Kantoorboeken
N
Wetenswaardigheden op
Administratief en Fiscaal
terrein.
FEUILLETON
WEÊRGALÖÖZE
ZELFOPOFFERING
Voor de Vrouw
Voor de Kinderen
WIJ
LEVEREN
VLUG,
GOED,
BILLIJK
REKENINGEN,
NOTA's,
KWITANTIES,
BRIEFPAPIER,
MEMORAN
DUMS,
BRIEFKAAR
TEN, ENZ. ENZ.
Correspondentie deze rubriek betreffende
rechtstreeks te zenden aan de Directie van
de N.V. Accountantskantoor „Nederlandsch
Bureau voor Adviezen", gevestigd te Haar
lem, Houtplein 17r.
Bij vragen lezers hebben het recht tot
het inwinnen van kosteloos advies in be
lastingzaken en aangelegenheden van boek-
houdkundigen aard postzegel voor ant
woord bijvoegen.
HET KASBOEK.
De boekhouding moet een antwoord ge
ven op de vragen wat te vorderen is van
de klanten en wat verschuldigd is aan de
leveranciers.
Vorderingenboek en Schuldenboek ge
ven dit antwoord.
Men moet ook controle hebben op zijn
kasgeld.
Uit de boekhouding moet blijken hoe
veel geld er moet zijn en dan behoort van
tijd tot tijd liefst iederen avond te
worden nagegaan, of het geld er ook in
derdaad is.
Het Kasboek levert deze controle.
Het Kasboek is meer dan controle-
boek. Maar daarover spreken wij later nog
wel eens. Voorloopig beschouwen wij het
Kasboek uitsluitend als controle-boek.
Over het Kasboek in zijn meest een-
voudigen vorm zullen wij het thans heb
ben.
Een Kasboek is bij een groot aantal mid
denstanders nog contrabande. Zeer tot hun
eigen schade. De kas klopt toch nooit, is
vaak het lakonieke antwoord.
Wat een Kasboek is, mag worden be
kend verondersteld.
Het is een boek, waarin men zijn ont
vangsten en uitgaven opteekent in tijds
volgorde. Alle ontvangsten en alle uitgaven
teekent men in dit boek aan. Niet slechts
dus de zuivere zaakontvangsten en zaak
uitgaven, resp. bedrijfs ontvangsten en
uitgaven. Alle ontvangsten en uitgaven.
Ook dus de buitengewone ontvangsten en
uitgaven, zooals huurontvangst, rente-ont
vangst en dergelijke. Ook de privé-uitga-
ven. Hoe zal het Kasboek controlemiddel
zijn, wanneer men niet alle ontvangsten en
uitgaven noteert?
Vele ambachtslieden houden er een Kas
boek op na.
In het Kasboek van een bepaald jaar
noteeren wij alleen bedrijfs-ontvangsten en
-uitgaven; geleende gelden en terugbe
taalde geleende gelden bijv. niet; alleen
ontvangsten wegens geleverd materiaal
en verrichten aroeid en uitgaven aan le
veranciers, betaalde onkosten en derge-
lpe.
Zij noteeren dan onder de ontvangsten
en uitgaven van dit bepaalde jaar ook die
bedr^ïsontvangsten en -uitgaven, die in
een volgend jaar worden ontvangen en ge
daan, maar op het einde van het jaar nog
waren te vorderen, resp. verschuldigd. Op
die wijze krijgen ze de bedrijf^ontvangsten
en -uitgaven van een bepaald jaar bij el
kaar te staan.
Wij achten het onjuist het Kasboek op
deze wqze te houden.
Kascontrole is op die wijze onmogelijk.
Aan een boekhouding moet als eerste
eisch worden gesteld, dat kascontrole
plaats vindt.
Is kascontrole onmogelijk, of -hetgeen
op hetzelfde neerkomt is deze controle
wel mogelijk, maar wordt ze nagelaten,
dan verliest de boekhouding zoo niet al
le, dan toch een groot gedeelte van haar
betrouwbaarheid. Hoe gemakkelijk worden
niet fouten gemaakt. Geheel onopzettelijk.
