Strafzaken in het oude Holland. Aartsvijanden Zwem in Ribana VEN E MA Meylink's Fotohandel Hygiëne van de Lever. Heeren-Modemagazijn De Wolvenjacht in de Duinen (1754) Burgerlijke Stand Predikbeurten. gedragen, konden wij aan het eind van het jaar een totaal gewicht van pl.m 5000 K.G. koper bijeen krijgen. Waar wij weten dat elk plaatje 4 gram weegt en dit vermenig vuldigen met bovengenoemd aantal, komen wij aan een gewicht van 12.000 K.G. koper, hetgeen een zeer belangrijk bedrag zal kun nen opbrengen. Hoewel aan t.b.c.-bestrijding momenteel vrij veel wordt gedaan, zijn er toch nog velen, die tengevolge van geldgebrek niet kunnen worden uitgezonden. Nog minder kan worden gedacht aan Nazorgbehande ling. Vandaar een beroep op alle bezitters van rijwielen, die een steentje kunnen bij dragen tot verwezenlijking van ons doel, door het rijwielplaatje niet in de vuilnisbak te deponeeren, doch dit te willen zenden aan ons kantoor, Breedeweg 5, A'dam. PROV. STATEN VAN UTRECHT. De salariskorting aangenomen. Het voorstel van Ged. Staten van Utrecht betreffende de salariskorting voor het provinciale personeel werd bestreden door den heer Mebius (Soc.Dem.), omdat de financiën der provincie de korting niet noodzakelijk maakten. Aanneming van het voorstel kan de toestand nog ernstiger maken' dan deze thans al is, zeide spr., de koopkracht vermindert door salariskortin gen en dat heeft weer vermeerdering der werkloosheid tot gevolg. De heer v. d. Vate (St. Ger.) vond het voorstel van Ged. Staten een daad van wijs beleid. Evenzoo de heer van Lier (V.B.) die van oordeel was, dat met deze vermin dering der prov. uitgaven alleen men er wel niet zal wezen. Verdere verminderingen zullen wel noodig zijn. De heer De Goey (R.K.) zag een gele genheid om de opcenten op de Grondbe lasting gebouwd en ongebouwd te vermin deren van het geld, dat de salariskorting opbrengt. De heer Rutgers van Rozenburg (C.H.) juichte het voorstel van Ged Staten toe, en zei, dat de consequentie is, dat Ged. Staten nu ook zullen pogen om de salaris sen van de N.V. P. U. E. M. verlaagd te krijgen. De heer Lustig (V. D.) bestreed het voor stel. De provincie moet de regeering niet volgen. Zij moet zich baas toonen in eigen huishouding. De heer Vermooten (A.R.) vond het voor stel goed. De heer Reynders (S.D.) zei, dat met het bedrag van f 8000 dat deze salarisverla ging oplevert niets gedaan kan worden voor vermindering der opcenten op de Grondbelasting. Spr. bestreed het voorstel krachtig. Het is een schandaal, dat hier, bij de provincie nog salarissen zijn van ze ventig tachtig gulden per maand voor volwassen, menschen voor een volle dag taak en een schandaal is het ook, dat men op die salarissen dan nog een korting wil toepassen. De heer Van Spanje (R. K.). lid van Ged. Staten, verdedigde het voorstel en zei- de, dat dit zeer gematigd is. Er moet sa menwerking zijn tusschen de deelen van het geheel, «wil men de goede orde kunnen handhaver^. Daarom moet de provincie de regeering volgen. Inzonderheid klemt dit in deze tijden van nood en ellende. Het Kor tingswetje en de daling der levensmid- delenprijzen zijn mede factoren, welke leid den tot het voorstel van Ged. Staten. De vocygestelde korting is als een minimum te beschouwen. De Grondbelasting kan wor den besproken bij de begrooting voor 1933. De voordracht van Ged. Staten werd aangenomen' met 249 stemmen. (Onder de tegenstemmers was de heer Wijkamp Soc. Dem. lid van Ged. Staten). Het onderstaande ingezonden stuk lazen wij in ,.de Vrijheid". Het komt ons voor, dat dit ook onze lezers wel belang in boezemt. LIBERALEN EN ROOMSCH- KATHOLIEKEN. Onwillekeurig vraagt men zich af waar om, dan wel waardoor, worden de staat kundig liberalen aangezien voor zoo onge veer de aartsv;'anden van de R.K. Staats partij, eventueel de R.K. Kerk. 