,s
I
ADVERTEERT IN „DESOESTER"
Uw advertentie wordt gelezen!
De Grondrente
aan den Staat!
Nieuws- en Advertentieblad
Verschijnt Woensdag en Zaterdag
Pelgrims.
DeLinkmiegel"!
o4 Binnenland
VAN WEEDESTRAAT7
No. 66
Twintigste Jaargang
Woensdag 17 Augustus 1932
UITGAVE: N.V. EERSTE SOESTER ELECTR. DRUKKERIJ *.h. G. v. d. BOVENKAMP
REDACTIE- EN ADM.-ADRES: VAN WEEDESTR. 7 - TEL. 20B2 - SOESTDIJK
Bekendmakingen
Officieel
>0
HET BLAD met de
GROOTSTE Oplaag
R
HET BLAD met de
MEESTE publiciteit
H
Het blad voor iedereen
Bureau
SOESTDIJK - TELEFOON 2062
(Single tax)
irlijk veel
van de
men later
leinde de
Daarente-
dan een
[een. Men
een laag
slinkende
pen, sla-
in zout
tg is na-
ït er een
met een
*an men
ime hoe-
;n. Over
nde hoe-
ijboonen,
n 3 pond
50 strui-
schijf-
in het
:n dade-
zeep ge-
de vlek-
len met
'el lauw
:en, legt
izer bo-
3ok am-
oed uit-
de bui-
li.
talen, 1
>om, y?
skaat, 1
eren, 1
ter laat
ar smo-
f room
?oedge-
ten het
iotmus-
n flink
Itje. De
met de
:e over
loteltje
v arm en
:ken en
pastei
t scho
ot koud
UW.
i wer-
bureau
oude.
kerlj
2062
BUREAU VOOR ADMINISTRATIE: VAN WEEDESTRAAT7 - SOESTDIJK
ADVERTENTIËN EN INGEZONDEN STUKKEN WORDEN INGEWACHT
TOT UITERLIJK DINSDAGS- EN VRIJDAGSMORGENS 10 u.a. h. BUREAU
ADVERTENTIËN i VAN 1-5 REGELS 75 CTS., ELKE REGEL MEER 15 CTS.
GROOTE LETTERS NAAR PLAATSRUIMTE, BIJ ABONNEM. KORTING
ABONNEMENTSPRIJS f 1— PER DRIE MAANDEN, FRANCO PER POST
HET AUTEURSRECHT VAN DIT BLAD WORDT UITDRUKKELIJK VOORBEHOUDEN OVEREENKOMSTIG ART. 15 VAN DE AUTEURSWET 1912-(STAATSBLAD No. 380)
BEKENDMAKING
Burgemeester en Wethouders van Soest
brengen ter openbare kennis, dat gedurende
het tijdvak van 14 tot en met 27 Augustus
a.s. in plaats van op des Maandags en des
Vrijdags enkel op des Woensdags van 9.30
11.30 uur voormiddag, zitting zal worden
gehouden ter hulpsecretarie te Soesterberg.
Soest;, 9 Augustus 1932.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester, G. Deketh.
De Secretaris, J. Batenburg.
HINDERWET.
Burgemeester en Wethouders van Soest
maken bekend, dat het verzoek van H. C.
van de Kuil, om op/in perceel Eigendom
weg No. 104, kadastraal bekend in sectie
G. No. 3042 een verfspudtinrichting voor
automobielen, waarbij zal worden gebezigd
eeni electromotor van 1 P.K. te mogen op
richten door hen is verdaagd.
Soest, 9 Augustus 193^.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester, G. Deketh.
De Secretaris, J. Batenburg.
HINDERWET.
Burgemeester en Wethouders van Soest
maken bekend, dat het verzoek van D. van
Schooneveld, Sportweg 9 te Soesterberg
om op/in perceel, kadastraal bekend in sec
tie E. No. 9 gelegen aan den Sportweg, een
smederij met herstelplaats voor motoren,
waarbij zal worden gebezigd een boorma
chine met handkracht, en het in voorraad
houden van benzine en motorolie in bussen
te mogen oprichten door hen is verdaagd.