Welnu, wanneer kascontrole niet wordt
toegepast, waarschuwt uw boekhouding
niet en is er dus geen gelegenheid de fou
ten te achterhalen. Wie kascontrole toe
past, bemerkt uit het niet-sluiten van de
kas, dat er iets aan hapert. Is er te wei
nig in kas bijv. (zegt Het Kasboek dat er
f100.— moet zijn, terwijl er f80.is),
dan wijst dit er op, dat een uitgaaf werd
vergeten in te boeken, of dat. hetgeen min
der waarschijnlijk is, een ontvangst tot
een te hoog bedrag werd ingeboekt.
Omgekeerd, is er teveel in kas, dan be-
teekent dit of dat een ontvangst abusieve
lijk niet werd genoteerd, of dat een uit
gaaf tot een te hoog bedrag, dan wel twee
maal geboekt staat. Vooral, wanneer men
den tijd, die tusschen twee kascontroles
ligt, niet te lang neemt, zal het in negen
van de tien gevallen gelukken de fout op
te sporen. Komt het herhaaldelijk voor,
dat verschillen, hoe ook wordt gezocht,
niet terecht kunnen worden gebracht, dan
maant dit tot het instellen van een onder
zoek, of er ook fraude mogelijk is.
Met kascontrole staat en valt veler
boekhouding.
In de boekhouding van een bakker of
winkelier, is controle op de juistheid van
de ingeboekte winkelontvangsten wan
neer althans £een kasregister wordt ge
bruikt onmogelijk. De juistheid moet
worden aangenomen. De juistheid van't
meerendeel der ingeboekte uitgaven kan
tenslotte nog worden geconstateerd dooi
de kwitanties.
Past nu een bakker, of winkelier geen
kascontrole toe, dan verzwakt deze om
standigheid de waarde van de boekhou
ding als bewijsmiddel bijv. in een recla
me tegen een te hoogen aanslag,
Is dan nog bovendien het bruto-winst-
percentage beneden het normale en kan
van deze omstandigheid geen verklaarbare
reden worden opgegeven, dan zal de boek
houding als bewijsmiddel worden ver
worpen.
Houdt daarom een Kasboek bij.
Maar doe meer.
Pas ook regelmatig kascontrole toe.
Regelmatig. Dus niet een paar keer in
het jaar. Een dergelijke controle geeft
weinig. Wanneer men dan verschillen con
stateert en hoe serieus men ook boek
houdt, verschillen zal men constateeren,
flan verkeert men in de onmogelijkheid
deze terecht te brengen. Men controleere,
indien mogelijk iederen avond de kas. Kan
dat niet, dan late men in geen geval kas
controle langer dan een week achterwege.
Wie prijs stelt op een betrouwbare
boekhouding, een boekhouding, die bij re
clames tegen te hooge aanslagen als be
wijsmiddel wordt aanvaard, passé kascon
trole toe.
Er zijn op 't oogenblik staten in den
handel, die het toepassen van kascontrole
gemakkelijk maken.
Naar het Engelsch van
M. E. E. POWERS.
15)
„Het was "mijn laatste redmiddel. Je
weet niet, wat ik heb doorgemaakt eer ik
er toe overging. Wil .je wel geftaoven,
dat ik iedereen haat?"
„Zelfs den deugdzamen William?"
„Neen; William haat ik niet. Hij is de
beste, eerlijkste man, dien ik ooit ont
moette. Maar nu mag ik niet langer dra
len, mijn paard staat al vóór".
Maisie volgde.
„Kijk, is dit niet een goed begin?"
vroeg Helen, op het prachtige rijdier dui
dend. ,Hij is vanochtend gekomen, v.rg
zeld van een brief van mr. Jones, mr.
Plantagenet Jones, waarin die mij zijn
huwelijksaanzoek deed. Hjj zag er tegen
op, om persoonlijk mijn hand te vragen tn
door nu vandaag dit paard te berijden,
schenk ik hem mjjn „ja-woord".
