat de hoedjes bijna allemaal hoog glan zend en schitterend zijn. In den vorm is heel wat variatie, maar ge.en van alle zijn de nieuwe hoedjes buitengewoon klein. Soms zijn er zelfs, die heel groot zijn1. Wat de garneering betreft, ziet men heel veel bloemen van ingerimpelde zijde, tul- le, fluweel en andere zachte stoffen. De ze garneering wordt echter zeer spaar zaam gebruikt en dikwijls slechts op één plek, gewoonlijk links achter op het hoed je. Natuurlijk zijn er ook weer de piekeri ge en soms heel ondeugende haneveeren. die af en toe recht overeind op het hoed je staan. En andere garneeringen van glim mend glas. metaal en git ziet men ook in allerlei combinaties toegepast. Verder platte strikken en small<e banden van lint. Alle garneering is echter plat of hoe kig en in de meeste gevallen is de kleur ervan in scherp contrast met de kleur van de hoed zelf. Zoo ziet men dikwijls rood en cerise gecombineerd met blauw. Wij zagén b.v.. een groote bleekgroene tuinhoed met 2 platte fluweel'en bloemen van purperachtig blauw. Blauw zal een heele groote plaats in de voorjaarsmode innemen, speciaal naar den violetten kant toe. Licht blauw en hemelsch blauw in combinatie met wit ziet men ook. L O E S. Van deze jurk en mantel, zijn knippa tronen verkrijgbaar a 75 et. per stuk. Postwissel zenden aan: De Beurs, Am- stellaan 66, Amsterdam, Z. Op het strook je nauwkeurig vermelden: Naam en adres van afzender, nummer van het gewenschte patroon en maat. Levering binnen 1 weck. (De maten van 40 tot 52 kunnen geleverd worden). Eenige nuttige wenken. Koffie kan soms leelijke vlekken geven. Uit de teere stoffen verwijdert men ze door ze te bewerken met een borsteltje met zuivere glycerine. In lauw water uit spoelen en aan den verkeerden kant strij ken. Vettige moddervlekken uit dikke stoffen (een jas, een mantel of een omslag van een heerenpantalon) schuiert men eerst zoo veel mogelijk weg met een borstel, als ze goed droog zijn. Daarna maakt men een meng sel van gelijke deelen vloeibare ammonia en water en wrijft de vlek daarmee met een flanellen lapje in één richting. Zitten er moddervlekken in zwarte zijde of wollen stoffen, die er ook met borstelen niet heele- maal uit willen, dan kan men zulk een vlek verwijderen met een flanellen lapje, dat mén in een beetje heete koffie, waarin een klein beetje ammonia, heeft gedoopt. Het water, waarin rijst heeft gekookt, is een goed middel om roestvlekken (ijzer) uit te maken. Week deze roestvlekken in het rijstwater gedurende 4 of 5 uren, daar na in schoon water uitspoelen. Roestvlekken kan men ook uit elke stof verwijderen met een papje van gelijke dee len tafelzout en wijnsteen. Maak de vlek nat en sprenkel het mengsel er dik op. Daar na de stof in de zon leggen. „Hoe kunt u toch zulke wreede dingen zeggen?" vroeg zij, onwillekeurig. Hij haalde de schouders op en keerde zich half-boos tot haar. „U kunt toch niet verwachten, dat ik eerbied koester voor een meisje, dat niet eens eerbied heeft voor zichzelf?" zei hij, „en een vrouw moet zich toch al heel diep gezonken gevoelen, als zij zich, naar lichaam en ziel verkoopt!" Maar dit was het niet. Gekwetste trots was den onmiddellijke aanleiding tot den stap, waartoe zij zoo roekeloos was over gegaan. Zij wilde haar eigen leven bederven, als zij maar de voldoening had, om kapitein Challoner te kunnen bewijzen, dat hij toch niet in staat was, haar tot liefde jegens hem te brengen wat hij zoo overmoedig had verklaard. HOOFDSTUK YVI. Kapitein Challoner mocht het dan al anders voorspeld hebben mr. Jones was tegenwoordig op de afgesproken plaats, eer dat Helen er was. „Miss Ray