't Is wel de moeite waard dit eens na te gaan. Gaan we uit van de liberale grondwet, dan blijkt dat de R.K. Staatspartij evenals onze partij voorstandster van handhaving is. Beide part' en gaan uit van het beginsel te regeeren volgens de bestaande grondwet Onze partij is vóór evenredige vertegen woordiging en dus evenals de R.K. Staats partij bereid tot samenwerking met andere partijen. Onze partij is een economische en sociale, hetgeen uit de geheele liberale wetgeving blijkt, terwijl de R.K. Staatspartij toch wel niet zal willen beweren wel sociaal, doch niet economisch te zijn. In deze zaken is dus het vijandelijke niet te bespeuren, evenmin is dat te vinden in de overige punten voor practische politiek van beide partijen. Verschil bestaat intusschen wel hierin, dat onze partij hare deuren openzet voor iedereen, belijdend kerkelijk of niet, mits de binnenkomenden het met haar beginsel en werkprogram eens zijn. De R.K. Staatspartij zet haar deur alleen open voor Roomsch-Katholieken. Onze partij geeft derhalve aan alle Ne 'erlanders gelegenheid, de R.K. Staatspar tij alleen aan geloofsgenooten. De R.K Staatspartij heeft dus wat het lidmaatschap betreft een geheel anderen grondslag dan onze partij en dat komt nog te meer tot uiting bij de voorkeur der Staatspartij tot samenwerking met de andere kerkelijke partijen, de A. R. partij en de daaruit voort gekomen C. H. partij. zuiver wollen Badcostuums voor Dames en Heeren F. C. Kuijperstraat 10 - Telef. 2169 De kerkelijke partijen leggen, om stands- belangen te kunnen dienen, een beperking op, die in de eerste plaats niet van staat kundigen, doch van kerkelijken aard is. De R. K. Staatspartij is op staatkundig terrein in navolging van wat de R.K. gees telijkheid op kerkelijk terrein doet. Het een en het ander is echter volstrekt niet hetzelfde. Het eene leidt tot het dienst baar maken van den Staat aan de Kerk. terwijl het andere betreft maatregelen van zuiver kerkelijken aard. Nu moge het een goed recht zijn van ker kelijke partijen, hunne geloofsgenooten bin nen het kader van een staatkundige partij te brengen, dit brengt nog niet mede dat de staatkundige liberalen als vijanden van de kerk moeten worden beschouwd. Op het terrein der kerk is gebleken dat de kerkelijke partijen het allerminst eens zijn, hetgeen trouwens een historisch ver schijnsel is, en zij daar minder verdraag zaam zijn dan de liberalen. Zou men nu zeggen, dan is ook de basis, het fundament voor samenwerking, aan die partijen ontnomen, dan blijkt de praktijk toch anders te zijn. De kerkelijke partijen regeeren, bij on macht tot vorming van een parlementair kabinet, extra parlementair en poseeren als handhavers van het parlementaire stelsel, dat zooveel mogelijk een regeering steu nend op een meerderheid vraagt. Welnu, de kerkelijke partijen hebben de meerder heid in het parlement en zorgen dat er geen regeeringscrisis komt. Zou deze toch komen, zooals ten tijde van de vlootwet, dan scharrelen ze maar net zoolang, tot ze weer terug kunnen ko men. Alles een zeer eenvoudig spel, niet waar. De R.K. Staatspartij moge deze parle mentaire vertooning prachtig vinden, meer