Op dit oogenblik verscheen kapitein
Challoner, en vroeg beleefd:
„Mag ik je ook mjjn hulp bieden bjj het
opstijgen, Helen?"
„Neen. dank je. Daar is de groom voor'
antwoordde zij, ijskoud.
„Je bent er vroeg bij. Ik vrees, dat
mr. Jones nog niet op is! Je moet niet
vergeten, dat hp geen jonge verloofde
meer is. Hij heeft dit alles al meer dan
eens doorgemaakt".
Maisie keek den jongen man met een
verwijtenden blik aan.
Een daagsche jurk en een voorjaars
mantel.
Het is een heel gewoon, maar aardig
en stevig daagsch japonnetje, dat wij
deze keer geven. Het is van een gewone
fantasiestof niet een makkelijke, ruime
klokrok, die in punten is aangezet. Langs
het vierkante halsje loopt een smal vest
je van effen crepe de chine, met een smal
plissétje afgezet, evenals de manchetten,
die ook van effen crepe zijn. Voor dit mo
del (patroon nr. 3284) heeft men "3.50 M.
stof van 1 M. breed noodig. En dan be
ginnen we alweer hard te denken over een
nieuwe voorjaarsmantel. Die op de teeke-
ning (patroon nr. 3285) is eveneens ge
dacht van een fantasiestof met een groote
kraag en revers, die afgezet zijn met ef
fen stof. De mantel wordt gesloten met»
6 groote galalithknoopen. Aan 2.50 M.
stof van 1.40 M. 'breed heeft men vol
doende.
Ondertusschen houdt men hier en daar
al uï'.stalldngen van voorjaarshoeden. Op
merkelijk zijn de talrijke heele. fijne weef
sels, die niet eens altijd stroo zijn. doch
soms haarkant, cellophane of andere kunst
matige stoffen. Opmerkelijk is echter ook.
dat de hoedjes bijna allemaal hoog glan
zend en schitterend zijn. In den vorm is
heel wat variatie, maar ge.en van alle zijn
de nieuwe hoedjes buitengewoon klein.
Soms zijn er zelfs, die heel groot zijn1.
Wat de garneering betreft, ziet men heel
veel bloemen van ingerimpelde zijde, tul-
le, fluweel en andere zachte stoffen. De
ze garneering wordt echter zeer spaar
zaam gebruikt en dikwijls slechts op één
plek, gewoonlijk links achter op het hoed
je. Natuurlijk zijn er ook weer de piekeri
ge en soms heel ondeugende haneveeren.
die af en toe recht overeind op het hoed
je staan. En andere garneeringen van glim
mend glas. metaal en git ziet men ook
in allerlei combinaties toegepast. Verder
platte strikken en small<e banden van
lint. Alle garneering is echter plat of hoe
kig en in de meeste gevallen is de kleur
ervan in scherp contrast met de kleur
van de hoed zelf. Zoo ziet men dikwijls
rood en cerise gecombineerd met blauw.
Wij zagén b.v.. een groote bleekgroene
tuinhoed met 2 platte fluweel'en bloemen
van purperachtig blauw. Blauw zal een
heele groote plaats in de voorjaarsmode
innemen, speciaal naar den violetten kant
toe. Licht blauw en hemelsch blauw in
combinatie met wit ziet men ook.
L O E S.
Van deze jurk en mantel, zijn knippa
tronen verkrijgbaar a 75 et. per stuk.
Postwissel zenden aan: De Beurs, Am-
stellaan 66, Amsterdam, Z. Op het strook
je nauwkeurig vermelden: Naam en adres
van afzender, nummer van het gewenschte
patroon en maat. Levering binnen 1 weck.
(De maten van 40 tot 52 kunnen geleverd
worden).
Eenige nuttige wenken.
Koffie kan soms leelijke vlekken geven.