u?" hijgde hij, daar hij altijd buiten adem was, of althans meende te zijn; en nu zeker dubbel van opgewon denheid, onder den indruk van de om standigheden. Dit, ja. al kan ik nu ook niet juist zeggen dat het een vergas sing voor mij is, het maakt mij toch, in ieder geval, heel gelukkig!" „Is het dan geen verrassing voor if?" Hij merkte wel, dat iïelen's toon zeer spijtig was; dus hijgde en kuchte hij een beetje, vóór hij antwoordde: „Nu, ik had dit misschien ook niet moe ten zeggen. Maar de mees ten zouden je je geluk benijden. Helen!" „Mijn geluk! Ik kan u niet geheel volgen, mr. Jones!" N.V. Eerste Soester Electr. Drukkerij Beste meisjes en jongens. Ziezoo, daar zijn de oplossingen van de raadsels van de vorige keer weer. Kijk maar eens, wat jullie er van goed geraden had. 1. Ra-bar-ber is Bar; bo-on is ON en BARON is BARON; 2. Psang; 3. Gat, kat, lat, mat, nat, rat; vat. 2. Pisang. 3. Gat, kat, lat, mat, nat. rat, vail. De nieuwe raadsels zijn: 1. Wie kan jn de volgende zinnen de verborgen kleuren vinden?: Hij legde op de kar mijn koffer neer» Kent ge elkanders naam? De knecht bracht een paar schoenen en een krentebrood. Hij was moe, doch hij gaf er toch den brui nog niet aan. 2. Neem 2 dieren, die gewoonlijk als erg dom beschouwd worden. Voeg daar- bjj een medeklinker, dan krijg je.... een nuttig vjervoetig dier! Ra, ra. wat ïs dat? 3. Met V ben ik koud, met D heeft ie der mensch mij wel eens, met K .Jym ik hardv met W word ik op het brood of bij het middagmaal gegeten. Ra, ra, wat is dat? OOM KAREL. „Bedoelt u hiermee nu. dat wij niet ver loofd zijn? En h'et was toch zoo de af spraak, dat, als u dit paard vandaag reedt, dat ik het dan moest opvatten, dat u mijn aanzoek liadt aangenomen. Op dit oogenblik kwam Dick aangere den; en. terwijl hij haar voorbijging, fluis terde hij haar glimlachend in: „Wat een knap paar zijn jullie toch!" Die spotternij werkte beslissend op haar houding jegens mr. Jones. „Och, ik ben zoo gauw niet beleedigdV sprak zij, berouwvol. „Maar ziet u, ik kan mij nog niet zoo gauw aanpassen aan de omstandigheden"., ,,A1 goed! Al goed, kind». We moeten nu niet beginnen met een kibbelpartij, vind je wel?" Het geheele gezelschap trok nu op en Helen en haar verloofde volgden op eeni- gen afstand, heel kalm en alle hindernis sen vermijdend. Eerst tegen den middag werd de jacht geanimeerd en nu kon Helen toch ook de verzoeking niet langer weerstaan, gaf haar paard de sporen en galopeerde over het veld, zich niet meer bekommerend om haar verloofde, die haar met droevigen blik nastaarde. Bij het slot van de jacht was Helen echter niet tegenwoordig; haar paard was over een steen gestruikeld en dit had haar rit aanmerkelijk vertraagd. De schemering viel in, en allen, die hadden deelgenomen aan de jacht, maak ten zich gereed tot den tei ugtocht en trokken zich ook haar lot niet verder aan, daar zij immers wisten, dat Dick Challo ner in haar buurt woonda Maar zij be dankte er voor, om zijn geleide te aan vaarden. Kalm stak hij een sigaar op, draafde naar huis, en Helen trachtte hem vaneen Het geheim van den Nachtegaal. Vrij naar een sprookje van Hans Chris- tiaan Andersen, bewerkt door Clara van Son. (Nadruk verboden) (Alle rechten voorbehouden) De klokkemaker zette een bedenkelijk gezicht en begon het uurwerk, dat binnen in den mekanieken vogel zat, te onderzoe ken. Hij draaide alle schroeven los en keek binnen pi het uurwerk. Nu, toen was er niet veel moois meer aan den prach- tigen vogel te zien. Hij zat van binnen vol met radertjes en ijzeren stangetjes en het leek precies een zeer oude wekkerklok. De klokkemaker krabde zich eens