Soest, 12 Augustus 1932.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester, G. Deketh.
De Secretaris, J. Batenburg.
Het leven is slechts een pelgrims
tocht, maar, er is ten slotte heel wat
vreugde in die tocht, als hij maar ge
maakt wordt met een tevreden hart.
HENRY VAN DIJKE.
Ons recht op vreugde wordt slechts
beperkt door hetzelfde recht van hen,
die terzelfder tijd als wij leven.
MAURICE MAETERLINCK.
Het gebeurde jaren geleden, aan een
feestmaaltijd te Lyon, die plaats vond in
een zaal, waar eenige zeldzame schilderijen
waren op gehangen. Op een gegeven oogenr
blik ontwikkelde zich tusschen eenige gas
ten een discussie over de beteekends van een
schilderij, dat een mythologische voorstel
ling uitbeelde. De gasten konden het er niet
over eens worden, en op dat oogenbhk
kwam een van de kellners op bescheiden
manier naar voren en gaf een heldere en
duidelijke uiteenzetting van het heele on
derwerp. ,,In welke school heeft U gestu
deerd, monsieur?", vroeg een van de gasten
verbaasd. Waarop de knecht antwoordde:
£,Ik heb aan heel wat scholen gestudeerd,
monsieur, maar de school waar ik het lang
ste heb gestudeerd en het meeste heb ge
leerd is de school van den' tegenspoed."
Men moet deze woorden van den filoso-
fischen kellner hij zal dit nuttige beroep
waarschijnlijk wel niet lang meer hebben
uitgeoefend niet zoo willen verstaan, dat
tegenspoed absoluut noodzakelijk en na
tuurlijk is in het leven,, hetgeen een niet
bijster opwekkend vooruitzicht zou zijn.
Er wil echter mee gezegd wezen, dat tegen
spoed een loutering van karakter kan te
weegbrengen. welke onder geen andere om
standigheden verworven kan worden, en
'lat men door tegenspoed leert begrijpen
en verstaan, dat het de geestelijke waarden
yan het leven! zijn}, die steeds hun volle
waarde behouden, dat er nooit een tijd zal
''-tin, waarin de menschen niet rijk zullen
kunnen zijn in de dingen van deni geest.
Geest is ten slotte, zooals iemand het uit
drukte, de eenige ware substantie. Geld kan
verloren worden, verkwist, door bedrog
ontfutseld, verminderd in waarde. Maar dat
kan nooit met geestelijke waarden. De eeni
ge manier waarop we geestelijke waarden
verliezen is door ons gebrek aan of vermin
de ing van besef ervan.
Tegenspoed, het mislukken van plannen
hoe goed opgezet ook oogenschijnlijk, het
telkenis opnieuw mislukken van onderne
mingen in groot en klein, brengt ons er ten
slotte door de harde lessen' der ervaring
toe, de groote beteekenis van het goede
motief in te zien. Leert ons begrijpen, dat
onze drijfveeren, bij al wat wij doen en
ondernemen, gebaseerd moeten zijn op
waarheid en eerlijkheid en recht, omdat
of we het erkennen willen of gelooven wil
len of niet, het heelal ten slotte geregeerd
wordt door de volmaakte rechtvaardigheid.
En wij, in onze ko tzinnigheid en onze ge
raffineerdheid, meenen soms, de waarheid
naar onze hand te kunnen zetten en de eer-
rechtheid naar onze particulie
re liefhebberij te kunnen forceeren, ten ein
de ons pure eigenbelang te dienen. En dan
zijn we zeer verbaasd, soms zelfs meer ge
griefd en door het ..lot geslagen en ver
volgd", als het niet lukt.