dan een vertooning is het niet. Zij moge 't voorts een glorie vinden dat bijna alle kiezers-geloofsgenooten op de partij stemmen, dit zou een groote betee- kenis hebben, wanneer het niet werd ver kregen met een, in strijd met de werkelijk heid zijnde, voorlichting der geloovigen, waardoor de staatkundig-liberalen in een valsch daglicht worden gesteld en de indruk bij de geloovigen wordt gewekt, dat de staatkundig-liberalen de vijanden der R.K. kerk zijn, terwijl toch juist de R.K, kerk hare vrijheid van beweging in ons land aan de staatkundig-liberalen heeft te danken. En bij dit alles verklaart de R.K. Staats partij dat zij ook met andere dan kerkelijke partijen kan samenwerken. 's-Bosch. L. J. H. DE LEIJER. IV. Reeds het najaar van 1754 was koud en, in tegenstelling met voorgaande jaren, ver toonden zich in de duinen van het Bra- bantsche dorp Putten, tegen de grenzen van de toenmalige Oostenrijksche Nederlanden aan gelegen, voortdurend sporen van wol ven. En niet lang duurde het of deze las tige en gevaarlijke beesten werden al stout moediger, en bijkans geen nacht ging voor bij of stukken vee werden geroofd en ver slonden. Dat hinderde de inwoners van Putten, en het hinderde in het bijzonder een tweetal hunner, den landman Peters en zijn vriend Frans van Hulst, die beiden als kloe ke jagers bekend stonden. Zij besloten er op uit te gaan, en op een vroegen ochtend in het laatst van de maand October trok ken zij de heide over naar het dorpje Ka- lathout, waar zij verscheidene wolvenspo- ren vonden. Dan links, dan rechts, dan Noord, dan Zuid gaande, volgden zij deze sporen, totdat zij op een gegeven oogenblik, betrekkelijk reeds weer dicht bij Putten ge. naderd, de Papenkelderduinen betraden. Op een hoog gelegen punt hoopten zij het spoor, dat zij verloren hadden, terug te vinden, maar toen zij van het hoog gelegen duin rondkeken, stiet hun oog op een zwart voorwerp, dat zich duidelijk tegen het wit te duinzand afteekende. Toen zij het nader den,. zagen zij tot hunne ontzetting, dat het de vaneen gescheurde romp van een menschelijk lichaam was, waarvan het vleesch grootendeels was afgeknaagd, en slechts hier en daar de bebloede schonken waren overgebleven1 Toen zij, na van den eersten schrik bekomen te zijn, het voor werp van meer nabij beschouwden, herken den zij daarin de overblijfselen van het li chaam van een vrouw, waarvan het hoofd en een gedeelte van het bovenlijf werden gemist. De indrukselen van wolvenklauwen en de bloedvlekken in het zand deden zien, dat deze dieren het lichaam van elders naar deze plaats hadden gesleept. De sporen volgende, vonden de jagers een eind daar vandaan een soort kuil of graf, blijkbaar met een schop gegraven, en eenige voeten vandaar het zand doorweekt met een groo- ten plas bloed, Kleeren vonden zij niet aan het lichaam van de ongelukkige, maar uit het feit dat het nog overig zijnde vleesch geen de minste hinderlijke of benauwende lucht afgaf, meenden ze te mogen afleiden, dat eerst korten tijd geleden dit drama had plaats gehad. De vraag viel nu te stellen: is hier een ongelukkige door de wolven aangevallen of heeft een misdaad plaats gehad? Alles pleitte voor de laatste beantwoording van deze vraag: het vinden van den kuil, het af wezig zijn van kleeren. de groote bloed plas. Vandaar, dat Peters en van Hulst niet aarzelden van hun vondst aangifte te doen bij de justitie. De drossaard van Bergen op Zoom werd door Schepenen van Putten gewaarschuwd, en ter plaatse