Zweedsche Belevenissen De Iepenziekte. Ondertrouwkaarten Wij verkoopen: Wij zijn agent van N.V. Eerste Soester Electr. Drukkerij De vloek van zijn Leven FEUILLETON liet doorschemeren, dat de commissaris óók wel logis voor mij zou hebben. Ik vertelde zelfs nog veel meer. Om eerlijk te blijven, moet ik bekennen, dat hij mij vaderlijk-ge duldig toehoorde. Maar politiedienaren heb ben soms een zeldzaam vooroordeel wat betreft de hoeveelheid waarheidsliefde, die zij bij anderen meeiren te kunnen veronder stellen, of liever gezegd, niet veronderstel len. Je kan goed praten'', was zijn eind conclusie. Maar wij weten er alles van. De eigenaar van dit wagentje heeft ons vanmiddag al opgebeld. Kom nu maar gauw!" Agent", zei ik; ik ga mee, maar onder protest. Op uw hoofd komt dit affront, een eerzaam Nederlandsch Staatsburger aange daan, op uw hoofd de schande der geheele Zweedsche natie van deze beleediging ha- rer gastvrijheid, de deugd, die haar groot ste roem is." Hoofdzaak is, dat je mee gaat", zei de agent nuchter. „De rest komt wel in or de. Pak je wagentje maar weer!" Sorry zei ik. „Dit is öf een denk fout óf een phantasievoorstelling, psycho logisch gesproken. Hoofdzaak is, dat ik het wagentje niet terug duw I ot mijn verwondering werd de man niet kwaar. Hij vroeg heel verstandig. Waarom niet? Dat is lijdelijk verzet. Die houding is op zichzelf strafbaar." Betwijfel ik. Maar het kan zijn, ik ben geen jurist, hvenwel: ik pleeg geen lijde lijk verzet; mijn constitutie veroorlooft mij niet, dien wagen terug te duwen. Ik ben uitgeput. Mijn bedoeling met deze houding was intusschen nietj. den man te ergeren: hij deed zijn plicht. Maar ik had gehoord, hoe- het Stockholmsche politiecorps, dat steeds ongewapend op surveilleering uitgezonden wordt, tact en nog eens tact met het pu bliek ingeprent wordt. Geweld, anders dan in strikte noodzakelijkheid, dient vermeden te worden. Dit was een niet onvermakelij ke steekproel. Op mijn laatste verklaring, dat ik lichamelijk niet in staat was, den wagen terug te duwen, kwam de ander met de gemoedelijke logica. Je kan nog minstens even ver terug duwen, als je van plan was verder te gaan, en dat is zeker wel 2 K.M., want daarvoor is er nergens een huis en ook geen gelegen heid, om je ,.in beslag genomen voor werp" te verstoppen." De weg helt hier naar beneden", weer legde ik. Terug moeten wij klimmen." Zoo stonden wij nog wel een kledn kwar tier heen en weer te praten en mijn eind standpunt was, dat ik het karretje terug zou duwen, als hij het gelastte, maar dat bij zich maar moest verantwoorden, indien mij iets overkwam. Jk heb oen zeer zwak hart", voegde ik er op drocvigen toon aan toe. De verantwoordelijkheid voor mijn phy- -ieke welzijn scheen hem echter zwaarder te wegen, dan de schande de Zweedsche natie aangedaan, die ik straks op hem ge laden had. Goed", zei hij, „je duwt den wagen dan maar niet. Maar het ding hier laten, doe ik ook met. ie weet, wat %'oor hand langers je hier hebt rondloopen." Hij keek arglistig rond, als ware er kans de handlangers rondom in de schaduwen verborgen te zien. Misschien- ook zag hij om naar iemand anders, om den wagen re duwen. Maar er was niets of niemand te zien op de stille straten en wegie^, die daar lagen in nachtelijke verlatenheid', schemerig verlicht in het bleeke schijnsel der „witte nachten", de tijd kort vóór en na mid zomer!. wanneer er geen eigenlijke duister nis is, doch de avondschemering onmerk baar in den morgen vervloeit, Dan zal ik dat ding zelf meenemen naar het bureau. Maar(en hij sprak heel langzaam voor deze vondst, die hij als zijn laatste troef beschouwde) maar dan zal ik je de handboeien aan moeten doen. Ik kan geen wagen duwen èn een! dief vast