Uit de teere stoffen verwijdert men ze
door ze te bewerken met een borsteltje
met zuivere glycerine. In lauw water uit
spoelen en aan den verkeerden kant strij
ken.
Vettige moddervlekken uit dikke stoffen
(een jas, een mantel of een omslag van een
heerenpantalon) schuiert men eerst zoo veel
mogelijk weg met een borstel, als ze goed
droog zijn. Daarna maakt men een meng
sel van gelijke deelen vloeibare ammonia en
water en wrijft de vlek daarmee met een
flanellen lapje in één richting. Zitten er
moddervlekken in zwarte zijde of wollen
stoffen, die er ook met borstelen niet heele-
maal uit willen, dan kan men zulk een vlek
verwijderen met een flanellen lapje, dat
mén in een beetje heete koffie, waarin een
klein beetje ammonia, heeft gedoopt.
Het water, waarin rijst heeft gekookt, is
een goed middel om roestvlekken (ijzer)
uit te maken. Week deze roestvlekken in
het rijstwater gedurende 4 of 5 uren, daar
na in schoon water uitspoelen.
Roestvlekken kan men ook uit elke stof
verwijderen met een papje van gelijke dee
len tafelzout en wijnsteen. Maak de vlek
nat en sprenkel het mengsel er dik op. Daar
na de stof in de zon leggen.
„Hoe kunt u toch zulke wreede dingen
zeggen?" vroeg zij, onwillekeurig.
Hij haalde de schouders op en keerde
zich half-boos tot haar.
„U kunt toch niet verwachten, dat ik
eerbied koester voor een meisje, dat niet
eens eerbied heeft voor zichzelf?" zei hij,
„en een vrouw moet zich toch al heel
diep gezonken gevoelen, als zij zich, naar
lichaam en ziel verkoopt!"
Maar dit was het niet. Gekwetste trots
was den onmiddellijke aanleiding tot den
stap, waartoe zij zoo roekeloos was over
gegaan. Zij wilde haar eigen leven
bederven, als zij maar de voldoening had,
om kapitein Challoner te kunnen bewijzen,
dat hij toch niet in staat was, haar tot
liefde jegens hem te brengen wat hij
zoo overmoedig had verklaard.
HOOFDSTUK YVI.
Kapitein Challoner mocht het dan al
anders voorspeld hebben mr. Jones
was tegenwoordig op de afgesproken
plaats, eer dat Helen er was.
„Miss Ray u?" hijgde hij, daar hij
altijd buiten adem was, of althans meende
te zijn; en nu zeker dubbel van opgewon
denheid, onder den indruk van de om
standigheden. Dit, ja. al kan ik nu
ook niet juist zeggen dat het een vergas
sing voor mij is, het maakt mij toch, in
ieder geval, heel gelukkig!"
„Is het dan geen verrassing voor if?"
Hij merkte wel, dat iïelen's toon zeer
spijtig was; dus hijgde en kuchte hij een
beetje, vóór hij antwoordde:
„Nu, ik had dit misschien ook niet moe
ten zeggen. Maar de mees ten zouden je
je geluk benijden. Helen!"
„Mijn geluk! Ik kan u niet geheel
volgen, mr. Jones!"
N.V. Eerste Soester Electr. Drukkerij
Beste meisjes en jongens.
Ziezoo, daar zijn de oplossingen van de
raadsels van de vorige keer weer. Kijk
maar eens, wat jullie er van goed geraden
had.
1. Ra-bar-ber is Bar; bo-on is ON en
BARON is BARON; 2. Psang; 3. Gat,
kat, lat, mat, nat, rat; vat.
2. Pisang.
3. Gat, kat, lat, mat, nat. rat, vail.
De nieuwe raadsels zijn:
1. Wie kan jn de volgende zinnen de
verborgen kleuren vinden?:
Hij legde op de kar mijn koffer neer»
Kent ge elkanders naam? De knecht bracht
een paar schoenen en een krentebrood. Hij
was moe, doch hij gaf er toch den brui
nog niet aan.