stelde men een onderzoek in, zonder dat het intusschen mogelijk was de ongelukkige te identifi- ceeren en iets anders vast te stellen dan dat ongewijfeld een misdaad was gepleegd Juist, omdat de verslagene niet bekend was viel het moeilijk zelfs te gissen naar de per soon van den misdadiger. Eenig lijfstoebe- hooren vond men! en dat waren een paar kousebanden, die opvielen door de eigen aardige kleur van het gevlamde Fries :he sajet met witte, roode en blauwe doore.en gemengde kleuren. Men zocht, men zocht, maar men vond niets. Totdat het op een oogenblik heette, dat een zekere Schouten, woonachtig in de naburige gemeente Os- sendrecht. meer van de zaak wist. Een smidsknecht te Putten had zich daaiover in de dorpsherherg, waar ook en gevechts dienaar vertoefde, uitgelaten, en het duurde niet lang of hij werd uitgenoodigd om ver slag van zijn bevindingen te doen. Dat kwam hierop neer, dat 'hij, bij Schouten zijnde en dezen vertellende van de gevon den kousehanden. Schouten's vrouw van kleur had zien verschieten en had hooren zeggen, dat „die Zeeuwsche" gelijke kouse handen droeg. Meer had hij er niet van vernomen, want Schouten had zijn vrouw een wenk gegeven te zwijgen. Wel had hij vernomen, dat een Zeeuwsche vrouw bij Schouten een nacht had doorgebracht, maar Schouten had het al te toevallig gerekend, dat het juist deze Zeeuwsche zou zijn. die het slachtoffer in de duinen was geworden De smidsknecht had van zijn kant opge merkt, dat, als Schouten iets tot ophelde ring van de zaak kon bijdragen, hij dit aan den drossaard moest zeggen, maar deze had het afgewezen met de mededeeling, dat hij eens, op grond van weinig vaste gege vens, zich in eeni rechtszaak gemengd had gezien en daarvan weinig pleizier had be leefd. Dat Schouten en ziin vrouw nu eveneens s-oedig voor den drossaard werden geroe pen, spreekt vanzelf. Zij werden, daar zij niet geheel buiten verdenking stonden, af zonderlijk gehoord, maar wat zij vertelden, kwam volkomen met elkander overeen. Een korten tijd tevoren was bij de meid van Schouten, terwijl deze bezig was op het erf een emmer water te putten, een jonge Zeeuwsche vrouw gekomen, die eeni weinig te drinken had gevraagd. Zij kwam van den weg van Woensdrecht; zij was jong en knap; zij droeg een nakje, waarin eenig lijfgoed scheen te zijn, onder den arm. De meid van Schouten had haar in de schuur gelaten om haar te doen uitrusten van de vermoeienis, waaraan zij ten orooi scheen. Zij had haar melk te drinken gegeven en was daarna met haar aan het praten ge raakt, waaruit zij vernomen had. dat de Zeeuwsche op weg was om in Antwerpen een dienst te zoeken en gaarne een nacht in de schuur of den hooiberg zou slapen. Vrouw Schouten die erbij gekomen was, eveneens ingenomen met het uiterlijk van de Zeeuwsche, had gaarne toestemming ge geven. en had haar aan den maaltijd doen aanzitten. De meid van Schouten had aan geboden haar legerstede met de Zeeuwsche te deelen opdat deze niet in de schuur be hoefde te slapen en; dit was gaarne aange nomen. Den volgenden ochtend zou de Zeeuwsche vertrekken nadat zij een boter ham met een kop koffie had genuttigd Terwijl zij zich voor het vertrek gereed maakte, kwam een zekere Jan Schoeters van Putten, die bij Schouten een varken had gebracht, het huis binnen om van vrouw Schouten het bezorgloon te ontvangen. Hij had de Zeeuwsche gezien, gevraagd wie zij was en vernomen, dat zij een dienst zocht. Daarop had hij haar gezegd, dat er een dienst was bij een