houden," Stop", zei ik. „Met die boeien ga ik accoord. Ik ken de reglementen wel niet, maar ik zie je voor verstandig genoeg aan, om niet buiten je boekje te gaan. Maar een dief wensch ik niet genoemd te worden. Je kunt mij met verdachte betitelen." Goed dan, meneer de verdachte", kwam de ander niet zonder humor. „Als u belooft geen pogingen te doen, weg te loo- pen. boei ik u niet." Om den donder niet", zei ik. „Ik loop stellig weg. Dus boeien maar." Ik stak mijn polsen vooruit. Kom!", zei de agent, die kennelijk met goed meer wist, waar hij aan toe was. ,sWij gaan.'" Hij nam den duwboom ter hand en sloeg den weg naar de stad weer Wij gingen naar het Sint-Jacobs politie station. Ik herinner mij den naam zoo goed, omdat ik geruimen tijd later, toen er in de Zweedsche per-- berkhteri gingen over de slechte behandeling van verpleegden in sommige krankzinnigen-gestichten en ik in overleg met enkele vooraanstaande bladen overeen gekomen was, krankzinnigheid te simuleeren en mij te laten opsluiten, om zoodoende een onpartijdig verslag uit te kunnen brengen, in hetzelfde politiebureau „geweldadig krankzinnig" ben verklaard. Maar dat i- een verhaal voor later. Voor- loopig verscheen ik hier als verdachte van een handkardiefstal, in gezelschap van den „verdenker" en het corpus delicti, dat wij om beurten broederlijk naar het bureau ge rold hadden, toen de aardigheid van het gecamoufleerde lijdelijk verzet af was. Binnen was het gezellig. Op een laag ge draaid gascomfoort stond een koffiekan te pruttelen. Kopjes zonder schotels ston den er om heen. Er was één aluminium lepeltje van het systeem „ik voor u allen." Verder was er tabaksrook. Een andere po litiedienaar, ik denlq, dat zoo iemand bij ons brigadier zou heeten, versierd met een formidabele snor. werkelijk niet gewoon meer, zoog bedachtzaam aan een groote Duitsche pijp, die intiem huiselijk sputterde. Hij genoot zichtbaar van zijn snor en van zijn pijp en noteerde tusschen die bedrijven door een en ander op groote staten, die voor hem lagen, zóó berekend langzaam, Het Handelsblad De Gooi- en Eemlander 't Maandagochtendblad De Telegraaf De Lach Het Amusante Weekblad Stuiversblad Ideaal De Haagsche Post De Radiobode De Gracieuse Het Nieuwe Modeblad Weldon Record Het Handelsblad De Gooi- en Eemlander Aanbevelend, v. Weedestr. 7Soestdijk Telefoon 2062 dat deze bezigheid in ieder geval tot het einde van zijn diensturen voldoende zou blijken. Niks doen is ook maar niks doen. Behalve de brigadier waren er nog een man of vier, vijf binnen, die krantjes lazen of op boterhammen kauwden. Afgezien dan van een andete verdachte, die gelaten ach ter een houtje te wachten zat. Allen keken bij onze komst geïnteresseerd op, blij om de afwisseling. G'n avond!" zei mijn agent. G'n avond! zeiden de anderen, behal ve de verdachte achter het hek. G'n avond!" zen ik^, als een echo. G'n avond!" bromde het koor op nieuw. Wat heb je daar, Petterson?", vroeg de brigadier, terwijl hij over de bovenzijde van zijn bril ons aankeek. De man, die die handkar gestolen heeft}, waarvan vanavond een klacht binnen gekomen is." In beslag genomen" verbeterde ik. Nu geen grapjes", ernstigde de agent, in het bijzijn van zijn superieur. In beslag genomen", hield ik vol, mij direct tot den brigadier wendend. Deze keek ons onderzoekend aan, naden kend zelfs. Dronken, Petterson?" vroeg hij dan. Nuchter", zei Petterson. „Nuchter als een schaap." Intusschen schonk hij zich een kop koffie in en voegde er aan toe: „Het wagentje staat voor de deur." Zet het liever op het binnenplein", zei de brigadier. „Het kan nog wel een tijd je duren, voor de inspecteur komt. Maar het wagentje kwam niet op het bin nenplein, tenminste toen nog niet. Aan het wachtlokaal