achter het oor en sprak: „lk zie al, wat er aan de hand is, Majesteit! De veer is gesprongen en hij kan nu nooit meer zingen. Ik zal probeeren een nieuwe ^eer te maken, maar dat is een heel erg j moeilijk werk!" Hoofdschuddend ging de klokkemaker heen, met de eens zoo bewonderde en kostbare nachtegaal in een bruin stuk papier gewikkeld. Den vol genden dag bracht hij den mekanieken vo gel terug en zei tot den Kejzer: „Majes teit, het is gelukt. Hij kan weer Lzingen. Maar één ding moet ik U zeggen, alle radertjes binnen pi zijn bijna versleten, omdat U hem zoo dikwijls heeft laten zin gen en als die stuk gaan, kan ik ze niet meer maken. Voortaan mag de vogel niet meer dan ééns in het jaar een liedje zin gen! Zoo gezegd, zoo gedaan.t "De keizer en de hovelingen durfden natuurlijk den raad van den klokkenmaker niet p den wïnd te slaan. Daarom mocht de kunstnachtegaal alleen maar fl'uiten op den verjaardag van den keizer van Chi na. De muziekmeester van het hof hield dan een heele deftige toespraak met net zooveel moeilijke woorden erin. als hij maar bedenken kon. Maar toch bleef de kunstnachtegaal erg zwak en vreesden "al len, dat hij elk oogenblik voor goed kapot zou raken. Zoo gingen vijf jaren voorbij en toen ge beurde er iets erg naars. De keizer, die al heel erg oud was, ik geloof wel 637 jaar werd ziek en iedereen zei. dat de keizer dood ging. Daarom werd er maar vast een nieuwe keizer gekozen, dïe ïn een kamer van het paleis moest wachten, tot de oude keizer gestorven zou zijn. De menschen stonden in dichte rijen voor het ualeis. om te hooren hoe het met den ouden keizer ging. Ondertusschen lag de oude keizer dood stil en koud jn zijn prachtig bed van zijde en gouddraad en de hovelingen dachten, dat hij dood was en daarom lieten zij hem maar alleen liggen en gingen naar den nieuwen k£jzer om een buiging voor hem te maken. Het was doodstil jn het paleis. Want overal waren dikke kleeden neer gelegd opdat men geen voetstap zou kun nen hooren. Doch de oude keizer was niet dood. Hij lag doodstil voor zich uit te sta ren. Hij kon zich njet bewegen. Ook kon hij zijn oogen niet dicht doen. En dat was verschrikkelijk naar, want de keizer zag in de plooien van zijn bedgordijnen aller lei erge gekke gezichten, dïe naar hem keken. Er waren heele leelijke angstaan jagende gezichten, andere gezichten grijns, den naar hem, terwijl er ook een paar wa ren, die hem vriendelijk toelachten. Maai de meesten waren toch de grijnzende en spottende gezichten. Weten jullie, wat dat waren? Het waren de goede en de slechte daden van den keizer, die hem nu ïn 't gelaat keken. Natuurlijk waren het geen echte gezichten, maar de oude zieke kei zer verbeeldde het zich maar zoo en dacht heusch dat het echte gezichten waren. Hij werd vreeselijk bang, vooral ook. om dat alles zoo doodstil in het pal'eïs was, en hij daar maar moederziel alleen met die grijzende gezichten was. Naast zijn bed stond de kunstnachtegaal op een gouden kussen. „O," riep de oude kejzer uit. ,was er toch maar iemand, die iet> tegen mij zei, of die wat muziek maakte! Dan zouden die leelijke gezichten wel weggaan. Kom, nachtegaal, kom zing nu! Ik heb je immers overladen met juweelen en ik heb zelfs mijn eigen gouden pantoffel om je nek ge hangen, kom, zing nu voor me!" Maar de mekanieke vogel bleef natuur lijk doodstil, want er was geen mensch, die hem kon opwjnden en daardoor kon hij natuurlijk niet flujten. Het angstzweet stroomde den ouden keizer van het gelaat. Doch alles bleef doodstili De kunstnachte gaal floot niet en de leelijke gezichten ïn het bedgordijn grijnsden en bespotten hem. (Wordt