En zoo worden we door de lessen van
tegenspoed op onzen< aardschen pelgrims
tocht naar het hoogste goed ertoe gebracht,
ons zelf ernstig onder de loupe te nemen.
Dat zelfonderzoek is geen gemakkelijke en
dikwijls heelemaal geen prettige taak. Ja,
het is deksels makkelijk over anderen het
oordeel te vellen, daar zijn we meestal als
de kippen bij en dan is dat oordeel lang niet
malsth- We weten precies hoe eeji ander is,
wat zijn beweegredenen waren, wat zijn te
kortkomingen. Maar onszelf? Het uitzicht
op onszelf wordt dikwijls door de wolken
van zelfingenomenheid enz. verduisterd.
Voor ons zelf zijn we machtig toegevend en
vergevend, erg lankmoedig en voor alles
hebben we een uitvlucht. Maar door de les
sen aan de school van den tegenspoed lee-
schap", zulks geheel in navolging van Hen-
ry George.
Volgens dezen en wie zal dit ontken
nen? zijn de menschen alle geschapen
met dezelfde aanspraken op geluk en op
mogelijkheid tot levensonderhoud. De aar
de de grond is de bron van alle voort
brenging en waarom zou de een nu meer
aanspraken hebben op dien grond als
levensbron dan de ander?
En toch is thans de toeVand zóó, dat die
grond het eigendom is van slechts enkele
duizendtallen der vele millioenen menschen
en dat die enkele duizendtallen daaruit
grooten rijkdom putten;, terwijl de vele mil
lioenen (nog altijd is H. G. aan het woord!)
een steeds lager wordend loon trekken, zóó,
dat talloos velen als bedelaars hun bestaan
voortslepen'.
De groote fout der maatschappij zit dus
volgens hem in dezen grondeigendom en
4,gelijkgerechtigheid voor allen op den
grond" is dus ook zijn leuze.
Hij zegt in dit verband:
„Wijl de natuur slechts aan den arbeid
geeft, is de aanwending van arbeid tot
voortbrenging de eenige rechtsgrond voor
uitsluitend bezit. Als iemand rechtmatigen
aanspraak heeft op het product van zijn
arbeid, kan niemand gerechtigd zijn tot het
bezit van iets, dat niet opbrengst is van
eigen arbeid. Als dus „niet-voortbiengers"
als grondrente een deel van den opbrengst
ren we tenslotte wel, door die wolken heen
te zien en nauwkeurig onze beweegredenen
te toetsen aan de hoogste begrippen van
wat waar en goed en eerlijk is, waardoor
ons „goud gelouterd" wordt. Dan zal de
onrust en de kwade verwachting uit ons
hart verdwijneni, om plaats te maken voor
de rust en die tevredenheid, welke onzen
pelgrimstocht tot een vreugde kan maken.
(Nadruk verboden).
FLORIS C.
VERVOLG.
Wij hebben in het voorgaande artikel
vermeld, dat het „Nederl. Verbond tot af
schaffing van privaat eigendom" in zijn
programma voorschrijft „gelijkgerechtig-
heid van allen op den grond" eni „inning
der grondrente door en voor de gemeen-
van arbeid eischen, dan wordt tot dien om
vang het recht der voortbrengers op de
vruchten van hun arbeid opgeheven,
j Elders zegt hij: „,Niet alleen is bijzonder
grondbezit niet gerechtvaardigd, maar dit
is de oorzaak van alle armoede, ellende,
werkeloosheid, enz."
En verder toovert hij ons het paradijs,
dat deze aarde zal worden na afschaffing
van het bijzonder grondbezit, voor in deze
woorden: „Daar niemand zijn grond on
gebruikt wenscht le laten (omdat men ook
dan de geschatte grondrente moet betalen),
komt er meer grond beschikbaar, wat groo-
ter arbeidsgelegenheid geeft; de pachten
worden lager en dus zullen arbeid en kapi
taal grooter vruchten plukken, met als
gevolg prikkemig van den uitvinders
geest en dus verbeterde werkwijzen" en hij
vertelt ons dan hoe de vele euvelen, die
alle gevolg zijn van het tegenwoordige stel
sel, als lichtzinnigheid, kindersterfte, drank
zucht, dieverij enz., zullen verdwijnen!