grensden ook drie of vier cel len, afgescheiden door tralie-deuren en van achter een dezer klonk plotseling een tar- zan-ach'ig gebrul, gevolgd door gestommel. Hij wordt wakker", constateerde de brigadier. De lezende agenten mompelden iets, wat wel ingehouden zal hebben, dat deze conclusie hen aannemelijk voorkwam en de kauwenden knakten instemmend boven hun bewegende kaken. Het gestommel hield intusschen weer op en wij vroegen ons juist af, of „hij" mis schien toch niet wakker geworden was, toen er vanuit de cel een monoloog aan ving van een groote dramatische waarde. De acaustiek was jammer genoeg niet ideaal en ook zonder dat was het geheel misschien niet in alle details begrijpelijk geworden, maar in ieder geval was er uit op te maken, dat de spreker zich met zijn woorden tot den duivel wendde. Althans be gon iedere nieuwe strophe met een luide aanroep van dit heerschap, waarna de zin, steed- minder luid wordend en lager in toon, tenslotte in een hak of een snik ein digde. Petterson vergat zijn wagentje en vroeg geïnteresseerd Wie is dat?" leen der anderen maakte, half lachend, een leeg-d'rink gebaar en zei dan: „dat is zoo'n fraai nummer!" Sunquist heeft hem vanavond binnen gebracht. Zat Dan luisterden allen weer geamuseerd naar de stem uit de cel. Tenslotte, na een zeer gepassioneerde Tirade, verstomde de monoloog in eens en de acteur verscheen achter de tralies. Hij stond tegen het hek werk geleund', zich zoo hoog mogelijk vast grijpend. De mechanische aanleg in zijn onderbewustzijn had blijkbaar uitgekiend, dat het lichaam bij deze houding niet in staat was, schommelingen te maken. Water", zei hij, nu met tamelijk nor maal stemgeluid. „Lieve, beste mijnheer de agent, geef mij een beetje water." Een der politiemannen stond op, en vul de een ijzeren kroesje met water. Hier", zei hij. „Wat je niet oplust, giet je maar over je kop, dat zal je goed doen." De ander goot den inhoud dadelijk met ■en onzeker-energieken armzwaai over zijn hoofd uit en riep bibberig grinnekend: Lekker! Meer water!" Breng hem maar naar de kraan", zei de brigadier. „Dan kan hij zich verfris- schen en drinken. Het traliehek werd geopend en de man stapte er uit met groote passen, die hij ze ker mogelijk trachtte te maken en die dat in zijn eigen overtuiging ook ongetwijfeld geweest zullen zijn. Zoo marcheerde hij voorwaarts, het doorweekte .haar als een versleten boender op zijn hoofd, terwijl hij zachtjes voor zich heen gninnekte over een intens vermakelijk iets. dat hij alleen wist en trad binnen het schijnsel van de groen bekapte lamp. Maar dit is immers mijn werkelooze!" riep ik plotseling uit/, in een verbaasd her kennen. Huu-uu", gilde deze, toen hij mij her kende, ais had hij een spook gezien en 'maakte met zijn handen een bezwerend ge baar in mijn richting. Hen der agentien wilde tusschen beide komen», maar de brigadier belette hem dit met een handbeweging. Hij dacht blijkbaar uit dit merkwaardige herkennen van twee verdachten gewichtige crimineele onthul lingen te vernemen. Zoo", vroeg ilk. „Waar blijf je nu met mijn koffers?" De ander maakte een vaag gebaar in de ruimte en zei: St! Laat dit onder ons blijven. Hik. We hebben hier dwarskijkers, hik, links en rechts." Plotseling cehter scheen de omvang van zijn euveldaad en dc mogelijke consequen- tie's door te dringen tot zijn beneveld brein. Met een theatraal gebaar liet hij zich op de knieën zinken en huilde, zijn handen smee- kend naar mij uitgestrekt: Vergiffenis! Erbarmen! Hik. Meebj nu t een arme werkelooze." Wij hadden misschien nog veel meer te hooren gekregen, maar de deur ging open en op den drempel verscheen de im&pecteur Hij liet zijn blik snel glijden over het on getwijfeld ongewone' tooneel. Ook