vervolgd). Aanbevelend. N.V. Ie SOESTER ELECTR I SCH E DRUKKERIJ VERGEVEN EN VERGETEN. Als roepstem uit klein Nederland. Och kom vergeven en vergeten. Heeft men aan zonden zich gekweten Soms eer, van anderen vertreden,. Och toe, vergeven en vergeten. Heeft men Uws broeders bloed vergoten Of anderen in 't verdriet gestooten. Och wil vergeven en vergeten. Zijn soms uw kinderen U ontnomen. Door onverlaat, ruw zonder schroomen Uw hart berst, door het leed geleden, O, ik bid U, wil vergeven en vergeten In landen drukken schulden zeer. Door dat men recht en rechtigheden Geen acht slaat op de bange bede O, geef toch toe en wil Vergeven en Vergeten. afstand te volgen. Hier was echter geen denken aan! Haar paard had een gezwollen voorpoot, met zelfs een bloedende wonde, die zij zoo goed mogelijk verbond met haar zakdoek. Maar nu....? Nadat Dick eens een paar malen omge keken had, en tot. de ontdekking was ge komen, dat hij niet gevolgd werd door Helen, keerde hij terug en vroeg beleefd, toen hij haar daar zoo hulpeloos zag slaan: ,,Kan ik ook van eenigen dienst zijn?" „In het geheel niet!" antwoordde zij hooghartig. Dick nam nu enkel nog den hoed af en ging. Misschien, dat Helen niet verwacht had, dat hij dit antwoord zoo h lettre zou heb ben opgevat; althans, toen hij wegwas, voelde zij zich toch wel heel ongelukkig, sloeg de handen voor het gelaat en snik te. „Hoe lang zij daar zoo trooseloos aan den weg had gezeten, wist zij zelf niet; maar ineens zag ze mannen met lantaarns en met een klein ponywagentje bij zich. „Hier! hier ben ik!", riep zij. „O, is u daar miss? Wij dachten wel, dat n hier dicht bij zoudt zijn. Dat had dè jongeheer wel gezegd. Wp komen van de boerderij van Pender, hier vijf mijlen vandaan". Dus had Dick haar toch niet geheel in den steek gelaten; en, ofschoon ze hem baaue, was ze hem dankbaar voor 'de wij ze waarop hij haar hulp had gezonden. „Maar dit wagentje kan mij nooit naar Trevenna brengen!" zei ze, terwijl ze in het ponykarretje stapte. „Dat "hoeft ook niet, miss! Als u maar eerst op mijn hoeve is, dan zal het rijtuig u daar komen halen. Kapitein Challbner heeft zijn orders gegeven en uw paard zal ook wel een 14 dagen hier moeten blij ven".., Toen ze de boerderij bereikt hadden, werd Helen binnengelaten in een gezellige huiskamer, waar een knappend houtvuur brandde en waar de tafel uitnoodigend stond gedekt voor het theeuurtje. Dick Challoner, die bij haar binnentre den met de boerin in gesprek was ge weest, keerde zich nu tot haar: „Gelukkig kwam ik den groom van mr. Jones tegen en toen heb ik maar de vrijheid genomen, hem om het rijtuig van zijn meester te zenden. Daar deze waar schijnlijk zelf ook zal meekomen, heb ik je een aangenamen terugrit bezorgd. Door een heerlijk geurig kopje thee en versche cake was Helen weer veel verkwikt; en na nog een oogenblik wach ten, hoorde zij het rijtuig aanrollen. Gelijk Dick had voorspeld, kwam mr. Jones zelf. Hij was erg druk in zjjn lief desbetuigingen, tilde Helen bijna in het rijtuig. Dick zag aan haar gezicht, dat zij een afkeer had van den ouden man, zoo dat hij toch ook weer medelijden met haar kreeg en op het laatste oogenblik nog vroeg: „Voor mij is er toch zeker ook wel een plaatsje in het rijtuig? Ik ben. eerlijk- gezegd, ook wel wat moe en nu u toch voor het grootste deel dienzelfden weg gaat. Mijn paard kan dan hier wel zoo lang bij Pender blijven Vreemd; maar op dien terugrit) kwam. Helen nu tot de ontdekking, dat zjj Dick Challoner toch liefhad; ondanks zijn uittartende spotternijen.... (Wordt vervolgd). B A U

Historische kranten - Archief Eemland

De Soester | 1932 | | pagina 4