Ik heb vroeger reeds gezegd, hoe ik in
verband met hetgeen wij zien. enkele bewe
ringen van H, G*- onjuist oordeel, zooals
het dalen der loonen zelfs naar het honger-
doodpeil, en ook nu acht ik twijfel wel
eenigermate gerechtvaardigd.
Bewijzen omtrent het ontstaan van dit
I>aradijs heb ik^niet gevonden en ik geloof
daar ook niet aan omdat ten slotte de men
schen, die onze aarde bewonen, nog te veel
fouten en gebreken hebben, te veel denken
aan hun rechten en te weinig aan hun plich
ten.
Sta ik dus wat twijfelend tegenover dit
paradijs, toch kan ik zooals ik reeds
aangaf voelen voor de leuze der gelijk-
gerechtigheid op den grond. De groote
vraag is maar, hoe deze gelijkgerechtigheid
tot uiting is te brengen.
H. G. vermeldt hoe Herbert Spencer dit
„een der ingewikkeldste vraagstukken"
noemt en hoe Stuart Mali bepleit „niet het
volledig terugnemen (zonder schadevergoe
ding), maar het terugnemen der aangroeien
de voordeelen in de toekomst", dus m.i. een
waarde vermeerdering-belasting van volle
100
H. G. zelf, hoewel hij meent, dat het recht
niet eischt, dat men rekening houdt met de
bezitters van den grond, wil toch den be
zitters hun grond niet ontnemen, maar hij
wil dat alle pachtwaarde van den grond
(de grondrente) door den Staat als belas
ting wordt opgeëischt. In naam blijft dus
het grondbezit bestaan, maar alle voordee
len, die er uit voortvloeien, komen aan de
gemeenschap, waarmee dan alle misstan
den, die nu de maatschappij aankleven, zul
len vervallen. Deze belasting zal betaald
moeten worden onverschillig of de grond
in gebruik is of da/t men hem moedwillig
braak laat liggen.
De opbrengst dezer belasting wordt hoog
genoeg geoordeeld, dat zij alleen voldoende
zal zijn om alle Staatsuitgaven en nieuwe
Sociale maatregelen te bekostigen, zoodat
alle andere directe en indirecte belastingen
kunnen vervallen, wat dus een ontzettend
voordeel beteekent voor de niet-grondbe-
zitters.
De inning van .e enkele belasting,
waarbij ontduiken is uitgesloten omdat het
belastbaar onderwerp iniet is te verbergen,
zal eenvoudig en weinig kostbaar zijn.
De belastingbetalers van heden (behalve
misschien de zeer vele ontslagen belasting
ambtenaren) zullen een kreet van verlich
ting slaken. Tegenover deze vele mil
lioenen, staan voortaan alleen de grondbe
zitters (enkele duizendtallen), die alles te
betalen hebben.
Voor den kleinen grondbezitter zal de
verandering geen>zins onvoordeelig zijn;
de grondrente zal voor hem heel wat min
der zijn dan wat hij nu aan directe en in
directe belastingen betaalt. Blijven alzoo
ten slotte over de groote grondbezitters
(enkele honderdtallen!), die het gelag be
talen.
Maar nu rijst toch m.i. de billijkheids-
vraag:
Men kan uitgaan van het beginsel: „aux
grands maux les grands remèdes" en een
voudig de billijkheidsbezwaren ter zijde
zetten, uitgaande van het denkbeeld, dat de
rijken die, zooals H. G. zeide, „de alge-
meene voortbrenging onderhouden zonder
voortbrengenden arbeid van hun zijde ge
rust geplukt mogen worden. Maar hoever
gaat men hier bij dit plukken?