mijn werkelooze had hem gezien. Hij stond snel op. nam op overdTeven martiale wijze de militaire houding aan, sloeg de hakken te gen elkaar en zei hoogst serieus: Morgen», generaal!" Dan hikte hij weer, klopte daarop zichzelf verwijtvol op de borst en zei: „naar beneden jij" en ver volgens weer tegen den inspecteur, die nog steeds in de deuropening stond, maar inet een in-droevige intonatie, als sprak hij de laatste woorden van een grafrede: En Heil dir im Siegeskranz." Wordt vervolgd. Zooals uit de vorige artikelen is geble ken, wordt de bestrijding van de iepen- ziekte gezocht in het verminderen van de besmettingskansen voor de nog gezonde hoornen, door het verwijderen en onscha dclijk maken van door de ziekte en door de spintkevers aangetaste iepen,. De vraag dient te worden gesteld, of bestrijding niet scheikundige middelen ook mogelijk is. Im mers voor bestrijding van zoovele planten ziekten wordt van velerlei stoffen (koper verbindingen, zwavel) met goed gevolg ge bruik gemaakt en het zou van zeer groote beteekenis zijn, als ook de iepenziekte door bespuiting, bestuiving of met op andere wijze aangewende scheikundige middelen bestreden kon worden). Het behoeft geen betoog, dat het van groote beteekenis zou zijn, als een dergelijk middel met gerustheid aan hen, die hun iepen behouden willen, kon worden aanbe vol en. De schimmel, die de iepenziekte veroor zaakt, groeit echter in het hout en is dus niet van buitenaf door bestuiven of bespui ten te bereiken. Bij het behandelen van de hoornen door middel van inspuitingen, moet de boom beschadigd worden (gaten boren), wat gevaarlijk is, daar het aanleiding geeft tot ïotting, terwijl gebleken is, dat men toch de schimmel niet bereikt en deze du- niet kan dooden. De zeer vele pogingen, die van verschil lende zijden zijn aangewend om de iepen- ziekte met scheikvtndige middelen te bestrij den, hebben dan ook tot nu toe geen enkel resultaat opgeleverd;. In de jaarverslagen van den Planteuziek- tenkundigen Dienst zijn uitvoerige mede- deelingen opgenomen over de genomen proeven, welke mededeelingen in de publi caties van het Iepenziekte-Comité zijn over genomen, zoodat daaraan op ruime schaal bekendheid is gegeven. Toch zijn deze fei ten nog niet doorgedrongen tot allen, die daarbij belang hebben; Vandaar, dat hier nogmaals met klein wordt aangeraden niet in te gaan, op wel ke aanbieding ook, van een middel, dat bestrijdingsmiddel tegen de iepenziekte heet te zijn, want in geen enkel geval heeft men met uitwendige of inwendige middelen behandelde boomen, die door de iepenziektc waren aangetast, kunnen behouden. Verscheidene gemeenten, die eenigc door dc uitvinders sterk aanbevolen middelen soms op vrij groote schaal hadden toege past. zijn daarmede opgehouden wegens het uitblijven van een gunstig resultaat. Alle anderen, zoomede waterschappen, polders en particuliere bezitters van iepen, zij aan geraden, niets voor deze waardelooze mid delen uit te geven. Daar het toepassen van scheikundige middelen voor de boomen gevaar kan op leveren, is het gewen/scht, dat men alvo rens op aanbiedingen van dergelijke mid delen in te gaan, het advies van het Ie,pen- ziekte-Comité of van den P lanten ziekt en - kundigen Dienst te Wagcningen inwint. EERSTE SOESTER ELECTR. DRUKKERIJ Van Weedestraat 7, Tel. 2062, Soestdijk VERVOLG. Met het geduld en de beleefdheid, waar toe ik mij nog dwingen kon, begon ik een overredende speech, maar het was boter aan de zwijnen gesmeerd, of hoe heet dat spreekwoord ook weer. Het bewustelooze knaapje raadde mij naar den directeur te gaan. Hij gaf mij het adres, het bleek een paar uur buiten de stad te zijn. Ik ver zocht den jongeling daarop naar een ver en warm oord te wandelen, draaide