2. Neem 2 dieren, die gewoonlijk als
erg dom beschouwd worden. Voeg daar-
bjj een medeklinker, dan krijg je.... een
nuttig vjervoetig dier! Ra, ra. wat ïs dat?
3. Met V ben ik koud, met D heeft ie
der mensch mij wel eens, met K .Jym ik
hardv met W word ik op het brood of bij
het middagmaal gegeten. Ra, ra, wat is
dat?
OOM KAREL.
„Bedoelt u hiermee nu. dat wij niet ver
loofd zijn? En h'et was toch zoo de af
spraak, dat, als u dit paard vandaag reedt,
dat ik het dan moest opvatten, dat u mijn
aanzoek liadt aangenomen.
Op dit oogenblik kwam Dick aangere
den; en. terwijl hij haar voorbijging, fluis
terde hij haar glimlachend in:
„Wat een knap paar zijn jullie toch!"
Die spotternij werkte beslissend op
haar houding jegens mr. Jones.
„Och, ik ben zoo gauw niet beleedigdV
sprak zij, berouwvol. „Maar ziet u, ik kan
mij nog niet zoo gauw aanpassen aan de
omstandigheden".,
,,A1 goed! Al goed, kind». We moeten nu
niet beginnen met een kibbelpartij, vind
je wel?"
Het geheele gezelschap trok nu op en
Helen en haar verloofde volgden op eeni-
gen afstand, heel kalm en alle hindernis
sen vermijdend.
Eerst tegen den middag werd de jacht
geanimeerd en nu kon Helen toch ook
de verzoeking niet langer weerstaan, gaf
haar paard de sporen en galopeerde over
het veld, zich niet meer bekommerend
om haar verloofde, die haar met droevigen
blik nastaarde.
Bij het slot van de jacht was Helen
echter niet tegenwoordig; haar paard was
over een steen gestruikeld en dit had
haar rit aanmerkelijk vertraagd.
De schemering viel in, en allen, die
hadden deelgenomen aan de jacht, maak
ten zich gereed tot den tei ugtocht en
trokken zich ook haar lot niet verder aan,
daar zij immers wisten, dat Dick Challo
ner in haar buurt woonda Maar zij be
dankte er voor, om zijn geleide te aan
vaarden.
Kalm stak hij een sigaar op, draafde
naar huis, en Helen trachtte hem vaneen
Het geheim van den Nachtegaal.
Vrij naar een sprookje van Hans Chris-
tiaan Andersen, bewerkt door Clara
van Son.
(Nadruk verboden)
(Alle rechten voorbehouden)
De klokkemaker zette een bedenkelijk
gezicht en begon het uurwerk, dat binnen
in den mekanieken vogel zat, te onderzoe
ken. Hij draaide alle schroeven los en
keek binnen pi het uurwerk. Nu, toen was
er niet veel moois meer aan den prach-
tigen vogel te zien. Hij zat van binnen vol
met radertjes en ijzeren stangetjes en
het leek precies een zeer oude
wekkerklok. De klokkemaker krabde
zich eens achter het oor en sprak: „lk
zie al, wat er aan de hand is, Majesteit!
De veer is gesprongen en hij kan nu nooit
meer zingen. Ik zal probeeren een nieuwe
^eer te maken, maar dat is een heel erg j
moeilijk werk!" Hoofdschuddend ging de
klokkemaker heen, met de eens zoo
bewonderde en kostbare nachtegaal in
een bruin stuk papier gewikkeld. Den vol
genden dag bracht hij den mekanieken vo
gel terug en zei tot den Kejzer: „Majes
teit, het is gelukt. Hij kan weer Lzingen.