'Nemen wij eens aan, dat zoo iemand, die
zelf geen voortbrengenden arbeid verricht
(dit kan ook een grijsaard of een oude we
duwe zijn!) zijn of haar vermogen geheel
in grond heeft belegd. De opbrengst hier
van (de grondrente) gaat dus weg aan be
lasting. Waarvan moet zoo iemand dan zelf
leven? Dan maar een stukje grond verkoo-
pen
Jawel, maar grond, die den bezitter geen
geld meer geeft, heeft geen verkoopwaarde
De eenige, die den grond wil hebben, is de
Staat, maarook gratis! Betaalt hij
er voor, dan wordt het toch weer „ont
eigening", wat H. G. juist niet wil.
Het eind van 1 et lied is dus, dat de oor
spronkelijke bezitter, die als eerste bezuini
gingsmaatregel reeds al zijn personeel heeft
ontslagen (ook weer werkeloozen!), gaan
deweg zijn meubels en huis moet verkoopen
en dan op zijn beurt mag eindigen als
bedelaar.
Zijn rijke buurman ook een grijsaard
die zijn geld geheel in zaken stak, zal
daar volgens H. G. kapitaal zoowel als ar
beid grooter belooning erlangt bij ver
standige belegging er op vooruitgaan en
bovendien geen belasting meer behoeven te
betalen.
Een deel der rijken wordt dus tot den
bedelstaf gebracht, een ander deel wordt
nog rijker! Noemt men dit billijk?
Ik moet trachten tot een einde te komen.
Maar hoe? Men kan toegeven, dat het beter
zou geweest zijn als alle grondbezit
steeds in handen ware gebleven van de ge
meenschap, maar we staan voor een toe
stand, die in den loop van tallooze eeuwen
is gegroeid; een toestand ontstaan uit het
feit, dat de menschelijke eigenschappen ver
schillend zijn. De sterksten, de dappersten,
de handigsten en zoo men wil ook de
meest geslepenen zijn gaanderweg naar vo
ren gekomen en zijn langs als wettig be
schouwde wegen in het bezit van den grond
gekomen.
H. G. moge telkens spreken van grondbe
zitters, die zelf geen productieven arbeid
verrichten, dat is dan toch maar ten deele
waar. Hoe vaak zien wij niet als nieuwe
grondbezitters optreden menschen, die zich
door gestagen arbeid en door onderne
mingslust hebben omhoog gewerkt?
Ook in den Staat, die alle grondrente int,
zullen zooals wij reeds toonden naast
bedelaars menschen zijn, die hun rijkdom
zien vermeerderen. Ook in dien Staat zullen
de menschen verschillen in ondernemings-
ucht cn ijver, wat m.i. naijver waarschijnlijk
maakt en misdaad niet uitsluit, redenen
waarom ik niet geloof in het afgeschilderde
aardsche paradijs.
Het middel „alle grondrente aan de ge
meenschap" lijkt mij dan ook slechts zeer
onzekere winstkansen te bieden en het
meest zou ik voelen voor de sterk doorge
voerde waardevermeerdering-belasting van
Stuart M'ill, waarbij aan het „slapende rijk
worden als gevolg van maatregelen buiten
Hij woonde op een kamertje,
Vier-hoog; proleten-wijk;
Van alles deed hij voor de kost;
Voor 't dure „aardsche slijk".
„Uitsmijter" in een volks-kroeg;
Automobielbewaker
En brieven-schrijver; boodschap doen;
Uöt „porren" gaan en „staker".
Maar och, dat alles bij elkaar,
Gaf nauw'lijks brood; 't was zuur;
Drie weken achterstallig reeds.
Was hij met „Kamer-huur".
En nu had tot zijn grooten schrik
Ontdekking hij gedaan:
Aan d'overkant in een portiek
Zag hij de „neppers" staan.