rnij om en verdween zonder te groeten, hetgeen niet beleefd was. Buiten stond nog het karre tjeik keek het peinzend aan. Het drong tot mij door, dat dit karretje een machtige hefboom kon worden. Geen me chanische hefboom, wel te verstaan, maar een economische het eenige middel, waarmede .ik den trouweloozen boodschap per dwingen kon, zich bij mij te vervoegen en zich te verantwoorden. Ik wachtte, tot een taai voorbij kwam en riep hem aan. Maar de chauffeur was niet bereid, het karretje achter zijn wagen aan te binden. Hij had al last genoeg gehad van de grapjes van aangeschoten studenten, vertrouwde hij mij toe. Dit is geen grapje", zei ik. „Dit is bittere ernst, even bitter als alsem. Ver volgens ben ik momenteel geen student en momenteel niet aangeschoten ook." Maar het hielp allemaal niets en omdat ik mij nu eenmaal in het hoofd had gezet, deze laatste kans uit te buiten, nam ik een resoluut besluit, den duwboom ter hand en den weg naar Vartan. Het was een oud wagentje, grijs en der dagen zat. Het had X-vvieltjes, die schorrig piep*en op hun uitgesleten as, de één in a-mol, de andere in g-dur. Eerst vermaakte ik mij met deze bescheiden symphonie, toen ik achter het hobbe'l-denderend gevalletje over Birgerjarls-gatan voortsjokte. Ik heb van die kinderlijke genoegens, onschuldig .en niet duur, in tegenstelling met de mees te andere amusementen op deze in dit op zicht finaal verkeerd ingerichte wereld. Maar tenslotte verveelde het toch. Dan waren er de X-wieltjes voornoemd als ver strooiing. Die slingerden gezapig heen en weer met thytmische schommelingen, zoo wat op de wijze als sommige oudeman- huisbewoners plegen te doen met hun hoofd om van den welgeslaagden aanval van den halfwas-beroerte te getuigen. Irri- teerend was het, dat de schommelingen niet synchroon waren, totdat ik tenslotte uit vond, dat daar een eenvoudig middel te gen bestond: één wiel een kwart slag ver draaien. Maar na een bocht was het weer mis, nu slingerde de wielen gesyncopeerd, en omdat ik geen melodie kon vinden 0111 er bij te zingen, negeerde ik verder de wauwelende wielen en verzon andere kin derlijke spelletjes, zooals straatsteenen tel len, een gelijk aantal passen maken tus schen iedere lantaarnpaal enz. Met iets der gelijks was ik nog hoogelijk vergenoegd bezig, toen ik het Stadion passeerde. Daar stond een politie-agent, zoo'n genoeglijke, kalme, standbeeldachtige agent als ze al leen in Stockholm hebben, kerels die ieder voor zich een goed fguur geslagen zouden hebben in het keurkorps van Frederik de Groote. Avond, agent", zei ik. Daar hebben we hem waarachtig!" zei de agent". Jij bent ook niet bang." Vast niet", zei ik heel onschuldig, „nooit geweest." Wacht eens even!" zei de agent, ter wijl hij in mijn richting kwam. Niks daarvan", zeii ik, „ik moet naar huis." Maar het was een agent, die blijkbaar van flauwe grappen hield. Als ik dat geweten had, had ik hem niet gegroet. Hij pakte mij en het wagentje beet en zei: ^lo. mannetje. Dat gaat zoo maar niet." 't Ging best", verweerde ik mij. Maar het kon hem niet meer schelen, of het al dan niet ging. Hoe kom je aan dat wagentje?" In beslag genomen." Zoo, noemen jullie gappen tegenwoor dig in beslag nemen. Enfin, dat verschil moet je maar aan den commissaris uitleg gen. Kom maar mee." Ik zei, dat dat niet gaan zou, omdat het bedtijd werd. Het imponeerde hem niet. Hij Naar het EngeUcb. 