zekeren Michiel Gijzen te Putten, een weduwnaar, die haar wel zou nemen en bij wien de dienst niet zwaar was sedert zijn vrouw overleden en de kinderen uit het huis waren. Hij had haar zelfs ge zegd, dat deze Gijzen, een nog krachtige grijsaard, niet ongevoelig was voor uiter lijk schoon, en dat haar wellicht nog een toekomst als vrouw Gijzen wachtte. Al was het aarzelend, de Zeeuwsche was met Jan Schoeters medegegaan. Maar ge slaagd bleek z:; niet, want den volgenden dag wist deze Jan Schoeters te vertellen, dat hij haar reeds bij het binnenkomen van Putten had achtergelaten en haar den weg naar Kalmthout had gewezen, dien zij was ingeslagen. Toen men den volgenden dag nog eens over de Zeeuwsche praatte, was het verhaal eenigszins anders geweest, want hij zou haar wel bij het huis hebben gebracht, doch zij zou dit te groot hebben gevonden en bang voor een te zwaren dienst zich niet hebben willen aanmelden, Hoe het zij, zij NACHTEGAALSTRAAT 9, UTRECHT TELEFOON 10341 Camera's - Fotografie- en Projectie-artikelen AFWERKEN VOOR AMATEURS Groote sorteering ALBUMS was den weg naar Kalmthout opgegaan en Schoeters wist geen naricht te geven. Dat hield hij vol nadat hij, heel begrijpelijk, door de Justitie was ondervraagd. En weer tastte men in het duister, totdat het toeval wilde, dat het dochtertje van Schoeters dat te Putten verblijf hield, nu en dan een paar schoenen aan de voeten had, welke op de Zeeuwsche wijze een weinig boven den voet met leeren nestels waren vastge- regen. Die schoenen deden denken aan die welke zoowel vrouw Schouten als haar dienstmaagd bij de Zeeuwsche hadden op gemerkt. Dit, gevoegd bij de niet altijd overeenkomstige antwoorden, door Jan Schoeters gegeven, brachten er de Justitie toe een onderzoek in zijn woning in te stel len. Daar vond men een muts, een vrouwen onderrok, drie vrouwenhemden, alles ten volle overeenkomende met die, welke op de lijst der kleeding van de Zeeuwsche waren geschreven aan de hand van de gegevens door vrouw Schouten en haar meid ver strekt. Maar Jan Schoeters bleef ontken nen, en voegde er nader aan toe, dat hij na haar verlaten te hebben, nog eens naar haar omziende, had bespeurd, dat twee rei zigers, een met den reiszak op den rug, die hem vanaf Ossendrecht waren gevolgd, nu eveneens den weg naar Kalmthout hadden ingeslagen en de vreemde op eenigen af stand waren gevolgd. Wat bleef den dros saard anders over dan in de naastbijgelegen provinciën naar deze twee reizigers te zoe ken. voorloopig echter tevergeefs. Maar daarbij liet hij het niet, want ook het verleden van Jan Schoeters waarover men in de buurt zoo een en ander had hoo ren verluiden, werd nagegaan, En nu bleek het, dat hij niet vrijwillig zich te Ossen drecht had gevestigd, maar daar was ge komen, gebannen uit de Oostenrijksche Ne derlanden, waar hij zich aan verschillende veediefstallen had schuldig gemaakt. Hij was daarvoor, geheel naar de gewoonten dier tijden, tot den stron veroordeeld, doch door den Gouverneur-Generaal der Oos tenrijksche Nede,landen begenadigd en uit gebannen. Maar meer nog, de drossaard ontving van zijn Zeeuwschen ambtgenoot uit het land van ter Goes bericht, dat uit Kloetinge een Zeeuwsche werd vermist, wier uiterlijk geheel overeenstemde met de vreemde, die ten huize van Schouten was geweest. Een bode van het Bergen op Zoomsche gerecht reisde naar Goes en Kloetinge en in dit laatste paatsje herkende de schoenmaker de schoenen, welke het dochtertje van Jan Schoeters