De „huisbaas" met twee helpers dddr;
Die wachtten op hun kans;
Zoodra hij „hielen had gelicht
Was ie subiet „de swans"!
Dan zouden zij zijn tafel, stoel,
Zijn olie-stel en pan,
Zijn schrijf-gereedschap, paarden-dek,
Op straat neerzetten dan.
De deur op slot en 't was gedaan;
Dan zelfs geen onderdak;
Hij zou ze geven niet „die kans",
Bleef thuis; „op zijn gemak".
Maar hij kreeg honger; wat een stropl
Wat moest er nu gedaan?
Eén dubbeltje was nog in kas;
Vooruit! het moest „er aan".
En honger is een scherp zwaard
Die maakt je vindingrijk;
Daarbij „linkmiegel" was hij óók;
vDus kwam toen „de praktijk"!
Een lange draad het dubbeltje
Een stuk papier een „brief";
Dd&r kwam een straatvlegeltje aan;
Die snapte; suggestief!
Die las: „Seg jonge, 'k kan niet weg',
Dan wor 'k „genept"; een „sof"!
„De rest van 't dubbeltje voor jou",
„Haal me een Krente-slof"!
En weldra zat hij „voor zijn raam";
At smak'lijk krentebrood;
Hij wuifde 't drie-tal vriend'lijk toe;
Die dachten: „val jij. d
(Nadruk verboden).
AD REM.
eigen wil of eigen werk" een einde werd
gemaakt.
Ook hierdoor zou het ongebruikt laten
van grond alleen uit speculatieve oogmer
ken worden tegengehouden, zoodat alleen
die gronden onbebouwd zouden blijven, die
men hetzij voor eigen of voor algemeen ge
noegen ongerept wenscht te laten. De hier
uit voortspruitende goede gevolgen., die H.
G. schilderde en die ik hiervoor noemde,
zouden daarmee te winnen zijn. En al zal
daarmee ons bestaande belastingstelsel niet
gewijzigd worden, toch zal die wardever-
meei dering-belasting een aanzienlijk voor
deel voor de gemeenschap geven.
Ten slotte meen ik, dat juist het feit, dat
zooveel mogelijk iedereen in de belastingen
het zijne bijdraagt, het verantwoordelijk
heidsgevoel voor de algenieene zaak ver
sterkt.
W. H. C. DOORMAN.
POSITIE DER SCHEPEN OP 11 AUG.
1932.
MAILSCHEPEN N.V. ROTTERDAM-
SCHE LLOYD
m.s. BALOERA'N 4 Aug. te Batavia
uitreis
m.s. DEMPO 10 Aug. naar Sognefjord
m.sr SIBAJAK 9 Aug. pass. Perim
thuisreis
m,s. INDRAPOERA 10 Aug. pass. Suez
uitreis
VRACHTSCHEPEN N.V. ROTTER-
DAMSCHE LLOYD.
sj.s. BLITAR 8 Aug. van Batavia JNL
m.s. DJAMBI 10 Aug. te Antwerpen HAL
s.s. JACATRA 10 Aug. te Vlissingen
m.s. KEDOE 23 Juli van Singapore PJBL
m.s. KOTA GEDE 9 Aug. pass. Perim SV
m.s. KOTA NOPAN 10 Aug. te Suez
thuisreis
m.s. KOTA PINANG 10 Aug. pass. Gi
braltar uitreis
m.s. KOTA TJANDI 10 Aug. pass. Pt d
Gallc
s.s. MODJOKERTO 9 Aug. pass. Fini-
sterre
s.s. STANTAR 4 Aug. pass. Kaap de
Goede Hoop
s.s. SOEKABOEMT 10 Aug. pass. Pan-
tellaria JNL
Opgegeven door: H. G. Ruhaak, Agent
Rotterd. Lloyd, Birktstraat 41, Soest. Tel.
2369.