18) Het volgjend oogenblik had hij haar ont dekt en hun oogen ontmoetten elkaar, zoo flat .Noel vroeg: Wat is er, lieve? O, niets. Een huivering; zooals je dat wel eens meer hebt! Ze zag, dat Dick sprak met Lady Vil- liers, die nu ook hA/ir kant uitkeek, lachte en hem dc hand op den arm legde. Audry kreeg ineens een gevoel, of ze wel had willen vluchten;zich ergens ver bergen; maar ze herwon haar zelfbeheer- sching en zei de een of andere onbeduiden de opmerking tot Noel, terwijl Dick Thur- ston en Lady Villiers naderbij kwamen. Mfiss Jesson. een oude kennis zou 11, graag nog eens zien en spreken, begon La dy Villiers met haar luide stem. U is Dick Thurston toch niet vergeten? Den laatstcn keer, dat ik 11 sprak, heb ik u nogal ver teld!, dat hij dood was; maar Dick houdt van verrassingen: hij kwam altijd ineens weer opdagen, als je 't minst op hem be- dacht-was. Met hoffelijke buiging zei Thurston: Ik mag haast niet hopen, dat u zich mij nog herinneren zoudt: het is al zoo lang geleden, dat wij elkaar ontmoetten. Als uw balboekje nog niet vol is. mag ik u dan om cén dans verzoeken, om der wille van die oude kennis? Audry keek haar hoekje cen,s in. Thur ston moest toch vooral niet denken^ dat zij bang voor hem was; dat zij het 'onvermij delijk onderhoud maar trachtte te verschui ven. Mijn boekje is vol, maar ik denk, dat Sir Noel mij wel een van zijn walsen wil afstaan, als u dit verlangt. O, zeker. Thurston boog uit erkentelijkheid voor d'it gunstbetoon. De derde wals na dezen is voor mij, Mr. Thuiston; maar^ als u dien begeert, wil ik m' u wel afstaan. Thurston boog andermaal en ging. Noel keek hem na met bewonderenden blik. Een knappe man met zijn militaire houding! Waar heb je hem ontmoet, lief ste? Audry hoefde niet te antwoorden, want juist op dat oogenblik zette het orchest een anderen wals in ctï kwam haar cavalier-, haar halen. Dit tusschenbedrijf leek Audry wel een droom. Zij keerde eerst tot de werkelijkheid terug, toen een half-uur later Thurston haar kwam opeisJhen. Dit is onze wals, zei hij en bood haar den arm. Hij voelde, meer dan hij het zag. dat een huivering haar door de leden voer, terwijl ze aan zijn zijde de zaal doorliep Ho ben moe; ik zou liever vlezen wals niet dansen, sprak zij koud. Eén ronde, Audry; dan zullen wij eens samen spreken, zei hij. sloeg den arm om haar heen en voerde haar in den kring van dansende patten. Na die ééne ronde wilde hij met haar in de oranjerie gaan zitten, maar hier was het haar veel te onvrij cn te benauwd. Ze wenk te hem dus naar de open deur en zei:' Neen, wij zullen naar huiten gaan. Zooals je wilt. Hij keek wat verrast en wierp haar een sjaal, die hij toevallig op een -toel zag liggen, over den hals en schouders en zwij gende liepen door dten hall naar hét ter ra-. Een lage balustrade liep daarom heen en Audry liet er den elleboog op rusten. Het was luidere maan cn vriezend weer. Het zilveren licht deed haar gedichtje nog céns zoo schoon uitkomen en met een over redend: Zeg, Audry, wilde hij haar hand vatten. Raak mij niet aan! zei ze gebiedend. Je hebt er zeker een, bedoeling mee, dat je hier gekomen bent. Wilde je geld heb ben?Geld is toch in den regel, dat er bij jou achterzit. Nu, dan kan je het krij gen. Zeg maar hoeveel en ontsla mij van je tegenwoordigheid! Je bent nu'toch wel wat al te vastbera den in het maken van je conclusies, Audry. Zooarts je daar zegt, «is geldgebrek wel een chronische kwaal bij mij, maar nu toch was liet niet de bedoeling, waarmee ik heden avond hier kwam. Dit was, en hij keek haar recht in het gelaat, om mijn vrouw oj) te eischen. Als hij verwacht had, dat hij haar had zien verbleeken, of een beroep op zijn wel willendheid had hooren doen, dan vergiste hij zich to^h Zij glimlachte koud cn hield fier het hoofdje op, met een blik vol ver- achtiing. Thurston, die moed voor de hoogste deugd hield, in man en vrouw, had haar nooit zoozeer bewonderd, als nu. toen ze hem openlijk uitdaagde. Je vrouw? Ik ben nooit je vrouw ge weest! Ik heb nooit geloofd, dat die ver klaring voor twee