droeg, als die, welke hij den dag. voordat de Zeeuwsche uit haar dorp was verdwenen nog voor haar had hersteld. De schakels van den keten werden al talrijker en de keten al dichter. In die omstandigheden aarzelde de Justi tie, die Jan Schoeters en zijn vrouw in ver zekerde bewaring had genomen, niet langer, De drossaard van Bergen op Zoom zag zich, naar de zeden van dien tijd gedwon gen om tot de pijnbank zijn toevlucht te nemen. Wel werd vrouw Schoeters daarvan verschoond, maar den hoofdverdachte, haar man, kon men van het vreeselijke middel niet vrijstellen, Aanvankelijk bleef hij on verstoord de voorbereiding tot de pijnbank gadeslaan, maar toen men aanving hem te ontkleeden om met de pijniging aan te van gen, kwam hij tot bekentenis. Niet alleen bekende hij een reeks diefstallen in den laatsten tijd gepleegd, maar omstandig ver telde hij hoe het zich met de Zeeuwsche had toegedragen. Met opzet had hij haar een verkeerden weg doen inslaan en onder voorgeven, dat dit een binnenpad was, dat nader tot het doel voerde, in de eenzame Papenkelderduinen gebracht. Daar had hij de ongelukkge haar geld afgevraagd en toen zij zeide, dat zij dit weinige, dat zij bezat, niet kon weggeven, had hij haar verwoed aangegrepen, haar ter aarde geworpen en met een scherp mes den hals van achteren afgesneden en dit met zulk een kracht, dat hij het hoofd bijna van het lichaam geschei den had. Hij ontnam haar haar kleeding en bracht deze aan zijn vrouw, voorgevende, dat hij ze in de Ossendrechtsche heide had gevonden. De tien Zeeuwsche rijksdaalders, die hij in de kleeding der Zeeuwsche vond genaaid, stelde hij gedeeltelijk aan zijn vrouw ter hand en gebruikte hij gedeeltelijk om schulden af te doen. Na den geroofden buit thuis te hebben gebracht, keerde hij voorzien van een spade, naar de plaats van de misdaad terug; begroef het lijk, en meende, dat deze onbekende vrouw, waar naar nasporing moeilijk koft geschieden, wel nimmer zou worden gevonden. Hij re kende hier buiten het toeval of liever buiten de vraatzucht der wolven, die, op den reuk afkomen, het menscheliik lichaam ontdekten en het brachten op de plaats waar de beide Puttensche jagers 't ontdekten, 't Behoeft wel geen betoog, dat aan Schoeters een. af grijselijke doodstraf werd voltrokken, ter wijl zijn vrouw, aan den eigenlijken moord onschuldig tot een lichte lijfstraf en verban ning werd veroordeeld, Voordat zij deze echter kon ondergaan, maakte zij door op hanging in de gevangenis aan haar leven een einde! Het is schadelijk de lever een al te groo te werkzaamheid te doen verrichten; beter is het haar zooveel mogelijk te ontzien, an ders kan ze od den langen' duur door over- matigen bloedtoevoer vergroot worden en daarna ontaarden. Wanneer eenmaal deelen van het celweefsel ten gronde zijn gegaan, kan daarvoor in de plaats bindweefsel ont staan en in het verdere verloop kan dit tot atrophie (wegtering) leiden- De lever werkt dag en nacht zonder onderbreking en ster ker na elke spijsvertering; wanneer we nu het lichaam te groote hoeveelheid voedsel toevoeren, wordt de lever te sterk belast en geraakt ze in 'n toestand van vermoeidheid, waarop ten slotte uitputting volgt. Dit geldt vooral voor het geval dat we de lever door toevoer van veel vleesch, kruiden en genot middelen een groote vermeerdering van ha re verontgiftigingswerkzaamheden opdra gen. Het eerste gebod voor de hygiëne der lever voor gezonden en zieken luidt: Men moet het gebruik van vleesch zooveel mo