Maar één ding moet ik U zeggen, alle
radertjes binnen pi zijn bijna versleten,
omdat U hem zoo dikwijls heeft laten zin
gen en als die stuk gaan, kan ik ze niet
meer maken. Voortaan mag de vogel niet
meer dan ééns in het jaar een liedje zin
gen! Zoo gezegd, zoo gedaan.t
"De keizer en de hovelingen durfden
natuurlijk den raad van den klokkenmaker
niet p den wïnd te slaan. Daarom mocht
de kunstnachtegaal alleen maar fl'uiten
op den verjaardag van den keizer van Chi
na. De muziekmeester van het hof hield
dan een heele deftige toespraak met net
zooveel moeilijke woorden erin. als hij
maar bedenken kon. Maar toch bleef de
kunstnachtegaal erg zwak en vreesden "al
len, dat hij elk oogenblik voor goed kapot
zou raken.
Zoo gingen vijf jaren voorbij en toen ge
beurde er iets erg naars. De keizer, die
al heel erg oud was, ik geloof wel 637
jaar werd ziek en iedereen zei. dat de
keizer dood ging. Daarom werd er maar
vast een nieuwe keizer gekozen, dïe ïn een
kamer van het paleis moest wachten, tot
de oude keizer gestorven zou zijn. De
menschen stonden in dichte rijen voor
het ualeis. om te hooren hoe het met den
ouden keizer ging.
Ondertusschen lag de oude keizer dood
stil en koud jn zijn prachtig bed van zijde
en gouddraad en de hovelingen dachten,
dat hij dood was en daarom lieten zij hem
maar alleen liggen en gingen naar den
nieuwen k£jzer om een buiging voor hem
te maken. Het was doodstil jn het paleis.
Want overal waren dikke kleeden neer
gelegd opdat men geen voetstap zou kun
nen hooren. Doch de oude keizer was niet
dood. Hij lag doodstil voor zich uit te sta
ren. Hij kon zich njet bewegen. Ook kon
hij zijn oogen niet dicht doen. En dat was
verschrikkelijk naar, want de keizer zag
in de plooien van zijn bedgordijnen aller
lei erge gekke gezichten, dïe naar hem
keken. Er waren heele leelijke angstaan
jagende gezichten, andere gezichten grijns,
den naar hem, terwijl er ook een paar wa
ren, die hem vriendelijk toelachten. Maai
de meesten waren toch de grijnzende en
spottende gezichten. Weten jullie, wat dat
waren? Het waren de goede en de slechte
daden van den keizer, die hem nu ïn 't
gelaat keken. Natuurlijk waren het geen
echte gezichten, maar de oude zieke kei
zer verbeeldde het zich maar zoo en dacht
heusch dat het echte gezichten waren.
Hij werd vreeselijk bang, vooral ook. om
dat alles zoo doodstil in het pal'eïs was,
en hij daar maar moederziel alleen met die
grijzende gezichten was. Naast zijn bed
stond de kunstnachtegaal op een gouden
kussen. „O," riep de oude kejzer uit. ,was
er toch maar iemand, die iet> tegen mij zei,
of die wat muziek maakte! Dan zouden die
leelijke gezichten wel weggaan. Kom,
nachtegaal, kom zing nu! Ik heb je immers
overladen met juweelen en ik heb zelfs
mijn eigen gouden pantoffel om je nek ge
hangen, kom, zing nu voor me!"
Maar de mekanieke vogel bleef natuur
lijk doodstil, want er was geen mensch,
die hem kon opwjnden en daardoor kon
hij natuurlijk niet flujten. Het angstzweet
stroomde den ouden keizer van het gelaat.
Doch alles bleef doodstili De kunstnachte
gaal floot niet en de leelijke gezichten ïn
het bedgordijn grijnsden en bespotten hem.
(Wordt vervolgd).
Aanbevelend.
N.V. Ie SOESTER
ELECTR I SCH E
DRUKKERIJ
VERGEVEN EN VERGETEN.
Als roepstem uit klein Nederland.
Och kom vergeven en vergeten.
Heeft men aan zonden zich gekweten
Soms eer, van anderen vertreden,.
Och toe, vergeven en vergeten.
Heeft men Uws broeders bloed vergoten
Of anderen in 't verdriet gestooten.
Och wil vergeven en vergeten.
Zijn soms uw kinderen U ontnomen.