getnigen een wettig hu- wtflijk was. Om te beginnen was ik nog niet meerderjarig. Maar 0111 aan de onaan gename gevolgen van een dwaasheid tc ontgaan, ben ik bereid, je stilzwijgen te tc koopeit. Je hebt slechts je prijs tc noe men cn ik zal je dien geven. Als ook dc helft van je koninkrijk? Noen, dat niet. Maar ik wil je tien dui zend pond geven op voorwaarde, dat je nooit meer ecnig recht op mij zult laten gelden. Die som kan je au mij krijgen; méér ook niet. Thurston draaldeTien duizend pond! Dat was een groote som en hij kon heel wat geld gebruiken, want hij was te ruggekeerd uit Rhodesia, veel armer aan geld en aan krachtenfc Met tien duizend pond kon heel wat gedaan worden M'aar wat was zij mooi! Neen, hij gunde haar toch niet aan een ander. Hij wilde haar hebben en haar fortuin op den koop toe. En al- ik nu weiger je op te geven? Als ik je nu blijf opeischen als mijn vrouw? Wat dèn, Audry? Dan zou ik onmiddellijk mijn maatre gelen nemen, om het huwelijk van nul en geenerlei waarde verklaard te krijgen. Je vergeet, dat ik nu niet meer een arm meis je ben. zonder vrienden Je dut ft, Audry! Ik bewonder je moed, zei hij. Maar wat zal Sir Noel op dit alles zeggen? Zou hij wel een vrouw met een smet op haar naam tot dc zijne willen ma ken? Misschien niet; maar dit moet hij we ten. Als je niet zoo mooi was, Audry, dan zou ik geneigd zijn, je voorslag aan te ne men; maar geen man met een greintje ge voel zou je opgeven voor een som van tien duizend pondJe bent mijn vrouw. Ik heb je lief. zooals ik nooit vóór dien tijd een vrouw heb liefgehad en ik ben van plan, jc op tc eischen. Is dat je definitief antwoord? Ja- Hoor dan. naar wat ik je te zeggen heb. Of de wettelijke uitspraak nu al zal luiden, dat ik jc vrouw was, ik zweer jc, dat lik je geen oogenblik als mijn echtge noot zal erkennen. Ik zou mij eerder in dien vijver werpen. ze wees naar een water vlakte daar dichtbij, grillig beschenen door het tnaanlich.t dan dat ik jc vrouw zou, willen zijn. En nu heb ik niets verder te zeggen. Jc bent du- vrij. om tc doen, wat je wilt. Jc hebt al ééns mijn leven en mijn geluk verwoest. Doe het dan weer! Ik zou liever willen sterven, dan je eenige gunst ite vragen. Ze wendde zich van hem af en liep het terras over, zoodat hij niet anders kon doen, dan haar volgen. Zwijgende traden ze het huis binnen. Audry liep den hall door nut oogen, die onnatuurlijk schitterden. Noel ontmoette hen daar en keek bezorgd naar Audry. Wat zie jc bleek! Hoe onvoorzichtig ook, 0111 zóó naar buiten te gaan, in den kouden nacht. Ik zal dadelijk warme kot t'ie voor je hallen. VoOr het oogcn'blik zal ik u aan de zorgen van Sir Noel overlaten, zei Thur ston met onbeschaamde» lach, boog en ging. Noel keek hem na. Foei, wat een onbeschaamde kerel' Wat bedoelt hij met dat nadrukkelijk „voor het oogenblik"? Audry lachte helder op. Sla maar geen acht op wat hij zegt, Noel. Maar hij heeft gelijk, „voor het oogenblik" behooren wij elkaar. Laten wij du- van dit heden genieten. Wie weet, wat de dag van morgen brengt! Noel keek hoe langer hoe bezorgder naar haar, want hij kreeg zoo den indruk, dat haar vroolijkhcid geforceerd was. Toen hij haar naar het rijtuig geleidde, zei hij: Beloof mij, dat je morgen lang hlijft liggein zoodat je eens goed uitrust, kind. Wil jc morgenochtend aan het hek bij het bosch met mij samenkomen? vroeg /ij. Ik heb je iets tc zeggen. Op den ochtend kan ik niet. Audry Ik moet om elf uur in Hopcthorpe zijn, om er dc rechtzitting bij tc wonen. Die beide stroopers, die wij gisteren-avond gevat hebben, zullen terechtstaan. O, Noel! En een daarvan i- de zoon van Jim Calvert. is 't niet? (Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

De Soester | 1932 | | pagina 4