gelijk beperken. Elk van ons kan dikwijls waarnemen, dat leverlijders na het staan- laten van vleeschkost er veel beter uitzien en zich ook veel beter voelen. Daar P'a"_ ten- en melkkost voor de reeds ontaarde lever uitstekend is, zal dit natuurlijk ook nuttig zijn voor de nog gezonde lever: ten eerste omdat 't haar minder werk veroor zaakt, dus ontziet, en ten tweede daar hier door de geschiktheid tot werken verhoogd wordt. Bovendien biedt vooral de melk- voeding de groote voordeelen, dat deze de vergiftige darmproducten helpt verdelgen en daardoor 't ontstaan van ziekten der gal buizen tot op zekere hoogte kan voorko men. Ook het gebruik van veel kruiden, me dicijnen en prikkelende middelen, vooral sterken drank, kan de lever heel veel schade doen. Niet minder hangt de welstand van de lever af van de gezondheid van andere, met haar in nauw verband staande organen, voornamelijk de darmen, want hieruit ge raken de meeste vergiftige stoffen in de levfr. De darm bevat steeds reusachtige hoeveelheden bacteriën, die door het bloed of de gal in de lever komen en het lever weefsel kunnen schaden. Door melkvoe- ding met ontwikkeling van melkzuren kan men den darm ontsmetten. Om deze redenen moeten wij zorg dra gen dat wij den darm in goeden toestand houden en verstopping en faecesophooping voorkomen. Chronische stoelverstopping leidt dikwijls tot lever- en galziekten, voor al tot het ontstaan van galsteenen. Daar om kan men leverlijders het geregeld ge bruik van zacht werkende afvoermiddeleu aanbevelen. Het spreekt van zelf, dat ook de maag in orde moet gehouden worden hetgeen het best geschiedt door goed kau wen van het voedsel. Nog een ander orgaan is voor de hygiëne an de lever van gewicht, de buikspeek- eiklier. Wij weten, dat bij ziekte van deze klier b.v. bij suikerziekte ook de lever ziekelijke veranderingen ondergaat. De ge neeskundige behandeling van de buik speekselklier staat nog in de kinderschoe nen; zooveel weten we echter reeds, dat matig eten zeer gunstig werkt, vooral waar het vet vleesch- en zetmeelvoeding betreft. Daar voor de buikspeekselklier dezelfde voeding als voor de lever goed is, moet melk- en plantenkost de hoofdrol speleiv Het verblijf in zeer heete streken schaadt de lever. Het klimaat zelf heeft hieraan echter minder schuld dan wel de levens wijze, die voor zulk een klimaat niet ge schikt is, vooral wat het eten en drinken aangaat. In tropische gewesten moet men eerder vegetarisch en zonder sterken drank leven om gezond te blijven en een nor male lever te behouden. Evenals voor de nieren zijn zweetbaden ook voor de lever van veel waarde, daar deze de vergiftige stoffen, die anders de lever misschien zouden bezwaren, afschei den. Daar leverziekten even erfelijk zijn als alle ziekten der bloedvaatklieren, moet men deze overerving bij de kinderen van lever lijders door alle geschikte voorbehoedmid delen tegenwerken. Hieromtrent dient een specialiseerend geneeskundige geraad pleegd te worden. van 1622 Juni 1932. GEBOREN: Hendrica Petronella doch ter van J. B. Lensink en P. Majoor Verl. Postweg 10; Willemijntje dochter van A. de Man en W. Koetsier Heideweg 10; Jo- hannes André zoon van D. M. van der Bunt en C. van der Zouw, Lange Brinkweg 35c; Theodora dochter van A. Kaats en H. G. van Putten Laanstraat 76; Gerardus Fran- ciscus zoon van G. J.JSukkel en A. Vunde- rink, Rademakerstraat lb. GEHUWD: S. van Slegtenhorst en A. J. van Dijk; C. H. Liesker en P W. van Res teren. OVERLEDEN: Wilhelmina Jacoba La- febre 74 jaar gehuwd met B. Groeneveld, Koninginnelaan 26; Jan Willem Pas 80 jr. gehuwd met G. de Bruin. Lange Bergstraat 4; Willem Piepers 78 jaar gehuwd met Schurink, Stationsstraat 16. Vestiging van 1622 Juni 1932. L. J. van Leeuwen van Hillegersberg n. Heideweg 1: Mevrouw J. Kouwenhoven van den Haag naar Vredehofstraat lb; H. S. Los-Faasen van Amersfoort naar Kamp weg 22; P. Vink met vrouw van Utrecht naar Julanastraat 58a. M. Th. Maseland van Utrecht naar Luchtv.afdeeling; Wed. J. Gillos van Kampen naar Postweg 17; E. C. G. S. Overhorst met gezin van Zeist naar Wieksl.weg WZ 29; G. Veldhuizen van Oudewater naar Sophialaan 11; E. S. Fimmen van Bussum naar Luchtv.afd.; W. Veenstra van Opsterland naar Oranje laan 5; M. Kooke van Utrecht naar Burg. Grothestraat 12; J. Niihof van Amsterdam naar Krommeweg 1; Wed. N. Nagtzaam van Zevenbergen naar Dorresteinweg 50; J. A. Ivuhn van Loosdrecht naar Luchtv afdeeling. A. Hilker van Driebergen-R. n. Amersfoortschestraat 35; P. D. van Steijn van Culemborg naar Molenstraat WZ 21; R. Dresler van Lonneker naar Nieuweweg 102; U. North van R'dam naar Luchtv.afd.; B. Broeks van Zeist naar Kampweg 44; A. C. Mocking van Driebergen-R. naar Burg. Grothestraat 42. Vertrek van 1622 Juni 1932. A. M. de Ivruyf van Mendelssohnlaan 12 naar Amersfoort St. Andriesstraat 4; A ivi. Jekel-de Boer van Molenstraat OZ naar Amsterdam Ceintuurbaan 119 le etage; P. Anacker van Amersf.straat 89 naar A'foort Huygenslaan 28; P. J. van Bendegem met gezin van Nieuwstraat 38 naar Gennep, Heijenscheweg 76b; Wed. C. Eriks van Heideweg 52 naar Baain Heemskerklaan 11; M. Jongschaap van Schoutenkampweg 33 naar IJmuiden Meeuwenlaan 13; P. W. van Resteren van van Weedestraat 32 naar den Helder Nieuwstraat 38; J. de Vries van den Blieklaan 67 naar den Haag '>oos- duinsche weg 669; D. A. Smits van Baten burglaan 15 naar Arnhem Hertogstraat 17; M. Waldmann van Amersf.straat 119 naar Amersfoort P. Buyslaan 13. Verhuizingen in de gemeente van 1022 Juni 1932. H. Mol van Sophialaan 9 naar van Len- neplaan 18; P. E. van Straalen van van W-edestraat 40 naar 36; G. Westcrveld van Schoolstraat 13 naar Eemstraat 14a; D. van Sloten van Nieuweweg 69 naar 84: M. van As van Vosseveldlaan 7 naar Heide weg 16- G. van de Hoef van Hartweg 32a naar Heideweg 35; E. Kuvper van-School straat 44 naar Molenstraat WZ 69; A. H. Brouwer van Molenweg 6 naar Molenstraat WZ 52; T. D. Stuitje van Soesterb straat 9 naar 43; T. T. Gorter van Kolonieweg 15 naar 24; Wed A. C. Vis van de Genestet- Gan 8 naar 10; C. G. van de Belt van O. r*tr weg 20 naar Schoutenkampweg 22; H. Buysen van Sophialaan 3 naar Kon.la-n 92; R H. Eu we van VreHehofstraat lb naar Kon laan 2: A. ivf. Gutsloo van Kolonieweg 1 1 naar Wilhelminalaan r K. R. O. Jap- Tiong van Rademakerstraat la naar Kamp weg 46. NED. HERV. GEM. TE SOEST. Zondag 26 Juni 1932 kerk 10 uur: de Eerw. Heer W. van Oest. Kerk 6 uur: geen dienst. Hees 6 uur: Ds. van Scbaick. Emmakerk 10 uur: Ds. Groeneveld. Emmakerk.G uur; Ds. Groeneveld. HERV. (GER.) EVANG. Spoorstraat Zondag 26 Juni 1932 's morgens 10 uur: Ds. L. van Mastrigt, van Harderwijk, 's Avonds 6 uur: Ds. R. Bartlema, van Zeist. CHRISTELITKE GEREFORMEERDE 'GEMEENTE. Zondag 26 Juni 1932 voornv 10 uur, nam. 6 uur: Godsdienstoefening. VEREENIGING VAN VRIJZINNIG- GODSDIENSTIGEN. Zondag 26 Juni 1932 's morgens 10.30 uur: Ds. W. Mackenzie. van Amsterdam.

Historische kranten - Archief Eemland

De Soester | 1932 | | pagina 2