Door onverlaat, ruw zonder schroomen
Uw hart berst, door het leed geleden,
O, ik bid U, wil vergeven en vergeten
In landen drukken schulden zeer.
Door dat men recht en rechtigheden
Geen acht slaat op de bange bede
O, geef toch toe en wil
Vergeven en Vergeten.
afstand te volgen. Hier was echter geen
denken aan! Haar paard had een gezwollen
voorpoot, met zelfs een bloedende wonde,
die zij zoo goed mogelijk verbond met haar
zakdoek.
Maar nu....?
Nadat Dick eens een paar malen omge
keken had, en tot. de ontdekking was ge
komen, dat hij niet gevolgd werd door
Helen, keerde hij terug en vroeg beleefd,
toen hij haar daar zoo hulpeloos zag slaan:
,,Kan ik ook van eenigen dienst zijn?"
„In het geheel niet!" antwoordde zij
hooghartig.
Dick nam nu enkel nog den hoed af en
ging.
Misschien, dat Helen niet verwacht had,
dat hij dit antwoord zoo h lettre zou heb
ben opgevat; althans, toen hij wegwas,
voelde zij zich toch wel heel ongelukkig,
sloeg de handen voor het gelaat en snik
te.
„Hoe lang zij daar zoo trooseloos aan
den weg had gezeten, wist zij zelf niet;
maar ineens zag ze mannen met lantaarns
en met een klein ponywagentje bij zich.
„Hier! hier ben ik!", riep zij.
„O, is u daar miss? Wij dachten
wel, dat n hier dicht bij zoudt zijn. Dat
had dè jongeheer wel gezegd. Wp komen
van de boerderij van Pender, hier vijf
mijlen vandaan".
Dus had Dick haar toch niet geheel in
den steek gelaten; en, ofschoon ze hem
baaue, was ze hem dankbaar voor 'de wij
ze waarop hij haar hulp had gezonden.
„Maar dit wagentje kan mij nooit naar
Trevenna brengen!" zei ze, terwijl ze in
het ponykarretje stapte.
„Dat "hoeft ook niet, miss! Als u maar
eerst op mijn hoeve is, dan zal het rijtuig
u daar komen halen. Kapitein Challbner
heeft zijn orders gegeven en uw paard
zal ook wel een 14 dagen hier moeten blij
ven"..,
Toen ze de boerderij bereikt hadden,
werd Helen binnengelaten in een gezellige
huiskamer, waar een knappend houtvuur
brandde en waar de tafel uitnoodigend
stond gedekt voor het theeuurtje.
Dick Challoner, die bij haar binnentre
den met de boerin in gesprek was ge
weest, keerde zich nu tot haar:
„Gelukkig kwam ik den groom van
mr. Jones tegen en toen heb ik maar de
vrijheid genomen, hem om het rijtuig van
zijn meester te zenden. Daar deze waar
schijnlijk zelf ook zal meekomen, heb ik
je een aangenamen terugrit bezorgd.
Door een heerlijk geurig kopje thee
en versche cake was Helen weer veel
verkwikt; en na nog een oogenblik wach
ten, hoorde zij het rijtuig aanrollen.
Gelijk Dick had voorspeld, kwam mr.
Jones zelf. Hij was erg druk in zjjn lief
desbetuigingen, tilde Helen bijna in het
rijtuig. Dick zag aan haar gezicht, dat zij
een afkeer had van den ouden man, zoo
dat hij toch ook weer medelijden met haar
kreeg en op het laatste oogenblik nog
vroeg:
„Voor mij is er toch zeker ook wel
een plaatsje in het rijtuig? Ik ben. eerlijk-
gezegd, ook wel wat moe en nu u toch
voor het grootste deel dienzelfden weg
gaat. Mijn paard kan dan hier wel zoo
lang bij Pender blijven
Vreemd; maar op dien terugrit)
kwam. Helen nu tot de ontdekking, dat zjj
Dick Challoner toch liefhad; ondanks zijn
uittartende spotternijen....
(Wordt vervolgd).
B
A
U